Nulmeting pilot natuurtechnisch bermbeheer

Vergelijkbare documenten
Transcriptie:

Nulmeting pilot natuurtechnisch bermbeheer Resultaten monitoring pilotbermen Gemeente Coevorden

COLOFON Nulmeting pilot natuur-technisch bermbeheer Resultaten monitoring pilotbermen OPDRACHTNEMER OPGESTELD DOOR VRIJGEGEVEN DOOR OPDRACHTGEVER BTL Advies B.V. Oude Apeldoornse weg 41 7333 NR Apeldoorn Postbus 177 7300 AD Apeldoorn T 055 312 40 70 E adviesapeldoorn@btl.nl Jeffrey Willems Saskia Wielenga Kasteel 1 7741 GC, Coevorden PROJECTNUMMER 725180058 STATUS DEFINITIEF VERSIE 1.0 DATUM 09-11-2018 2

INHOUD COLOFON 2 INHOUD 3 1 INLEIDING 4 2 METHODE 5 2.1 Opzet pilot 5 2.2 Methode Monitoring vegetatietypen 6 2.3 Uitvoering 2018 8 3 RESULTATEN 9 3.1 Vegetatie 9 4 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 11 4.1 Conclusie 11 4.2 Aanbevelingen 11 BIJLAGEN 12 Bijlage 1. Ligging transecten 12 Bijlage 2. Veldformulier 13 Bijlage 3. Ruwe data 2018 (los aangeleverd) 14 3

1 INLEIDING Aanleiding omvat de stad Coevorden en verschillende omliggende kernen. De gemeente beheert 390 hectare aan wegbermen in het buitengebied, waarvan het overgrote deel gelegen is in agrarisch gebied. Het grootste deel van deze bermen wordt geklepeld, waardoor de bermen veelal een soortenarm en eentonig karakter hebben. Een klein deel, geconcentreerd rond de grotere vaarten en kanalen, wordt ecologisch beheerd met een maai-zuigcombinatie waarbij het maaisel direct vanaf de bodem wordt opgezogen en afgevoerd. Het maai-zuigbeheer heeft voor- en nadelen als het gaat om biodiversiteit. Zo zorgt maaien met een maaizuigcombinatie voor enige verschraling van de bodem. Hierdoor groeit de zode niet geheel dicht met snelgroeiende grassen en krijgen bloeiende kruiden een kans om zich te vestigen. Dit heeft dus een positief effect op de biodiversiteit. Van de andere kant kunnen tezamen met het maaisel ook insecten en zaden van kruiden die reeds in de berm voorkomen worden opgezogen. Dit heeft een negatief effect op de biodiversiteit. Het klepelbeheer heeft vooral nadelen voor de biodiversiteit. Zo wordt met het klepelen de vegetatie gekneusd, waardoor plantensappen met voedingsstoffen terug de bodem in vloeien. Dit zorgt voor een verrijking van de bodem en daarmee een meer eentonige vegetatie met soorten die op voedselrijke bodems voorkomen. Bovendien hoopt het gekneusde maaisel op na verloop van tijd, hierdoor ontstaat een zeer dichte zode waar naast grassen vooral brandnetel en zuring te vinden is. heeft meermaals de wens uitgesproken om biodiversiteit te stimuleren door toepassing van natuur-technisch bermbeheer. Deze vorm van beheer stimuleert biodiversiteit in het buitengebied door gebruik van ecologische maaimethoden, terwijl rekening wordt gehouden met technische beheeraspecten en financiële haalbaarheid. Doelstelling pilot De gemeente wil voor het natuur-technisch maaibeheer samen met bewoners van de kernen in de gemeente een pilot opstarten. Doel van de pilot is tweeledig: Draagvlak creëren bij de bewoners en agrariërs in de gemeente voor een natuur-technisch bermbeheer Inzicht krijgen in de effecten van verschillende beheertypen en daaruit lering trekken voor een natuurtechnisch bermbeheer in de gehele gemeente De pilot moet in samenwerking met bewoners van de kernen tot stand komen. Vanuit een aantal kernen zijn er al initiatiefnemers voor de pilots. De initiatiefnemers zijn of worden betrokken bij het uitvoeren van het beheer en het monitoren van de biodiversiteit. Een deel van de pilots wordt uitgevoerd door plaatselijke belangen die hiervoor vrijwilligers inzetten. De rest van de pilots wordt door de gemeente Coevorden uitgevoerd. De resultaten moeten de komende jaren inzicht geven in de effecten en kosten van het natuur-technisch bermbeheer. Op basis hiervan kan op termijn worden bijgestuurd in het beheer. Leeswijzer In dit rapport staan de werkwijze, de resultaten van de nulmeting en aanbevelingen voor het vervolg van de monitoring beschreven. De methode, voorafgegaan door een beschrijving van de pilotlocaties en beheertypen, wordt beschreven in hoofdstuk 2. In hoofdstuk 3 worden de resultaten van de nulmeting en de verkennende insecteninventarisatie toegelicht. Deze resultaten en aanbevelingen voor de rest van de monitoring worden besproken in hoofdstuk 4. 4

