KB 02.06.2008 Minimale voorschriften inzake veiligheid van oude elektrische installaties

Vergelijkbare documenten
Inhoud van de presentatie

Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

Codex over het welzijn op het werk. Boek III.- Arbeidsplaatsen. Titel 2. Elektrische installaties

Plan van aanpak. Elektrisch materieel / installaties in kaart brengen Plan uitwendige invloeden opmaken

Arbeidsplaatsen Elektrische installaties Minimale voorschriften voor de oude installaties. Infodocument

Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

MEDEDELING Voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op de arbeidsplaatsen

VEILIGE ELEKTRISCHE INSTALLATIES Een mythe of werkelijkheid

Nieuwigheden in verband met elektriciteit en veiligheid. G.Laridaen PAC Zuid Gent

Afdeling I. - Toepassingsgebied en definities

Procedure. PRO_03_Opnemen meterstand hoogspanningscabine Gemeenschappelijke preventiedienst Huis van het GO! Willebroekkaai Brussel

Wettelijke minimale voorschriften inzake veiligheid van oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen (K.B. 2/6/2008)

ELEKTRISCHE INSTALLATIES OP ARBEIDSPLAATEN K.B. van 4 /12 / 2012 (B.S. 21 / 12 / 2012) TOELICHTING

Mogelijk contact met elektriciteit. Balen/Overpelt. Uitvoeren van werkzaamheden aan en in de omgeving van elektrische installaties

Wat is de rol van een Externe Dienst voor Technische Controles/Erkend Organisme binnen het kader van het Koninklijk Besluit van

Procedure Doc nr: PRO 03 Opnemen meterstand Hoogspanningscabine

Arbeidsplaatsen Elektrische installaties - Algemeen. Infodocument

Veiligheid bij werken aan elektrische installaties

Presentatie: Peter Coninckx / Rik Hofmans

Administratieve bepalingen. Uitvoerder: Inge Van Hooland Datum: 15/04/2014 Opdrachtgever:

De elektrische installatie risicoanalyse & dossier Boek III Titel 2 van de Codex over het Welzijn op het Werk

KB Elektrische installaties

Wilfried Mariën Demowerkplaatsen voor Veilig Werken Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

Back to Basics RISICOANALYSE ELEKTRISCHE INSTALLATIES. Prebes Limburg 12/10/2017. Kristof Wellens Atecon vzw

WAAROM KIEZEN VOOR ELECTROTEST?

Stop met het gebruik van de methode van Kinney als kwantitatieve risicoevaluatiemethode

Mode 3 laadpunten voor elektrische voertuigen: keuze van de differentieelschakelaar

Achtergrondinformatie de Gouden Acht veiligheidsprocedure om werken uit te voeren aan een installatie buiten spanning

Focus op elektrische installaties 2013/2

De risicoanalyse van de elektrische installatie

Overzicht bepalingen inhoud Veiligheidsrapport in het Brzo 2015, Seveso III en de Rrzo Maart 2016

Focus op elektrische installaties

De moeilijke relatie tussen RIE en handhaving. Zin en onzin van de risicobeoordeling: de kleren van de keizer

1. Methode van risicoanalyse Matrix risico-inschatting

Risicoanalyse van de elektrische installatie. Praktische werkwijze

AREI : DE KB 2012 AANPASSINGEN

Welzijnsbeleid - Risicoanalyse

Elektriciteit ELEKTRICITEIT

Het kader van het Welzijn op het Werk Toelichting bij de wet van 4 augustus 1996

Start animatie. Volgende slide

Regionaal Technologisch Centrum Mechelen

Uitgebreide toelichting over controle en onderhoud van beschermingsmiddelen tegen brand

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 11 maart 2014

FVV 4.9.: Datum : VOORZORGEN TEGEN ELEKTROKUTIE- EN Revisie : 4 VERBRANDINGSGEVAAR DOOR ELEKTRICITEIT. Blz. : 1 van 7

TECHNISCH BUREAU VERBRUGGHEN VADEMECUM ELEKTRICITEIT RUIMTEN VAN ELEKTRISCHE INSTALLATIES Artikel A.R.E.I

Voorbeeld (niet limitatief) van de omzetting van het K.B elektrische installaties in een GLOBAAL PREVENTIEPLAN

Codex over het welzijn op het werk. Boek IX.- Collectieve bescherming en individuele uitrusting. Titel 1. Collectieve beschermingsmiddelen

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

INSTALLATIES 12 ONAFHANKELIJKHEID VAN EEN ELEKTRISCHE INSTALLATIE TEN OVERSTAAN VAN ANDERE INSTALLATIES

#Rond(d)e Tafel RISICOANALYSE ELEKTRISCHE INSTALLATIES. Kristof Wellens Atecon. Erik Remels CRH #Rond(d)e Tafel

Persoonlijke Beschermingsmiddelen

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 18 april 2006

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Praktische aanpak: KB elektrische installaties. Borging door middel van een managementsysteem

Risicoanalyse (RA) Overzicht. = Risico inventarisatie en evaluatie (RIE) 1. Risicoanalyse en het wettelijk kader. 2.

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

KB van 28 maart 2014 Brandpreventie op de arbeidsplaatsen

1. Aanvraagplannen werden ons overgemaakt door 2. Inplantingsplaats: Pijnven - Kerkhoven

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 6 mm² Type electrode: Max. beveiliging: 2 x 20 A. # verdeelborden: Type: X2,5: 40 A.

