Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Daar is hij dan: de echtscheidingsnotaris!

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN NL PENSIOEN OP HET TERREIN VAN PENSIOENEN EN EMPLOYEE BENEFITS

Mr TH.P.M. Moons, kantoorhoudende te Amersfoort, aan de Piet Mondriaanlaan nr. 75. de partners: mevrouw, wonende te. en de heer, wonende te ;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING ALFISURE 1. ALGEMEEN.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING JOHN VAN VLIET FINANCIEEL ADVIES OP HET TERREIN VAN VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS

Datum 16 december 2014 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet Scheiden zonder rechter

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN

2.2 Assurantie Service Jan van Veen behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren.

Wij Willem Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

BEMIDDELINGSOVEREENKOMST. mr. [naam en achternaam], advocaat-scheidingsmediator, kantoorhoudende te [woonplaats], aan de [straat en huisnummer],

1 Model A1, Rechtbank, 1 gedaagde: natuurlijk persoon Vordering van ,00 met de aanzegging, dat: a. indien gedaagde verzuimt advocaat te stellen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST.

ALGEMENE VOORWAARDEN DE NEDERLANDSE PENSIOEN ASSOCIATIE Versie mei 2015

BELEIDSREGELS VERHAAL

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAKADI ASSURANTIEN C.V. OP HET TERREIN VAN RISK MANAGEMENT, VERZEKERINGEN EN EMPLOYEE BENEFITS

1. ALGEMEEN. 2. OVEREENKOMST.

ALGEMENE VOORWAARDEN PENSIOENADVISERING D.B. van der Oord Advies BV handelend onder VDO Pensioen

NDERLANDS OPDE VAN ADVOCATEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Echtgenoten die van tafel en bed gescheiden zijn, kunnen om een ontbinding van het huwelijk verzoeken.

C O N C E P T. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wijziging dagvaardingen per 01 april 2013

Artikel 99 wordt als volgt gewijzigd:

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

BELEIDSREGEL BIJSTANDSVERHAAL 2015

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

BEMIDDELINGSOVEREENKOMST

Hoge Raad , ECLI:NL:HR:2015:3011

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak Ministerie van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus ER DEN HAAG

Algemene Leveringsvoorwaarden voor advisering op het terrein van risk management, verzekeringen, pensioenen en andere employee benefits

ECLI:NL:RBDHA:2017:8005

Een pleidooi voor aanpassing van het Besluit Huwelijksgoederenregister

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidsregel subsidiëring medisch haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2.2 Huis & Hypotheek Bergen behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren.

ALGEMENE VOORWAARDEN. Muntjewerf Advocatuur

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

!!! Algemene voorwaarden Spijker Strafrechtadvocaten. 1. Algemeen

Algemene Voorwaarden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rapport. Datum: 28 juni 2007 Rapportnummer: 2007/136

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Echtscheidingsrecht in hoofdlijnen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Burgerlijk wetboek, Boek 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Afdeling Samenleving Richtlijn 730 Ingangsdatum:

Beoordeling Bevindingen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

U gaat scheiden. In dit informatieblad. 1 Wanneer kunt u scheiden?

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

VALENT PENSIOEN- EN LEVEN ADVISEURS B.V.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Uit elkaar. Wat nu? deskundig advies bij echtscheidingen

Rapport. Datum: 8 maart 2005 Rapportnummer: 2005/065

10 stappenplan (echt)scheiding

LEVERINGSVOORWAARDEN STRUIJS FINANCIAL PLANNING:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wet verevening pensioenrechten bij scheiding

Aan de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten

2.2. De opdrachtnemer behoudt zich het recht voor opdrachten zonder opgave van redenen te weigeren.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

In werking getreden op 1 april Laatstelijk gewijzigd met ingang van 1 april 2004.