2 METHODE 2.1 OPZET PILOT Voor de pilot is uitgegaan van drie beheertypen die meer ecologisch zijn dan het huidige klepel- en maaizuigbeheer. Verspreid over de gemeente, liggend rond de verschillende kernen, zijn bermen aangewezen die onderdeel zijn van de pilot. Elk van deze bermen heeft een van de drie beheertypen toegekend gekregen. Beheertypen Binnen de pilots worden 3 typen ecologisch bermbeheer getest. Twee van deze beheertypen kunnen geclassificeerd worden als ecologisch, namelijk hooilandbeheer en schraalgraslandbeheer. Bij deze vormen van beheer wordt de berm gemaaid met een cyclomaaier waarna het maaisel enkele dagen blijft liggen. Hierdoor kunnen insecten eruit kruipen en blijven zaden beter achter in de berm. Na deze droogperiode wordt het maaisel verzameld en afgevoerd. In voedselrijkere bermen met een hoge productiviteit wordt hooilandbeheer toegepast, waarbij de bermen tweemaal per jaar worden gemaaid. Bij schraalgraslandbeheer is dit slechts eenmaal, dit type beheer wordt dan ook alleen toegepast in schrale en daarmee laagproductieve bermen. Het derde beheertype is eco-maai-zuig beheer en bestaat uit maaibeheer met een maai-zuigcombinatie waarbij de maaier is uitgerust met een eco-maaikop. Bij deze maaikop wordt het maaisel niet direct van de bodem gezogen maar komt het eerst op een platform terecht. Hierdoor worden minder insecten en zaden uit de berm opgezogen dan bij een traditionele maai-zuigcombinatie, al blijft deze methode desalniettemin minder ecologisch verantwoord dan hooiland- of schraalgraslandbeheer. Bij elk van de drie beheermethoden blijft 10 tot 20% van de vegetatie staan. Bij elke maaibeurt een ander deel. Hiermee blijft er voor insecten, amfibieën en kleine zoogdieren schuilmogelijkheid aanwezig. Ligging pilotbermen De pilotbermen liggen rondom de kernen die zich hebben aangemeld voor de pilot namelijk Noord-Sleen, Zweeloo, Aalden, Meppen, Wezup, Gees, Benneveld, Dalerpeel en Dalen (Tabel 1). De pilots in Noord-Sleen, Wezup en Benneveld worden door vrijwilligers van de locale belangen uitgevoerd, de overige pilots door de gemeente. Tabel 1. Liggen van pilotbermen en het toegewezen beheertype. Locatie Beheertype Transectnummer Noord-Sleen Het Haantje A: Hooilandbeheer 5 Zuidmarsdijk De Hullen Groningerweg Het Haantje B: Schraalgraslandbeheer 8 7 C: Bijvriendelijk regulier beheer 9 6 Zweeloo Bennevelderstraat De Wheem Bennevelderstraat De Wheem De Wheem B: Schraalgraslandbeheer 17 11 C: Bijvriendelijk regulier beheer 18 10 12 Aalden-Meppen Pennebrinksweg Koemarsendijk Bolhoornsdijk B: Schraalgraslandbeheer 21 23 22 5

