Adviesbureau RBOI 0824.008206.00 Rotterdam / Middelburg

Vergelijkbare documenten
Oude Amersfoortseweg 99 te Hilversum rapport 2022

Heuvelstraat 3 te Stokkum (gemeente Montferland)

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Molenstraat 81-83/Nieuwe Schoolweg 1-35, Enschede (gemeente Enschede)

De Moer, plangebied De Hooivork (gemeente Loon op Zand)

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Heesch - Beellandstraat

4 Archeologisch onderzoek

Methusalemlaan 59 en omgeving te Ugchelen rapport 2583

Winterswijk, Spoorwegemplacement rapport 1424

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

Wildemanstraat te Elst. rapport 2766

Raadsmededeling. Graag zien wij een beantwoording van deze vragen voor de raadsbehandeling tegemoet.

Hunnissenstraat te Ell (gemeente Leudal) rapport 2130

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

Zwembad De Krommerijn te Utrecht

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Hilversum, Oude Amersfoortseweg 99 rapport 2009

Utrecht, Prozee terrein rapport 2030

Bureau voor Archeologie Rapport 273

RAAP-NOTITIE Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Bureau voor Archeologie. Plan van Aanpak booronderzoek Achterdijk 2-1, Arkel, gemeente Giessenlanden

Ankeveen, A. Voetlaan. rapport 1633

Archeologisch bureauonderzoek & inventariserend veldonderzoek, verkennende fase. Sportlaan, Heerjansdam, Gemeente Zwijndrecht, B&G rapport 899

ADVIES ARCHEOLOGIE 16 dec 2013

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Molenhoek Stiftstraat/Middelweg rapport 903

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Sint Janstraat te Oerle (gemeente Veldhoven)

Vinkelsestraat 90, Vinkel, gemeente Maasdonk

Beekbergen, Dorpsstraat, gemeente Apeldoorn

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

OMnummer: Datum: Archeologische Quickscan Klaprozenweg (QSnr ) Opdrachtgever (LS01)

Quick scan archeologie De Horst Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand

Glaifa-terrein, Voortsepad 39, Hilvarenbeek

Locatie t Hofke 1 t/m 3 en De Gouwberg 9 en 11 te Rijsbergen, gemeente Zundert

Tungelroy, Tuurkesweg (gem. Weert) rapport 1445

Geessinkbraakweg te Enschede

Baexem, Klooster Mariabosch (gem. Leudal) rapport 1009

Ruimtelijke onderbouwing archeologie Vijf Akkers-Noord, Moordrecht (gemeente Zuidplas). Notitie TML554

Groenlo Hartreize II fase 3 rapport 335

Plangebied Ons Landhuis, Barneveldseweg 11 te Lunteren (gemeente Ede)

Gemeente Haarlem. Archeologisch onderzoek en waardestellend rapport

Bijlage 4 Archeologisch onderzoek

Nekkeveld 5, Nijkerk. Een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. J. Huizer

Alphen a/d Rijn, Polderflora. rapport 1039

Plangebied H.W. Iordensweg te Twello

Winterswijk, Spoorwegemplacement

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Ringbaan Noord-Maasstraat te Tilburg. Koen Hebinck

BIJLAGE 6. Archeologisch bureau- en booronderzoek Mgr. GW van Heukelumstraat 2 en 2a firma ADC Archeoprojecten

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Methusalemlaan 59 en omgeving te Ugchelen, gemeente Apeldoorn

Plangebied naast Warfhuisterweg 12 te Wehe-Den Hoorn (gemeente De Marne) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Horsterweg 239, Ermelo

Aalten, IJzerlo, Dinxperlosestraatweg 145

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Molenstraat 47 t/m 53 te Zundert

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

CHECKLIST. 1. Het IVO-verkennend (voorzover booronderzoek) dient te zijn uitgevoerd door een instelling die beschikt over een opgravingsvergunning

Beekbergen, Dorpsstraat 23, gemeente Apeldoorn

Sanatoriumlaan te Zeist

De Kamp, Cothen. rapport 2089

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Quickscan Archeologie. Forellenvisvijvers De Huif Aan de Uilenweg 2 Lelystad, gemeente Lelystad

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Steenbeekstraat te Zetten (gemeente Overbetuwe)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Inventariserend veldonderzoek verkennende fase Uitbreiding parkeerplaats Dorpstraat 28 te Harskamp, gem. Ede (Gld.)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

De Engel West en Mallegatspoort te De Engel (gemeente Lisse)

Planlocatie Companjen te Oldebroek rapport 1820

Heemsteedsekanaaldijk/Overeindse weg

Averboodse Baan (N165), Laakdal

Papendrecht, Westeind 25, gemeente Papendrecht (ZH). Archeologisch en cultuurhistorisch bureauonderzoek. Transect-rapport 528 (concept 1.

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen

Plangebied kapschuur aan de Holte 17 te Onstwedde

Plompstraat 4, Amersfoort rapport 2719

Eesterweg 48 te Doezum, gemeente Grootegast. Een Archeologisch Bureauonderzoek

Venray Plan Vlakwater

CHECKLIST. en Wetenschap aan instellingen die hebben aangetoond bekwaam te zijn tot het doen van

Nieuwe Waalreseweg 199, Valkenswaard (gemeente Valkenswaard)

Archeologisch bureau-en booronderzoek Zuiderzeestraatweg te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. Honderdland Ontwikkelingscombinatie cv Honderdland, fase2

Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat het besluit neemt of de vergunning verleent.

Archeologische Quickscan Eerste Oosterparkstraat (QSnr ) Stadsdeel: Centrum Adres: Eerste Oosterparkstraat

Larenseweg te Holten, gemeente Holten- Rijssen (Ov.)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Archeologisch booronderzoek Burgemeester De la Saussaye Briëtweg, De Wijk, gemeente De Wolden

Cuneraweg 384 te Rhenen

A-PDF Merger DEMO : Purchase from to remove the watermark

Hoek Verkeersweg - Hoofdweg, Harderwijk rapport 3471

Transcriptie:

43 Bijlage 6 Archeologie Adviesbureau RBOI 0824.008206.00 Rotterdam / Middelburg

44 0824.008206.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

Archeologie Conclusie Conclusie Uit de resultaten van het veldonderzoek blijkt dat de bij de boringen 3 tot en met 5 onder het esdek een intacte C-horizont is aangetroffen. Binnen het plangebied is een plaggendek aanwezig, waarbij zich in het noordoostelijk deel van het plangebied een intacte begraven bodem bevindt. Binnen dit deel van het plangebied geldt een hoge trefkans op archeologische resten. Binnen het plangebied worden met name (diepe) grondsporen verwacht. Deze zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Indien de bodem dieper dan 50 cm verstoord wordt, zullen eventuele archeologische resten verloren gaan. Aanbevelingen Aanbevolen wordt om ter hoogte van de boringen 3 tot en met 5 een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Beleidsplan archeologie (2009) Verdrag van Valetta (Malta) In 1992 heeft Nederland het Verdrag van Valetta (Malta) ondertekend. Dit verdrag bepaalt, dat er op verantwoorde wijze dient te worden omgegaan met het archeologisch erfgoed, o.a. in ruimtelijke planontwikkelingen. Dit verdrag heeft inmiddels zijn weerslag verkregen in een wijziging van de Monumentenwet 1988, die op 1 september 2007 in werking is getreden, de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ). Een belangrijk uitgangspunt, is dat het behoud in situ (op de oorspronkelijke plaats) voorgaat op het behoud ex situ (opgraven en bewaren in depot). Van belang is dat door middel van vooronderzoek tijdig inzicht wordt verkregen in de archeologische waarden van een gebied, zodat deze bij beoogde planontwikkelingen kunnen worden betrokken. Voor de ruimtelijke ordening is een belangrijke bepaling, dat de wet niet van toepassing is op projecten met oppervlakte kleiner dan 100 m 2 ; de gemeenteraad kan een hiervan afwijkende andere oppervlakte vaststellen. Beleidsplan archeologie (2009) In november 2009 heeft de gemeenteraad het Beleidsplan Archeologie gemeente Oisterwijk vastgesteld. Het beleidsplan gaat in op hoe de gemeente Oisterwijk kan voldoen aan de Wet op de archeologische monumentenzorg, maar geeft ook aan hoe de gemeente in uiteenlopende omstandigheden om wil gaan met historische bodemschatten. Voor de gehele gemeente is een verwachtingskaart opgesteld. De verwachtingskaart geeft inzicht in het archeologisch erfgoed van de gemeente. Op de verwachtingskaart is aangegeven wat de archeologische verwachtingen zijn als laag, middelhoog en hoog verwachtingsvol gebied. De verwachtingskaart is vertaald in een beleidskaart waaraan matrixnormen zijn ge-

koppeld. Op de beleidskaart en in de matrixnormen is opgenomen hoe wordt omgegaan met archeologie in de betreffende verwachtingsvolle gebieden. Naast de verwachtings- en beleidskaart is ook archeologiebeleid opgesteld. In het beleid is ondermeer vastgelegd wanneer archeologisch onderzoek wel of niet verplicht is en aan welke eisen dat onderzoek moet voldoen. Figuur 1. Verwachtingskaart archeologie Figuur 2. Beleidskaart archeologie