ECLI:NL:RBZWB:2016:6374

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 Wijziging van enige bepalingen betreffende scheidingsprocesrecht en daarmee samenhangende regelingen MEMORIE VAN TOELICHTING 1. Inleiding Artikel 819 Rv van het in 1985 ingediende wetsvoorstel tot herziening van het scheidingsprocesrecht (Kamerstukken II 1985/86, 19 242, nrs. 2) voorzag voor een beperkt aantal gevallen in de mogelijkheid van een scheiding zonder de tussenkomst van een procureur. De voorwaarden waaraan moest zijn voldaan, waren: - het moest gaan om een gemeenschappelijk verzoek; - beide echtgenoten moesten de Nederlandse nationaliteit bezitten; - er mochten geen minderjarige kinderen zijn; - er mocht geen verzoek tot levensonderhoud worden gedaan; - er moest overeenstemming bestaan over de bestemming van het eventuele huurrecht van de echtelijke woning. Zoals bekend, is dit wetsvoorstel op 20 maart 1990 door de Eerste Kamer verworpen, in hoofdzaak omdat er veel kritiek was op het hierboven bedoelde artikel 819. De kritiek kwam er vooral op neer dat er te weinig waarborgen waren tegen misbruik van de procedure. Nadien is, in 1990, een nieuw wetsvoorstel ingediend (Kamerstukken II, 1990/91, 21 881, nrs. 1-3), dat in hoofdzaken overeenstemde met het in 1985 ingediende wetsvoorstel, met dien verstande dat het gewraakte artikel 819 in het nieuwe wetsvoorstel niet meer voorkwam. De procureurloze scheiding werd door diverse fracties opnieuw ter sprake gebracht. Desgevraagd gaf Staatssecretaris Kosto te verstaan dat het niet in de rede ligt dat de Regering een voorstel in de trant van artikel 819 opnieuw indient, zolang er geen aanwijzingen zijn dat met name in de Eerste Kamer de opvattingen over een dergelijk voorstel zodanig zijn gewijzigd dat aanvaarding niet reeds bij voorbaat uitgesloten is. Wetsvoorstel 21 881 heeft inmiddels geleid tot de Wet van 1 juli 1992, Stb. 373, en is 1 januari 1993 in werking getreden. De verplichte proces vertegenwoordiging in scheidingszaken is al met al tot nu toe onaangetast gebleven. De uitgaven ten laste van het Justitiebudget voor gefinancierde rechtshulp in deze zaken bedragen ongeveer f 35 miljoen op jaarbasis. De omvang van deze kostenpost maakt het nodig, alternatieven te ontwik kelen voor de benadering welke in 1990 niet de instemming van de Eerste Kamer mocht verwerven. In het onderhavige wetsvoorstel wordt aan de hierboven bedoelde

kritiek van de Eerste Kamer tegemoet gekomen, doordat wordt voorge steld alsnog een waarborg in te bouwen dat van de procureurloze scheiding op gemeenschappelijk verzoek geen misbruik wordt gemaakt. Een dergelijke waarborg kan worden verkregen door echtgenoten die een gezamenlijk verzoek willen doen zonder procureur, te verplichten voorafgaand aan de indiening van het scheidingsverzoek een advocaat of een notaris te raadplegen over het scheidingsverzoek en zijn conse quenties. De aan deze raadpleging verbonden kosten moeten en kunnen naar onze mening voor rekening blijven van de belanghebbenden. Tevens stellen wij voor dat voor andere scheidingsverzoeken, in het bijzonder eenzijdige scheidingsverzoeken, die wél door een procureur moeten worden ingediend, het griffierecht kort gezegd verhoogd wordt met het bedrag dat men ingevolge dit wetsvoorstel verschuldigd is terzake van de bedoelde raadpleging van een advocaat of een notaris. Over het wetsvoorstel heeft mondeling overleg plaatsgevonden met onder meer de Nederlandse Orde van Advocaten en de Koninklijke broederschap van notarissen. Dit overleg heefttot enkele aanpassingen van het wetsvoorstel geleid, zoals ook uit het Nader rapport blijkt. 2. Uitwerking Echtscheiding dient naar onze mening bij voorkeur in onderlinge overeenstemming te worden afgehandeld, waarbij geschillen zo veel mogelijk in der minne, en bij voorkeur al vóór de gerechtelijke procedure, worden opgelost. Om die reden dient de scheiding op gemeenschappelijk verzoek, die immers de meest geëigende processuele vertaling is van de scheiding in der minne, te worden bevorderd. Aan een gemeenschappelijk verzoek moet noodzakelijkerwijs overleg tussen de echtgenoten, ook over de nevenvoorzieningen, voorafgaan. Daardoor worden dezen ermee geconfronteerd dat een goede regeling van de scheiding en haar gevolgen in de eerste plaats hun eigen verantwoordelijkheid is. Wel is deskundige begeleiding daarbij onmisbaar. Maar een systeem dat meer dan thans het geval is, dit onderlinge overleg stimuleert en honoreert, leidt uiteindelijk tot minder tussen advocaten of voor de rechter uit te vechten geschillen, en dus ook tot minder kosten voor de betrokkenen zelf en voor de maatschappij. Ingevolge het voorgestelde nieuwe tweede lid, onderdeel a, van artikel 819 Rv, dient de tussenkomst van de advocaat of notaris te blijken uit een bij het gemeenschappelijk verzoekschrift aan de rechtbank over te leggen en mede door deze advocaat of notaris ondertekende schriftelijke overeenkomst, in het wetsvoorstel akte genaamd en in het spraakgebruik meestal aangeduid als scheidingsconvenant, waaruit blijkt dat tussen de echtgenoten overeenstemming bestaat zowel ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding alsook ten aanzien van elk der nevenvoorzieningen bedoeld in artikel 827 Rv, alsmede dat ten aanzien van de vraag of, en zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud zal worden verstrekt een regeling is getroffen die rekening houdt met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter daarover dient te beslissen. Deze laatste vaststelling ten aanzien van de maatstaven die zijn aangelegd bij een regeling ten aanzien van de verstrekking van een uitkering tot levensonderhoud, verwijst naar dezelfde normen als die welke zijn opgenomen in artikel 64 van de Algemene Bijstandswet, zoals dat artikel luidt ingevolge de Wet van 15 april 1992, Stb. 193, houdende een nieuwe regeling voorterugvordering en verhaal van kosten van bijstand. In de regel zal het erom gaan dat de zgn. trema-normen worden toegepast. Doordat in onderdeel b. van het voorgestelde artikel 819, tweede lid, tevens bepaald is dat aan de rechter moet worden gevraagd de eventueel overeengekomen onderhoudsbijdrage voor de andere echtgenoot of voor minderjarige kinderen in de beschikking opte nemen.