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN TIJDELIJKE INSTALLATIES VOOR WERVEN

YOUR REPUTATION IS MINE.

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG. VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 25 A. Max.

Aard van de laatste wijziging: Datum laatste wijziging:

BIJDRAGE TOT INRICHTING VAN EEN LEERATELIER ELEKTRICITEIT

KEURINGSVERSLAG. Adres eigenaar: Max. beveiliging: 4 x 25 A Meter ñ bord verbinding: # eindstroombanen: Type: A A

Vanaf nu moeten, bij een ernstig arbeidsongeval, ook de psychosociale oorzaken opgenomen worden in het omstandig verslag.

Voorstelling UZ Leuven

Wetgeving valbeveiligingsmiddelen

keuring van (oude) elektrische installaties

ATECON vzw Britselei 94 ñ bus Antwerpen Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG.

Certificatieschema THP HS LNB (THP LNB)

VERSLAG VAN ONDERZOEK

KONINKRIJK BELGIE. Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 242 van het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties

Leidraad voor werken aan elektrische installaties: BA4-BA5 - Code van goede praktijk. Dirk Wynants HSEQ Manager Cegelec

POLITIEVERORDENING. Addendum Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties voorzien van een fotovoltaïsche zonne-energiesysteem

Stappenplan (her)keuring van (oude) elektrische installaties

RI&E Wat, waarom en hoe?

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 20 A. Max. beveiliging: # verdeelborden: Bescherming:

Houston, we have a problem

PROVIKMO DYNAMISCH RISICOBEHEERSINGSMODEL: HANDLEIDING

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

PROCES-VERBAAL VAN GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK EN/OF CONTROLEBEZOEK VAN EEN ELEKTRISCHE LAAGSPANNINGSINSTALLATIE

Mededeling van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 8 juni 2005

Fiche 23 (Expertise): Artikels van het AREI aangaande het explosie gevaar

Betere bescherming van de veiligheid en gezondheid van werknemers door: - Uitwerken van preventiemaatregelen - Aanpassen werk- en productiemethoden

RISICOANALYSE IN RELATIE MET PL EN SIL

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN WAARAAN DE NETTEN VAN DE DISTRIBUTIENETBEHEERDERS MOETEN VOLDOEN INZAKE BESCHERMING TEGEN OVERSTROOM

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFSTEDELIJK GEWEST

PERIODIEKE CONTROLES MET BETREKKING TOT BRANDBESTRIJDING

FVV 4.9.: Datum : VOORZORGEN TEGEN ELEKTROKUTIEGEVAAR EN TEGEN Revisie : 3 VERBRANDINGSGEVAAR DOOR ELEKTRICITEIT. Blz.

Elektrische installaties - Vragen

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Hoofdstuk I. - Bepalingen betreffende de collectieve beschermingsmiddelen. Afdeling 1. - Toepassingsgebied en definities

Collectieve beschermingsmiddelen Wetgevende nota

Aansluitingscontract Aardgas Middendruk met aansluitingscapaciteit > 300 m³(n)/h

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/

KB van 4 december Minimale voorschriften inzake veiligheid van elektrische installaties op arbeidsplaatsen

Transcriptie:

1 KB 02.06.2008 Minimale voorschriften inzake veiligheid van oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen Methodiek voor de risicoanalyse m.b.t. de distributiecabines (DC) van de distributienetbeheerders (DNB)

2 1. Inleiding Dit document dient meer bepaald om te beantwoorden aan de artikelen 5 en 6 in deel 2 van het Koninklijk Besluit van 2 juni 2008 betreffende de minimale voorschriften inzake veiligheid van bepaalde oude elektrische installaties op arbeidsplaatsen, met name de detectie en beoordeling van de vastgestelde risico s in elke elektrische installatie. Dit is meer specifiek voor distributiecabines uitgewerkt in volgende hoofdstukken. De risicoanalyse waarvan sprake in het KB moet minstens de volgende risico s opsporen (reeds uitgesplitst voor LS&HS m.b.t. distributiecabines) en beoordelen: Risico s Illustratie De risico's voor elektrische schokken door rechtstreekse aanraking met HS = de zone onder spanning betreden D L DL D V Blank actief deel onder spanning Zone onder spanning (D L ) Nabijheidszone (D V ) De risico's voor elektrische schokken door rechtstreekse aanraking met LS, N F N F Aarde De risico's voor elektrische schokken door onrechtstreekse aanraking, = een persoon komt in contact met een massa die door een isolatiefout onder spanning werd gebracht Diff Equipot. Verb. Aarde Voorbeeld van onrechtstreekse aanraking op LS De risico's te wijten aan ontladingen en lichtbogen

3 De risico s te wijten aan overstromen De risico's te wijten aan potentiaalspreiding De risico's voor oververhitting, brandwonden, brand en ontploffing, veroorzaakt door de elektrische uitrusting De risico s te wijten aan ophoping van energie, zoals in condensatoren. De risico s te wijten aan overspanningen ten gevolge van inzonderheid fouten die kunnen ontstaan tussen actieve delen op kringen op verschillende spanning, bij het schakelen en van atmosferische ontladingen. De risico's te wijten aan een spanningsdaling en het wederopkomen van de spanning De risico s inherent aan het gebruik van elektrische energie en de werkzaamheden aan elektrische installaties. De niet elektrische risico's die te wijten kunnen zijn aan een fout of een slecht functioneren van een elektrische uitrustingscomponent, zoals stuurorganen of stuurstroombanen Deze risicoanalyse maakt het mogelijk de nodige preventiemaatregelen te bepalen om de vastgestelde risico s zo veel mogelijk te beperken (=risicobehandeling).