Toetsing plangebied Binnen het plangebied van het bestemmingsplan bevinden zich op basis van de verwachtingskaart een gebied met een middelhoge verwachtingswaarde en bebouwd gebied. Op de beleidskaart archeologie zijn deze vertaald naar waarde-archeologie-3 en 5. Voor de waardearcheologie-3 en 5 geldt dat zonder voorafgaand archeologisch onderzoek grondwerkzaamheden mogen plaatsen tot een diepte van 0,50 meter en een oppervlakte van ten hoogste respectievelijk 250 m 2 en 2.500 m 2. Bureauonderzoek Voor deze locatie is een bureauonderzoek 1) uitgevoerd. Op basis van het bureauonderzoek blijkt dat in het gehele plangebied archeologische resten worden verwacht. Het vondstniveau wordt verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 centimeter in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek teneinde inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen. Met name dient te worden bepaald of het esdek binnen het plangebied aanwezig is en of deze intact is, alsmede de top van de C-horizont. Inventariseren veldonderzoek Op aanvulling van het bureauonderzoek heeft een inventariserend veldonderzoek plaatsgevonden 2. Binnen het plangebied worden op basis van het bureauonderzoek hoge en zwarte enkeerdgronden (esdekken)verwacht. Deze zijn tijdens het veldonderzoek ook daadwerkelijk aangetroffen. In boringen 3 tot en met 5 is onder het esdek een intacte C-horizont aangetroffen. In boringen 1 en 2 is de bodem tot in de C-horizont verstoord. In Noord-Brabant worden de eerste akkers opgehoogd vanaf 1350, meestal op de hoger gelegen delen in het landschap. In de prehistorie waren juist deze delen van het landschap aantrekkelijk voor bewoning. Binnen het plangebied is een plaggendek aanwezig, waarbij zich in het noordoostelijk deel van het plangebied een intacte begraven bodem bevindt. Binnen dit deel van het plangebied geldt een hoge trefkans op archeologische resten. Indien de bodem dieper dan 50 cm verstoord wordt, zullen eventuele archeologische resten verloren gaan. Ter hoogte van boringen 3 tot en met 5 adviseert ADC ArcheoProjecten om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Ter hoogte van boringen 1 en 2 adviseert ADC ArcheoProjecten om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. 1) Aan de Schoolstraat en de Scheerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk), bureauonderzoek, ISBN: 978-90-6836-869-7, ADC ArcheoProjecten. 2 Schoolstraat en De Scheerman Moergestel, een Inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek, ISBN 978-90-6836-955-7, ADC Archeo Projecten.

45 Bijlage 7 Archeologie - onderzoeksrapporten Adviesbureau RBOI 0824.008206.00 Rotterdam / Middelburg

46 0824.008206.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

Aan de Schoolstraat en de Scheerman te Moergestel rapport 1879

Aan de Schoolstraat en de Scheerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk ) Een Bureauonderzoek J.A.G. van Rooij J. Huizer

2 Colofon ADC Rapport 1879 Aan de Schoolstraat en de Scheerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk ) Een Bureauonderzoek Auteurs: J.A.G. van Rooij en J. Huizer In opdracht van: Verhoeven Milieutechniek BV ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, april 2009 Foto s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. Autorisatie: dr. E. Lohof ISBN 978-90-6836-869-7 ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email info@archeologie.nl

3 Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4 Samenvatting 5 1 Inleiding 7 1.1 Algemeen 7 1.2 Doelstelling en vraagstelling 7 2 Methoden 7 3 Resultaten 7 3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01) 7 3.2 Beschrijving van de huidige situatie (LS02) 8 3.3 Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03) 8 3.4 Beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04) 9 3.5 Gespecificeerde verwachting (LS05) 10 4 Conclusies 11 5 Aanbeveling 11 Literatuur 12 Lijst van afbeeldingen en tabellen 12

4 Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Provincie: Noord-Brabant Gemeente: Oisterwijk Plaats: Moergestel Toponiem: Aan de Schoolstraat en de Scheerman Kadastrale gegevens: MGT01, Sectie B, perceelnummer 8190 Kaartblad: 51 west Coördinaten: 140.616-394.469; 140.597-394.386; 140.676-394.358; 140.685-394.456. Bevoegde overheid: Gemeente Oisterwijk Deskundige namens de bevoegde overheid: ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 34414 ADC-projectcode: 4109750 Mevr. J. Rama-Alberto. Het rapport is op 16 april door mevrouw Rama- Alberto goedgekeurd. Periode van uitvoering: April 2009 Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten te Amersfoort

5 Samenvatting In opdracht van Verhoeven Milieutechniek BV heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied op de hoek van de Schoolstraat en de Scheerman in Moergestel (gemeente Oisterwijk). In het plangebied zullen tien starterswoningen, vijf sociale huurwoningen en 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Het bureauonderzoek bestond uit zes onderdelen (KNA-specificaties LS01 t/m LS06). In de eerste vier onderdelen zijn de volgende werkzaamheden verricht: - afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik - beschrijving van de huidige situatie - beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen - beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens Op grond van deze onderdelen werd een gespecificeerde verwachting van het gebied opgesteld (specificatie LS05). Hierin werd verwoord of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht. In het hele plangebied worden archeologische resten verwacht uit alle archeologische perioden. Het vondstniveau wordt verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont; hier wordt ook wel van cultuurlaag gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen. Met name dient te worden bepaald of het esdek binnen het plangebied aanwezig is en of deze intact is, alsmede de top van de C-horizont. ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

6 Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden. Periode Nieuwe tijd Middeleeuwen: Late-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen Romeinse tijd: Laat-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd Vroeg-Romeinse tijd IJzertijd: Late-IJzertijd Midden-IJzertijd Vroege-IJzertijd Bronstijd: Late-Bronstijd Midden-Bronstijd Vroege-Bronstijd Neolithicum (Jonge Steentijd): Laat-Neolithicum Midden-Neolithicum Vroeg-Neolithicum Mesolithicum (Midden Steentijd): Laat-Mesolithicum Midden-Mesolithicum Vroeg-Mesolithicum Paleolithicum (Oude Steentijd): Laat-Paleolithicum Midden-Paleolithicum Vroeg-Paleolithicum Bron: Archeologisch Basis Register 1992 1500 - heden 450 1500 na Chr. 12 voor Chr. 450 na Chr. 800 12 voor Chr. 2000-800 voor Chr. 5300 2000 voor Chr. 8800 4900 voor Chr. tot 8800 voor Chr. Tijd in jaren 1050-1500 na Chr. 450-1050 na Chr. 270-450 na Chr. 70-270 na Chr. 12 voor Chr. - 70 na Chr. 250-12 voor Chr. 500-250 voor Chr. 800-500 voor Chr. 1100-800 voor Chr. 1800-1100 voor Chr. 2000-1800 voor Chr. 2850-2000 voor Chr. 4200-2850 voor Chr. 5300-4200 voor Chr. 6450-4900 voor Chr. 7100-6450 voor Chr. 8800-7100 voor Chr. 35.000-8800 voor Chr. 300.000 35.000 voor Chr. tot 300.000 voor Chr. ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

7 1 Inleiding 1.1 Algemeen In opdracht van Verhoeven Milieutechniek BV heeft ADC ArcheoProjecten een bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied op de hoek van de Schoolstraat en de Scheerman in Moergestel (gemeente Oisterwijk). In het plangebied zullen tien starterswoningen, vijf sociale huurwoningen en 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 1 april 2009 door: J. Huizer (prospector), J.A.G. van Rooij (archeoloog) en E. Lohof (senior prospector). 1.2 Doelstelling en vraagstelling Het doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie over bekende of verwachte archeologische waarden binnen het omschreven gebied. De volgende onderzoeksvragen zijn opgesteld voor het plangebied: - Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien er archeologische waarden aanwezig zijn: - In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? - Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden: - Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? 2 Methoden Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1, in het bijzonder de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. Het bureauonderzoek wordt gerapporteerd conform LS06. Het onderzoek bestaat uit zes onderdelen (specificaties LS01 t/m LS06). In de eerste vier onderdelen zijn de volgende werkzaamheden verricht: - afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik - beschrijving van de huidige situatie - beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen - beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens Op grond van deze onderdelen wordt een gespecificeerde verwachting van het gebied opgesteld (specificatie LS05). Hierin wordt verwoord of, en zo ja, welke archeologische waarden worden verwacht. Indien deze worden verwacht worden de (veronderstelde) eigenschappen van de waarden zo gedetailleerd mogelijk aangegeven. 3 Resultaten 3.1 Afbakening plan- en onderzoeksgebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01) Het plangebied ligt aan de Schoolstraat en de Scheerman en heeft een oppervlakte van circa 7100 m 2. Het wordt begrensd door de Scheerman in het zuiden, de Schoolstraat in het oosten en huizen in het noorden en westen. De exacte locatie is weergegeven in afbeelding 1 en 2. Er zijn weinig archeologische en aardkundige gegevens beschikbaar van het plangebied. Om een uitspraak te kunnen doen over de archeologische verwachting in het plangebied zijn daarom gegevens betrokken uit de directe omgeving, waarmee het onderzoeksgebied kan worden gedefinieerd als het gebied binnen een straal van circa 500 m rondom het plangebied. ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