kan, ingevolge artikel 64a Algemene Bijstandswet, een eventueel verleende bijstandsuitkering worden verhaald in overeenstemming met de onderhoudsuitkering zoals overeengekomen en vervolgens opgenomen in de scheidingsbeschikking. Vanzelfsprekend behoeft ingevolge het voorgestelde artikel 819, tweede lid, onderdeel b, in de akte geen bedrag voor levensonderhoud te worden openomen indien de uitkomst van het overleg met de andere echtgenoot onder de leiding van de advocaat of notaris, was dat in de desbetreffende zaak volgens de hierboven bedoelde maatstaven in het geheel geen uitkering tot levensonderhoud dient te worden verstrekt. In het voorstel worden de taken welke voortvloeien uit artikel 819, tweede lid, toevertrouwd hetzij aan een advocaat, hetzij aan een notaris. Naar onze mening is het gerechtvaardigd deze taken slechts aan deze twee beroepsgroepen toe te vertrouwen, daar aldus een voldoende mate van deskundigheid kan worden gegarandeerd. Het zou onwenselijk zijn indien ook personen die geen advocaat of notaris zijn, in dit opzicht hun diensten zouden kunnen aanbieden. Dat een advocaat de hier bedoelde rol kan vervullen, behoeft nauwelijks betoog. De advocaat is van oudsher in scheidingszaken de rechtshulp verlener bij uitstek. De wijze waarop in deze zaken rechtshulp wordt verleend, heeft echter in de afgelopen decennia wijzigingen ondergaan. Mede ten gevolge van de invoering, in 1971, van de duurzame ontwrichting als enige echtscheidingsgrond, is de scheidingsprocedure in zekere mate gedepolariseerd. Steeds meer is het inzicht gegroeid dat het de voorkeur verdient wanneer de echtgenoten over alle aspecten van de scheiding overleg voeren en overeenstemming bereiken, al dan niet vast te leggen in een formeel scheidingsconvenant. Dit heeft er onder meer toe geleid dat ook binnen de balie de vraag is opgeworpen, en inmiddels ook in positieve zin is beantwoord, of één advocaat in rechte kan optreden voor beide echtgenoten. Zoals de advocaat ook op allerlei andere gebieden van het recht bij een (potentieel) conflicttussen partijen optreedt als degene die naar oplossingen in der minne streeft, zo wordt binnen de advocatuur een dergelijke rol van de advocaat thans ook in scheidingszaken aanvaard. De gedragsregels staan daaraan niet meer in de weg. Voorts is inmiddels bij de balie het instituut van de advocaat scheidingsbemiddelaar tot ontwikkeling gekomen. Ook de notaris is van oudsher met vele aspecten van het huwelijk en van andere samenlevingsvormen vertrouwd en kan te dier zake als deskundige worden beschouwd. Dit geldt in de eerste plaats voor kwesties van huwelijksvermogensrechtelijke aard, met inbegrip ook van kwesties betreffende levensonderhoud en pensioen, dit laatste mede gezien de vakkennis van de notaris op algemeen financieel gebied. Verwacht mag worden dat de notaris, gezien zijn brede familierechtelijke ervaring, indien nodig ook met kwesties betreffende gezag over en omgang met minderjarige kinderen raad zal weten. Ook dit is voor hem geenszins onbekend terrein, gezien het feit dat ook bij testamenten en boedelscheiding voogdijkwesties dikwijls een rol spelen. De reden waarom ondanks de bestaande en te handhaven mogelijkheid van bijstand door een advocaat in dit wetsvoorstel ook, daarnaast, wordt gedacht aan de notaris, is dat wanneer het gaat om de regeling van een scheiding in der minne en dus in beginsel niet om een een conflictueuze situatie, ook deze functionaris geschikt lijkt te zijn om de hier noodzake lijke bemiddelingsrol te vervullen, door zijn aanzien van en zijn gezag als neutrale deskundige. Afhankelijk van het soort problematiek of van persoonlijke voorkeuren, kunnen echtgenoten een voorkeur hebben voor een notaris of voor een advocaat. Niet valt in te zien waarom de wetgever in dit opzicht de keuzevrijheid zou dienen te beperken, daar mag worden verwacht dat beide functionarissen de hun hier toegedachte rol in beginsel op zodanige wijze kunnen vervullen dat voldoende garantie

