Het alcoholslotprogramma

Vergelijkbare documenten
Informatie over het Alcoholslotprogramma

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Alcoholslotprogramma. Informatie over het

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over het CBR te Rijswijk gegrond.

Ministerie van Verkeer en Waterstaat Wijziging Wegenverkeerswet in verband met het alcoholslotprogramma

Alcoholslotprogramma. Informatie over het

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen te Rijswijk gegrond.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBHAA:2012:BW3309

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Aanwijzing (doen) besturen tijdens ontzegging e.d. (art.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

1.1 Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (uittreksel)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ECLI:NL:RBMNE:2013:CA2422

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBMNE:2013:3697

4. Het CBR wees het verzoek om een betalingsregeling op 6 juni 2008 af. Het CBR stelde:

BESLUIT OM EEN EDUCATIEVE MAATREGEL ALCOHOL EN VERKEER (EMA) OP TE LEGGEN

Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht (ACS) naar aanleiding van. het voorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1993 in verband met

ECLI:NL:RVS:2016:3387

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Alcoholslotprogramma. Informatie over het

STAATSCOURANT. Nr Richtlijn voor strafvordering rijden onder invloed van alcohol en/of drugs en rijden tijdens een rijverbod.

Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (EMA)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 december 2015 in zaak nr. 15/6269 in het geding tussen:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Straffen horen in het strafrecht thuis

ECLI:NL:RBMNE:2013:7401

ECLI:NL:RBDHA:2016:3374

Datum 23 mei 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het besluit om het alcoholslot op te heffen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Straffen horen in het strafrecht thuis

Wijziging van de Scheepvaartverkeerswet en de Binnenvaartwet in verband met de invoering van de ontzegging van de vaarbevoegdheid

Tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:

Als aan één van de voertuigverplichtingen niet wordt voldaan, is dat strafbaar (zie Achtergrond, onder 1. en 2.).

De voortschrijdende bestuurlijke handhaving van het verkeerssanctierecht

ECLI:NL:RVS:2015:622. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Eerste aanleg: ECLI:NL:RBMNE:2013:7401, Overig

Eerste Kamer der Staten-Generaal

motorrijtuigcategorie: categorie van motorrijtuigen vastgesteld op grond van artikel 118 van de Wegenverkeerswet 1994.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

: LANDSBESLUIT, houdende algemene maatregelen, ter uitvoering van artikel 27, vijfde lid, van de Landsverordening wegverkeer (AB 1997 no.

RIJDEN ONDER INVLOED. Docent Mr H. Oldenhof Datum 24 augustus 2007 Plaats Haagrecht Advocaten Punten 2 PO Juridisch

tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderzoek naar de rijvaardigheid

Procesbeschrijving beboeten bij overtreding Wet inburgering

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/136

Het rijbewijs na implementatie van de derde Europese rijbewijsrichtlijn

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHDHA:2014:3017

Jurisprudentie bestuursrecht Actualiteiten. Prof.mr. K.J. (Kars) de Graaf Rijksuniversiteit Groningen 23 maart 2015

Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer (LEMA)

Samenvatting. 1 Letterlijk: Ontzegging van de Bevoegdheid Motorrijtuigen te besturen.

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

ECLI:NL:RBDHA:2016:13478

Beoordeling. h2>klacht

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBNHO:2013:361, Niet ontvankelijk

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Rapport. Datum: 8 juni 2006 Rapportnummer: 2006/197

Evaluatie alcoholslotprogramma

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CBR en rijgeschiktheid

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

AANTEKENEN. 24 augustus 2012

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de vragen van het lid Slob over de procedures en kosten bij verlenging van rijbewijzen, kan ik u als volgt antwoorden.

Evaluatie alcoholslotprogramma

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

In artikel 28 vervalt onderdeel e en wordt onderdeel f verletterd tot onderdeel e.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:RBAMS:2017:2972

Rijgeschiktheid. Domus Medica 27 mei 2013 Ruud Bredewoud

Besluit van. Hebben goedgevonden en verstaan: ARTIKEL I. Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd: Artikel 1, onderdeel i, vervalt.

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RVS:2016:2016

ECLI:NL:RVS:2006:AV7550

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/401

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Evaluatie Recidiveregeling voor ernstige verkeersdelicten. Managementsamenvatting

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vragen naar aanleiding van de uitspraken van de CRvB van 11 januari 2016 (ECLI:NL:CRVB:2016:8 t/m 13)

Een onderzoek naar de manier waarop de burgemeester van Valkenswaard is omgegaan met de klachten van een belanghebbende over een besluit.