4 2. Risicobeoordeling 2.1. Inleiding Deze beoordeling heeft betrekking op de elektrische installaties in distributiecabines. Door de aard en apparatuur aangewend in distributiecabines zijn niet alle van in het KB opgesomde risico s van toepassing of even doorslaggevend. Volgende paragraaf beschrijft welke risico s zeker dienen aan bod te komen voor een uitgebreide evaluatie en waarom andere zich eerder lenen voor een algemene evaluatie. 2.2. Bepaling van de te beoordelen risico s 2.2.1. Risico s voor elektrische schokken door rechtstreekse aanraking De risico s voor elektrische schokken door rechtstreekse aanraking moeten beoordeeld worden, dit zowel voor laagspanning als voor hoogspanning. 2.2.2. Risico s voor elektrische schokken door onrechtstreekse aanraking De risico s voor elektrische schokken door onrechtstreekse aanraking moeten beoordeeld worden, dit zowel voor laagspanning als voor hoogspanning. 2.2.3. Risico s te wijten aan ontladingen en lichtbogen De risico s te wijten aan ontladingen en lichtbogen moeten beoordeeld worden. 2.2.4. Risico s te wijten aan potentiaalspreiding De risico s te wijten aan potentiaalspreiding worden meegenomen bij de analyse van de risico s voor elektrische schokken door onrechtstreekse aanraking. 2.2.5. Risico s te wijten aan ophoping van energie, zoals in condensatoren Normalerwijze worden geen condensatoren opgesteld in distributiecabines. De risico s verbonden aan condensatoren behoren tot de risico s voor elektrische schokken ten gevolge van rechtstreekse aanraking, onrechtstrekse aanraking en de risico s op een explosie wanneer de installatie onder spanning staat. Wanneer de installatie buiten spanning wordt gezet, wordt artikel 266 van het AREI nageleefd. 2.2.6. Risico s te wijten aan overspanningen ten gevolge van inzonderheid fouten die kunnen ontstaan tussen actieve delen op kringen op verschillende spanning, bij het schakelen en van atmosferische ontladingen De risico s te wijten aan overspanningen ten gevolge van inzonderheid fouten die kunnen ontstaan tussen actieve delen op kringen op verschillende spanning, bij het schakelen en van atmosferische ontladingen worden beheerst door de constructie/concept/ontwerp van de distributiecabine en de elektrische uitrustingen die er deel van uitmaken. De verschillende technische uitrustingen voldoen aan de voorschriften inzake overspanningen, vermeld in de geldende norm op het ogenblik van de aankoop van het materiaal en volgens het technisch reglement. Indien de isolatieklasse van het materiaal, in functie van de maximale nominale exploitatiespanning (Ur), niet in overeenstemming is met het technisch reglement, zal een corrigerende factor worden toegepast op de risico s beschreven in de punten 2.2.3 en 2.2.7.

5 2.2.7. Risico s voor oververhitting, brandwonden, brand en ontploffing, veroorzaakt door de elektrische uitrusting Risico s op oververhitting veroorzaakt door de elektrische uitrusting worden geanalyseerd bij de risico s op brandwonden en zijn voor distributiecabines te verwaarlozen. De risico s voor brandwonden veroorzaakt door een elektrische uitrusting in distributiecabines vallen hoofdzakelijk onder deze vermeld in punt 2.2.3: brandwonden tengevolge van een lichtboog. Inzake brandwonden veroorzaakt door een aanraking van bereikbare oppervlakken: de temperaturen van deze laatste blijven, bij normale werking, altijd onder de limieten vermeld in artikel 103 van het AREI. Elke situatie met een abnormaal hoge belasting, waarbij de toegelaten exploitatielimieten overschreden worden: wordt hetzij gedetecteerd, met indien vereist afschakeling van de elektrische installatie tot gevolg, hetzij opgemerkt door de BA5-operator die zijn gedrag spontaan aanpast. De risico s voor dit type brandwonden zijn bijgevolg onder controle. De risico s voor brand veroorzaakt door de elektrische uitrusting gaan voornamelijk gepaard met de risico s voor lichtbogen en ontploffing. Bovendien is het risico voor een lichtboog of ontploffing veel groter dan de andere risico s voor brand. De risico s op ontploffing veroorzaakt door elektrische uitrusting moeten beoordeeld worden. 2.2.8. Risico s te wijten aan overstromen De risico s te wijten aan overstromen worden op een verwaarloosbaar niveau gehouden door de volgende systemen en interne procedures na te leven: Een actief beveiligingssysteem zoals opgelegd door de technische reglementen, dat wordt opgenomen in de procedures van elke netbeheerder inzake de beveiligingsprincipes tegen enkel- of meerfasige fouten. De uitbatingscriteria van het net, vermeld in de procedures van elke netbeheerder. 2.2.9. Risico s te wijten aan een spanningsdaling en het wederopkomen van de spanning De risico s te wijten aan een spanningsdaling en het wederopkomen van de spanning worden beheerst door: Een actief beveiligingssysteem zoals opgelegd door de technische reglementen, vertaald in de procedures van de netbeheerder inzake de beveiligingsprincipes tegen enkel- of meerfasige fouten. Afhankelijk van het respectievelijk risico worden controle-, besturings- en beveiligingssystemen gevoed door een hulpbron (batterij) en zijn ongevoelig voor spanningsdips. De uitbatingscriteria van het net, vermeld in de procedures van elke netbeheerder. 2.2.10. Risico s inherent aan het gebruik van elektrische energie en de werkzaamheden aan elektrische installaties De risico s inherent aan het gebruik van elektrische energie en de werkzaamheden aan elektrische installaties worden zowel:

6 beheerst door de toepassing van artikel 266 van het AREI, alsook van de code van werken, wanneer een elektrische installatie buiten spanning wordt gezet. De na te leven veiligheidsmaatregelen zijn opgenomen in de procedures van de netbeheerder. als mee opgenomen bij analyse van de risico s voor elektrische schokken door rechtstreekse en onrechtstreekse aanraking, de risico s te wijten aan ontladingen en lichtbogen en de risico s voor ontploffing wanneer de installaties in werking zijn. 2.2.11. Niet elektrische risico s die te wijten kunnen zijn aan een fout of een slecht functioneren van een elektrische uitrustingscomponent, zoals stuurorganen of stuurstroombanen Afhankelijk van het respectievelijk risico wordt Elke fout of slecht functioneren van een elektrische uitrustingscomponent gedekt door het principe van positieve veiligheid, waarna geen enkele foutieve schakeling of ontgrendeling van de stuurorganen of stuurstroombanen meer kan plaatsvinden. 2.3. Soorten risico s Om de risico s die verbonden zijn aan de betrokken elektrische installaties correct te kunnen beoordelen, wordt vastgelegd welke soorten activiteiten de personen uitvoeren in de installatie, alsook in de omgeving van de distributiecabines. Er wordt rekening gehouden met volgende situaties: Persoon aanwezig in de nabijheid van de cabine maar buiten de cabine (publiek): BA1 Persoon die de cabine betreedt / in de cabine rondloopt (bezoek van de cabine): BA4 of BA5 Persoon die een exploitatiehandeling uitvoert (schakelen, opmeting kabelfout (DNB), meteropneming, ): BA5 Deze situaties worden geassocieerd met twee types risico s: Gelinkt aan de aanwezigheid: Risico dat zich manifesteert na een bepaalde tijd en te wijten is aan de niet-gekende conditie van de cabine. De manifestatie van de toestand (T) kan samenvallen met eender welke exploitatiehandeling, maar niet noodzakelijk. Bij de berekening van dergelijk risico wordt rekening gehouden met de gelijktijdigheid van de menselijke aanwezigheid en een onverwachte gebeurtenis. Gelinkt aan de handeling: Risico dat zich manifesteert tijdens een handeling of een actie (A). De handeling maakt het risico zichtbaar na het niet (kunnen) naleven van richtlijnen of procedures, bijvoorbeeld bij een toevallige aanraking van andere onderdelen van de cabine-uitrusting bij gebrek aan plaats om de schakeling uit te voeren.

7 2.4. Bepaling van het spanningsdomein Bij de exploitatiehandelingen onderscheiden we de exploitatiehandeling uitgevoerd op de Laagspanningsinstallaties (LS van categorie 1 volgens het AREI) en de exploitatiehandelingen uitgevoerd op de Middenspanningsinstallaties (HS van categorie 1 volgens het AREI (tussen 1.000 V en 50.000 V). Wanneer in het document er sprake is van HS verwijst dit steeds naar HS van categorie 1 of Middenspanning. Beide worden door elkaar gebruikt. 2.5. Risicoanalyse 2.5.1. Inleiding Rekening houdend met de verschillende parameters die hierboven werden bepaald, is de risicoanalyse hoofdzakelijk gebaseerd op 6 elektrische risico s gecombineerd met de 4 contexten waarin het risico zich stelt bij een exploitatiehandeling/actiegebonden (A) of de aanwezigheid/toestand (T) van een persoon. Risico - afkorting RA HS / LS ORA HS / LS Vlamboog Explosie Context Publiek en Omgeving Betreden/openen (min. BA4) Exploitatiehandelingen HS/LS (BA5) Beschrijving Kans op elektrocutie door rechtstreekse aanraking (of benadering) van de actieve HS- / LS-onderdelen. Kans op elektrocutie door onrechtstreekse aanraking van onder spanning staande massa's ten gevolge van een HS- / LS-fout: gevaarlijke stap- of contactspanning. Kans op het creëren van een elektrische lichtboog bij een (foutieve) handeling of actie. Kans op explosie veroorzaakt door het elektrische materiaal van de cabine. Beschrijving Iedereen die geen BA4 noch BA5 is vb. passanten, kinderen, buurtbewoners, wegeniswerkers, Dit is uitbreiding op vereiste van KB (dat werknemers beoogt). Allen die voor beroepsdoeleinden de cabine kunnen bezoeken. Vb. de keurder, BUP-medeweker, exploitant (HS/LS/OV), projectbeheerder, etc. Nettechnicus aan het werk in de cabine. Deze persoon is voor zijn specifieke taken in de cabine, door zijn werkgever BA5 gecertifieerd, of BA5 in opleiding. Kans op een vlamboog en op datzelfde moment aanwezigheid van publiek in de distributiecabine (Frequentie = 1E-7 x 3E-5 = 3E-12 zie detailfiches excel) is minimaal en daarom ingeschat als een beheerst risico. De combinatie vlamboog en context publiek is niet determinerend => dit risico komt in de verdere analyse niet meer aanbod. Combinaties Publiek & omgeving Betreden/openen (min. BA4) Exploitatiehandelingen HS Exploitatiehandelingen LS RA HS RA LS ORA HS ORA LS Vlamboog Explosie A A T T - T A A T T A T A A T T A T A A T T A T A: actiegebonden T: Toestandsgebonden (zie 2.3) De risicoanalyse (RA) is in detail uitgevoerd voor de 6 elektrische risico s telkens in de 4 contexten en vanuit de 2 mogelijke invalshoeken (risicotypes). Dit resulteert in 23 elektrische risico s welke per type installatie zijn geëvalueerd (zie 2.5.2).