wordt geboden dat van een gemeenschappelijk scheidingsverzoek dat zonder procureur wordt ingediend, geen misbruik wordt gemaakt. De taak van de advocaat of notaris zal in deze opzet bestaan uit voorlichting, advisering, het redigeren van stukken en toetsing. Voorlichting houdt hier in: echtgenoten die in beginsel bereid zijn overleg te voeren over de indiening van een gemeenschappelijk scheidings verzoek, inlichten over alle aspecten die bij een scheiding van belang kunnen zijn. Desgeraden kan de advocaat of notaris ook de identiteit controleren van de personen die zich bij hem of haar vervoegen. Advisering betekent in dit verband dat hij of zij de echtgenoten, voorzover die daaraan behoefte hebben, oplossingen aan de hand doet voor hun eventuele problemen. Het afgesprokene dient vervolgens in een scheidingsconvenant (de aan de rechter over te leggen akte) te worden vastgelegd. Ten slotte dient te worden getoetst of het bereikte resultaat inderdaad in overeenstemming is met datgene wat de echtgenoten voor ogen staat en, voor zover het gaat om een uitkering voor levenson derhoud of een onderhoudsbijdrage, of het overeengekomen bedrag overeenstemt met de in artikel 819, tweede lid, Rv van het wetsvoorstel genoemde norm, en of bij een en ander voldoende aan alle relevante aspecten aandacht is besteed. Met het plaatsen van zijn handtekening onder de in het voorgestelde artikel 819, tweede lid, Rv bedoelde akte is de taak van de advocaat of notaris in de opzet die ons in dit wetsvoorstel voor ogen staat, in beginsel afgelopen. In het bijzonder is het niet de bedoeling, dat deze personen vervolgens formeel als procesvertegenwoordiger optreden in de gerechtelijke procedure die op de indiening van het verzoekschrift zal volgen ter verkrijging van de scheidingsbeschikking. De echtgenoten kunnen, na de bijstand die hun op de boven beschreven wijze is verleend, het verzoekschrift dat tot de echtscheiding strekt, met de bijlagen, zelf indienen. Desgewenst kan gebruik worden gemaakt van modellen die in de praktijk kunnen worden ontwikkeld (de structuur van het desbetref fende verzoekschrift zal eenvoudig kunnen zijn) en bij de invulling waarvan de advocaat of notaris eventueel bijstand kan verlenen. In de gedachte van het wetsvoorstel moet dus, wil men zonder tussenkomst van een procureur een scheidingsverzoek doen, een scheidingsconvenant aan de rechter worden overgelegd, dit in afwijking van het geval waarin het scheidingsverzoek wèl door tussenkomst van een procureur wordt gedaan. Zie artikel 819 Rv (dat in dit wetsvoorstel artikel 819, eerste lid, wordt). Volgens dit artikel, dat sinds 1 januari 1993 van kracht is en dat dus ongewijzigd gehandhaafd blijft, kan bij de indiening van een gemeenschappelijk verzoek (via een procureur) het overleggen van een scheidingsconvenant achterwege blijven. De reden voor het verschil in dit opzicht met het nieuwe, thans voorgestelde tweede lid is, dat het de voorkeur verdient de procureurloze scheiding door een zo volledig mogelijke voorlichting van de rechter zo in te richten, dat complicaties zo veel als mogelijk worden vermeden. Dit wetsvoorstel tornt niet aan de bevoegdheid om desgewenst via de tussenkomst van een procureur een eenzijdig of gemeenschappelijk scheidingsverzoek te doen. Het is, mede in verband met artikel 18 Grondwet, niet wenselijk en zelfs niet mogelijk, vertegenwoordiging door een gezamenlijke procureur of door een procureur voor elk van de partijen in welke gerechtelijke procedure dan ook te verbieden. In het onderhavige wetsvoorstel is echter het uitgangspunt dat in geval van bijstand door een advocaat of notaris als hierboven bedoeld deze proces vertegenwoordiging niet langer noodzakelijk is. In alle gevallen blijft wel tussenkomst van de rechter noodzakelijk. De rol van de rechter verandert niet in vergelijking met de huidige gemeen schappelijke verzoeken. De rechter mag erop vertrouwen dat de advocaat (eventueel: de advocaten) of de notaris de echtgenoten voldoende op alle aspecten heeft (hebben) gewezen, hetgeen hij desgeraden kan controleren

