de naamloze vennootschap AEGON SPAARKAS N.V. (voorheen Spaarbeleg Kas N.V.), statutair gevestigd te 's-gravenhage; hierna te noemen: AEGON;

Vergelijkbare documenten
AEGON Spaarkas N.V, gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: Aangeslotene.

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem Rolzitting van 9 november 2010 Rolnr.: AKTE UITLATING PRODUCTIES.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

2. Feiten Begripsomschrijvingen spaarsaldo Kosten Vaststelling van het spaarsaldo

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM Nevenzittingsplaats Arnhem. Sector civiel recht

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.P. van Strien, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Consument 1 en Consument 2 hierna ook tezamen te noemen: Consumenten,

Bewijslast misleiding in Koersplanzaak ligt nu bij Spaarbeleg

Essentie. Samenvatting. Partij(en)

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

: Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Rotterdam, verder te noemen Verzekeraar

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V., handelend onder de naam Centraal Beheer Achmea, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Verzekeraar.

Aanvulling op het rapport. De rendementen van Koersplan getoetst

Bij de beoordeling van de klacht gaat de Commissie uit van de volgende niet betwiste feiten.

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Monuta Verzekeringen N.V, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen: Aangeslotene,

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Rechtbank te Utrecht Zitting: 30 januari 2007 Rolnummer: HA ZA 05/2186

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L.Hendrikse, voorzitter en mr. M.B.Beunders, secretaris)

Mr. A.P. Kranenburg *1 KUSSENGEVECHT BIJ HET KIFID

1. de stichting STICHTING KOERSPLANDEWEGKWIJT, statutair gevestigd te Eindhoven, hierna gezamenlijk en in enkelvoud tevens te noemen: eisers

Goudse Levensverzekeringen N.V., gevestigd te Gouda, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

t Twaalfuurtje van deze week 4 maart 2015

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 3 juni 2014 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

prof. mr. F.R. Salomons (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. A. Rutten-Roos en mr. FP. Peijster.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 26 juni 2015 (prof. mr. M.L. Hendrikse en mr. R.A.F. Coenraad, secretaris)

Wegwijzer PremieSpaarPlan met een ingangsdatum tussen 1 januari 1992 en 1 januari 1995

Wegwijzer KoersPlan met een ingangsdatum tussen 1 januari 1991 en 1 januari 1996

Samenvatting. 1. Procedure

Wegwijzer KoersPlan met een ingangsdatum vóór 1 januari 1991

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

-2- d. wanneer het object gewoonlijk buiten Nederland wordt gebruikt.

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist MSc, secretaris)

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

1.3 Tussenpersoon heeft het beroep bestreden bij een op 13 juli 2012 bij de Beroepscommissie binnengekomen verweerschrift.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Goudse Levensverzekeringen N.V, gevestigd te Gouda, hierna te noemen: Aangeslotene.

: ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en o) basis van de volgende stuhhen:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procedure

De Commissie stelt vast dat partijen haar advies als bindend zullen aanvaarden.

ECLI:NL:GHAMS:2008:BG6664 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

: London General Insurance Cy. Ltd, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Verzekeraar

de naamloze vennootschap LeasePlan Corporation N.V. gevestigd te Almere, hierna te noemen Aangeslotene.

: Hypocompleet B.V., gevestigd te Amstelveen, verder te noemen de Adviseur

Samenvatting. Consument, tegen

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de Bank. UMG Verzekeringen B.V., gevestigd te Utrecht, hierna te noemen de Adviseur.

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

Wegwijzer VermogensPlan met een ingangsdatum vóór 1 januari 1991

Regeling voor klanten met een beleggingsverzekering

Samenvatting. 1. Procedure

ASR Levensverzekering N.V., gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

Meer informatie over de Compensatieregeling ASR Nederland

Samenvatting. 1. Procedure

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

Wat KUNT U. Een duidelijk verhaal over uw beleggingsverzekering 5. informatie voor particulieren

1. Procedure. 2. Feiten

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap Achmea Pensioen- en Levensverzekering N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Transcriptie:

Gerechtshof Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem Rolzitting van 6 juli 2010 Rolnr.: 200.043.825 MEMORIE VAN ANTWOORD Inzake: de stichting STICHTING KOERSPLANDEWEGKWIJT, statutair gevestigd te Eindhoven; hierna te noemen: de Stichting; geïntimeerde, advocaat: prof. dr. E. Lugens tegen: de naamloze vennootschap AEGON SPAARKAS N.V. (voorheen Spaarbeleg Kas N.V.), statutair gevestigd te 's-gravenhage; hierna te noemen: AEGON; appellante, procesadvocaat: mr. W.H. van Baren advocaten: mr. W.H. van Baren en mr. B.W.G. van der Velden Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 1

