Kwaliteit in de kinderopvang AANLEIDING De nieuwe Wet kinderopvang, die per 1 januari 2005 van kracht wordt, brengt veranderingen met zich mee ten aanzien van kwaliteitsbeleid in de kinderopvang. De overheid beperkt haar rol en de sector zelf neemt verantwoordelijkheid voor nieuwe afspraken voor kwaliteit. Hoe deze afspraken in de praktijk uitwerken wordt in de komende periode geëvalueerd. De verschillende belanghebbende partijen hebben er daarom baat bij de ontwikkelingen op het gebied van kwaliteit nauwlettend te kunnen volgen. DOELSTELLING Deze factsheet beoogt een overzicht te geven van de huidige ontwikkelingen ten aanzien van de kwaliteitseisen in de kinderopvang, en de verschillende partijen die hierbij zijn betrokken. Daarnaast geeft de factsheet een aantal aandachtspunten voor de implementatie, waaronder aandacht voor het aspect diversiteit. De factsheet richt zich op de belanghebbende partijen in de kinderopvang: de politiek, de nationale en lokale overheid, werkgevers en werknemers in de kinderopvangsectors, ouders en kenniscentra. FEITEN & CIJFERS NIEUWE BEPALINGEN IN DE WET KINDEROPVANG De nieuwe Wet kinderopvang moet de toegankelijkheid en kwaliteit van de kinderopvang verbeteren. De wet bepaalt dat kinderopvangorganisaties moeten zorgen voor een verantwoorde kinderopvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving (algemene norm). Na bespreking van de Wet Kinderopvang in de Tweede Kamer zijn de gedetailleerde kwaliteitseisen uit het oorspronkelijke wetsvoorstel komen te vervallen. Het argument hierbij was dat de marktwerking die met nieuwe wet wordt ingevoerd zal zorgen voor een goede kwaliteit. Ouders zullen hun kind weghalen als een kinderopvangcentrum onvoldoende kwaliteit biedt. De gedetailleerde eisen zijn vervolgens vervangen door enkele lichte eisen en bij de evaluatie van de wet vóór 1 januari 2007 wordt gekeken of de sector vrijer gelaten kan worden, en de lichte eisen kunnen komen te vervallen. Het toezicht op de algemene norm (zie boven) blijft wel gehandhaafd. De nieuwe eisen verplichten de kinderopvangondernemer om aantoonbare aandacht te besteden aan: het aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen per leeftijdscategorie; de groepsgrootte; de opleidingseisen van de beroepskrachten; voorwaarden waaronder en de mate waarin beroepskrachten in opleiding kunnen worden belast met de verzorging en de opvang van kinderen. Ook moet de kinderopvangondernemer een risico-inventarisatie opstellen, een schriftelijke overeenkomst afsluiten met de ouder(s), en informatie aan de ouder(s) verstrekken over het beleid. 1
CONVENANT KWALITEIT KINDEROPVANG Na de behandeling van de Wet kinderopvang in de Tweede Kamer heeft Minister De Geus de kinderopvangsector gevraagd om vóór 1 september 2004 zelf tot afspraken te komen over de kwaliteit van de opvang. De Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), de Branchevereniging Ondernemers in de kinderopvang en de Maatschappelijk Ondernemers Groep (MOgroep) zijn vervolgens gekomen tot een convenant over de kwaliteit van de kinderopvang. De betrokken partijen achten goede regels over de kwaliteit van de kinderopvang van groot belang: in de eerste plaats voor kinderen en hun opvoeders, maar ook om duidelijkheid te geven aan de aanbieders van kinderopvang, en om eerlijke onderlinge concurrentie te bevorderen. Het convenant gaat in op 1 januari 2005 en de MOgroep en de Branchevereniging adviseren hun leden dringend om zich aan het convenant te houden. Het convenant bevat onder andere de volgende afspraken: Elke aanbieder moet een pedagogisch beleidsplan hebben voor zowel dagopvang als buitenschoolse opvang, dat ingaat op de vier competenties uit de Wet kinderopvang: sociale veiligheid, sociale competenties, persoonlijke competenties en overdracht van normen en waarden. Het uitgangspunt voor de groepsomvang is verantwoorde kinderopvang met vaste groepen kinderen in een eigen ruimte (stamgroepen), maar een opendeurenbeleid moet mogelijk zijn. In