Openbare internetconsultatie van 2 juni 2016 tot en met 3 juli 2016

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

Masterscriptie Het alcoholslotprogramma Blazen in bestuur of straf? Anka Kartal/Knol #10007628 publiekrecht: strafrecht aantal EC: 12 begeleider: dr. mr. A. van Verseveld juli 2015

Voorwoord Deze scriptie is geschreven in het kader van de master publiekrecht: strafrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Bij de opzet en het schrijven van dit onderzoek ben ik begeleid door dr. mr. Annemieke van Verseveld. Hiervoor wil ik haar bedanken. Ook zou ik graag Iris Nusselder en mijn vader Jan Knol willen bedanken. Zij zijn degene die het voor mij mogelijk hebben gemaakt om de studie te volgen die ik altijd al had willen doen. Tot slot wil ik mijn moeder, broers, zus en vrienden bedanken die de afgelopen jaren achter me hebben gestaan. Ik heb vier mooie studiejaren gehad aan de Universiteit van Amsterdam en die komen nu ten einde! Anka Kartal/Knol 1

Inhoudsopgave 1. INLEIDING... 3 1.1 BEGRIPPEN... 5 1.1.1 Rijbewijzen... 5 1.1.2. Alcoholgehalte... 6 1.1.3. Maatregelen CBR... 7 2. HET ALCOHOLSLOT... 8 2.1 MOTIEVEN EN OVERWEGINGEN... 8 2.1.1. Samenloop met het strafrecht... 11 2.1.1.1. Het una- via beginsel... 13 2.2 DE WETTELIJKE REGELING IN NEDERLAND... 14 2.2.1. Vorderingsprocedure ex. artikel 130 WVW 1994... 14 2.2.1. Alcoholslotprogramma... 18 2.2.3. Bezwaar en beroep... 21 2.3 DE PRAKTIJK... 22 2.3.1. Samenloop met het strafrecht... 25 3. EEN EERLIJK PROCES... 28 3.1 CRIMINAL CHARGE... 28 3.2 RECHT OP EEN ONAFHANKELIJKE EN ONPARTIJDIGE RECHTER... 29 3.3 OPENBARE BEHANDELING EN UITSPRAAK... 30 3.4 ONSCHULDPRESUMPTIE... 31 3.5 REDELIJKE TERMIJN... 32 3.6 NE BIS IN IDEM... 32 3.7 Tussentijdse conclusie... 33 4. RECENTE RECHTSPRAAK... 34 4.1 GERECHTSHOF DEN HAAG... 34 4.2 CONCLUSIE MR. HARTEVELD... 35 4.3 HOGE RAAD... 37 4.4 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK VAN DE RAAD VAN STATE... 38 4.5 Tussentijdse conclusie... 39 5. HET ASP EEN CRIMINAL CHARGE?... 40 5.1 STRAFRECHT VERSUS BESTUURSRECHT... 43 5.1.1. Tussentijdse conclusie... 45 5.2 RECHT OP EEN ONAFHANKELIJKE EN ONPARTIJDIGE RECHTER... 46 5.3 OPENBARE BEHANDELING EN UITSPRAAK... 46 5.4 ONSCHULDPRESUMPTIE... 47 5.5 REDELIJKE TERMIJN... 47 5.6 NE BIS IN IDEM... 48 5.7 Tussentijdse conclusie... 50 6. CONCLUSIE... 51 2