De Stichting zegt voor antwoord het volgende: I O. KERN VAN HET STANDPUNT VAN DE STICHTING 0.1. Partijen hebben in dit geschil (in eerste aanleg) veel argumenten en stukken geproduceerd. Er is door appellante, hierna aangeduid als AEGON, thans een - zeer - lijvige memorie van grieven neergelegd. 0.2. De problematiek waar het om gaat naar de kern teruggebracht is echter betrekkelijk eenvoudig. Door de veelheid van stukken en argumenten wordt getracht het ondoorzichtiger te maken dan het is. 0.3. Die kern omvat twee standpunten van de Stichting: I) Er IS geen contractuele grondslag voor de in rekening gebrachte premie overlijdensrisicoverzekering; 2) Er is sprake van misleiding doordat in met name in de brochures een misleidende voorstelling van zaken is gegeven omtrent bereikbare eindkapitalen. 0.4. De Stichting (resp. de belanghebbenden waarvoor Stichting Koersplandewegkwijt opkomt) krijgen hierdoor aan uitkering uit de Koersplan overeenkomsten niet wat zij konden en mochten verwachten en ondervinden (daardoor) schade. 0.5. AEGON betwist beide zojuist genoemde standpunten van de Stichting maar heeft geen van beide punten afdoende kunnen weerleggen. 0.6. AEGON beroept zich op wat zij "indirecte transparantie" noemt, hetgeen feitelijk echter betekent dat AEGON vindt dat zij geen informatie had hoeven te geven. 0.7. AEGON beroept zich bij grieven uitgebreid op een "maatschappelijk debat" en op door anderen (dan de Stichting) gesloten akkoorden over beleggingsverzekeringen (woekerpolissen),. Een maatschappelijk debat is gevoerd met slechts enkele partijen, niet de Stichting, dat debat doet niet af aan de standpunten van de Stichting in deze procedure, dat debat heeft niet geleid tot maatschappelijk draagvlak voor de standpunten die AEGON inneemt en daarbij hebben die door AEGON gestelde gesloten akkoorden voor de Stichting geen (feitelijke of juridische) relevantie of binding nu deze akkoorden niet met de Stichting zijn gesloten. Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 2

INDELING van de memorie van antwoord 1. Inleiding 2. Kernmerken Koersplan en hetgeen deelnemers mochten verwachten 3. De hetekenis van overlijdensdekking en overlijdensrisicopremie 4. De misleidende voorstelling van zaken 5. Het maatschappelijk debat en de woekerpolisakkoorden 6. Nadere weerlegging grieven overlijdensrisicoverzekering 7. Nadere weerlegging grieven maatschappelijk debat 8. Collectieve actie en ontvankelijkheid Stichting 9. Inhond overeenkomsten 10. Overige pnnten 11. Formnlering eigen vorderingen Stichting 12. Conclnsie Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit 3

1. Inleiding 1.1. Dit geschil betreft het product Koersplan. Koersplan is een beleggingsverzekering in de vonn van een spaarkasovereenkomst die destijds werd aangeboden door Spaarbeleg Kas N.V. De verplichtingen uit hoofde van de spaarkasovereenkomst zijn overgegaan op AEGON (de Stichting zal voor het gemak telkens over AEGON spreken, ook wanneer hiennee de handelingen en gedragingen van destijds Spaarbeleg Kas N.V. zijn bedoeld). 1.2. De procedure betreft de spaarkasovereenkomsten die zijn tot stand gekomen in de jaren 1989 tot en met 1998. 1.3. De Stichting, Boosten, Hoogeveen en Massen-ten Brinke hebben het geschil bij dagvaarding van 14 oktober 2005 aanhangig gemaakt bij de rechtbank Utrecht. Het geschil is in die dagvaarding in eerste aanleg duidelijk omschreven en afgebakend. Het ging en gaat in hoger beroep om twee punten (zie onder meer par. 5 dagvaarding in eerste aanleg): I) Misleiding in de brochures (die mede grondslag waren voor het sluiten van de spaarkasovereenkomsten) over de mogelijke (netto)rendementen; 2) Misleiding over, althans het niet overeengekomen zijn (zie onder meer par. 162 dagvaarding in eerste aanleg) van de premie overlijdensrisicoverzekering, zoals AEGON die in rekening heeft gebracht. 1.4. Het geschil heeft derhalve een andere inzet dat de producten die bekend zijn geworden onder de naam "woekerpolis". Bij de woekerpolis gaat het om - veelal buitensporige - kostenonttrekkingen die of niet zijn overeengekomen of als maatschappelijk niet aanvaardbaar worden aangemerkt. Bij Koersplan gaat het om misleiding bij het aangaan van de overeenkomst en het ontbreken van een (contractuele) grondslag voor het in rekening brengen van een/de overlijdensrisicopremie. Reeds daarom merkt de Stichting nu al op, hebben de zogenaamde woekerpolisakkoorden geen relevantie voor Koersplan. Overigens merkt de Stichting hierbij wellicht ten overvloede op dat haar bezwaren zich in zoverre ook richten tegen de kosten, voor zover als onderdeel Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 4