Molenweg Westermarsendijk Koemarsendijk C: Bijvriendelijk regulier beheer 19 20 24 Wezup Aeldertipweg A: Hooilandbeheer 4 Koestukkenweg B: Schraalgraslandbeheer 1 Koestukkenweg Koestukkenweg C: Bijvriendelijk regulier beheer 2 3 Gees Kruisakkerweg B: Schraalgraslandbeheer 26 Plagmadijk B: Schraalgraslandbeheer 25 Benneveld Haarmaatsdijk A: Hooilandbeheer 13 Bennevelderstraat Haarmaatsdijk Koelakkersdijk B: Schraalgraslandbeheer 16 14 15 Dalerpeel Splitting A: Hooilandbeheer 30 Wittenweg C: Bijvriendelijk regulier beheer 29 Dalen Molenakkers B: Schraalgraslandbeheer 27 Oude Coevorderweg C: Bijvriendelijk regulier beheer 28 Alle pilotbermen zijn toegankelijk en relatief veilig te betreden, omdat ze aan rustige wegen liggen. Alleen de bermen langs de Wheem en Bennevelderstraat liggen aan een drukkere weg. Deze bermen kunnen veelal vanaf het naastgelegen fietspad worden bekeken. Dit maakt ze geschikt voor meerjarige monitoring door vrijwilligers. 2.2 METHODE MONITORING VEGETATIETYPEN Om inzicht te krijgen in het effect van de verschillende beheertypen op de vegetatieontwikkeling wordt een langjarige monitoring opgezet waarbij minimaal jaarlijks vegetatieopnamen worden uitgevoerd in de berm. Deze monitoring heeft een looptijd van minimaal 5 jaar, waarna de effecten van de beheermethoden kan worden geëvalueerd. De monitoring wordt uitgevoerd door een gespecialiseerde ecoloog van BTL Advies, bijgestaan door vrijwilligers van een aantal dorpskernen. Om te waarborgen dat de vrijwilligers over voldoende plantkennis beschikken krijgen zij een cursus aangeboden van Landschapsbeheer Drenthe. Daarnaast begeleid BTL Advies de vrijwilligers in de eerste fase van de monitoring en heeft een ecoloog van BTL Advies de nulmeting uitgevoerd. Ook is in een aantal bermen een verkennende inventarisatie van insecten uitgevoerd om te testen of de (functionele) diversiteit van insecten geïntegreerd kan worden in de langjarige monitoring. De resultaten hiervan zijn niet in het rapport meegenomen. De opgedane kennis vormt echter de basis voor een inventarisatie van insecten die wordt geïntegreerd in de langjarige monitoring. Hierdoor zal een meer gedetailleerd beeld ontstaan van het effect van de verschillende beheertypen op de biodiversiteit. 6