het convenant is de verhouding begeleider/kinderen en de maximale groepsomvang per type opvang nader bepaald. Huisvesting is een belangrijk onderdeel van de kwaliteit en de partijen spreken af dat er per kind minimaal 3.5 m² bruto oppervlak in de groepsruimte beschikbaar moet zijn en dat er een afzonderlijke slaapruimte is voor baby s. Ook de eisen voor de buitenspeelruimte zijn voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang (BSO) nader bepaald. De wet regelt dat een kinderdagverblijf een oudercommissie moet hebben. De partijen hebben in het convenant afgesproken dat de aanbieder aantoonbaar moeit moet doen om te bevorderen dat er een oudercommissie komt. Partijen hebben hiertoe een voorbeeldreglement voor oudercommissies opgesteld. Met betrekking tot veiligheids- en gezondheidsbeleid zijn modellen ontwikkeld die aanbieders kunnen gebruiken, waarbij bestaande wet- en regelgeving in acht genomen moet worden. Personeelsbeleid en scholingsbeleid zijn in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de aanbieder: die zorgt voor voldoende en goed opgeleid personeel, en informeert de ouders hierover. Er zijn ook afspraken gemaakt over de gastouderopvang: ouders moeten via het gastouderbureau informatie krijgen over het beleid ten aanzien van veiligheid, gezondheid en omgang met kinderen (pedagogisch beleid). De partijen vinden dat ook gastouderbureaus aantoonbaar moeite moeten doen om te bevorderen dat er een oudercommissie wordt opgericht. Verder spreken de partijen af dat in de woningen waar opvang plaatsvindt, jaarlijks een risico-inventarisatie en evaluatie (rie) plaatsvindt voor veiligheid en gezondheid. Gastouderbureaus formuleren criteria voor de kwaliteit van de gastouders, die aan de vraagouders bekend zijn, en toetsen deze jaarlijks. TOEZICHT De gemeenten houden toezicht op de kwaliteit van de kinderopvangorganisaties die binnen hun grenzen werkzaam zijn. De controles worden uitgevoerd door de GGD-en. Het Rijk houdt landelijk toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen. Uitgangspunt voor het toezicht zijn de beleidsregels kwaliteit kinderopvang die Minister De Geus op basis van het Convenant Kwaliteit Kinderopvang heeft opgesteld. De beleidsregels zijn niet bindend: als kinderopvangondernemers op een andere gelijkwaardige of betere manier aan de wettelijke kwaliteitsregels voldoen is dit ook toegestaan. De bewijslast voor het aantonen dat de alternatieve manier aan de wettelijke kwaliteitsregels voldoet ligt echter wel bij de kinderopvangondernemer. Als de inspecteur deze bewijslast onvoldoende vindt, is een sanctie of een verbetertraject mogelijk. 2
Daarnaast is in het convenant kwaliteit kinderopvang afgesproken dat partijen de werking van het convenant in de praktijk nauwlettend zullen volgen, ook aan de hand van bestaande instrumenten, zoals certificeren, de klachtenregeling en de leveringsvoorwaarden. Begin 2006 vindt een evaluatie van het convenant plaats; partijen stellen hiervoor uit hun midden een begeleidingscommissie samen. Er komen gezamenlijke afspraken over algemene leveringsvoorwaarden voor kinderopvang, met een geschillenregeling op brancheniveau. Volgens de Wet klachtrecht cliënten zorginstellingen (WKCZ) uit 1995 zijn alle kinderopvangorganisaties ook verplicht een klachtencommissie te hebben, waar cliënten terecht kunnen met hun klachten (Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, 1995). De kinderopvangorganisatie kan zelf een onafhankelijke commissie in het leven roepen maar kan zich ook aansluiten bij een provinciale klachtencommissie. PRAKTIJKVOORBEELDEN HKZ-ISO 9001 CERTIFICAAT De Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) heeft eisen gesteld voor keurmerkverlening aan instellingen voor kinderopvang. Deze eisen zijn vastgelegd in het herziene Certificatieschema Kinderopvang, dat in 2002 is vastgesteld en voldoet aan de laatste ISO-norm (ISO 9001:2000). Het schema omvat normen voor toetsing van het kwaliteitsmanagementsysteem van drie