8 2.5.2. Type installaties Doorheen de tijd werden verschillende concepten, technologieën op het distributienet aangesloten. Welke hoofdaspecten een rol spelen om zich te onderscheiden qua mogelijke risico s en risicograad wordt in deze paragraaf beschreven. In de verdere risicoanalyse wordt er van uitgegaan dat de bovenaan beschreven risico s en hun grootte (risicograad) grotendeels identiek per zijn type cabine. In een distributiecabine zijn volgende elektrische installaties geïnstalleerd: MS-Schakelapparatuur LS-transfokabel MS-netkabel MS-transfokabel Transformator LS-Bord Eerste stap bij deze typering is het karakteriseren van de verschillende uitvoeringsvormen van deze installaties. Hierbij zijn onderstaande aspecten/technische onderdelen van de distributiecabine determinerende factoren bij de risico identificatie en evaluatie. Hiervoor wordt onderscheid gemaakt volgens: De toegankelijkheid van de cabine: o Betreedbaar: Vrijstaand betreedbaar, lokaal (in- of aangebouwd) o Niet-betreedbaar: Vrijstaand niet-betreedbaar

9 Aard van het omhulsel: o Geleidend: Aluminium of metaal (staal) als cabineomhulsel. o Niet-geleidend: Beton Metselwerk of polyester MS-schakelapparatuur: o MSO (Open niet-aanraakveilige MS-uitrusting): Open middenspanningsuitrusting met een afscherming < 1,75m, en bijgevolg onvoldoende beschermd tegen toevallige aanraking. o MSA (Open aanraakveilige MS-uitrusting): Open middenspanningsuitrusting met een afscherming 1,75m, en bijgevolg voldoende beschermd tegen toevallige aanraking.

10 o MSM: Omsloten MS-uitrusting: Metaal- of kunststofomsloten middenspanningsuitrusting (modulair of compact). Deze biedt bescherming tegen rechtstreekse aanraking d.m.v. een omhulsel. LS Bord: o LS blank: Bord met blanke zekeringen en/of rails. o LS + plaat: Blank bord afgeschermd door polycarbonaat plaat die verwijderd wordt bij LS verrichtingen. o LS IP2x: Aanraakveilig bord: zowel strips als rails.

11 Transformator o TFO - Niet aanraakveilig: vb. met isolatoren, geen MS-stekkers en/of LS niet afgeschermd en geen afscherming d.m.v. draadhek/omkasting. o TFO - Aanraakveilig: met MS -stekkers en LS afgeschermd of voldoende afgeschermd door voldoende hoog draadhek/omkasting Deze type installaties kunnen in alle verscheidene combinaties voorkomen. Eén type cabine, welke bestaat uit een bepaalde combinatie van betreedbaarheid/geleidende eigenschap omhulselmateriaal /MS-uitrusting/LS-installatie, wordt een cluster genoemd. Cluster = combinatie van de belangrijkste technische eigenschappen voor een type cabine welke risicobepalend zijn. Aangezien de transformatoren kunnen uitgewisseld worden tussen cabines onderling en niet tot veel uiteenlopende risico's leiden, worden deze niet meegenomen als een afzonderlijke cabinecluster. Het aantal clusters wordt dus beperkt tot 2x2x3x3 combinaties: of 36 theoretische clusters: CLUSTER = toegankelijkheid + materiaal + MS + LS Betreedbaar / Niet-betreedbaar Geleidend omhulsel / Niet-geleidend omhulsel MS open / MS aanraakvrij / MS omsloten LS blank / LS + plaat / LS IP-2x 2.5.3. Situationele en overige risico s. De 36 theoretische clusters zijn ontoereikend om alle nuances te vatten die tussen verschillende types cabines bestaan. Aanvullend wordt daarom overgegaan op gebruik van correctiefactoren. Deze zijn een maat voor de afwijking op de generieke cluster omdat deze specifieke situatie een hoger/lager risiconiveau heeft ten aanzien van de referentiesituatie (m.b.t. één of meerdere van de 23 elektrische risico's).