van de overlijdensrisicopremie door AEGON ten onrechte ook kosten in rekening zijn gebracht (zie par. 6.6 van de memorie van grieven in het geding tussen partijen onder rolnr. 200.047.090). 1.5. De rechtbank Utrecht heeft na tussenvonnissen van 6 juni 2007 en 6 augustus 2008, een wijziging van eis, bewijsleveringen en diverse stukkenwisselingen, op 13 mei 2009 een eindvonnis gewezen. 1.6. Zowel de Stichting als AEGON hebben hoger beroep ingesteld bij Uw Gerechtshof. Het geschil betreffende het door de Stichting ingestelde hoger beroep loopt bij het Gerechtshof onder nr. 200.047.090. In dat geding heeft de Stichting op 30 maart 2010 de memorie van grieven ingediend. 1.7. In het geding betreffende het door AEGON ingestelde beroep heeft AEGON op 30 maart 2010 de memorie van grieven ingediend. 1.8. In het eindvonnis van 13 mei 2009 zijn geïntimeerden op een aantal centrale punten in het gelijk gesteld doordat de rechtbank: heeft beslist dat geen wilsovereenstemming bestond ten aanzien van de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering ten aanzien van de Koersplanovereenkomsten gesloten in de jaren 1991 tot en met 1998; voor recht heeft verklaard dat de poliswaarde in de Koersplanovereenkomsten uit die jaren herberekend dient te worden door de in rekening gebrachte premie te vermenigvuldigen met een factor 1,66/11,19; heeft bepaald dat de in de jaren 1991 tot en met 1998 aangevangen Koersplanovereenkomsten aldus nagekomen moeten worden. 1.9. Op een aantal andere belangrijke onderdelen zijn de vorderingen van de Stichting c.s. afgewezen, zodat de Stichting en andere oorspronkelijke eisers daartegen hebben gegriefd, conform de memorie van grieven voornoemd, met name ten aanzien van [zie par. 2.1 van genoemde memorie van grieven, hieronder geciteerd]: Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 5

A. afwijzing van de vordering van Massen-ten Brinke, blijkens rov. 5.33, 5.34 en 5.35 en 5.44 van het vonnis van 6 juni 2007 en rov. 2.3 vonnis 13 mei 2009, alsmede het dictum daarvan; B. afwijzing van de vorderingen van Boosten en Hoogeveen, blijkens rov. 2.3 van het vonnis van 13 mei 2009 en het dictum daarvan; C. afwijzing van de vordering van de Stichting over de jaren 1989 en 1990, blijkens rov. 3.3 en 3.4, alsmede 3.30 van het vonnis van 13 mei 2009; D. afwijzing van het standpunt van appellanten gezamenlijk dat de premie overlijdensrisicoverzekering bepaald dient te worden exclusief kostenopslagen die onderdeel uitmaken van de premie, zie het vonnis van 13 mei 2009, rov. 3.26 en 3.27. In zoverre ook heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de vorderingen niet zien op kosten als zodanig, aldus rov. 3.16 van het vonnis van 13 mei 2009; E. afwijzing van de vordering ter zaken van misleiding, vonnis van 13 mei 2009, rov.3.38; F. afwijzing van de vordering ter zake van buitengerechtelijke kosten, blijkens rov. 3.39 van het vonnis van 13 mei 2009. 1.1 O. Deze onderwerpen spelen uiteraard ook in relatie tot het door AEGON ingestelde hoger beroep een rol en beide procedures hangen dan ook nauw met elkaar samen. De door de Stichting c.s. aangevoerde grieven en daarvan genoemde argumenten en toelichting wenst de Stichting mede als onderdeel van het onderhavige geding (betreffende het door AEGON ingestelde beroep) aangemerkt te zien, zodat zonder dat integrale herhaling nodig is, die grieven, argumenten en toelichting als onderdeel van en ingebracht in het onderhavige geding aangemerkt zullen worden en bijgevolg bij de beoordeling zullen worden betrokken. 1.11. Wat betreft de vorderingen wil de Stichting hier voorts herhaald en ingelast beschouwen de formulering van de vorderingen als opgenomen in de memorie van grieven in de het geding met rolnr. 200.047.090. 1.12. Wat betreft voorts de procesbevoegdheid van Stichting Koersplandewegkwijt zij hier verder al vermeld dat sedert het uitbrengen van de dagvaarding in eerste aanleg de statuten van Stichting Koersplandewegkwijt zijn gewijzigd. De gewijzigde statuten worden hierbij overgelegd als productie G.l. Op basis van deze statuten kan er geen Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 6