door middel van het hem overgelegde scheidingsconvenant. De rol van de rechter kan onder deze omstandigheden in beginsel beperkt blijven tot de formele controle van de wettelijke vereisten. Een terechtzitting zal evenals thans doorgaans niet nodig zijn en dient zeker niet te worden voorgeschreven. Dat neemt niet weg dat de rechter altijd wanneer hij dat wil, bij voorbeeld omdat hij nog vragen heeft of bij hem bepaalde twijfels zijn gerezen, een terechtzitting kan bevelen. Bovendien wordt niet getornd aan de verplichting van de rechter om minderjarige kinderen van twaalf jaar of oucier in de gelegenheid te stellen, te worden gehoord. In dat opzicht worden dus geen wijzigingen voorgesteld. Ook zal het bij het gemeenschappelijk verzoekschrift over te leggen convenant een voorstel bevatten met betrekking tot het gezag over deze kinderen, zodat het niet strikt nodig is dat de echtgenoten daarover nog apart door de rechter worden gehoord. Om al deze redenen kan worden gesproken van een zeer eenvoudige en in beginsel geheel schriftelijke gerechtelijke procedure, reden waarom het verantwoord is hiervoor de verplichte vertegenwoor diging door een procureur niet langer te handhaven. In artikel II (wijziging van Boek 1 BW) wordt voorts voorgesteld dat in geval van een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding de inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand ambtshalve zal worden verzocht door de griffie van het gerecht dat de scheiding heeft uitgesproken, waarmee wordt voorkomen dat ook deze taak door de advocaat of de notaris zou moeten worden verricht of dat partijen het risico zouden lopen dat de echtscheiding vervalt omdat zij vergaten de beschikking tijdig in te schrijven. 3. Financiële aspecten van de procureurloze scheiding Zoals al gezegd zal het onderhavige voorstel ertoe leiden dat van scheidenden, ongeacht hun draagkracht, een bijdrage in de kosten die met de scheiding verband houden wordt gevergd die hoger ligt dan hetgeen in gevallen die onder de reikwijdte van de Wet op de Rechtsbij stand vallen thans gemiddeld als griffierecht aan de Staat en als eigen bijdrage aan een advocaat verschuldigd is. Gezien de budgettaire situatie is het onvermijdelijk dat binnen de sfeer van wettelijke regelingen die in verband staan met de kosten van rechtsbijstand en van griffierechten, een keuze worden gemaakt. Die keuze richt zich in dit wetsvoorstel op de scheidingszaken. De kans dat het binnen een periode van vijf a tien jaren meermalen tot echtscheiding komt is statistisch dermate klein dat redelijkerwijs verwacht mag worden dat betrokkenen deze kosten zelf kunnen dragen of daarvoor - vooraf of achteraf - een voorziening kunnen treffen. Het gaat om een te overzien financieel risico. In dat opzicht is er een verschil met andere problemen of geschillen van juridische aard waarmee men in zijn leven geconfronteerd kan worden en waarvoor rechtshulp noodzakelijk is. Wel dient de overheid zo mogelijk voorzieningen te treffen die maken dat de bedoelde kosten voor de minder draagkrachtigen nog wel op te brengen zijn. Zij kan daaraan op twee manieren een bijdrage te leveren. In de eerste plaats moet in scheidingssituaties het voeren van onderling overleg, waardoor geschillen kunnen worden voorkomen of tijdig in der minne kunnen worden bijgelegd, door wettelijke maatregelen zo veel mogelijk worden gestimuleerd. Het hierboven ontvouwde voorstel bevat daartoe de aanzet. De kosten van de inschakeling van een of meer deskundigen kunnen worden beperkt naarmate echtgenoten er meer toe overgaan zelf hun verantwoordelijkheid te nemen en zelf (voorzover nodig onder deskundige begeleiding) regelingen uit te denken en afspraken te maken. In de tweede plaats kan de overheid, door voor de groep van minder draagkrachtigen te dezer zake één forfaitair tarief voor te schrijven van redelijke omvang, de kosten zo laag mogelijk houden. Daartoe strekt het