12 Naast bovenstaande risico s werd er rekening gehouden met: Extra risico's: ontbrekende risico's ter volledigheid, bvb door de conditie waarin de installatie bevindt, zonder kwantitatieve detailberekening in een fiche. Het risicoprofiel van de opgestelde MS-schakelaars, deze werd opgemaakt op basis van hun respectievelijk faalgedrag gekend uit het verleden binnen elke DNB/sector. Niet-elektrische risico's, risico's die geen betrekking hebben op (O)RA, boog en explosie. 2.5.4. Bepaling van het risiconiveau Voor het kwantificeren van de risico s wordt gebruik gemaakt van een matrix die het product weergeeft van de frequentie/waarschijnlijkheid en de ernst van een ongewenste gebeurtenis: R = F x E Met hierbij: F = De frequentie die weergeeft hoe dikwijls het ongewenste voorval/gebeurtenis zich (mogelijks) voordoet. De waarde ervan wordt uitgedrukt in aantal incidenten per jaar voor één cabine uitrusting. In deze analyse worden 10 niveaus weerhouden die kunnen variëren tussen kleiner dan 1E-8 tot meer dan 1 gebeurtenis per jaar per cabine uitrusting. E = De ernst die een beeld geeft van de impact van het voorval/gebeurtenis op de persoon. Hier worden 6 niveaus weerhouden gaande van een incident zonder kwetsuren tot een ongeval met meerdere doden. R = De risicograad, is een maat voor de grootte van het risico. Opmerkingen: Frequentie uitgedrukt per cabine per jaar. Uitrustingen in grote hoeveelheden houden individueel gezien geen groter risico in dan een andere uitrusting welke beperkter voorkomt. De analyses houden rekening met de populatiespreiding. De schalen E en F evolueren met factor 10, met als voordeel een grotere afstand tussen de risicoscores. Welk risico aanvaardbaar, onaanvaardbaar en respectievelijke tussenwaarden werd met exploitanten, technici, dienst preventie en verantwoordelijkheden in gezamenlijk overleg vastgelegd. Dit werd goedgekeurd op niveau van Eandis en na overleg met DNB s uit de sector finaal op het technisch comité elektriciteit van Synergrid. De evaluatie resulteerde in volgende risiconiveau s voor werknemers BA4/BA5: Risicograad Beschrijving Beheer van het risico Onaanvaardbaar risico Risico is niet aanvaardbaar Onmiddellijk beheersmaatregelen toepassen Zeer hoog risico Risico is heel reëel & niet gewenst Beheersmaatregelen dienen prioritair genomen te worden Hoog risico Risico is significant Beheersmaatregelen dienen genomen te worden Gemiddeld risico Risico is aanvaardbaar onder voorwaarden Risico aanvaardbaar mits bijkomende maatregelen zoals opleiding, juiste gereedschap & toezicht. Laag risico Er is sprake van een zeker risico Geen acute dreiging, risico is aanvaardbaar Beperkt risico Risico is eerder klein en beheerst Risico is aanvaardbaar

13 Opgelet: met betrekking tot de risicotolerantie voor publiek, omstaanders of omwonenden is de aanvaardingsdrempel 10 keer lager (1 niveau lager) qua risicograad (de risicograad is via de score numeriek uitgedrukt zie risicomatrix bijlage 1) De risicomatrix is bijgevoegd in bijlage 1. 2.5.5. Risicoberekening - methode De bepaling van de risicograad gebeurt indien mogelijk kwantitatief met volgende uitgangspunten: Gebaseerd op een gekende gebeurtenissen uit het verleden in gelijkaardige omstandigheden qua impact Inschatting van de frequentie via worstcase benadering(= eerder overschatting). Bij gebeurtenissen die zich nog niet stelden in de sector of internationale context, maar wel denkbaar zijn, is de frequentie relatief t.o.v. een situatie met een hogere frequentie ingeschat. De frequentie is uitgedrukt per cabine(uitrusting) per jaar. Uitrustingen die in grote getale voorkomen zijn niet per se risicovoller dan enkelingen, het volume van deelpopulatie is geen bepalende factor in de risicograad, hiermee werd rekening gehouden. Anders zouden een klein aantal installaties met een absoluut hoger risico niet hoog scoren gezien gemiddeld gezien op de gehele populatie deze zeer beperkt aanleiding geven tot gebeurtenissen. Zo bekomt men dat het absolute risiconiveau van de uitrusting ten aanzien van de werknemer/omstaander ingeschat wordt en bvb. de grootte van de populatie hierbij geen rol speelt. Bij de meeste risico's verschilt de ernst van situatie tot situatie. In deze gevallen wijzigt de frequentie omgekeerd evenredig => risicograad is gelijkwaardig. Stap 1 - bruto risico: de berekening van het risico zonder gebruik van PBM (persoonlijke beschermingsmiddelen) maar wel met inbegrip van procedures, CBM (collectieve beschermingsmiddelen), etc. Stap 2 netto risico: opnieuw risicobepaling maar met PBM. PBM zijn enkel van toepassing bij uitvoeren van exploitatiehandelingen (alleen BA5)! De meerwaarde van PBM bij exploitatiehandelingen (LS/MS): Bescherming tegen warmte-effecten (Nomex + gelaatsscherm + helm): brand, boog, etc. > E Isolerende handschoenen (PBM) vermindert mogelijks risico op elektrisering/elektrocutie (maar niet noodzakelijk!) > F voor deel van de lichaamsdelen, kledij heeft geen isolerende eigenschappen. Bij de berekening wordt uitgegaan van ofwel: Toestandgebonden risico (T): is een risico dat zich manifesteert na verloop van een zekere tijd en ten gevolge van de toestand van de cabine. Deze uiting van een gedegradeerde conditie (vb. explosie) kan toevalligerwijs samenvallen met een handeling maar niet noodzakelijk. De gelijktijdigheid met menselijke aanwezigheid wordt geëvalueerd voor deze risico's waarbij telkens de ernst van het risico bij gelijktijdig verschijnen bepaald wordt.