misverstand over bestaan dat Stichting Koersplandewegkwijt bevoegd is de vordering in te stellen zoals zij heeft gedaan en thans in hoger beroep doet. Hier wordt nog op terug gekomen bij de bespreking van Grief I van AEGON inzake de vermeende niet ontvankelijkheid van de Stichting. 2. Kernmerken Koersplan en hetgeen deelnemers mochten verwachten 2.1. Koersplan is een vorm van sparen in een beleggingsproduct, zie par. 6 dagvaarding in eerste aanleg. 2.2. Koersplan is verkocht aan deelnemers met de slogan "Een hoog rendement maken" (onder meer brochures overgelegd als productie 3 en 4 dagvaarding eerste aanleg). Het is gepresenteerd als de "unieke spaarformule" (onder meer brochure overgelegd als productie 6 dagvaarding in eerste aanleg). 2.3. AEGON schetst in par. 3 van de grieven een algemeen beeld waarom mensen in het algemeen beleggingsverzekeringen zouden hebben gekocht. Kern-elementen daarbij zijn: verwacht hoog rendement en belastingvoordeel. Het zijn ook die punten waarmee AEGON - blijkens de brochures - Koersplan heeft aangeprezen. In de brochures wordt bij "Nog even de voordelen van Koersplan puntsgewijs" als eerste twee genoemd: o o een hoog rendement en volledig belastingvrij sparen. Ook voor Koersplan-deelnemers zullen dit dus belangrijke triggers zijn geweest. Bij dat hoge rendement hebben de deelnemers voor hun "aankoopbeslissing" zich daarbij natuurlijk mede laten leiden door de verwachtingen omtrent eindkapitalen die zijn gepresenteerd. Daarin blijken deelnemers echter door AEGON misleid te zijn. Bovendien bleek een geringer deel van de prijs (inleg) voor het "sparen" (beleggen) gebruikt te worden dan de deelnemer mocht verwachten, want er bleek een (hoge) premie overlijdensrisicoverzekering afgetrokken te worden zonder daaraan ten grondslag liggende overeenkomst (over de premie als zodanig en/of over de hoogte daarvan). Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit 7

2.4. De vorderingen van de Stichting hebben ook geen betrekking op de tegenvallende resultaten op aandelen beleggingen. AEGON lijkt dat te suggereren door daar in par. 3.18 e.v. van de grieven uitgebreid op in te gaan en dan een koppeling daarmee en met het maatschappelijk debat over en oplossingen voor de woekerpolissen te leggen. In 3.30 grieven stelt AEGON met zoveel woorden dat de Koersplan-klant teleurgesteld is vanwege de tegenvallende beleggingsresultaten. Daar heeft de Stichting het echter niet over en dat is niet inzet van het geding. Het gaat de Stichting om de misleiding bij eindkapitalen en het niet overeengekomen zijn van een of de bepaalde overlijdensrisicopremie. 2.5. In par. 6.69 grieven stelt AEGON ten onrechte dat de primaire klacht in de onderhavige procedure "betrekking heeft op de hoogte van de kosten en de premies...". Dit is dus echt onjuist wat betreft de kosten. De deelnemers aan Koersplan konden op grond van de voorwaarden exact weten welke kosten in de vorm van administratieloon, beheerkosten en beleggingskosten in rekening zouden worden gebracht. Daar gaat het dus helemaal niet om. Deze procedure draait niet om de hoogte van de kosten, maar om de niet overeengekomen (exorbitante) hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering en als onderdeel van die premie de (disproportioneel hoge) kostenopslagen die waren verwerkt m de niet overeengekomen premie overlijdensrisicoverzekering. Dat is waar het om gaat. En het gaat dan niet aan dat AEGON nu in deze procedure stelt dat wat zij als premie in rekening heeft gebracht eigenlijk voor een groot deel (exorbitant hoge) kosten waren. Het is als premie in rekening gebracht, niet als extra kosten. En het gaat dan ook niet aan dat AEGON thans een deel van de premie - die niet verschuldigd kan zijn door de deelnemers - alsnog tracht te behouden door dit thans opeens het etiket kosten op te plakken. Die kosten mag AEGON niet in rekening brengen, daarvoor is geen contractuele grondslag en dat is in strijd met de Aanbeveling van de Ombudsman Financiële Dienstverlening (die dit tot driemaal toe heeft bevestigd) dus het is niet redelijk. De Stichting komt hier nog uitgebreid op terug in deze memorie. 2.6. Deelnemers werden dus door AEGON "binnengehaald" vanwege deze aspecten: er is sprake van een vorm sparen - door aandelenbeleggingen, ook dat is duidelijk gemaakt in de brochures - waarbij het rendement "zoveel hoger dan bij anderen" (aldus onder meer de brochure overgelegd als productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) IS. Uiteraard was hier een inleg voor nodig. Ook dat staat in de brochures. Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 8