voorgestelde artikel 52a Wet tarieven in burgerlijke zaken (zie artikel IV, onderdeel C, van het wetsvoorstel). Van minder draagkrachtige echtgenoten kan naar onze mening voor de hier bedoelde bijstand betaling van een forfaitair bedrag worden gevergd van in totaal f 800, dus voor elk der echtgenoten f 400, te vermeerderen met de BTW. Aldus luidt het eerste lid van het voorgestelde artikel 52a Wet tarieven in burgerlijke zaken. Daarnaast dient te worden bedacht dat griffierecht verschuldigd is, maar dat daarvoor in deze gevallen krachtens artikel 18 Wet tarieven in burgerlijke zaken het verlaagde tarief geldt (thans 25 of 50% van f 290). Ook zal men zelf voor de uittreksels moeten zorgen en daarvoor in voorkomende gevallen leges moeten betalen. Door de advocaat of notaris mogen geen kosten in rekening worden gebracht, aldus uitdrukkelijk het voorgestelde tweede lid van artikel 52a Wet tarieven in burgerlijke zaken. Die bepaling gaat er uiteraard van uit dat de echtgenoten, zoals gezegd, zelf de kosten betalen van griffierecht en leges voor uittreksels. Ten slotte is, in het derde lid, artikel 6, tweede en derde lid, Wet op het notarisambt hier buiten werking gesteld, om te vermijden dat in deze gevallen voor bijstand door een notaris voor wat de financiële consequenties betreft een ander regime zou gelden dan voor bijstand door een advocaat. Bij de bepaling van de hoogte van de voorgestelde vergoeding zijn wij ervan uit gegaan dat voor de advocaat of notaris met de werkzaamheden die moeten resulteren in de opstelling van een akte als bedoeld in het voorgestelde artikel 819, tweede lid, Rv, gemiddeld niet meer dan zes a zeven uur zal zijn gemoeid. Een indicatie hiervoor is, dat uit onderzoek is gebleken dat echtscheidingen zonder tegenspraak door advocaten in ongeveer twee derde van de gevallen in minder dan 7 uur worden afgedaan. Uitgaande van het toevoegingstarief van f 125 komt het voorgestelde bedrag van f 800 dan niet onredelijk hoog of laag voor. Het hierboven beschreven stelsel leidt tot enkele wijzigingen in de op 1 januari 1994 in werking getreden Wet op de rechtsbijstand en in de Wet tarieven in burgerlijke zaken. Aangezien partijen zelf de kosten moeten dragen van de werkzaamheden van de advocaat of de notaris, verband houdend met de opstelling van de akte bedoeld in het voorgestelde artikel 819, tweede lid, Rv, is hier niet langer sprake van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Dit betekent, dat voor deze werkzaamheden ook geen toevoeging afgegeven kan worden. Wij geven, voor alle duidelijkheid, de voorkeur aan de opname in de wet van een expliciete bepaling die inhoudt dat de hier bedoelde werkzaam heden die gericht zijn op de opstelling van een scheidingsconvenant als bedoeld in het voorgestelde artikel 819, tweede lid, Rv niet onder de werking van de Wet op de Rechtsbijstand vallen. Daartoe strekt het voorgestelde nieuwe onderdeel h van het tweede lid van artikel 12 Wet op de Rechtsbijstand. Nu in dit wetsvoorstel voor gemeenschappelijke scheidingsverzoeken die zonder de tussenkomst van een procureur worden ingediend, een aantal specifieke voorzieningen wordt getroffen, zodat, indien een scheidingsconvenant wordt overgelegd, deze tussen komst niet langer als onmisbaar kan worden beschouwd, ligt het voor de hand dat in onderdeel h tevens tot uitdrukking wordt gebracht dat voor via een procureur in te dienen gemeenschappelijke scheidingsverzoeken waarbij een scheidingsconvenant als bedoeld in artikel 819, tweede lid, Rv wordt overgelegd, evenmin een toevoeging kan worden verkregen. Nu de werkzaamheden van een advocaat of notaris in verband met de opstelling van een verklaring als bedoeld in artikel 819, tweede lid, Rv, geheel uit de sfeer van de gefinancierde rechtshulp worden gehaald, willen wij in de regeling van het griffierecht (het zogenaamde vastrecht) voor de andere scheidingszaken zodanige prikkels opnemen, dat echtgenoten zo veel mogelijk gestimuleerd worden tot het volgen van de meer eenvoudige weg om tot scheiding te geraken. Daarop ziet de thans voorgestelde aanvulling van artikel 2 van de Wet tarieven in burgerlijke