8 In het plangebied is nieuwbouw gepland. Hierbij zal het gehele gebied worden bebouwd met tien starterswoningen, vijf sociale huurwoningen en 22 parkeerplaatsen (afb. 3). Het is tot op heden niet bekend of deze gebouwen onderkelderd gaan worden, maar zij worden waarschijnlijk wel voorzien van een grondfundering. De minimale verstoringsdiepte zal dan 100 cm mv bedragen. Voor het plangebied is in maart 2009 een bodemonderzoek uitgevoerd door Verhoeven Milieutechniek bv. Uit de boorkolommen blijkt dat ten minste de bovenste 50 cm van de bodem bestaat uit matig humeus, onverstoord zwartbruin zand. Slechts in één boring zijn in de eerste 50 cm puinresten aangetroffen. Zeer waarschijnlijk betreft deze laag het esdek. Verder naar beneden toe blijft het volgens de boorstaat tot ongeveer 200 cm humeus. Het grondwaterstand is vastgesteld op 160 cm mv. De consequentie van de voorgenomen ingreep is dat eventuele waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. 3.2 Beschrijving van de huidige situatie (LS02) Het plangebied is momenteel in gebruik als grasland. Het noordwestelijke deel van het plangebied is bebost. Volgens de bodemkaart bevindt de gemiddeld hoogste grondwaterstand zich op 40 tot 80 cm mv en de laagste op dieper dan 120 cm mv. Volgens het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland) bevindt het plangebied zich op een hoger gelegen deel in de omgeving. Naar het oosten toe is het gebied aanzienlijk lager (afb. 4). 3.3 Beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03) De historische situatie is op verschillende kaarten als volgt: Bron Hstorische situatie Kadastrale minuut uit 1832 1 Het plangebied is geheel in gebruik als bouwland. Historische kaart uit 1838 en 1840 2 onbebouwd Bonnekaart uit 1913 3 Het plangebied is onbebouwd en lijkt deel uit te maken van de Kerkakkers. Direct ten zuiden van het plangebeid bevindt zich een korenmolen (K.M.), ten noordwesten bevindt zich bebouwing in de vorm van wellicht een boerderij en ten oosten en westen heeft een weg gelegen. De westelijk gelegen weg is de Zandweg en stamt uit de eerste helft van de 19 e eeuw. Ten oosten van het plangebied lijkt lager gelegen gebied te zijn (afb. 5). Bonnekaart uit 1930 4 Idem aan 1913 Topografische kaart uit 1964 5 Plangebied onbebouwd Topografische kaart uit 1983 6 Binnen het plangebied bevindt zich nu een bos. Voor de rest ongewijzigd. De plaats Moergestel wordt voor het eerst genoemd in 1147, en wordt gezien als een samenstelling tussen moer veen (veenland, wingebied van turf) en gastel, hetgeen geïnterpreteerd kan worden als bos op hoge zandgronden. 7 Ten zuiden hiervan bevindt op de hoek van de Schoolstraat en de Scheerman het plangebied. Met zekerheid kan gezegd worden dat het plangebied vanaf de eerste helft van de 19 e eeuw tot op heden onbebouwd is geweest en mogelijk deel uit gemaakt heeft van de kerkakkers. Direct ten zuiden van het plangebied staat sinds 1852 een zogenaamde standerdmolen. Deze korenmolen is vanuit het nabijgelegen Biest-Houtakker verplaatst naar de Schoolstraat. De kast van de huidige molen bevat meerdere delen die dateren uit circa 1600. 8 Direct ten noordwesten van het plangebeid heeft bebouwing gestaan in de vorm van een woonhuis of boerderij. Het plangebied wordt in het oosten en westen omsloten door twee wegen. De westelijk gelegen weg wordt de Zandweg genoemd en stamt uit de eerste helft van de 19 e eeuw. Uit de bonnekaart van 1913 blijkt dat het gebied ten oosten van het plangebeid aanzienlijk lager ligt. Aan de hand van de historische situatie blijkt dat binnen het plangebied waarschijnlijk geen bodemverstoring heeft opgetreden. Mogelijk geldt dit wel voor het gedeelte waar nu bomen zijn gesitueerd. 1 www.watwaswaar.nl, geraadpleegd op 1 april 2009 2 Wolters Noordhoff Atlasproducties 1990. 3 Bureau Militaire verkenningen 1913. 4 Bureau Militaire verkenningen 1930. 5 www.watwaswaar.nl. 6 www.watwaswaar.nl. 7 Berkel en Samplonius 2006 8 www.molendatabase.nl ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

9 3.4 Beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04) De volgende aardwetenschappelijke informatie is bekend van het plangebied: Type informatie Geomorfologie 9 Bodemkunde 10 Geologie 11 Informatie Dekzandrug, al dan niet met oud landbouwdek (4K14) Hoge zwarte enkeerdgronden met lemig fijn zand, grondwatertrap VII (zez23-vii) Neunen groep, eolische periglaciale afzettingen met Löss en dekzand dikker dan 2 m (Nu1). In het plangebied komt geologisch gezien de Nuenen Groep voor. Dit is een verzamelnaam voor de Formatie van Twente en de Formatie van Eindhoven. Deze formaties bestaan uit tijdens de voorlaatste en laatste ijstijden door de wind aangevoerd materiaal, dat enigszins door verspoeling en uitblazing is beïnvloed. 12 Dit manifesteert zich geomorfologisch in het plangebied als dekzandruggen. Bodemkundig gezien worden binnen het plangebied hoge zwarte enkeerdgronden (esdekken) verwacht: 9 Stichting voor Bodemkartering 1984. Stichting voor Bodemkartering 1975. Stichting voor Bodemkartering 1985. Rijks Geologische dienst 1985 10 11 12 ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

10 In het onderzoeksgebied zijn de volgende archeologische (indicatieve) waarden vastgesteld: Bron IKAW Cultuurhistorische waardenkaart provincie Noord-Brabant AMK waarnemingen ARCHISII vondstmeldingen ARCHISII onderzoeksmeldingen ARCHISII Omschrijving Hoge indicatieve archeologische waarde Historische geografie: redelijk hoog Historische zichtrelatie: molenbiotoop Archeologische waarde: hoog of middelhoog Historische bouwkunst: Molen geen Een fragment roodbakkend geglazuurd aardewerk uit de Nieuwe Tijd en een aantal fragmenten aardewerk uit de IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen 13 geen In totaal zijn er in het onderzoeksgebied vier onderzoeksmeldingen bekend. Het betreffen allen booronderzoeken. 14 De ligging van de waarden is weergegeven in afb. 6 Volgens de Cultuurhistorische waardenkaart van Noord-Brabant is de waardering redelijk hoog, bevindt het plangebied zich in een molenbiotoop en is de archeologische waarde middelhoog of hoog. De Indicatieve Kaart Archeologische Waarde geeft het plangebied een hoge indicatieve waarde. Deze waarde staat in verband met de verwachte esdekken binnen het plangebied. Voor een gebied 300 meter ten westen van het plangebied heeft in 1999 een booronderzoek plaatsgevonden. Hierbij werd een vuursteenafslag op een dekzandkop aangetroffen. Omdat de ondergrond in het plangebied sterk verstoord was, kon niet bepaald worden of de afslag ook daadwerkelijk afkomstig was van waar het gevonden werd. Op grond van deze resultaten werd voor dat plangebied geen vervolgonderzoek geadviseerd. Op circa 600 tot 900 meten ten zuidoosten van het plangebied zijn verder nog drie booronderzoeken uitgevoerd. Deze bevatten in ARCHISII echter geen selectieadvies of toelichting. Circa 110 m ten noordoosten van het plangebied zijn negen vondsten gedaan op een akker met een esdek van gemiddeld 85 cm dik. Het betreffen aardewerkfragmenten daterend vanaf de IJzertijd tot en met de Middeleeuwen, met een dominantie van Romeins materiaal. Ten slotte is op 720 m ten zuidwesten van het plangebied een fragment roodbakkend geglazuurd aardewerk aangetroffen met opschrift Joseph soon van Jacob. Dit fragment aardewerk kan gedateerd worden in het begin van de Nieuwe Tijd. 3.5 Gespecificeerde verwachting (LS05) In het hele plangebied worden archeologische resten verwacht uit alle archeologische perioden. Het vondstniveau wordt verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont; hier wordt ook wel van cultuurlaag gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. 15 Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. Volgens het rapport van het milieukundig bodemonderzoek is het esdek minimaal 50 cm dik. En zal de bodem in de toekomstige inrichtingsplannen waarschijnlijk tot een meter verstoord worden door grondfunderingen. Eventuele aanwezige archeologische resten zullen door deze plannen verloren gaan. Verder dient opgemerkt te worden dat aan de hand van de historische situatie geen grootschalige verstoringen verwacht worden. Mogelijk geldt dit niet voor het gedeelte van het plangebied dat nu bebost is. Resp. waarnemingnummers 14.045 en 14.622 Resp. onderzoekmeldingnummers 3299, 27649 en 27650 Groenewoudt 1994. 13 14 15 ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

11 4 Conclusies Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan? Binnen het plangebied is waarschijnlijk een esdek aanwezig. Eventuele archeologische resten zullen in het onderste gedeelte van het esdek en in de top van de natuurlijke C-horizont aanwezig zijn. In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? Tijdens het milieukundig bodemonderzoek is waarschijnlijk een esdek aangetroffen. Dit is minimaal 50 cm dik. Wanneer de huidige geplande bodemingreep gaat plaatsvinden, worden de archeologische waarden verstoord. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Niet van toepassing Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Wanneer de bodem verstoord gaat worden, adviseert ADC ArcheoProjecten om een inventariserend veldonderzoek te laten uitvoeren door middel van een verkennend booronderzoek. 5 Aanbeveling Het advies is om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een verkennend booronderzoek, teneinde inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden en met als doel kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen. Met name dient te worden bepaald of het esdek binnen het plangebied aanwezig is en of deze intact is, alsmede de top van de C-horizont. Op basis van de nu bekende gegevens zijn voor het verkennend booronderzoek vijf boringen noodzakelijk. Deze kunnen worden geplaatst in een 40m x 50m grid en worden gezet met een 7cm Edelmanboor tot op het archeologisch relevante niveau (top van de C-horizont). Het opgeboorde materiaal wordt bestudeerd op het voorkomen van archeologische indicatoren door het versnijden en te verbrokkelen. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een Plan van Aanpak (PvA) ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