2.7. Voor de deelnemers zijn hiermee ook de wezenskenmerken van de overeenkomst die zij aangingen verwoord: tegen een inleg verkrijgen zij via een "Unieke formule" (brochure overgelegd als productie 4 bij dagvaarding in eerste aanleg) een rendement dat "zoveel hoger is dan bij anderen". Inleg en uitkering. Daar ging het de deelnemers om. Dat stelt AEGON ook in de memorie van grieven: de beslissing om een Koersplan overeenkomst aan te gaan is gebaseerd op de prijs en de omvang van het "geprognosticeerde eindkapitaal" (par. 2.4. grieven). Juist omdat het geprognosticeerde eindkapitaal dus bepalend is geweest voor de beslissing van de deelnemer een overeenkomst aan te gaan - het is de basis voor de aankoopbeslissing, zo geeft AEGON toe in par. 2.6 grieven - is juistheid daarvan essentieel. De voorstelling omtrent bereikbare eindkapitalen is evenwel onjuist en/of misleidend geweest. De basis is foutief en (daarom) misleidend geweest. 2.8. Op deze hoofdkenmerken, essentialia, van de overeenkomst zal dan ook duidelijkheid moeten bestaan wat partijen overeenkomen en wat zij redelijkerwijs mogen verwachten. 2.9. Daar heeft het ten ene male aan ontbroken. De inleg was concreet afgesproken - dat wel - maar over de mogelijke rendementen zijn in de brochures misleidende mededelingen gedaan, waardoor deelnemers verkeerde verwachtingen hadden en op basis van naar achteraf gebleken onjuiste infonnatie in het product Koersplan zijn gestapt. Over de inhoud van een premie overlijdensrisicoverzekering is in het geheel niet gecommuniceerd, noch is die premie dan wel de hoogte daarvan overeengekomen. Bovendien is de wel in rekening gebrachte premie zodanig hoog dat die premie geen als naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid (kort gezegd) 'Juiste" uitvoering van de overeenkomst is. Waar AEGON in par. 4.7 c) stelt dat de inleg (ten onrechte venneldt men hier het woord "premie") voor premie wordt aangewend als kenmerk van Koersplan, is dit dus een onjuiste bewering, althans een bewering die geen grondslag heeft in hetgeen is overeengekomen binnen het kader van de Koersplanovereenkomsten. Dit laatste geldt eveneens voor alle andere onderdelen van de grieven waar AEGON stellingen inneemt omtrent de overeengekomen (dus niet stelt de Stichting) overlijdensrisicoverzekering en/of premie. Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 9

2.10. Dat kosten, inhoudingen en premies niet relevant zouden zijn (par. 2.10 grieven) is een onbegrijpelijk standpunt. Hogere inhoudingen dan zijn overeengekomen en daarom verwacht mocht worden, heeft direct invloed op het bereikbare eindkapitaal. Bovendien is er in de brochures sprake van een evident misleidende voorstelling van zaken omtrent te verwachten rendementen omdat de brochures niet de ingehouden - vaak zeer hoge - premies overlijdensrisicoverzekering noemen (zie onder meer par. 54 dagvaarding). 2.11. In punt 4.22 e.v. grieven doet AEGON het voorstellen alsof de deelnemer niet hoeft te weten of hij een premie overlijdensrisicoverzekering overeenkomt. Er zijn volgens AEGON (maar) twee wezenlijke eigenschappen (par. 4.22 grieven): a. de bruto inleg en b. wat levert het op. Verder stelt AEGON dat de deelnemer eindkapitalen worden voorgespiegeld in de brochures en alleen die informatie zou volgens AEGON bepalend zou zijn voor de aankoopbeslissing (par. 4.23 en 4.24 grieven). De Stichting betwist dat. De vraag of er een premie overlijdensrisicoverzekering van de inleg afgaat en zo ja de hoogte van die premie, is essentieel voor de deelnemer als onderdeel van informatie omtrent het rendement dat kan worden verwacht en het totaal aan inhoudingen op de inleg. 2.12. AEGON neemt de stelling in dat de hoogte van de premie niet ter zake doet, omdat deze is verdisconteerd in de historische voorbeeldrendementen. Dat laatste is onjuist Uit de interne informatie die AEGON gebruikte, zie de interne uitdraai bij productie 23 Conclusie van dupliek, blijkt de onjuistheid van de stelling van AEGON. In de brochures kreeg de deelnemer een eindkapitaal gepresenteerd waarvan AEGON al wist dat het onjuist was. Op basis van geconstateerde verschillen in eindkapitalen die intern vastliggen versus de eindkapitalen in brochures en op certificaten van deelnemers blijkt dat deze premies juist niet verdisconteerd waren in de eindkapitalen. De Stichting komt hier nog op terug (zie par. 4 van deze memorie inzake misleiding). 2.13. De wijze waarop en de informatie op grond waarvan de spaarkasovereenkomsten tot stand kwamen is in eerste aanleg - zeer - uitgebreid beschreven, zie par. 9-131 dagvaarding en par. C conclusie van repliek. De inhoud wordt geacht hier herhaald en ingelast te zijn. Met name in de par. II - 41 van de conclusie van repliek is de Stichting ingegaan op de informatie omtrent en de grondslagen waarop de overeenkomsten tot stand kwamen. Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 10