1. Inleiding Op 3 maart jongsleden heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan met betrekking tot de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) in zaken waarin door het Centraal Bureau voor de Rijvaardigheid (hierna: CBR) een alcoholslotprogramma (hierna: ASP) is opgelegd. 1 Het gerechtshof Den Haag had het OM niet-ontvankelijk verklaard 2 en tegen die uitspraak had het OM cassatieberoep ingesteld. Advocaat-Generaal (hierna: A-G) mr. Harteveld had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. 3 Het opleggen van het ASP of de ongeldigverklaring van het rijbewijs voor de duur van vijf jaar blokkeert een latere strafvervolging ter zake van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994). Naar het oordeel van de Hoge Raad is het ne bis in idem beginsel zoals neergelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) niet van toepassing omdat er geen sprake is van meerdere onherroepelijke beslissingen van de strafrechter. Ook is het internationale kader omtrent het beginsel niet van toepassing. Maar tegen die achtergrond is het wel degelijk in strijd met de beginselen van een goede procesorde wanneer een verdachte door de strafrechter wordt veroordeeld ter zake van hetzelfde feit waarvoor hij reeds door het CBR een ASP opgelegd had gekregen. 4 Aansluitend hierop heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) uitspraak gedaan over het ASP en de verbindendheid van de wettelijke regelgeving. 5 De hoogste bestuursrechter verklaarde artikel 17 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 onverbindend omdat de minister de ingrijpende gevolgen van het ASP onvoldoende had afgewogen. Kortom, personen die een ASP opgelegd hebben gekregen komen niet meer voor de strafrechter en tegelijkertijd is het alcoholslot voorlopig van de baan. Maar hiermee is het laatste woord nog niet gezegd. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de minister zal komen met een herziening van de regelgeving. De Afdeling refereert hier ook aan in zijn uitspraak. Het is de vraag hoe deze herziening moet worden vormgegeven. Moet een regeling als het ASP namelijk wel in het bestuursrecht worden ondergebracht? 1 Hoge Raad 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434. 2 Gerechtshof Den Haag 22 september 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:3017. 3 Parket bij de Hoge Raad 20 januari 2015, ECLI:NL:PHR:2015:8. 4 Hoge Raad 3 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:434, R.O. 4.3.3. 4.3.4. 5 Afdeling bestuursrechtspraak doet op 4 maart uitspraak over het alcoholslotprogramma, raadvanstate.nl, 23 februari 2015. http://www.raadvanstate.nl/pers/persberichten/tekst- persbericht.html?id=709&summary_only=&category_id=8 3

Inhoudelijk waren er behoorlijk wat bezwaren tegen het ASP. Zo werd er gesteld dat de rechter nauwelijks rechtsbescherming kan bieden en de gang naar de rechter daarom weinig zin heeft. 6 Daarnaast was er ook een juridisch kritiekpunt. Het alcoholslot zou in alle gevallen een punitieve sanctie zijn en daarom niet in het bestuursrecht thuishoren. 7 Ook wordt er gerefereerd aan het una-via beginsel dat het opleggen van een bestuurlijke boete verbiedt in de gevallen waarin wegens dezelfde gedraging al een strafrechtelijke vervolging is ingesteld of een strafbeschikking is uitgevaardigd. 8 In een brief van 1 april schrijft de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de voorzitter van de Tweede Kamer over de gevolgen van de uitspraken van de Hoge Raad en de Afdeling met betrekking tot het ASP. In de gevallen waarin het CBR nog niet besloten heeft tot oplegging van het ASP zal een andere maatregel worden opgelegd. 9 Dit geldt ook voor de nieuwe gevallen die binnenkomen naar aanleiding van de vorderingsprocedure. Hier zal de EMA (Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer) cursus worden opgelegd of een geschiktheidsonderzoek. 10 In de gevallen waarin al een ASP was opgelegd maar dit besluit nog niet onherroepelijk was, zal het besluit worden teruggedraaid en zullen de kosten voor de betrokkene worden vergoed. 11 Vanzelfsprekend zal het OM geen zaken meer voor de rechter brengen waarin het ASP is opgelegd. 12 In dit onderzoek zal worden gekeken of een maatregel als het ASP wel thuishoort in het bestuursrecht of dat de maatregel van dien aard is dat deze beter toepassing kan vinden in het strafrecht. De wettelijke regeling die in Nederland toepassing heeft gevonden zal het uitgangspunt vormen. Allereerst zal deze regelgeving uiteen worden gezet alsmede de normatieve toetsingskaders van het onderzoek. Dit zijn artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) en de genoemde recente nationale rechtspraak. Vervolgens zal worden bekeken of het ASP moet worden aangemerkt als een strafrechtelijke vervolging in de zin van artikel 6 EVRM. Indien dat het geval is zullen alle rechten en 6 H.J.B. Sackers, Fuzzy law rondom het alcoholslot, Tijdschrift voor de rechterlijke macht 2014/6, p. 188. 7Nico de Vries, Annemiek van Spanje en Bert Kabel, Straffen horen in het stafrecht thuis, NJB 2014, 675. 8 Artikel 5:4 Algemene wet bestuursrecht, wet van 4 juni 1992, houdende algemene regels van bestuursrecht, Stb. 1992, 315, zoals laatstelijk gewijzigd op 18 december 2014, Stb. 2014, 21. 9 Brief Minister van Infrastructuur en Milieu aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal, 1 april 2015, p. 2. 10 Brief Minister van Infrastructuur en Milieu, p. 3. 11 Brief Minister van Infrastructuur en Milieu, p. 3. 12 Brief Minister van Infrastructuur en Milieu, p. 3. 4