12 Literatuur Berkel, G., van & K. Samplonius 2006: Nederlandse plaatsnamen, herkomst en historie. Uitgeverij het Spectrum. Bureau Militaire Verkenningen, verschillende jaargangen (1913 en 1930): Oirschot, blad NR 647, 1:25.000. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Groenewoudt, B.J., 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten, 17). Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104, Delft. Stichting voor Bodemkartering, 1984: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad NR 51 West Eindhoven. Stichting voor Bodemkartering, 1975: Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad NR 51 West en Oost Eindhoven Stichting voor Bodemkartering, 1985: Geologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad NR 51 West Eindhoven Rijks Geologische Dienst, 1985: Toelichting bij de Geologische kaart van Nederland 1:50.000 NR 51 west, Eindhoven. Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel: karterend booronderzoek. Gouda (SIKB uitgave). Wolters-Noordhoff Atlasprodukties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland, deel 4 Zuid-Nederland 1838-1857, Groningen. Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Toekomstige inrichtingsplannen Afb. 4 Locatie van het plangebied op het AHN. Blauw is laag gelegen (8,75 m + NAP) en rood is hooggelegen (13,5 m + NAP). Afb. 5 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1913 Afb. 6 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Tabel 1. Tijdsduur van de verschillende (pre)historische perioden. ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

14 394280 394320 394360 394400 394440 394480 394520 NNN Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Scheerman 000000 25m 140520 140560 140600 140640 140680 140720 140760 Legenda Begrenzing van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

15 Afb. 3 Toekomstige inrichtingsplannen ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

16 394000 394400 394800 NNN 000000 100m 140400 140800 Legenda Begrenzing van het plangebied Afb. 4 Locatie van het plangebied op het AHN. Blauw is laag gelegen (8,75 m + NAP) en rood is hooggelegen (13,5 m + NAP). ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

17 394000 394400 394800 NNN 000000 100m 140400 140800 141200 Legenda Begrenzing van het plangebied Afb. 5 Locatie van het plangebied op de Bonnekaart uit 1913. ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

18 393600 394000 394400 394800 Moergestel 14.622 3.299 14.045 NN 000000 100m 27.650 27.651 140000 140400 140800 141200 27.649 Legenda Hoge indicatieve archeologische waarde Middelhoge indicatieve archeologische waarde Lage indicatieve archeologische waarde Zeer lage indicatieve archeologische waarde Water Bebouwd gebied Onderzoeksmeldingen Begrenzing van het plangebied ARCHIS-meldingen (bijgewerkt jan.'09) Paleolithicum Mesolithicum Neolithicum Bronstijd IJzertijd Vroeg-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd Laat-Romeinse tijd Vroege Middeleeuwen Late Middeleeuwen Nieuwe Tijd Recent Datering onbekend Afb. 6 Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen ADC ArcheoProjecten Rapport 1879 Tussen De Schoolstraat en De Schemerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk)

Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel rapport 1965

Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk) Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek J.A.G. van Rooij J. Huizer

2 Colofon ADC Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk) Een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek Auteurs: J.A.G. van Rooij en J. Huizer In opdracht van: Verhoeven Milieutechniek bv ADC ArcheoProjecten, Amersfoort, augustus 2009 Foto s en tekeningen: ADC ArcheoProjecten, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. ADC ArcheoProjecten aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. Autorisatie: dr. E. Lohof ISBN 978-90-6836-955-7 ADC ArcheoProjecten Postbus 1513 3800 BM Amersfoort Tel 033-299 81 81 Fax 033-299 81 80 Email info@archeologie.nl

3 Inhoudsopgave Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied 4 Samenvatting 5 1 Inleiding 7 1.1 Algemeen 7 1.2 Doelstelling en vraagstelling 7 2 Resultaten bureauonderzoek 7 3 Inventariserend Veldonderzoek 8 3.1 Methoden 8 3.2 Resultaten booronderzoek (VS03) 9 3.3 Interpretatie 9 4 Conclusies 10 5 Aanbeveling 10 Literatuur 11 Lijst van afbeeldingen en tabellen 11 Bijlage 1 Boorgegevens 15

4 Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied Provincie: Noord-Brabant Gemeente: Oisterwijk Plaats: Moergestel Toponiem: Schoolstraat en De Scheerman Kadastrale gegevens: MGT01, Sectie B, perceelnummer 8190 Kaartblad: 51 west 140.616-394.469; Coördinaten: 140.597-394.386; 140.676-394.358; 140.685-394.456. Bevoegde overheid: Gemeente Oisterwijk Deskundige namens de bevoegde overheid: Mevr. J. Rama-Alberto ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code): 34414 ADC-projectcode: 4109750 Periode van uitvoering: juni 2009 Beheer en plaats documentatie: ADC ArcheoProjecten te Amersfoort

5 Samenvatting In opdracht van Verhoeven Milieutechniek BV heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied aan de De Scheerman en de Schoolstraat in Moergestel (gemeente Oisterwijk). In het plangebied zullen tien starterswoningen, vijf sociale huurwoningen en 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. In het hele plangebied worden archeologische resten verwacht uit alle archeologische perioden. Het vondstniveau wordt verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont; hier wordt ook wel van cultuurlaag gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. In het plangebied is een circa 60 cm dik opgehoogd dek aanwezig. Dit betreft een hoge zwarte enkeerdgrond. In boring 2 is dit pakket circa 140 cm dik omdat hier de bodem recentelijk is opgehoogd ten behoeve van de aanleg van een park. Daaronder bevindt zich de oorspronkelijke bodem. In boring 1 en 2 is onder het opgehoogd dek een menglaag aanwezig van de A-horizont en de natuurlijke C-horizont. Ter plaatse van deze boringen is de top van de C-horizont verstoord. Eventuele archeologische resten zullen ter plaatse van deze boringen verloren zijn gegaan. Ter hoogte van boringen 3 t/m 5 is onder het esdek een intacte C-horizont waargenomen. Deze heeft de oorspronkelijke kleur van het moedermateriaal en is niet veranderd door bodemvormende processen. Aangezien het plangebied op een dekzandrug is gesitueerd, en derhalve hoger ligt dan de omgeving, wordt onder de aanwezige esdek normaliter ook de E- en de B-horizont verwacht. Deze horizonten lijken echter te zijn afgegraven. Waarschijnlijk is de C-horizont niet of nauwelijks afgegraven. Dit heeft echter geen consequentie voor de mogelijk aanwezige archeologische resten, omdat binnen het plangebied archeologische resten in de vorm van (diepe) sporen kunnen voorkomen. Deze worden verwacht ter hoogte van boringen 3 t/m 5. Ter hoogte van boringen 3 t/m 5 adviseert ADC ArcheoProjecten om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Ter hoogte van boringen 1 en 2 adviseert ADC ArcheoProjecten om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

6 Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. Periode Nieuwe tijd Middeleeuwen: Late-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen Romeinse tijd: Laat-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd Vroeg-Romeinse tijd IJzertijd: Late-IJzertijd Midden-IJzertijd Vroege-IJzertijd Bronstijd: Late-Bronstijd Midden-Bronstijd Vroege-Bronstijd Neolithicum (Jonge Steentijd): Laat-Neolithicum Midden-Neolithicum Vroeg-Neolithicum Mesolithicum (Midden Steentijd): Laat-Mesolithicum Midden-Mesolithicum Vroeg-Mesolithicum Paleolithicum (Oude Steentijd): Laat-Paleolithicum Midden-Paleolithicum Vroeg-Paleolithicum Bron: Archeologisch Basis Register 1992 1500 - heden 450 1500 na Chr. 12 voor Chr. 450 na Chr. 800 12 voor Chr. 2000-800 voor Chr. 5300 2000 voor Chr. 8800 4900 voor Chr. tot 8800 voor Chr. Tijd in jaren 1050-1500 na Chr. 450-1050 na Chr. 270-450 na Chr. 70-270 na Chr. 12 voor Chr. - 70 na Chr. 250-12 voor Chr. 500-250 voor Chr. 800-500 voor Chr. 1100-800 voor Chr. 1800-1100 voor Chr. 2000-1800 voor Chr. 2850-2000 voor Chr. 4200-2850 voor Chr. 5300-4200 voor Chr. 6450-4900 voor Chr. 7100-6450 voor Chr. 8800-7100 voor Chr. 35.000-8800 voor Chr. 300.000 35.000 voor Chr. tot 300.000 voor Chr. ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

7 1 Inleiding 1.1 Algemeen In opdracht van Verhoeven Milieutechniek BV heeft ADC ArcheoProjecten een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor het plangebied aan de Scheerman en Schoolstraat in Moergestel (gemeente Oisterwijk, afb. 1 en 2). In het plangebied zullen tien starterswoningen, vijf sociale huurwoningen en 22 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een projectprocedure ten behoeve van een wijziging in het bestemmingsplan en was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. 1.2 Doelstelling en vraagstelling Het doel van het inventariserende veldonderzoek is het aanvullen en toetsen van de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde verwachting. 1 Het inventariserend veldonderzoek vond plaats door middel van een verkennend booronderzoek. Ten behoeve van het inventariserend veldonderzoek is een plan van aanpak (PvA) opgesteld conform KNA (Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie) specificatie VS01 en de geldende beleidsregel van de Staatsecretaris van OCW. 2 Hierin zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld: - Is er in het plangebied een onverstoorde bodem aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte bodemtype? - Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien er archeologische waarden aanwezig zijn: - In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? - Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Indien de archeologische waarden niet kunnen worden behouden: - Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Het onderzoek vond plaats op 10 juni 2009. Meegewerkt hebben: J. Huizer (prospector), J.A.G. van Rooij (archeoloog), N. de Jonge (fysisch geograaf) en E. Lohof (senior prospector). 2 Resultaten bureauonderzoek Bodemkundig gezien worden binnen het plangebied hoge zwarte enkeerdgronden (esdekken) verwacht (zie kadertekst op de volgende pagina). In het hele plangebied worden archeologische resten verwacht uit alle archeologische perioden. Het vondstniveau wordt verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont; hier wordt ook wel van cultuurlaag gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. 3 Archeologische sporen zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. De beperkte beschikbare gegevens laten niet toe, het complextype en de omvang van de verwachte resten nader te specificeren. 1 Van Rooij & Huizer 2009 2 Beleidsregel van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 15 juni 2005, nr. WJZ/2005/26210 (8163), tot wijziging van de Beleidsregels opgravingsbevoegdheid. Het PvA is opgesteld door J. Huizer (prospector) op 9 juni 2009. Het PvA is geaccordeerd door A.G. de Boer, senior prospector. 3 Groenewoudt 1994. ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