Vegetatieopname Binnen de pilotbermen zijn 30 transecten op een representatieve locatie geselecteerd (Bijlage 1). De gebruikte methode van inventariseren is gebaseerd op de methode gebruikt in het project Mijn Berm Bloeit van FLORON en De Vlinderstichting. Deze methode gaat uit van herkenning van nectarplanten (bloeiende kruiden en struiken), wat herkenning relatief eenvoudig maakt. Bovendien zijn enkele soortgroepen, zoals gele schermbloemigen, samengevoegd tot 1 categorie. De methode is daarom relatief laagdrempelig zodat vrijwilligers er voldoende mee overweg kunnen. Door de inventarisatie jaarlijks op hetzelfde transect uit te voeren kan het effect van de verschillende maaimethoden worden gevolgd. Binnen de vastgelegde transecten is om de 10 meter stilgestaan, waarna alle nectarplanten die binnen een meter van dat punt (dus een cirkel met een diameter van 2 m) zijn geregistreerd op het invulformulier (Bijlage 2). Ook soorten die op dat moment niet in bloei stonden zijn meegenomen. Op deze manier ontstaan binnen elk transect 10 meetpunten zoals hieronder geschetst (Figuur 1). Transect 100m 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Transect 100m Figuur 1. Schematische weergave van het transect en de punten waarbinnen vegetatie wordt opgenomen. Het invulformulier voor de inventarisatie is gebaseerd op het formulier van FLORON en De Vlinderstichting. Door enkele planten samen te voegen, en door toevoeging van enkele soorten die veel voorkomen in de wegbermen van Coevorden, is het formulier praktisch bruikbaar voor de vrijwilligers. Verwerking resultaten vegetatieopnamen Om de ecologische kwaliteit van een transect, en daarmee van een wegberm, te kunnen beoordelen is gekozen om een diversiteitsindex te hanteren. Deze index wordt berekend door het aantal waargenomen soorten/soortgroepen te vermenigvuldigen met het totaalaantal aangevinkte hokjes. Voor een voorbeeld zie tabel 2. Tabel 2. Voorbeeld van de berekening van een diversiteitsindex van de vegetatie. Soort Aantal hokjes Soort Aantal hokjes Zandblauwtje 0 Jacobskruiskruid 7 Andere gele composieten 5 Knoopkruid/korenbloem 0 Boerenwormkruid 9 Koninginnekruid 0 Boterbloem 0 Pinksterbloem 0 Braam 0 Rode/witte klaver 0 Distels 0 Rolklaver 0 Duizendblad 7 Struikhei 0 Gewone berenklauw 0 Wikke 0 Gewone margriet/kamille/ganzenbloem 0 Wilgenroosje 0 Paardenbloem 1 Dovenetel 0 Smeerwortel 0 Vlasbekje 4 Guldenroede 0 Andere witte schermbloemigen 0 Hondsdraf 0 Aantal soort(groep)en: 6 Aantal hokjes: 33 Diversiteitsindex: 198 7

2.3 UITVOERING 2018 Het grootste deel van de nulmeting is uitgevoerd op 25 en 26 juli 2018. Op dat moment waren een aantal bermen echter kort geleden gemaaid of extreem droog wat de resultaten van de meting mogelijk zou hebben beïnvloed. De bermen waar dit het geval was, zijn op 4 september alsnog geïnventariseerd. Tabel 3. Datum van inventarisatie per berm. Datum Transectnummer Straatnaam Kern 25-07- 2018 1 Koestukkenweg Wezup 2 Koestukkenweg Wezup 5 Het haantje Noord-Sleen 6 Het haantje Noord-Sleen 7 De Hullen Noord-Sleen 8 Zuidmarsweg Noord-Sleen 10 De Wheem Zweeloo 11 De Wheem Zweeloo 12 De Wheem Zweeloo 13 Haarmaatsdijk Benneveld 14 Haarmaatsdijk Benneveld 26-07- 2018 16 Bennevelderstraat Benneveld 17 Bennevelderstraat Zweeloo 18 Bennevelderstraat Zweeloo 20 Westermarsdijk Aalden 22 Bolhoornsdijk Meppen 23 Koemarsendijk Meppen 24 Koemarsendijk Meppen 25 Plagmadijk Gees 27 Molenakkers Dalen 28 Oude Coevorderweg Dalen 29 Wittenweg Dalerpeel 04-09- 2018 3 Koestukkenweg Wezup 4 Aaldertipweg Wezup 9 Groningerweg Noord-Sleen 15 Koelakkkersdijk Benneveld 19 Molenwijk Aalden 21 Pennebrinksdijk Meppen 26 Kruisakkerweg Gees 30 Splitting Dalerpeel 8