3. De betekenis van overlijdensdekking en overlijdensrisicopremie 3.1. Er is voor de deelnemers aan Koersplan niet kenbaar geweest dat er sprake was van een afzonderlijke overlijdensrisicoverzekering met een daarvoor te betalen afzonderlijke premie, dan wel is de hoogte van de premie niet overeengekomen. Laat staan dat bekend was dat als onderdeel van die premie kosten in rekening werden gebracht. 3.2. De productinformatie zoals opgenomen m de brochures (met het karakter van prospectus, zie par. 16 repliek) maken geen melding van een overlijdensrisicoverzekering en spreken integendeel van een ingebouwde dekking, zie onder meer par. 116 repliek. De deelnemer betaalt een inleg. Hij/zij mag aannemen dat die inleg op zich afdoende is voor de toegezegde "gegarandeerde uitbetaling van de ingelegde som plus 4% rente op rente" (zoals vermeld in de brochures, zie bijvoorbeeld productie 8 bij inleidende dagvaarding), juist ook omdat nergens is vermeld dat er een afzonderlijke premie hiervoor betaald dient te worden (althans niet van een overeengekomen hoogte). Koersplan is immers voorgesteld als een vorm van sparen. Bij sparen gaat de ingelegde som plus rente naar de erfgenamen. Voor de Koersplan-deelnemer is er geen enkele reden geweest om te veronderstellen dat dit bij het Koersplan-sparen anders zou zijn. Hijlzij mocht aannemen dat bij overlijden het gespaarde saldo niet verloren zou gaan maar met rente zou overgaan op de erfgenamen. Daarbij hoefde het 4% rendement ook helemaal geen reden te zijn om hier anders over te denken, want dit was eerder aan de lage kant vergeleken bij de voorstelling van zaken in de brochures van (als voorbeeld brochure 1994, productie 8 bij inleidende dagvaarding) 5.5% rendement bij 'gewoon' sparen en 12% bij sparen via Koersplan. Het was dus bepaald niet zo dat de deelnemer er van uit moest gaan dat er een premie betaald diende te worden om dit "voordeel" (voorstelling in par. 4.10 grieven) te krijgen. 3.3. In de stukken in eerste aanleg heeft de Stichting uitgebreid gemotiveerd aangegeven dat geen premie overlijdensrisicoverzekering is overeengekomen, dan wel de hoogte niet is overeengekomen (zie dagvaarding nr. 52 en doorlopend tot nr. 131 in het bijzonder en repliek nr. 7, 8 en 11-45 en de daaropvolgende reactie op het antwoord). Anders dan AEGON beweert blijkt uit de informatie (par. 4.29-4.82 Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 11