8 3 Inventariserend Veldonderzoek 3.1 Methoden De bij het Inventariserend Veldonderzoek toegepaste methoden zijn conform de KNA, versie 3.1, in het bijzonder specificatie VS03 (booronderzoek). Uitgangspunt van het inventariserend veldonderzoek is de gespecificeerde verwachting zoals die is opgesteld in het bureauonderzoek. De strategie voor het veldonderzoek is hierop gebaseerd, alsmede op het voor dit onderzoek opgestelde Plan van Aanpak (VS01). De rapportage is opgesteld conform specificatie VS05. Tenslotte is een aanbeveling gegeven. 3.1.1 Booronderzoek (VS03) In het plangebied zijn grondboringen uitgevoerd met als doel het bepalen van de bodemopbouw en eventuele bodemverstoringen. Dit is de verkennende fase van het inventariserend veldonderzoek. Het verkennen van de bodemopbouw gebeurt door de bodemtextuur en, indien relevant, bodemkundige horizonten systematisch te beschrijven. Eventuele afwijkingen van de verwachte bodemopbouw zoals vastgesteld op grond van het bureauonderzoek, en andere niet-natuurlijke bodemkenmerken kunnen er aanleiding toe geven om (delen van) het plangebied als verstoord te beschouwen. ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

9 Er zijn vijf boringen verspreid over het plangebied uitgevoerd. De boringen zijn uitgevoerd met een 7 cm edelmanboor en zijn gezet tot minimaal 35 cm in de ongestoorde ondergrond tot gemiddeld 130 cm en maximaal 180 cm onder het maaiveld. De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO waarin ondermeer de standaard classificatie van bodemmonsters volgens NEN5104 wordt gehanteerd. 4 De X- en Y-coördinaten zijn bepaald aan de hand van de lokale topografie en ingemeten met behulp van een meetlint. De hoogte van het maaiveld ter plaatse van de boringen is bepaald aan de hand van AHNbeelden. Voor aanvang van het boorproject is bij het Kadaster een KLIC-melding aangevraagd. Hieruit blijkt dat in het centrale deel van het plangebied zich een noord-zuid georiënteerde leiding bevindt. Mogelijk bevindt zich in het zuidoostelijk deel van het plangebied ook een leiding. De exacte positie van deze laatste leiding is echter niet bekend. De leidingen zijn gemeden tijdens het veldonderzoek 3.2 Resultaten booronderzoek (VS03) De locatie van de boringen is weergeven in afb. 3. De basis van het profiel bestaat uit zwak siltig, matig fijn kalkloos zand, dat lichtgrijs van kleur is. De top van deze laag bevindt zich gemiddeld op 90 cm mv. Een uitzondering hierop vormt boring 2, waar de top op 140 cm mv is waargenomen. Hierop is in boringen 1 en 3 t/m 5 een circa 30 cm dik pakket matig fijn geel zand gesitueerd. De overgang naar de onderliggende laag is geleidelijk. In boring 3 bevat deze laag roestvlekken. In boring twee is op het lichtgrijze zand een laag van circa 140 cm gesitueerd met overwegend kalkloos bruingrijs zand met gele vlekken. Ook hier is de overgang naar de onderliggende laag scherp. De bovenste aangeboorde laag in boringen 1 en 3 t/m 5 bestaat uit een circa 50 cm dikke laag zand die tot aan het maaiveld loopt. Het zand is zwak siltig, matig humeus en (donker) bruingrijs van kleur. In boring 1 zijn gele vlekken waargenomen aan de onderkant van deze laag aagetroffen. 3.3 Interpretatie In lithostratigrafisch opzicht bevindt zich binnen het plangebied het Laagpakket van Wierden, onderdeel van de Formatie van Boxtel In het plangebied is een circa 60 cm dik opgehoogd dek aanwezig. Dit betreft een hoge zwarte enkeerdgrond. In boring 2 is dit pakket circa 140 cm dik omdat hier de bodem recentelijk is opgehoogd ten behoeve van de aanleg van een park. Daaronder bevindt zich de oorspronkelijke bodem. In boring 1 en 2 is onder het opgehoogd dek een menglaag aanwezig van de A-horizont en de natuurlijke C-horizont. Ter plaatse van deze boringen is de top van de C-horizont verstoord. Eventuele archeologische resten zullen ter plaatse van deze boringen verloren zijn gegaan. Ter hoogte van boringen 3 t/m 5 is onder het esdek een intacte C-horizont waargenomen. Deze heeft de oorspronkelijke kleur van het moedermateriaal en is niet veranderd door bodemvormende processen. Aangezien het plangebied op een dekzandrug is gesitueerd, en derhalve hoger ligt dan de omgeving, wordt onder de aanwezige esdek normaliter ook de E- en de B-horizont verwacht. Deze horizonten lijken echter te zijn afgegraven. Waarschijnlijk is de C-horizont niet of nauwelijks afgegraven. Dit heeft echter geen consequentie voor de mogelijk aanwezige archeologische resten, omdat binnen het plangebied archeologische resten in de vorm van (diepe) sporen kunnen voorkomen. Deze worden verwacht ter hoogte van boringen 3 t/m 5. In Noord-Brabant werden rond 1350 de eerste akkers opgehoogd met plaggen op de hogere delen van het landschap. 5 Deze hogere delen waren in de prehistorie aantrekkelijk voor bewoning. Binnen het plangebied is ter hoogte van boringen 3 t/m 5 de C-horizont intact. In de C-horizont kunnen zich archeologische sporen bevinden. 4 Bosch 2005; Normalisatie-Instituut 1989. 5 Van Doesburg et al 2007 ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

10 4 Conclusies Is er in het plangebied een onverstoorde bodem aanwezig en zo ja, komt dit overeen met het op basis van het bureauonderzoek verwachte bodemtype? Binnen het plangebied werden op basis van het bureauonderzoek hoge zwarte enkeerdgronden (esdekken) verwacht. Deze zijn ook aangetroffen. In boringen 3 t/m 5 is onder het esdek een intacte C-horizont aangetroffen. In boringen 1 en 2 is de bodem tot in de C-horizont verstoord Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig en, zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard, datering en waardestelling hiervan? In Noord-Brabant worden de eerste akkers opgehoogd vanaf 1350, meestal op de hoger gelegen delen in het landschap. In de prehistorie waren juist deze delen van het landschap aantrekkelijk voor bewoning. Binnen het plangebied is een plaggendek aanwezig, waarbij zich in het noordoostelijk deel van het plangebied een intacte begraven bodem bevindt. Binnen dit deel van het plangebied geldt een hoge trefkans op archeologische resten. In welke mate worden deze waarden verstoord door realisatie van de geplande bodemingreep? Indien de bodem dieper dan 50 cm verstoord wordt, zullen eventuele archeologische resten verloren gaan. Hoe kan deze verstoring door planaanpassing tot een minimum worden beperkt? Dit kan alleen indien de bodem niet dieper dan 50 cm mv verstoord zal worden. Indien de eventuele archeologische waarden niet kunnen worden behouden: Welke vorm van nader onderzoek is nodig om de aanwezigheid van archeologische waarden en hun omvang, ligging, aard en datering voldoende te kunnen bepalen om te komen tot een selectiebesluit? Ter hoogte van boringen 3 t/m 5 adviseert ADC ArcheoProjecten om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P). Ter hoogte van boringen 1 en 2 adviseert ADC ArcheoProjecten om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren 5 Aanbeveling ADC ArcheoProjecten adviseert om ter hoogte van boringen 3 t/m 5 een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken (afb. 3). Bij de aanleg van de proefsleuven dient rekening gehouden te worden dat binnen de selectie voor vervolgonderzoek in het centrale deel zich een noord-zuid georiënteerde leiding bevindt. Ten oosten van de leiding is de bodem recentelijk opgehoogd en voor een deel bebost. Binnen het plangebied worden met name (diepe) grondsporen verwacht. Deze zullen zich naar verwachting bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont bevinden. De exacte invulling van de werkzaamheden dient te worden vastgelegd in een door de bevoegde overheid goed te keuren Programma van Eisen (PvE). Ter hoogte van boringen 1 en 2 adviseert ADC ArcheoProjecten om het terrein vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Het is echter niet volledig uit te sluiten dat binnen het onderzochte gebied toch nog archeologische resten voorkomen. Het verdient daarom aanbeveling om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij het bevoegde overheid, zoals aangegeven in de Monumentenwet. ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

11 Literatuur Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Doesburg, J., van, M. de Boer, J. Deeben, B.J. Groenenwoudt en T. de Groot (eds.) 2007: Essen in zicht; Essen en plaggendekken in Nederland: onderzoek en beleid. Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en monumenten, Amersfoort. Groenewoudt, B.J., 1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden. Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten, 17). Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104, Delft. Rooij, J.A.G., van & J. Huizer 2009: Aan de Schoolstraat en de Scheerman te Moergestel (gemeente Oisterwijk), een bureauonderzoek. ADC ArcheoProjecten, rapportnummer 1879 Tol, A.J., J.W.H.P. Verhagen & M. Verbruggen, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek. Deel: karterend booronderzoek. Gouda (SIKB uitgave). Lijst van afbeeldingen en tabellen Afb. 1 Locatie van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied Afb. 3 Boorpunten- en advieskaart Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden. ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