zaken, welke aanvulling inhoudt dat voor een scheidingsverzoek dat niet volgens de in artikel 819, tweede lid, aangegeven lijnen verloopt, een aanzienlijk hoger griffierecht moet worden betaald. Het verschil bedraagt ten minste f 800, het bedrag dat echtgenoten die de weg van artikel 819, tweede lid, volgen, moeten betalen ter zake van de bijstand die de notaris of de advocaat hun verleent bij het overleg over en het opstellen van het scheidingsconvenant. Op dezelfde gronden die hiervoor al zijn genoemd ten aanzien van het tarief voor de werkzaamheden van een advocaat of notaris in verband met de opstelling van een verklaring als bedoeld in artikel 819, tweede lid, menen wij dat het niet onredelijk is, voor een scheiding waarbij niet een convenant als bedoeld in artikel 819, tweede lid, wordt overgelegd, een hoger griffierecht te vragen dan voor andere rechtsgebieden het geval is. Hier komt bij dat in het algemeen gesproken gemeenschappelijke verzoeken waarbij het hierboven bedoelde convenant wordt overgelegd, tot minder werkbelasting van het rechterlijk apparaat leiden dan scheidingsverzoeken (eenzijdige of gemeenschappe lijke) waarbij een dergelijk convenant niet wordt overgelegd. Ten slotte wordt hierdoor bereikt dat een niet onaanzienlijk verschil ontstaat met het tarief voor de opstelling van de akte bedoeld in artikel 819, tweede lid, Rv, waardoor, zoals gezegd, het kiezen van die weg om tot scheiding te komen gestimuleerd zal worden. Om dit effect niet weer te niet te doen, moest aan artikel 17 Wettarieven in burgerlijke zaken een nieuw vijfde lid worden toegevoegd (artikel IV, onderdeel B van het wetsvoorstel) dat inhoudt dat voor de daar bedoelde scheidingsverzoeken in geval van een toevoeging geen reductie op het griffierecht zal worden verleend. Een gunstig neveneffect van de voorgestelde verhoging van het griffierecht, in plaats van een aanzienlijke verhoging van de eigen bijdrage, is dat de extra lasten voor de burgers tengevolge van dit wetsvoorstel niet eenzijdig door de lagere inkomenscategorieën worden gedragen, maar er een meer gelijke verdeling plaatsvindt van die lasten tussen de minder draagkrachtigen en hen die buiten de termen van de Wet op de Rechtsbijstand vallen. Mede door de extra opbrengst die wordt verkregen doordat het verhoogde griffierecht even goed de hogere inkomenscategorieën raakt, kunnen scheidingsverzoeken, afgezien van de gevallen waarin bij het verzoekschrift een convenant wordt overgelegd, in beginsel wel onder de werking van de Wet op de Rechtsbijstand blijven vallen, zodat ook voor de lagere inkomenscategorieën per saldo de kosten die aan een scheiding zijn verbonden, zelfs in geval van een eenzijdig verzoek, niet prohibitief genoemd kunnen worden. Dit moge uit de nu volgende berekeningen blijken. Als het gaat om een op tegenspraak gevoerde procedure waarin beide partijen door een advocaat worden bijgestaan, is de eigen bijdrage voor ieder van partijen minimaal f115. Het griffierecht bedraagt in dit geval voor de verzoekende echtgenoot f 1080 (het huidige tarief van f 280, vermeerderd met het tarief van f 800), voor de verwerende echtgenoot is dit f 280. Te zamen betalen deze echtgenoten voor de scheidings procedure ten minste f 1590. Verdeeld overtwee personen is dit een bedrag van ten minste f 795 voor ieder van beiden. Indien de procedure een éénzijdig verzoek betreft waartegen geen verweer wordt gevoerd, is de partij die in rechte door een advocaat wordt bijgestaan volgens dezelfde berekening een bedrag van f 1195 verschuldigd. Teneinde te bereiken dat in deze gevallen (een eenzijdig scheidings verzoek waartegen al dan niet verweer wordt gevoerd) niet de verzoe kende echtgenoot, meestal de vrouw, eenzijdig de last krijgt te dragen van het aanzienlijk hogere griffierecht, wordt voorgesteld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een nieuw artikel 819a op te nemen, ingevolge welk artikel een kostenveroordeling moet worden uitgesproken ten belope van ten minste de helft van het door de verzoeker betaalde griffierecht (zie artikel I onderdeel B van het wetsvoorstel). Hierdoor zullen