grieven) geenszins dat een premie overlijdensrisicoverzekering geldt, althans niet van welke hoogte. Dit essentiële element had uitdrukkelijk medegedeeld en overeengekomen moeten zijn. Uit het inschrijfformulier en het vervolgens afgegeven certificaat blijkt dit niet. Uit de brochures kon de deelnemer dit niet begrijpen, zowel niet omdat van ingebouwde overlijdensdekking werd gesproken (het was dus ingebouwd hetgeen impliceert dat het niet nog eens afzonderlijk geregeld en gefinancierd zou hoeven te worden) en de omstandigheid dat de algemene voorwaarden wel het woord premie noemen is onvoldoende om te concluderen dat daaromtrent dus een overeenkomst is gesloten. Algemene voorwaarden zijn algemeen en niet noodzakelijk relevant in alle onderdelen voor de onderliggende concrete overeenkomst. Tot slot: uit de vermelding van het aantal beleggingseenheden in het certificaat kan werkelijk niet worden afgeleid dat er sprake is van een overeenkomst over een premie overlijdensrisicoverzekering, laat staan de hoogte van de premie. Kennelijk hanteerde AEGON een bepaalde herleidingstabel om daar toe te komen. Die herleidingstabel was niet aan deelnemers bekend gemaakt, dus daar kon men dus ook niets uit afleiden. Zelfs met de herleidingtabel in de hand moet men actuarieel geschoold zijn om deze te begrijpen en dan nog mag van de consument niet worden verwacht dat uit die herleiding begrepen wordt dat er sprake is van een premie overlijdensrisicoverzekering. Dat staat te ver af van de door het begrip verzekering, Prospectus en Brochure (zie nader hieronder) geëiste transparantie. 3.4. Indien AEGON als onderdeel van het product een afzonderlijke premie voor overlijdensrisicodekking in rekening had willen brengen, dan had hier afzonderlijk melding van gemaakt dienen te worden, omdat de premie een wezenlijk kenmerk is van een verzekering, zie ook artikel 7:925 BW. Dat is niet gedaan door AEGON. De premie overlijdensrisicoverzekering had daarom medegedeeld moeten worden. Onjuist is het standpunt van AEGON dat het mededelen achterwege heeft kunnen blijven, omdat het wel informeren inzicht in het product zou vertroebelen (par. 2.12 grieven). Juist het achterwege laten van informatie is vertroebelend met de door de Stichting gestelde gevolgen van dien. 3.5. AEGON beschrijft in par. 4.15 grieven op basis van welke informatie de Koersplanovereenkomst tot stand komt. Preciezer is dit bij dagvaarding en repliek vastgelegd (dagvaarding nr. 15-131 en repliek nr. 11-37). In geen van die documenten is sprake van een premie overlijdensrisicoverzekering. Volgens AEGON Memorie van Antwoord Stichting KoerspIandewegkwijt 12

werden de Prospectus Spaarkasinschrijvingen of de Brochure Spaarkassparen meegezonden. Die documenten houden dat een overeengekomen premie overlijdensrisicoverzekering apart wordt vermeld door AEGON en nu dat niet was gebeurd, kon de deelnemer dus ook gevoeglijk aannemen dat over die premie geen afspraak bestond. 3.6. Volgens de Prospectus Spaarkasinschrijvingen wordt de premie overlijdensrisicodekking immers op het bewijs van inschrijving vermeld (zie blz. 9 van deze Prospectus, productie 4 bij repliek). Dit is niet gedaan door AEGON. 3.7. Volgens de eigen stelling van AEGON ontleend aan de Brochure Spaarkassparen vertelt de verzekeraar aan de deelnemer in een spaarkasovereenkomst (zoals Koersplan) hoe de posten storting, overlijdensrisicopremie en kosten zijn onderverdeeld, "zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd" (par. 4.5. c) grieven). Meer volledig geciteerd staat er: "De periodieke stortingen zijn opgebouwd uit drie onderdelen: spaarstorting, overlijdensrisicopremie en vergoeding voor de kosten die de maatschappij maakt voor ondermeer het administreren en beheren van de jaarkas. De maatschappij vertelt u hoe deze posten zijn onderverdeeld zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd" [accentuering van advocaat]. AEGON heeft dit niet verteld en heeft die duidelijkheid niet verstrekt. 3.8. Met het verstrekken van genoemde Brochure heeft AEGON zich geconfirmeerd aan de inhoud. Daarmee is AEGON dus ook de verplichting aangegaan om aan deelnemers duidelijk te vertellen hoe hoog de kosten zijn en welk deel daadwerkelijk wordt belegd. AEGON heeft dit echter nagelaten. Binnen de branche wordt dit gezien als een ernstige overtreding die de goede naam van het verzekeringsbedrijf schaadt. Daarvoor verwijst de Stichting naar de uitspraak van de Raad van Toezicht Verzekeringen nr. 2006/064 Le (productie 1 Antwoordakte Bewijslevering 1 oktober 2008). Deze uitspraak werd gedaan over een Spaarkasovereenkomst die vele gelijkenissen vertoont met Koersplan. In het bijzonder gaat de uitspraak in op het niet separaat vermelden van de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering. De Raad van Toezicht Verzekeringen was in 2006 het orgaan waar klagers terecht konden Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 13