12 UDENHOUT ESCH HAAREN 390000 395000 400000 GOIRLE N 000000 bron: Geodan BERKEL ENSCHOT HEUKELOM NB OISTERWIJK TILBURG MOERGESTEL 8 BIEST HOUTAKKER OIRSC HAGHORST HILVARENBEEK 5000m DIESSEN 8 OOST W MIDDELBEERS ESBEEK 135000 140000 145000 150000 GB 01-04-2009 Legenda 8 Locatie van het plangebied Afb. 1 Locatie van het plangebied ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

13 394280 394320 394360 394400 394440 394480 394520 NNN Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Schoolstraat Scheerman 000000 25m 140520 140560 140600 140640 140680 140720 140760 Legenda Begrenzing van het plangebied Afb. 2 Detailkaart van het plangebied ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

14 Afb. 3 Boorpuntenkaart ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

15 Bijlage 1 Boorgegevens nummer x coördinaat (m) y coördinaat (m) maaiveldhoogte (cm) NAP bovengrens (cm onder mv) ondergrens (cm onder mv) grondsoort bijmenging zandmediaan kleur kalkgehalte nieuwvormingen antropogene bijmengingen organische bijmengingen bodemhorizonten overig Lithostratigrafie 01 02 03 04 05 0 20 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn bruin-; grijs; kalkloos bouwvoor 20 60 zand zwak siltig matig fijn licht-; grijs-; geel; kalkloos weinig gele vlekken 60 100 zand zwak siltig matig fijn geel; kalkloos C-horizont 100 120 zand zwak siltig matig fijn licht-; grijs kalkloos C-horizont 0 110 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn bruin-; grijs; kalkloos opgebrachte grond 110 135 zand zwak siltig matig fijn bruin-; grijs; kalkloos weinig gele vlekken; verstoorde C-horizont 135 140 zand zwak siltig; zwak humeus matig fijn donker-; grijs-; bruin; kalkloos mogelijk oude A-horizont vermengd met C-horzont 140 180 zand zwak siltig matig fijn licht-; geel; kalkloos C-horizont zeer scherpe overgang bovenliggend pakket 0 40 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; grijs-; bruin; kalkloos A-horizont bouwvoor 40 75 zand zwak siltig matig fijn geel kalkloos spoor roestvlekken C-horizont 75 110 zand zwak siltig matig fijn licht-; grijs; kalkloos C-horizont 0 20 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin-; grijs; kalkloos A-horizont bouwvoor 20 30 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin; kalkloos A-horizont verrommeld; bouwvoor 30 50 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin-; grijs; kalkloos A-horizont bouwvoor 50 70 zand zwak siltig matig fijn geel kalkloos C-horizont scherpe overgang 70 100 zand zwak siltig matig fijn licht-; grijs; kalkloos C-horizont 0 50 zand zwak siltig; matig humeus matig fijn donker-; bruin-; grijs; kalkloos A-horizont bouwvoor 50 80 zand zwak siltig matig fijn geel kalkloos C-horizont 80 110 zand zwak siltig matig fijn licht-; grijs; kalkloos C-horizont ADC ArcheoProjecten Rapport 1965 Schoolstraat en De Scheerman te Moergestel

47 Bijlage 8 Externe veiligheid Adviesbureau RBOI 0824.008206.00 Rotterdam / Middelburg

48 0824.008206.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

Externe veiligheid Conclusie Het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het PR. Wel is de beoogde ontwikkeling gelegen binnen het invloedsgebied voor het GR van een tweetal risicobronnen namelijk het LPG-tankstation Van Esch aan de Schoolstraat 52 en de A58. Voor het bestemmingsplan geldt vanwege de toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico. Algemeen Relevante risicobronnen In de omgeving van het beoogde woongebied is een aantal risicobronnen aanwezig. Het LPG-tankstation Van Esch aan de Schoolstraat 52. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A58. Normstelling Wat betreft normstelling, begrippenkader en rekenmethodiek voor het bepalen van de risico's, wordt in het beleidsveld voor externe veiligheid gewerkt met twee begrippen. Het plaatsgebonden risico (PR). Het groepsrisico (GR). Plaatsgebonden risico (PR) Het PR is omschreven als de kans dat een persoon die gedurende een heel jaar onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats verblijft, tengevolge van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof komt te overlijden. Voor het PR geldt de risicocontour van de kans één op een miljoen (10-6 ) als grenswaarde voor kwetsbare objecten (zoals woningen, afwijken is niet mogelijk). Voor beperkt kwetsbare objecten (zoals bedrijfsgebouwen) geldt deze norm en als richtwaarde (afwijken is mogelijk maar alleen na motivering). Groepsrisico (GR) Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen van 10, 100 en 1.000 personen tegelijkertijd komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR kan grafisch worden weergegeven in een curve, de zogenaamde fn-curve. De (f) staat hierbij voor de kans op een ongeval en (N) voor het aantal personen dat komt te overlijden, zie ook figuur 1. Het GR is niet wettelijk genormeerd. Voor het GR geldt een enkel de oriënterende waarde als richtlijn. De oriënterende waarde wordt gevormd door een rechte lijn in de fn-curve (figuur 1).

Figuur 1. Oriënterende waarde van het GR (fn-curve) Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) Voor risicovolle bedrijven dat wil zeggen inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer (Wm) is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing. Het besluit stelt normen voor het PR die in acht moeten worden genomen bij de aanvraag om een milieuvergunning en bij besluiten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). In de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) is een verdere technische uitwerking gemaakt van onderdelen van het Bevi. In het Revi zijn voorts enkele categorieën van inrichtingen aangewezen waarop het Bevi eveneens van toepassing is. Het LPG-tankstation aan de Schoolstraat is in het Revi als zodanig aangewezen. Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (CRVGS) en het Basisnet weg Algemeen Voor het transport van gevaarlijke stoffen gelden de normen voor het PR en de oriënterende waarde voor het GR zoals hiervoor aangegeven. Het toetsingskader voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, het water en het spoor wordt gevormd door de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen (crnvgs). Voor deze risicobronnen is een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) in voorbereiding met als titel Besluit Transportroutes Externe Veiligheid (BTEV). De circulaire RNVGS wordt op termijn vervangen door het BTEV. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RNVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het basisnet Water (zie onder) opgenomen in de circulaire. Voor spoorwegen worden in de gewijzigde circulaire nog geen veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden vermeld. Basisnet Met het opstellen van de Basisnetten Water, Weg en Spoor wordt beoogd een duurzaam evenwicht tussen ruimtelijke ontwikkelingen, vervoer van gevaarlijke stoffen en veiligheid te creëren. Beperkingen voor het vervoer zijn vastgelegd in een gebruiksruimte, beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen in een veiligheidszone. Voor de modaliteiten water en weg zijn indelingen gemaakt in het Basisnet. Door middel van het eerder genoemde Btev wordt het Basisnet van een juridische basis voorzien.

Het Basisnet Weg gaat alleen over het hoofdwegennet (rijkswegen en verbindende wegen die van belang worden geacht voor het vervoer van gevaarlijke stoffen). De rijksweg A58 is als zodanig aangewezen en opgenomen in de Basinsnet-tabel. Voor deze wegen wordt een maximale ligging van de plaatsgebonden risicocontour (10-6 ) vastgelegd (= veiligheidszone). Bij nieuwe ruimtelijke plannen moet de gemeente rekening gaan houden met deze maximale risico's als gevolg van vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen de veiligheidszone mogen geen nieuwe kwetsbare objecten gebouwd worden. Daarnaast is in het Basisnet Weg voor een aantal wegen een plasbrandaandachtgebied (PAG) van 30 meter van de (rechterrand van de rechterrijstrook van de) weg vastgesteld waarbinnen, bij realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand. Deze zone wordt gelegd rond wegen waar relatief veel transport van brandbare vloeistoffen plaatsvindt. Uit de circulaire RVGS volgt dat het GR voor het vervoer over de weg moet worden verantwoord indien er sprake is van een toename van het groepsrisico. Het invloedsgebied voor het groepsrisico wordt begrensd door de 1%-letaliteitseffectafstand. Onderzoek Risicovolle inrichtingen Het plangebied is gelegen nabij een bestaand LPG-tankstation Van Esch aan de Schoolstraat 52. Voor het LPG-tankstation, met een vergunde doorzet van 300 m 2 per jaar, geldt een maatgevende PR 10-6 -contour van 45 m ten opzichte van het vulpunt. De ontwikkeling is niet gelegen binnen de PR 10-6 -contour, waardoor het bestemmingsplan voldoet aan de grenswaarde voor het PR. Na uitvoering van de maatregelen uit het LPG convenant (aanbrengen verbeterde vulslangen en hittewerende coating) geldt voor LPG tankstations met een doorzet van minder dan 500 m 3 LPG per jaar een toekomstige PR 10-6 contour van 25 m rond het vulpunt. Op grond van het huidige toetsingskader wordt ter plaatse van het plangebied aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico voldaan. De beoogde woningen liggen binnen het invloedsgebied voor GR (150 m). Zodoende heeft de vaststelling van het bestemmingsplan gevolgen voor de hoogte van het GR en is een verantwoording van het GR aan de orde. Deze verantwoording is uitgewerkt in paragraaf verantwoording groepsrisico. Vervoer van gevaarlijke stoffen De rijkswegen A58 is aangewezen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het plangebied bevindt zich op circa 270 m ten noorden van deze weg. Plaatsgebonden risico Voor het wegvak van de A58 ter hoogte van het plangebied geldt een veiligheidszone van 16 m, gemeten vanaf het midden van de weg. Tevens geldt er langs de weg een PAG van 30 m. Het plangebied is ruim buiten deze afstanden gelegen. Groepsrisico Uit het Basisnet Weg volgt dat het groepsrisico ter hoogte van het plangebied minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde is gelegen. Het invloedsgebied voor het GR is niet bekend.