de kosten ook in het geval van een verstekscheiding door de beide echtgenoten moeten worden bedragen: in het bovengenoemde voorbeeld betaalt de verwerende echtgenoot aan de verzoekende echtgenoot ten minste f 540 terug terzake van het door laatstgenoemde betaalde griffierecht. Voor de verzoekende echtgenoot resteert ten minste een bedrag van f655. Indien de procedure een gemeenschappelijk verzoek betreft waarbij geen convenant wordt overgelegd als bedoeld in artikel 819, tweede lid, Rv (en dat dus door een of twee procureurs moet worden ingediend), kan te dier zake wel een toevoeging worden verkregen. De echtgenoten moeten dus de eigen bijdrage betalen, ten minstef 115 elk. Bovendien zijn zij gezamenlijk f 1 080 aan griffierecht verschuldigd. Bij elkaar bedragen de kosten in dit geval ten minste f 1310, dat is f 655 per echtgenoot. Ten slotte: indien overeenkomstig artikel 819, tweede lid, een gemeen schappelijk verzoek wordt gedaan zonder tussenkomst van een procureur, betalen de echtgenoten te zamen f 940 (f 800 plus 17,5% BTW) aan de advocaat of de notaris. Tevens betalen zij voor griffierecht te zamen een bedrag van f 280, of, indien zij daarvoor op basis van artikel 18 Wet tarieven in burgerlijke zaken in aanmerking komen, 25% of 50% van dat bedrag. leder betaalt hier dus f 400 plus BTW, plus voor griffierecht een bedrag van f35, f 70 of f 140. Minder draagkrachtigen betalen hier dus ten minste een bedrag van f 505 per echtgenoot. Bedacht moet worden dat in bovenstaande voorbeelden steeds is uitgegaan van de allerlaagste eigen bijdrage. In andere gevallen, dat wil zeggen naarmate het inkomen stijgt, loopt het financiële verschil tussen de weg van artikel 819, tweede lid, Rv enerzijds en die van scheiding via een toevoeging van een advocaat anderzijds, uiteindelijk aanzienlijk op. Het wetsvoorstel leidttot een aanzienlijke besparing van overheidsuit gaven. Op basis van de huidige regeling wordt in het kader van de gefinancierde rechtsbijstand voor scheidingszaken f 38 miljoen uitge geven. De verwachting is dat na invoering van het wetsvoorstel in de meeste gevallen de weg zal worden bewandeld van de scheidings bemiddeling. In die gevallen blijven de kosten volledig voor rekening van de betrokken echtelieden. In een beperkt aantal gevallen zullen zij een beroep kunnen doen op de gemeente voor een tegemoetkoming in het kader van de Algemene Bijstandwet (bijzondere bijstand). Bij de scheiding op tegenspraak zal de overheid een deel van de kosten langs de weg van de gefinancierde rechtsbijstand blijven betalen. De kosten van gefinan cierde rechtsbijstand kunnen worden begroot op ongeveer f 19,1 miljoen. Daar staat tegenover dat het griffierecht in deze scheidingszaken wordt verhoogd. De opbrengsten daarvan zijn begroot op f 14,5 miljoen. Ook bij de scheiding op tegenspraak kunnen de betrokkenen onder omstandigheden een beroep doen op de bijzondere bijstand. Het totaal aan kosten, inclusief de kosten van uitvoering, dat voor rekening komt van de Algemene Bijstandswet is begroot op f 6 miljoen. Tegenover deze extra kosten voor de gemeenten staan besparingen. Als gevolg van verplichting bij de scheidingsbemiddeling tot een vaststelling van de alimentatie te komen die in overeenstemming is met de normen die de rechtelijke macht daarvoor hanteert, zullen de werkzaamheden voor de gemeenten in het kader van het verhaal van kosten van bijstand in omvang afnemen. Bovendien zal het aantal bijstandsaanvragen als gevolg van dit wetsvoorstel mogelijk kunnen dalen. De besparingen bij de gemeenten zijn vooralsnog begroot op f 3 miljoen. Nader onderzoek moet uitwijzen of een nog grotere besparing bereikt kan worden. Netto is de toename van kosten voor de gemeenten voorlopig geraamd op f 3 miljoen.

Over de geraamde opbrengst en de financiële compensatie aan het Gemeentefonds wordt nog het advies ingewonnen van de Raad voor de gemeentefinanciën. In het totaal wordt voor de overheid (gemeenten en rijk) een netto besparing bereikt van f 30,6 miljoen. De Minister van Justitie, E. M. H. Hirsch Ballin De Staatssecretaris van Justitie, A. Kosto