typen kinderopvangorganisaties: kinderdagverblijven en centra voor buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en bureaus voor gastouderopvang. Certificatie dient te worden uitgevoerd door een geaccrediteerde certificatie-instelling. Voldoen aan de normen leidt tot afgifte van een HKZ-ISO 9001-certificaat. De normen in het schema worden breed gedragen. De branche kent een relatief hoog aantal gecertificeerde instellingen. Circa 85% van de instellingen is op enige wijze aan de slag met de HKZ-normen, ofwel om zich voor te bereiden op certificatie ofwel om een goed kwaliteitssysteem op te zetten (HKZ, 2004). Voor meer informatie over het HKZ-ISO 9001-certificaat kunt u terecht op de website van de HKZ (http://www.hkz.nl). RADAR KINDEROPVANG Radar kinderopvang is een instrument dat tevredenheid van ouders over kinderopvang meet, ontwikkeld door de adviesbureaus Strip Nederland en Vyvoj. Het onderzoek wordt uitgevoerd via internet, en de uitkomsten bieden ouders handvatten bij de keuze van een kinderopvangorganisatie. Op basis van de resultaten wordt de Radar kinderopvang klanttevredenheid benchmark opgesteld. Deze benchmark zal in eerste instantie een overzicht van de regionale en landelijke gemiddelden op de hoofdonderdelen bevatten. De verwerking van de resultaten van de eerste serie onderzoeken (10 ondernemingen, met een totaal van ongeveer 25.000 klanten) is momenteel in volle gang. In de tweede fase is het de bedoeling om de vergelijkingsmogelijkheden uit te breiden. Zo zouden de benchmarkgegevens van kinderopvangondernemingen in de regio vergeleken kunnen worden aan de hand van de postcode. In de toekomst gaat Radar kinderopvang ook de tevredenheid van medewerkers over kinderopvangorganisaties meten. Voor meer informatie over de Radar Kinderopvang kunt u terecht op de website (http://www.radarkinderopvang.nl). AANDACHTSPUNTEN Bij het implementeren van de nieuwe kwaliteitsafspraken is inachtneming van het aspect diversiteit van belang. De partijen van het Convenant Kwaliteit Kinderopvang zouden bijvoorbeeld kunnen overwegen af te spreken dat de aanbieder en ouders aantoonbare moeite moet doen om de samenstelling van de oudercommissie een weerslag te laten zijn van de verschillende etnische achtergronden van de kinderen op de opvang. Ook is het vanuit het oogpunt van verdeling van betaalde en onbetaalde arbeid van belang zowel vaders als moeders bij deze oudercommissies te betrekken. In het taalgebruik van het convenant is aandacht voor genderaspecten ook op zijn plaats: zo wordt in het convenant consequent gesproken over leidster, in plaats van een meer neutrale term als professionele begeleider, die de mogelijkheid openhoudt dat ook mannen deze functies kunnen bekleden. Tenslotte is aandacht voor 3
diversiteit van belang in het pedagogisch beleidsplan, waar het gaat om pedagogische doelstellingen op het gebied van persoonlijke en sociale competenties, en het overdragen van normen en waarden. Om wiens normen en waarden gaat het, en in hoeverre sluiten deze aan op de normen en waarden van alle vraagouders? Welke vaardigheden en competenties staan in het pedagogisch beleidsplan centraal en in hoeverre sluiten deze aan bij de behoeften van kinderen en vraagouders met verschillende etnische achtergronden? Het onderzoek en de ontwikkelde materialen op het gebied van diversiteit in de kinderopvang kunnen hierbij handvatten bieden. Voor meer informatie over diversiteit in de kinderopvang kunt u onder andere terecht op de website van Mutant (http://www.mutant.nl). De transparantie en toegankelijkheid van de resultaten van het GGD-toezicht zijn van groot belang, opdat de convenantpartijen en andere belanghebbenden aan de hand van deze informatie veranderingen kunnen bewerkstelligen. Transparantie is ook belangrijk voor de geschillenregeling op brancheniveau, waarover de convenantpartijen afspraken gaan maken, en de klachtencommissie die elke kinderopvangorganisatie verplicht is te hebben. Om de marktwerking in de