Verantwoording groepsrisico Conclusie en afweging van het groepsrisico Vaststelling van het bestemmingsplan leidt tot een lichte overschrijding van het GR door het LPG-tankstation. Voor het GR als gevolg van de A58 is, gelet op de grote afstand tussen de weg en het plangebied, sprake van een zeer beperkt GR en zeer beperkte toename daarvan. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid zijn over het algemeen goed te noemen. Ten aanzien van de bestrijding van rampen vormt de aanwezigheid van bluswater een aandachtspunt. Maatregelen aan de risicobron zijn in dit geval niet wenselijk of niet mogelijk, omdat de gemeente ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over rijkswegen niet het bevoegd gezag is. Wel kunnen er binnen het plangebied een aantal, met name bouwkundige, maatregelen worden getroffen om de effecten van een eventuele calamiteit zoveel mogelijk te beperken. Deze maatregelen zullen een rol spelen bij de verlening van de bouwvergunning. Ook na het treffen van maatregelen blijft de kans op een calamiteit aanwezig, dit wordt het restrisico genoemd. Het is de taak van het bevoegd gezag, de gemeente Oisterwijk, kennis te nemen van het restrisico en verantwoording te nemen voor eventuele gevolgen. Algemeen Op basis van het artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de CRVGS dient de toename van het groepsrisico als gevolg van een ruimtelijk besluit te worden verantwoord. Bij de verantwoording komen aan bod: - de verwachte dichtheid van personen in het invloedsgebied als gevolg van het besluit; - de hoogte van het groepsrisico ten opzichte van de oriënterende waarde 1) ; - indien mogelijk, maatregelen ter beperking van het groepsrisico van degene die de inrichting drijft, die in het ruimtelijk besluit zijn opgenomen of die mogelijk in de nabije toekomst worden genomen; - de voor- en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager groepsrisico; - de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval; - de mogelijkheden voor personen die zich bevinden in het invloedsgebied van de inrichting die het groepsrisico veroorzaakt, om zich in veiligheid te brengen indien zich in die inrichting een ramp of zwaar ongeval voordoet. In relatie tot de laatste twee aspecten, bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid, dient het bevoegd gezag de regionale brandweer of veiligheidsdienst om advies te vragen (artikel 13 lid 3 Bevi). Personendichtheid en hoogte van het groepsrisico Ten aanzien van de ontwikkelingen binnen het plangebied zijn twee risicobronnen van belang: het LPG-tankstation aan de Schoolstraat en het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A58. Beide bronnen worden onderstaand behandeld. 1) In het geval van risicovolle inrichtingen wordt de oriënterende waarde bepaald door een lijn in een grafiek die de volgende punten verbind: - 10-4 voor een ongeval met ten minste 10 dodelijke slachtoffers; - 10-6 voor een ongeval met ten minste 100 dodelijke slachtoffers; - 10-8 voor een ongeval met ten minste 1000 dodelijke slachtoffers;

Figuur 2. Invloedsgebied van het LPG-tankstation LPG-tankstation De geprojecteerde ontwikkeling ligt geheel binnen het invloedsgebied van een LPG-tankstation (figuur 2). Binnen het invloedsgebied bevinden zich in de huidige situatie circa 33 woningen en 6.000 m² bedrijfsbebouwing. Op grond van kengetallen uit de Handreiking Verantwoording Groepsrisico (2007) betekent dit dat er zich in de huidige situatie circa 140 personen binnen het invloedsgebied bevinden. In de geprojecteerde situatie neemt het aantal personen binnen het invloedsgebied toe tot 176. Oriënterende waarde Het GR wordt getoetst aan een oriënterende waarde (OW). Het betreft geen grenswaarde, maar een waarde waarmee de wenselijkheid van ontwikkelingen kan worden afgewogen. De OW van LPG-tankstations (een categoriale inrichting) is afhankelijk van de doorzet en de vraag of er binnen de 10-6 - contour reeds bebouwing is gerealiseerd. Met behulp van Handreiking Verantwoordingsplicht Groepsrisico kan de indicatieve hoogte van het groepsrisico worden bepaald, uitgaande van een begrensde doorzet van maximaal 300 m³ LPG per jaar. Er is mogelijk sprake van een overschrijding van het oriënterende waarde voor het groepsrisico bij een personendichtheid van 16 pers/ha of meer binnen het invloedsgebied voor het GR. Het invloedsgebied, bestaande uit de oppervlakte van het gebied tussen de 10-6 -contour en de grens van het invloedsgebied van 150 m, bedraagt 6,87 hectare. Daarmee is sprake van een kan op een mogelijke overschrijding van de oriënterende waarde voor het GR bij een personendichtheid van 110 personen binnen het invloedsgebied. Bij de berekening van het GR dient rekening te worden gehouden met de verschillende bezettingsgraad van bedrijven en woningen. De meeste bedrijven zijn 's nachts immers niet open, terwijl overdag niet iedereen thuis is. Dit komt tot uitdrukking in de onderstaande tabel.

Tabel 1. Aanwezige personendichtheden in het invloedsgebied 6.000 m² bedrijven 33 bestaande woningen 15 geprojecteerde woningen huidige situatie toekomstige situatie dag nacht dag nacht maximaal aantal aanwezige personen 100 80 118 116 60 40 - oriënterende waarde 110 110 110 110 factor maal de oriënterende waarde 0,91 0,73 1,07 1,05 0 80-60 40 18 0 80 36 Gelet op het bovenstaande wordt de oriënterende waarde in de huidige situatie niet overschreden. In de toekomstige situatie is mogelijk sprake van een lichte overschrijding, zowel in de dag- als in de nachtperiode. Of deze lichte overschrijding aanvaarbaar kan worden geacht is mede afhankelijk van de mogelijkheden tot zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Hierop wordt onderstaand ingegaan. Het maatgevend ongevalscenario voor het LPG tankstation bestaat uit een BLEVE. Vervoer van gevaarlijke stoffen over de A58 Over de A58 worden gevaarlijke stoffen vervoerd. Het invloedsgebied van deze weg reikt mogelijk tot het plangebied. Uit het Basisnet Weg blijkt dat het GR langs het wegtracé ter hoogte van het plangebied minder dan 0,1 maal de oriënterende waarde bedraagt. Aangezien de beoogde ontwikkeling leidt tot een zeer beperkte toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied (circa 36) en de locatie gezien de afstand tot de weg een relatief lage bijdrage heeft op het GR, wordt nadere kwantificatie van het GR voor deze risicobron niet nuttig en noodzakelijk geacht. Dit is in lijn met het beleid dat voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in ontwikkeling is (concept-btev). Voor de beoordeling van de effecten in geval van een ongeval met het vervoer van gevaarlijke stoffen wordt, op grond van het Basisnet Weg, het ongevalscenario met stoffen uit categorie GF3 als maatgevend beschouwd. Dit betreft het (warme) BLEVE scenario. De 1% letaliteiteffectafstand die behoort bij het maatgevende ongevalscenario bedraagt 300 m zodat de 1% letaliteiteffectafstand juist reikt tot in het plangebied. Mogelijkheden voor zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid Algemeen Op basis van artikel 13 lid 3 van het Bevi is de regionale brandweer de wettelijke aangewezen adviseur met betrekking tot de aspecten zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied en de bestrijdbaarheid van een eventuele ramp. Het advies van de brandweer is in de volgende tekst verwerkt. Zelfredzaamheid Binnen het plangebied wordt laagbouw mogelijk gemaakt, hetgeen relatief goed is te ontvluchten. Van bebouwing met groepen verminderd zelfredzame personen (scholen, verpleegtehuizen) is geen sprake. Het plangebied is relatief goed te ontvluchten. Er is een doorgaande weg (de Schoolstraat) van de risicobron af georiënteerd. Tevens bevindt zich in de noordoostelijke hoek van het plangebied een doorsteek naar de Regenbeemdeke waardoor er een alternatieve vluchtroute ontstaat die van de risicobron af is georiënteerd. Bestrijdbaarheid van rampen De stedenbouwkundige opzet van het plan biedt voldoende ruimte om hulpverleningsmaterieel op te stellen. In de omgeving van het plangebied is geen secundair bluswater aanwezig in de vorm van oppervlaktewater. Advies volgt nog na overleg met regionale brandweer.