waarborgen van artikel 6 EVRM toepassing vinden op de maatregel. De maatregel zal dan ook worden getoetst aan deze rechten en waarborgen. Hierna zal het ASP worden bezien vanuit de recente rechtspraak. Tot slot zal de conclusie volgen: is het alcoholslotprogramma een maatregel die toepassing dient te vinden in het bestuursrecht, of zou deze beter kunnen worden ondergebracht binnen het strafrecht? 1.1 Begrippen Omdat het onderzoek zich richt op een specifiek gebied is het voor een goed begrip noodzakelijk om allereerst wat algemeenheden met betrekking tot het onderwerp uiteen te zetten. 1.1.1 Rijbewijzen In de WVW 1994 wordt onderscheid gemaakt tussen bestuurders en beginnend bestuurders. Een beginnend bestuurder is degene die zijn rijbewijs na 30 maart 2002 heeft gehaald en waarbij er nog geen vijf jaren zijn verstreken na het behalen van het rijbewijs. Deze grens ligt op zeven jaar indien de persoon zijn rijbewijs heeft gehaald onder de leeftijd van 18. 13 Indien er vijf respectievelijk zeven jaar zijn verstreken valt men onder de categorie ervaren bestuurders. Er bestaan de volgende rijbewijs categorieën: rijbewijs A - motor; rijbewijs AM - bromfiets, snorfiets en brommobiel; rijbewijs B - personenauto; rijbewijs BE - personenauto met aanhangwagen; rijbewijs C - vrachtwagen; rijbewijs CE - vrachtwagen met aanhanger; rijbewijs C1 lichte vrachtwagen; rijbewijs C1E - vrachtwagen met aanhangwagen; rijbewijs D - bus voor personenvervoer van meer dan 8 personen; rijbewijs DE - bus met aanhanger; rijbewijs D1 kleine bus; 13 Artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, wet van 21 april 1994, houdende vervanging van de Wegenverkeerswet, zoals laatstelijk gewijzigd op 10 december 2014, Stb. 2014, 581. 5

rijbewijs D1E - bus met aanhangwagen. 14 1.1.2. Alcoholgehalte Ingevolge artikel 8 WVW 1994 is het verboden om onder invloed van alcohol een motorrijtuig te besturen. In Nederland is het rijden met een glaasje op niet volledig strafbaar gesteld, maar is er een grens aangegeven waaronder dit is toegestaan. Om te weten hoeveel iemand gedronken heeft wordt er gewerkt met een alcoholgehalte in iemand zijn uitgeademde lucht of met een alcoholpromillage. Doorgaans wordt er gewerkt met het alcoholgehalte per liter uitgeademde lucht wat afgekort ook wel het aantal Ughl/l (Uggel) wordt genoemd. Dit resultaat wordt verkregen met de ademanalyse. Deze analyse wordt afgelegd op het politiebureau maar bij grootschalige alcoholcontroles soms ook ter plaatse. De eerste test kennen de meesten mensen wel. Die legt men doorgaans af door het raam van de auto wanneer de politie bij een controle vraagt om te blazen. Zodra deze een indicatie van (teveel) alcohol aangeeft zal je een bevel krijgen tot medewerking aan een ademanalyse. 15 Het weigeren hiervan levert overigens een strafbaar feit op waar een forse straf op staat. 16 Wanneer het aannemelijk is dat het vanwege gezondheid of andere geneeskundige redenen niet wenselijk of mogelijk is dat iemand de test aflegt, vervalt de verplichting. 17 In dat geval zal er een bloedonderzoek plaatsvinden en wordt het resultaat weergegeven in promille: het aantal milligram alcohol per milliliter bloed ( ). 18 Volgens het tweede lid van artikel 8 WVW 1994 mag een ervaren bestuurder maximaal 220 Ughl/l dan wel 0,5 drinken. 19 Dit komt overeen met ongeveer twee glazen alcohol. Volgens het derde lid is deze grens voor een beginnend bestuurder 88 Ughl/l dan wel 0,2. 20 Dit komt ongeveer overeen met bijna één alcoholische consumptie. 14 Welke rijbewijs categorieën zijn er?, rijksoverheid.nl. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/rijbewijs/vraag- en- antwoord/welke- rijbewijscategorieen- zijn- er.html, geraadpleegd op 24 april 2015. 15 Artikel 163, eerste lid WVW 1994. 16 Artikel 163, tweede lid WVW 1994. Volgens de oriëntatiepunten van de rechtbank wordt hier opgelegd een geldboete van 1000 euro en een ontzegging tot de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van negen maanden. Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken, Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS- afspraken, de Rechtspraak april 2015, p. 11. 17 Artikel 163, derde lid WVW 1994. 18 Artikel 163, vierde en zesde lid WVW 1994. 19 Artikel 8, tweede lid WVW 1994. 20 Artikel 8, derde lid,wvw 1994. 6