1 Koestukkenweg 2 Koestukkenweg 3 Koestukkenweg 4 Aaldertipweg 5 Het haantje 6 Het haantje 7 De Hullen 8 Zuidmarsweg 9 Groningerweg 10 De Wheem 11 De Wheem 12 De Wheem 17 Bennevelderstraat 18 Bennevelderstraat 13 Haarmaatsdijk 14 Haarmaatsdijk 15 Koelakkkersdijk 16 Bennevelderstraat 19 Molenwijk 20 Westermarsdijk 21 Pennebrinksdijk 22 Bolhoornsdijk 23 Koemarsendijk 24 Koemarsendijk 25 Plagmadijk 26 Kruisakkerweg 27 Molenakkers 28 Oude Coevorderweg 29 Wittenweg 30 Splitting Diversiteitsindex 3 RESULTATEN 3.1 VEGETATIE Na analyse van de data bleek de diversiteit sterk te verschillen per berm (Fig.2), dit komt overeen met het beeld dat tijdens de inventarisatie ontstond. Transect 22, gelegen in de berm van de Bolhoornsdijk in Meppen heeft veruit de hoogste score op de diversiteitsindex. Dit betekent dat de diversiteit hier ten opzichte van de andere bermen hoger is. Transect 27, gelegen in de berm langs Molenakkers in Dalen heeft de laagste score. Andere bermen die weinig divers zijn, zijn Het Haantje en Zuidmarsweg te Sleen, een stukje van De Wheem bij Zweeloo, Pennebrinksdijk te Meppen en Molenakkers te Dalen. Als wordt gekeken naar de kernen, valt het op dat de bermen rondom Noord-Sleen, Dalen, Dalerpeel en Aalden het minst divers zijn, terwijl rond Meppen en in mindere mate ook Benneveld, Wezup en Gees veel diverser zijn. 600 500 400 300 200 100 0 Straat Figuur 2. Diversiteitsindex van de vegetatie per straat, geclusterd per kern (rood = Wezup, geel = Noord-Sleen, oranje = Zweeloo, groen = Benneveld, paars = Aalden, blauw = Meppen, grijs = Gees, roze = Dalen, zwart = Dalerpeel). Wanneer de diversiteitsindex wordt geclusterd per beheertype is te zien dat de verschillen binnen de toegewezen beheertypen groot zijn (Fig 3.). Schraalgraslandbeheer, bijvoorbeeld, wordt toegepast in de meest diverse berm (Bolhoornsedijk) en de minst diverse berm (Molenakkers). 9

Aantal 1 Koestukkenweg 2 Koestukkenweg 3 Koestukkenweg 4 Aaldertipweg 5 Het haantje 6 Het haantje 7 De Hullen 8 Zuidmarsweg 9 Groningerweg 10 De Wheem 11 De Wheem 12 De Wheem 17 Bennevelderstraat 18 Bennevelderstraat 13 Haarmaatsdijk 14 Haarmaatsdijk 15 Koelakkkersdijk 16 Bennevelderstraat 19 Molenwijk 20 Westermarsdijk 21 Pennebrinksdijk 22 Bolhoornsdijk 23 Koemarsendijk 24 Koemarsendijk 25 Plagmadijk 26 Kruisakkerweg 27 Molenakkers 28 Oude Coevorderweg 29 Wittenweg 30 Splitting Diversiteitsindex 600 500 400 300 200 100 0 Straat Figuur 3. Diversiteitsindex van de vegetatie per straat geclusterd per beheertype (groen = hooilandbeheer, oranje = schraalgraslandbeheer, rood = bijvriendelijk regulier beheer). De soortgroep andere gele composieten en duizendblad zijn het meest frequent waargenomen in de transecten (Fig. 4). Ook paardenbloem en rode/witte klaver zijn redelijk vaak waargenomen. Een aantal soorten, waaronder zandblauwtje, struikhei, pinksterbloem en Koninginnekruid zijn vooralsnog niet waargenomen. 140 120 100 80 60 40 20 0 Soort/soortgroep Figuur 4. Overzicht van het aantal waarnemingen per plantensoort. 10