Hulpverlening Het plangebied is goed bereikbaar vanuit verschillende richtingen. Zowel vanuit zuidelijke, westelijke en oostelijke richting (de A58), als vanuit noordelijke richting (de Akkerweg of de Schoolstraat) is het plangebied goed bereikbaar voor de regionale hulpdiensten. Maatregelen ter beperking van het groepsrisico Alternatieven voor de ruimtelijke ontwikkeling De locatie Scheerman betreft een perceel gelegen op de hoek van de Schoolstraat/Scheerman in Moergestel en is aangewezen als pilotlocatie. De pilot "bouwen binnen strakke contouren" gaat in essentie om drie ruimtelijke doelen: vernieuwen, intensiveren en besparen. Het gaat om het besparen van buitengebied, het versnellen van herstructureringsprocessen en het intensiveren van bestaand stedelijk gebied. Dit kan vrij vertaald worden als op een duurzame manier omgaan met de schaarse ruimte in de gemeente. Hierdoor kunnen volkshuisvestelijke knelpunten worden opgelost en de effecten van ontgroening en vergrijzing worden tegengegaan. Het besluit tot bouwen van woningen op de locatie Scheerman is genomen vanuit het volkshuisvestelijk belang. Op deze locatie worden betaalbare starterswoningen gerealiseerd. Hiermee voorziet het project Scheerman (gedeeltelijk) in de behoefte aan betaalbare en grondgebonden starterswoningen in Moergestel. Maatregelen bij de bron In het geval van het LPG-tankstation kunnen de risico's worden verkleind door de doorzet van LPG te beperken. De gemeente is hiertoe het bevoegd gezag. De doorzet is echter reeds beperkt tot 300 m 3 LPG per jaar, een verdere beperking van de doorzet is niet mogelijk. Maatregelen ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn in principe niet mogelijk. Hier is het Rijk namelijk het bevoegd gezag. In het kader van het Basisnet werkt het Rijk echter wel aan het zo goed mogelijk afstemmen van het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot dichtbevolkte gebieden. Daarnaast wordt in verschillende convenanten gewerkt aan het veiliger maken van (bedrijfs)ketens waarin gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Een voorbeeld daarvan is een hittewerende coating welke op LPG-tankwagens zal worden aangebracht. Maatregelen binnen het plangebied Vanwege de ligging binnen een afstand van 150 m van het LPG tankstation zijn effectgerichte maatregelen beoordeeld teneinde de zelfredzaamheid te vergroten en de bestrijdbaarheid te verbeteren. De volgende maatregelen vinden plaats op gebouwniveau en worden in de vergunningfase verder uitgewerkt: Gebruik van brandwerend en splintervrij glas Geen beweegbare (raam)openingen aan de risicozijde Minimaal één vluchtroute van het gevaar af Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de A58 geldt dat er geen bouwkundige maatregelen nodig zijn omdat het plangebied ruim buiten de 100% letaliteiteffectafstand is gelegen. De mate van zelfredding kan worden verhoogd als de aanwezigen goed zijn voorbereid op hoe te handelen tijdens een calamiteit. Door middel van de reguliere risicocommunicatie wordt zorg gedragen voor deze voorlichting en instructie van de aanwezige personen.

49 Bijlage 9 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai Adviesbureau RBOI 0824.008206.00 Rotterdam / Middelburg

50 0824.008206.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

Moergestel Locatie Scheerman akoestisch onderzoek t.b.v. BP Scheerman identificatie planstatus projectnummer: datum: status: 0824.008206.30 18-04-2011 definitief projectleider: ing. J.C.C.M. van Jole auteur(s): opdrachtgever: ing. B. van Vliet Gemeente Oisterwijk

Inhoud 1. Inleiding 3 2. Beleid en normering 5 2.1. Geluidszones langs wegen 2.2. Normstelling Wet geluidhinder 5 5 2.3. 30 km/uur-wegen 2.4. Rekenmethode 6 7 3. Invoergegevens 9 3.1. Verkeersintensiteit 9 3.2. Voertuigverdeling 10 3.3. Maximumsnelheid en verhardingssoort 11 3.4. Situering woningen en glooiingen in de openbare ruimte 11 4. Resultaten, maatregelen en conclusies 13 4.1. Resultaten 4.2. Maatregelen A58 13 13 4.3. Maatregelen Schoolstraat 4.4. Conclusies 14 15 Bijlagen: 1 Rekenbladen 2 Gecumuleerde geluidsbelasting Adviesbureau RBOI 0824.008206.30 Rotterdam / Middelburg

2 Inhoud 0824.008206.30 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

1. Inleiding 3 Algemeen Op de hoek De Scheerman Schoolstraat (Scheermanlocatie) in Moergestel worden 15 starterswoningen beoogd. Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna Wgh) als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Een nieuwe geluidsgevoelige bestemming dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen uit de Wgh. Ten behoeve van deze ontwikkeling is akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd. In voorliggende rapportage is het onderzoek weergegeven. Hierbij is uitgegaan van de situatie die optreedt aan het einde van de planperiode (2021). In figuur 1.1 is de locatie weergegeven. Figuur 1.1. Scheermanlocatie Leeswijzer In hoofdstuk 2 is ingegaan op het wettelijk toetsingskader dat geldt met betrekking tot wegverkeerslawaai voor geluidsgevoelige functies. In hoofdstuk 3 komen de invoergegevens van de berekeningen aan bod. Vervolgens zijn in hoofdstuk 4 de resultaten en conclusies van de geluidsberekeningen toegelicht. De rekenbladen zijn ten slotte opgenomen in bijlage 1. Adviesbureau RBOI 0824.008206.30 Rotterdam / Middelburg

4 Inleiding 0824.008206.30 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

2. Beleid en normering 5 2.1. Geluidszones langs wegen Woningen worden door de Wgh als geluidsgevoelige functie aangemerkt. Voor het realiseren van nieuwe woningen is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai volgens de Wgh verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg. Volgens de Wgh bevinden zich langs alle wegen geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/uur-gebieden. De A58, de Schoolstraat (gedeeltelijk) en de Akkerweg zijn gezoneerde wegen waarvan de geluidszones over de projectlocatie valt. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De breedte van een geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg (binnen- of buitenstedelijk gebied). Wegen in buitenstedelijk gebied zijn in principe wegen die buiten de bebouwde kom liggen of een autoweg of een autosnelweg zijn. In tabel 2.1. is een overzicht gegeven van de verschillende breedten van de geluidszones. Tabel 2.1. Breedten van geluidszones aantal rijstroken buitenstedelijk gebied stedelijk gebied 5 of meer 600 m 350 m 3 of 4 400 m 350 m 1 of 2 250 m 200 m 2.2. Normstelling Wet geluidhinder Een nieuwe geluidsgevoelige functie dient te voldoen aan bepaalde wettelijke normen. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van geluidsgevoelige functies binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde. Voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen bedraagt deze 48 db. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit het akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen noodzakelijk, gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevel. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger) en maatregelen bij de ontvanger (gevelmaatregelen). Zijn deze maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vast- Adviesbureau RBOI 0824.008206.30 Rotterdam / Middelburg

6 Beleid en normering stelling van hogere waarden worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde ten gevolge van het wegverkeerslawaai bedraagt voor de realisatie van nieuwe woningen voor binnenstedelijke situaties ten hoogste 63 db en voor buitenstedelijke situaties 53 db. Indien de uiterste grenswaarde wordt overschreden en maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk of doeltreffend zijn, dienen maatregelen aan de zijde van de geluidsontvanger te worden genomen, zoals het toepassen van een dove gevel of een vliesgevel. Dergelijke gevels hoeven namelijk niet te worden getoetst aan de Wgh. De wettelijke binnenwaarde van 33 db dient altijd te worden gegarandeerd (artikel 111 lid 2 Wgh). Het kan daarvoor noodzakelijk zijn dat geluidisolerende gevelmaatregelen worden genomen. In het kader van de ruimtelijke procedures komen echter alleen de maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied aan de orde. De gevelmaatregelen komen pas aan de orde in het kader van de daadwerkelijke realisatie van de ontwikkeling. Hieraan wordt bijvoorbeeld getoetst bij een bouwaanvraag. De gevelisolatie voor de bouwaanvraag wordt berekend met behulp van de gecumuleerde geluidbelasting (exclusief aftrek 110g Wgh). De gecumuleerde geluidsbelasting aan de gevels is weergegeven in de bijlagen. 2.3. 30 km/uur-wegen Zoals uit het voorgaande kan worden geconcludeerd geldt voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/uur-gebied geen wettelijke geluidszone en is langs deze wegen akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan wettelijke normen aangesloten bij de benaderingswijze die de Wet geluidhinder hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt worden de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader gehanteerd. De beoogde ontwikkeling is gelegen aan de 30 km/uur wegen Schoolstraat (gedeeltelijk) en De Scheerman. 0824.008206.30 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

Beleid en normering 7 2.4. Rekenmethode Met behulp van de Standaard Rekenmethode 2 (SRM 2) uit het Reken- en Meetvoorschrift 2006 is de specifieke geluidsbelasting aan de buitengevels van de beoogde woningen berekend voor het prognosejaar 2021 (einde planperiode bestemmingsplan). De SRM2-berekening is uitgevoerd met het akoestisch rekenprogramma Geomilieu 1.71. Aftrek ex artikel 110g Wet geluidhinder Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Conform artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift geluidhinder 2006 geldt voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/uur een aftrek van 5 db. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/uur of hoger geldt een aftrek van 2 db. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld (gecumuleerde geluidsbelasting). Dosismaat De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in db. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal. Adviesbureau RBOI 0824.008206.30 Rotterdam / Middelburg

8 Beleid en normering 0824.008206.30 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg

3. Invoergegevens 9 3.1. Verkeersintensiteit De verkeersintensiteiten op de wegen zijn ontleend aan het verkeersmodel van de gemeente Oisterwijk 1. Figuur 3.1 geeft een uitsnede weer van wegen met bijbehorende intensiteiten in de omgeving van de projectlocatie. Figuur 3.1. Uitsnede verkeersmodel omgeving projectlocatie (2020) Het verkeersmodel geeft echter een prognose voor het jaar 2020. Het van einde van de planperiode is in 2021. Door rekening te houden met een autonome groei van 1,4% 2 (gebaseerd is op landelijke gemiddelden) is de verkeersintensiteit bepaald voor 2021. In tabel 3.1. is de geprognosticeerde verkeersintensiteit voor 2021 weergegeven. 1 Intensiteiten mvt etmaal Prognose 2020; GGA Midden Brabant (Gemeente Oisterwijk); GER017/Koj; 13 juli 2009; Goudappel Coffeng BV 2 Daling in groei; actualisatie van de verkeerskundige kencijfers; dec. 2009; RBOI-Rotterdam Adviesbureau RBOI 0824.008206.30 Rotterdam / Middelburg