kinderopvang goed te laten functioneren is het van belang dat de transactiekosten voor ouders zo laag mogelijk zijn. Dit betekent dat vergelijkbare, betrouwbare en bondige informatie over kwaliteit gemakkelijk beschikbaar moet zijn voor ouders. Ook betekent dit dat er aandacht nodig is voor het (gebrek aan) het gemak waarmee het mogelijk is om van kinderopvangorganisatie te veranderen. Wanneer het voor ouders moeilijk is om van kinderopvangorganisatie te veranderen (bijvoorbeeld vanwege wachtlijsten, hechting van het kind, afstemming van de opvang van meerdere kinderen, locatie en aansluiting van openingstijden op de werktijden van de ouders) zullen ouders hun rol van kwaliteitsbewaker slechts met moeite kunnen vervullen. Afstemming tussen de verschillende informatiebronnen over kwaliteit is van groot belang. Aangezien de belangrijke partijen in de branche bij meerdere van de initiatieven betrokken zijn, ligt afstemming voor de hand. Hierbij is het vooral belangrijk dat de verbanden tussen de verschillende initiatieven expliciet gemaakt worden: hoe verhoudt het convenant zich precies tot de ISO-certificering, en hoe is de samenwerking tussen de oudercommissie en de Radar kinderopvang benchmark bijvoorbeeld geregeld? En hoe verhoudt dit alles zich tot (de resultaten van) de GGD-controles? Er is aandacht nodig voor de manier waarop de verschillende (al dan niet wettelijke) eisen op het gebied van kwaliteit, gezondheid, hygiëne en arbeidsomstandigheden van de werknemers in de kinderopvang op elkaar inwerken, om ervoor te zorgen dat de verschillende regels en doelstellingen elkaar niet in de weg staan. BRONNEN LITERATUUR Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang (BOinK), de Branchevereniging Ondernemers in de kinderopvang en de Maatschappelijk Ondernemers Groep (2004). Verantwoorde kinderopvang: verdere stappen naar de toekomst. Convenant Kwaliteit Kinderopvang [elektronische versie], geraadpleegd 10 november 2004. Beschikbaar via http://www.boink.info/informatie/convenant.pdf. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Webdossier Kinderopvang (2004): 10 hoofdstukken [webdossier], geraadpleegd 10 november 2004. Beschikbaar via http://home.szw.nl/navigatie/dossier/dsp_dossier.cfm?view=ratio&set_id=793. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2004). Vergaande afspraken over kwaliteit kinderopvang. Persbericht 04/205. Den Haag, 13 oktober 2004. Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 1995, nr. 308, De Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector. Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ) (2004). Certificatieschema Kinderopvang: 6 paragrafen [online tekst], geraadpleegd 10 november 2004. Beschikbaar via http://www.hkz.nl/schemas/gereedschemasdetail.jsp?contentkey=1003231928497_885697. 4
WEBSITES http://www.infokinderopvang.nl Landelijke vraagbaak over de kwaliteit van kinderopvang van het Expertisecentrum Kinderopvang van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW). http://www.mutant.nl - Projectbureau voor de zorg- en welzijnssector (waaronder de kinderopvang) en het onderwijs. Omgaan met diversiteit staat centraal. http://www.hkz.nl - Stichting Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector (HKZ), informatie over keurmerkverlening aan instellingen voor kinderopvang. http://www.radarkinderopvang.nl - Instrument dat tevredenheid van ouders over kinderopvang meet, ontwikkeld door de adviesbureaus Strip Nederland en Vyvoj. http://www.boink.info Belangenvereniging voor ouders in de kinderopvang. http://www.kinderopvang-net.nl Branchevereniging ondernemers in de kinderopvang. http://www.mogroep.nl - Maatschappelijk Ondernemers Groep (MOgroep). http://www.vngkinderopvang.nl en http://www.vng.nl Informatie over de activiteiten van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op het gebied van kinderopvang. http://www.wetkinderopvang.nl Informatie over de Wet kinderopvang en de implementatie. http://www.minswz.nl Dossier Kinderopvang. 5