14 Actiegebonden risico (A): Risico dat zich uit bij het verrichten van een handeling. Deze handeling zal a.h.w. het risico zichtbaar maken doordat iets defect gaat (vb. afbreken van een slot) of omdat gangbare richtlijnen of werkwijzen niet gevolgd (kunnen) worden (Bvb. haperen van een schakelaar bij het opentrekken ervan of toevallige aanraking andere onderdeel van cabine uitrusting door gebrek aan plaats bij de actie). 2.5.6. Risicoberekening - fiches 2.5.6.1. Generieke risico s Formules voor berekening van toestandsgebonden risico's R DNB = F DNB x E F DNB = F cabine x V DNB R cabine = E x F cabine = E x ( # DNB /V DNB x G ) F cabine = K x G R DNB = E x F DNB = E x ( V DNB x ( # DNB /V DNB x G ) ) CabineFrequentie wordt steeds uitgedrukt voor één cabine op jaarbasis. K = # DNB /V DNB Parameters V, K en G te bepalen a.h.v. populatie (V), K ( Eandis) en gelijktijdigheid (G) Samengevat: F cabine = # DNB /V DNB x G Formules voor berekening van actiegebonden risico's R DNB = F DNB x E F DNB = F cabine x V DNB R cabine = E x F cabine = E x ( # DNB /H DNB,cabine ) F cabine = # DNB /H DNB,cabine R DNB = E x F DNB = E x ( V DNB x ( # DNB /H DNB,cabine ) ) CabineFrequentie wordt steeds uitgedrukt voor één cabine op jaarbasis. Parameters V, H te bepalen a.h.v. populatie (V) en totaal aantal handelingen (H) Samengevat: F cabine = # DNB /H DNB De beoordeling van de risico s gebeurt eerst zonder rekening te houden met het dragen van de PBM s, maar wel met naleven van de procedures, de CBM,... We spreken in dit geval van de bruto generieke risico s. Vervolgens houden we rekening met de invloed van het dragen van de PBM s op de resultaten van de beoordeling van de bruto generieke risico s. In dat geval spreken we van netto generieke risico s. De risicoanalyse werd neergeschreven in de vorm van een fiche, en dit voor elk geïdentificeerd risico, in functie van de verschillende activiteiten en het spanningsdomein. Het doel hiervan is het risiconiveau te bepalen per type vastgesteld risico. Elk fiche is als volgt ingedeeld: Beknopte informatie over het risico: o nummer: 1-23context: publiek: BA4, BA5risico: RA/ORA LS/HS, vlamboog, explosive type: actie- of toestandsgebonden Basisvoorbeeld en uitgangspunt: korte omschrijving van het risico en de context op een typecabine en -uitrusting waar het risico zich met een bepaalde ernst kan voordoen. Assumpties en geschiedenis: als basisvoorbeeld wordt een historisch incident, data of gegevens opgesomd. Niet altijd is concrete informatie beschikbaar en werd beroep gedaan op de jarenlange (praktijk)ervaring van betrokken technici/deskundigen. Bepaling Frequentie(F), Ernst(E) en Risico(R): populatie van het basisvoorbeeld (volume V), incidentdata (kans K), aantal exploitatiehandelingen (H) en/of assumpties m.b.t. menselijke aanwezigheid (gelijktijdigheid G). Ernst (E) is benoemd in uitgangspunt. Het voor risico (R) voor één cabine is dan = F x E

15 Varianten via Correctiefactoren (CF): uitbreiding van het geanalyseerde geval naar andere, op bepaalde types uitrustingen/installaties/situaties. Het risico varieert naargelang bepaalde eigenschappen van toepassing zijn op een respectievelijke cabine. Deze eigenschappen, zgn. correctiefactoren, leiden tot varianten in de te beschouwen populatie en dus ook op vlak van het absolute risico. Telkens wordt nagegaan of de basiseigenschappen van de cluster een rol spelen in de risicobepaling. Invloed van de variante worden voor ernst en frequentie van het risico vergeleken t.o.v. het basisvoorbeeld. Resultaat is een lijst met de risicoscores per variante: zie fiches. 2.5.6.2. Overige risico s Onder overige risico s vallen specifieke of extra risico s die eigen zijn aan een distributiecabine, zoals de inrichting van de cabine, specifieke uitrustingen die aanwezig zijn,... Voor elk specifiek risico wordt bepaald welk elektrisch risico wordt beïnvloed: Rechtstreekse aanraking MS, Rechtstreekse aanraking LS, Onrechtstreekse aanraking MS, Onrechtstreekse aanraking LS, Vlamboog Ontploffing Indien dit het geval is, wordt het specifieke risico opgenomen in de rubriek overige. 3. Detectie van risico s 3.1. Principe Op basis van dit overzicht aan risico s die aangebracht werden door deskundigen, werd een lijst samengesteld van alle checkpunten die worden nagegaan bij een bezoek aan een distributiecabine in kader van de opmaak van de risicoanalyse. Voor elk aspect, welke op een objectieve wijze wordt vastgesteld gezien precieze beschrijving/definitie aangevuld met indien mogelijk illustraties, wordt de globale risicoanalyse samengesteld zoals beschreven in de vorige hoofdstukken. Indien er zich nog andere risico s voordoen in de cabine maakt de risico-opnemer hiervan nota, koppelt deze informatie terug opdat deze kunnen geanalyseerd worden en toegevoegd aan de checklist. 3.2. Uitvoering Het middenspanningsnet van de netbeheerders omvat duizenden distributiecabines. Deze checklists worden aangevuld met de gegevens uit de databanken m.b.t onderdelen uit de cabine (adres, overzicht MS Cellen, ). Bij middel van een pc of papieren formulier/checklist worden deze te plaatse overlopen en ingevuld. 4. Risicobehandeling 4.1. Inleiding Naargelang de oorsprong van het risico worden verderop de begrippen conceptueel risico en conditioneel risico gehanteerd. Dit speelt een rol bij de keuze van de meest geschikte beheersmaatregel:

16 Conceptuele risico s: zijn gerelateerd aan het concept van de distributiecabine (techniciteit, type materialen, constructieve opbouw) en vergen hoofdzakelijk ingrijpende materiële preventiemaatregelen (investering). Conditionele risico s: staan los van de techniciteit en wijze van uitvoering. Zij hebben eerder te maken met de toestand waarin de distributiecabine zich bevindt. Deze kunnen in veel gevallen geëlimineerd worden door middel van onderhoud of een beperkte ingreep. Dit neemt niet weg dat mogelijk door de ernst van de degradatie of aard van het conditioneel risico dit enkel met een investering kan beheerst worden. 4.2. Beheersmaatregelen Voor elk risico wordt naargelang zijn grootte (risicograad) en soort in een overeenstemmende tijdsspanne de meest aangewezen beheersmaatregel genomen. De welzijnswet stipuleert dat de nodige preventiemaatregelen dienen genomen te worden waarbij collectieve maatregelen steeds voorrang hebben op individuele maatregelen (referentie: preventiehiërarchie Welzijnswet art. 5.1). Collectieve maatregelen, zijnde elimineren (corrigerende maatregel) van het risico door het aanpassen of vervangen van de bestaande installatie, zijn onontbeerlijk voor de onaanvaardbare, zeer hoge risico s. Hoge risico kunnen worden aanvaard door de DNB tot aan de volgende werkzaamheid van belangrijke omvang, dit gezien de DNB beschikt over personeel met classificatie BA4 (gewaarschuwde) of BA5 (vakbekwame). Gemiddelde risico s zijn aanvaardbaar onder voorwaarden, door bijkomende maatregelen zoals: opleiding, juist gereedschap, aangepaste methoden en toezicht. Conditionele risico s kunnen best zo snel mogelijk worden weggewerkt na vaststelling. Voor elke risico werd in overleg bepaald welke beheersmaatregelen hiervoor zowel op KT (dagelijkse exploitatie) als MLT tot LT(aanpassingen - investering) het meest geschikt zijn.

17 Bijlage 1: Risicomatrix distributiecabine VS1.0 okt 2009 Veiligheid Er ns t Risico uitgedrukt voor 1 uitrusting - Faalfrequentie/jaar bij een bepaalde Ernst Toepassingsgebied: één cabineuitrusting Risico = F x E Ongeval met meerdere doden Zeer groot 1.000 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000 1,E+07 1,E+08 1,E+09 Ongeval met dodelijke afloop of blijvende zware invaliditeit Ongeval met ernstig en blijvend letsel - langdurig werkvelet Volledig herstelbaar letsel - kortstondig werkverlet Groot 100 0,1 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000 1,E+07 1,E+08 Ernstig 10 0,01 0,1 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000 1,E+07 Matig 1 0,001 0,01 0,1 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000 Lichte kwetsuur - EHBO verzorging Klein 0,1 0,0001 0,001 0,01 0,1 1 10 100 1.000 10.000 100.000 Incident zonder kwetsuur Heel Klein 0,01 0,00001 0,0001 0,001 0,01 0,1 1 10 100 1.000 10.000 Gewicht score 0,001 0,01 0,1 1 10 100 1.000 10.000 100.000 1.000.000 Frequentie / jaar <1*10-8 1*10-8 1*10-7 1*10-6 1*10-5 1*10-4 0,001 0,01 0,1 1 Risico (Score) Risicoevaluatie Risicobehandeling 100.000 Onaanvaardbaar Risico Een dergelijk risico is niet aanvaardbaar Onmiddellijk beheersmaatregelen toepassen 10.000 Zeer Hoog Risico Risico is heel reëel & niet gewenst Beheersmaatregelen dienen prioritair genomen te worden 1.000 Hoog Risico Risico is significant Beheersmaatregelen dienen genomen te worden 100 Gemiddeld risico Risico is aanvaardbaar onder voorwaarden Risico aanvaardbaar mits bijkomende maatregelen zoals opleiding, juiste gereedschap & toezicht. 10 Laag risico Er is sprake van een zeker risico Geen acute dreiging, risico is aanvaardbaar <10 Beperkt risico Risico is eerder klein en beheerst Beheerst en aanvaardbaar risico