indien de bemiddeling van de Ombudsman verzekeringen niet tot het gewenste resultaat had geleid. In zijn Aanbeveling van 4 maart 2008 inzake beleggingsverzekeringen noemt de Ombudsman deze uitspraak 'exemplarisch'. Hij hecht dus veel waarde aan deze uitspraak. Het volgende citaat uit de uitspraak zegt genoeg en maakt duidelijk dat AEGON de informatie over de premie had moeten verstrekken: 5.2. In zijn brief van 19 februari 1988 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken bevestigd dat alle maatschappijen de door de Deskundigengroep Levensverzekeringen opgestelde algemene prospectus voor Spaarkassen hadden ingevoerd. 5.3. Voorts is - ook in mei 1985 - door het Verbond van Verzekeraars een brochure uitgegeven, getiteld 'Spaarkassparen, dat gaat zó/ '. Deze brochure was een geheel herziene versie van de prospectus uit 1980 van de Nederlandse Vereniging ter bevordering van het Spaarkasbedrijf en was, zo staat op pagina 1 van deze brochure, nodig door wijzigingen in de productvormen en in de wet- en regelgeving die sinds de eerste uitgave van de prospectus waren opgetreden. Onder het kopje 'Kosten en opbrengsten' op pagina 4 van deze brochure staat het volgende vermeld: 'De periodieke stortingen zijn opgebouwd uit drie onderdelen: spaarstorting, overlijdensrisicopremie en vergoeding voor de kosten die de maatschappij maakt voor ondermeer het administreren en beheren van de jaarkas. De maatschappij vertelt u hoe deze posten zijn onderverdeeld zodat ook duidelijk is welk deel wordt belegd'. 6. Op grond van voormeld artikel 304 onder 6 (oud) Wetboek van Koophandel en op grond van voornoemde brancheafspraken was verzekeraar reeds ten tijde van ',et aangaan van de verzekering verplicht aan klager duidelijk te maken welke premie voor de overlijdensrisicodekking verschuldigd was. Verzekeraar heeft dat nagelaten en daardoor de goede naam van het verzekeringsbedrijf geschaad. In zoverre is de klacht gegrond [accentuering door advocaat]. 3.9. Hiermee is ook het argument van AEGON omtrent toelaatbaarheid van wat AEGON "indirecte transparantie" noemt als onjuist weerlegt (met indirecte transparantie bedoelt AEGON dat geen informatie verstrekt hoefde te worden over de premie). Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwijt 14

3.10. Onjuist is het standpunt van AEGON in par. 5.4 e.v. volgende grieven dat volgens het normenkader van 1989-1998 geen informatie verstrekt zou hoeven te worden over het overeengekomen zijn van een premie overlijdensrisicoverzekering. Die premie is een wezensbestanddeel van de verzekeringsovereenkomst en die informatie had simpelweg wel gegeven moeten worden. Dat zou voor provisie (genoemd in par. 5.5 grieven) anders kunnen liggen, want dat is geen wezenskenmerk van een verzekering. Dat (wellicht) minder transparantie over provisie mogelijk was, betekent evenwel niet dat AEGON het gelden van een (bepaalde) premie voor een verzekering kon en mocht verzwijgen. 3.11. Onjuist is het standpunt van AEGON in par. 5.7 e.v. grieven dat volgens de Derde Levenrichtlijn geen informatie over de premie overlijdensrisicoverzekering verstrekt zou hoeven te worden. Het tegendeel is waar. Volgens Bijlage Il, 7a (productie 4 bij grieven) dient informatie over wijze en duur van de premiebetaling "duidelijk en nauwkeurig" verstrekt te worden. Bovendien houdt de te verstrekken informatie onder A (dus voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst) in dat onder meer moet worden verstrekt: a. 10 Inlichtingen over de premies voor iedere verzekeringsdekking, zowel de hoofddekking als de aanvullende dekkingen, indien zulke inlichtingen dienstig blijken. Uit de tekst van de Derde Levenrichtlijn blijkt dus duidelijk dat er een verplichting was om de verzekerde te informeren over de premies voor de hoofddekking en de aanvullende dekkingen. Op grond van welke gedachte AEGON meent dat de Richtlijn toestaat dat er geen informatie over de premie verstrekt wordt of hoeft te worden is onduidelijk, die gedachte is onbegrijpelijk en onjuist. AEGON had simpelweg de verplichting om de deelnemer duidelijk, nauwkeurig en schriftelijk te informeren over de hoogte van de premie overlijdensrisicoverzekering. Dit heeft AEGON nagelaten. 3.12. Ditzelfde geldt voor de RIAV 1994 (en volgens artikel 2 lid 2 moet de premie afzonderlijk worden genoemd) en de Code Rendement en Risico (die dit onderwerp eigenlijk niet adresseert). Zo al juist zou zijn dat minder openheid ten aanzien van Memorie van Antwoord Stichting Koersplandewegkwiit 15