4 CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN 4.1 CONCLUSIE De resultaten van de nulmeting zijn een interessant begin van de langjarige monitoring. De huidige ecologische kwaliteit van de wegbermen is zeer divers. Ook wanneer de wegbermen worden geclusterd op basis van toegewezen beheertype blijven de verschillen binnen de clusters groot. Dit is positief omdat de resultaten hierdoor aan het eind van de monitoring betrouwbaarder geëxtrapoleerd kunnen worden naar de rest van de wegbermen binnen te gemeente. Wanneer wordt gekeken naar de vegetatiescore per transect valt direct op dat de twee transecten die zijn ingezaaid, aan de Haarmaatsdijk en de Bennevelderstraat erg hoog scoren. Het zaadmengsel dat in deze bermen is gebruikt bestaat hoofdzakelijk uit eenjarige akkeronkruiden. Deze soorten bloeien bijzonder uitbundig in de eerste jaren na inzaaien en trekken daardoor veel bestuivende insecten aan. Na verloop van tijd zal de bloemrijkdom afnemen als de grond niet frequent verstoord wordt, hier dient rekening mee gehouden te worden bij de interpretatie van de resultaten van deze transecten. Een aantal soorten planten, of soortgroepen van planten, is zeer frequent waargenomen, terwijl anderen tot nu toe afwezig waren. Soorten als pinksterbloem bloeien vroeg in het jaar, later in het seizoen wordt deze soort al snel over het hoofd gezien omdat het maar een klein plantje is en zich onder de overige vegetatie bevindt. Bovendien groeit deze soort, evenals andere afwezige soorten, zoals Koninginnekruid of guldenroede over het algemeen op een redelijk vochtige groeiplaats. Deze soorten worden dan ook niet verwacht in de meeste bermen. De brede bermen langs Splitting in Dalerpeel en de Aaldertipweg in Wezup vormen echter wel mogelijk geschikt habitat. Planten als struikheide en zandblauwtje zijn vooralsnog ook niet waargenomen. Deze soorten worden vooral aangetroffen op schrale en/of kale zandgronden. De meeste bermen hebben een dichte zode door jarenlang klepelen en zijn onvoldoende toegankelijk voor deze soorten. Wanneer de zode echter een minder dicht karakter krijgt door het aangepast maaibeheer is het mogelijk dat deze soorten zich toch gaan vestigen in een aantal bermen. 4.2 AANBEVELINGEN Op basis van de nulmeting zijn een aantal vervolgstappen en aandachtspunten bepaald: De inventarisatie wordt twee keer per jaar uitgevoerd om een beter inzicht in vegetatieontwikkeling te krijgen. De eerste inventarisatieronde vindt plaats in de periode mei/juni, de tweede ronde in juli/augustus. Het inventarisatiemoment wordt afgestemd met de beheerder. Wanneer een berm pas gemaaid is kan een vegetatieopname bijzonder lastig zijn. Vooralsnog zijn de vrijwilligers voornemens om de vegetatie in hele wegbermen te inventariseren, in plaats van alleen de tien meetpunten van een transect. Op deze manier wordt veel informatie verkregen over de aanwezige soorten in de berm. De analyse en interpretatie van de data kan hierdoor echter lastiger worden. Zo worden de transecten vele malen langer aangezien een aantal bermen enkele kilometers lang zijn. Hierdoor neemt ook de kans op verstoring van het meetpunt toe, door bijvoorbeeld lokale werkzaamheden in de berm, waardoor de resultaten beïnvloed kunnen worden. De resultaten van deze inventarisaties zullen dan ook niet de basis vormen voor de langjarige monitoring maar gebruikt worden als (zeer waardevolle) aanvullende informatie. De inventarisaties van vegetatie voor de langjarige monitoring worden uitgevoerd door BTL Advies volgens de methode gebruikt tijdens de nulmeting. Indien vrijwilligers van een aantal kernen alsnog deze methode gaan volgen zal een ecoloog van BTL Advies (indien nodig) begeleiding bieden en coördinatie verzorgen. Om ook een effect van beheertype op fauna, vooral insecten en andere geleedpotigen, te kunnen meten, wordt de monitoring uitgebreid met een inventarisatie van insecten. Deze inventarisatie zal één keer per jaar plaatsvinden. De exacte werkwijze wordt afgestemd met gemeente Coevorden. 11

BIJLAGEN BIJLAGE 1. LIGGING TRANSECTEN Transectnr. Straat Kern Zijde Beheer Transect begin Transect eind 1 Koestukkenweg Wezup Noord B 52.812470, 6.708334 52.812898, 6.706896 2 Koestukkenweg Wezup Zuid C 52.812898, 6.706896 52.812470, 6.708334 3 Koestukkenweg Wezup Oost C 52.817601, 6.697192 52.816878, 6.698071 4 Aaldertipweg Wezup Oost A 52.806965, 6.702315 52.807400, 6.701015 5 Het haantje Noord-Sleen Zuid A 52.799109, 6.797302 52.798761, 6.798670 6 Het haantje Noord-Sleen Noord C 52.798920, 6.798762 52.799290, 6.797399 7 De Hullen Noord-Sleen West B 52.799965, 6.838335 52.800811, 6.838925 8 Zuidmarsweg Noord-Sleen Noord B 52.791548, 6.823583 52.791314, 6.824924 9 Groningerweg Noord-Sleen Oost C 52.785435, 6.791745 52.784610, 6.792333 10 De Wheem Zweeloo Noord C 52.794841, 6.743882 52.795128, 6.745236 11 De Wheem Zweeloo Midden B 52.795023, 6.745327 52.794758, 6.743908 12 De Wheem Zweeloo Zuid C 52.794712, 6.743943 52.794979, 6.745350 13 Haarmaatsdijk Benneveld West A 52.784421, 6.761201 52.783733, 6.762188 14 Haarmaatsdijk Benneveld Zuid B 52.775728, 6.753106 52.775851, 6.754555 15 Koelakkkersdijk Benneveld Zuid B 52.783325, 6.748933 52.783532, 6.750360 16 Bennevelderstraat Benneveld West B 52.780829, 6.739387 52.781470, 6.738357 17 Bennevelderstraat Zweeloo Midden B 52.786543, 6.732799 52.785797, 6.733711 18 Bennevelderstraat Zweeloo West C 52.785764, 6.733641 52.786481, 6.732746 19 Molenwijk Aalden Noord C 52.787976, 6.713754 52.788043, 6.712268 20 Westermarsdijk Aalden Oost C 52.782840, 6.714723 52.781977, 6.714851 21 Pennebrinksdijk Meppen Oost B 52.779143, 6.696304 52.778307, 6.695838 22 Bolhoornsdijk Meppen Oost B 52.771774, 6.678851 52.770875, 6.678760 23 Koemarsendijk Meppen Noord B 52.773793, 6.674634 52.773368, 6.673358 24 Koemarsendijk Meppen Oost C 52.768091, 6.665349 52.767287, 6.666000 25 Plagmadijk Gees Zuid C 52.739308, 6.665870 52.738723, 6.664748 26 Kruisakkerweg Gees West B 52.744024, 6.693848 52.743320, 6.694647 27 Molenakkers Dalen West B 52.694327, 6.747632 52.693447, 6.748061 28 Oude Coevorderweg Dalen West C 52.683221, 6.754485 52.684109, 6.754142 29 Wittenweg Dalerpeel West C 52.698090, 6.681722 52.698909, 6.680928 30 Splitting Dalerpeel Oost A 52.691134, 6.630359 52.690287, 6.630852 12

BIJLAGE 2. VELDFORMULIER Naam: Datum: Opmerkingen: Transect: Vakjes aangevinkt: Meetpunt> 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Zandblauwtje Andere gele composieten Boerenwormkruid Boterbloem Braam Distels Duizendblad Gewone berenklauw Gewone margriet/kamille/ganzenbloem Paardenbloem Smeerwortel Guldenroede Hondsdraf Jacobskruiskruid Knoopkruid/korenbloem Koninginnekruid Pinksterbloem Rode/witte klaver Rolklaver Struikhei Wikke Wilgenroosje Dovenetel Vlasbekje Andere witte schermbloemigen Score wordt verkregen door het totaal aantal aangevinkte vakjes te vermenigvuldigen met het aantal ingevulde soorten. Totaal aantal vakjes aangevinkt: Aantal soorten ingevuld: Score: 13

BIJLAGE 3. RUWE DATA 2018 (LOS AANGELEVERD) 14