Gemiddeld genomen heeft de lever voor de afbraak van één glas alcohol 1,5 uur nodig. 21 Dit is een grove schatting, omdat het ook afhankelijk is van je lichaamsgewicht, of en hoeveel je hebt gegeten en de frequentie van het gebruik. 22 Hieronder volgt ter verduidelijking een tabel die het aantal Ughl/l uitdrukt in promille. 23 1.1.3. Maatregelen CBR Naast het alcoholslot beschikt het CBR over drie andere maatregelen, te weten de al eerder genoemde EMA cursus, de Educatieve Maatregel Gedrag en Verkeer (EMG) en het geschiktheidsonderzoek. De EMA cursus leert mensen de risico s van alcohol in het verkeer terwijl ervaringen kunnen worden uitgewisseld. 24 Deze cursus bestaat ook in een korte variant: de lichte EMA. Het onderzoek naar de rijgeschiktheid kent vier varianten: een onderzoek naar alcoholgebruik, drugsgebruik, rijvaardigheid of een medisch onderzoek. 25 Afhankelijk van het type onderzoek neemt een psychiater, een onafhankelijk specialist of een rijvaardigheidsinstructeur van het CBR het onderzoek af. 21 Hoe wordt alcohol door het lichaam afgebroken?, jellinek.nl. http://www.jellinek.nl/vraag- antwoord/hoe- wordt- alcohol- door- het- lichaam- afgebroken/, geraadpleegd op 7 mei 2015. 22 Jellinek.nl, geraadpleegd op 7 mei 2015. 23 http://www.jellinek.nl/informatie- over- alcohol- drugs/alcohol/alcoholcalculator/, geraadpleegd op 7 mei 2015. 24 http://www.cbr.nl/11325.pp, geraadpleegd op 7 mei 2015. 25 http://www.cbr.nl/11456.pp, geraadpleegd op 7 mei 2015. 7

2. Het alcoholslot Het alcoholslot wordt in een personenauto gebouwd en fungeert als startonderbreker. De bestuurder moet blazen voordat de auto kan worden gestart. Het slot meet de hoeveelheid alcohol in de uitgeademde lucht en de auto zal niet starten wanneer er teveel alcohol wordt gemeten. De grens ligt hierbij op 88 Ughl/l wat gelijk staat aan 0,2. Nadat de auto is gestart zal het apparaat op een aantal willekeurige momenten tijdens de rit vragen om een hertest. 26 2.1 Motieven en overwegingen Volgens de Memorie van Toelichting (hierna: MvT) vloeit het wetsvoorstel voort uit de wens en noodzaak om het aantal verkeersslachtoffers als gevolg van het rijden onder invloed van alcohol terug te dringen. 27 Het OM vraagt aandacht voor de consequenties van de samenloop tussen het ASP en het strafrecht. 28 Daarnaast wijst het erop dat de spelregels van het ASP nog nadere uitwerking behoeven en dat het van belang is dat de betrokken deelnemer adequate informatie krijgt. 29 De Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) vraagt aandacht voor de gevolgen voor beroepschauffeurs, de kosten voor de deelnemer en tot slot de effecten voor de rechtspleging. 30 Eén van de aanleidingen voor de verdere aanpak van alcohol in het verkeer is de reductie van het aantal verkeersdoden. 31 Voor een groot deel bestaat dit aantal uit alcohol gerelateerde verkeersslachtoffers en daarom zullen specifieke maatregelen nodig zijn. Er zal om die reden vooral worden ingezet op de zware overtreder. 32 Volgens de Minister van Verkeer en Waterstaat zijn nieuwe maatregelen noodzakelijk in aanvulling op de huidige, en één daarvan moet het alcoholslot zijn. 33 Het doel van het programma is de deelnemer te leren een scheiding aan te brengen tussen het gebruik van alcohol en het besturen van een motorrijtuig. 34 In de laatste jaren zou veel ervaring zijn opgedaan met het alcoholslot waarbij de resultaten positief waren. 35 Bestuurders die hebben deelgenomen aan het programma zouden veel minder vaak in herhaling vallen dan bestuurders die een onvoorwaardelijke 26 CBR, Brochure: Informatie over het alcoholslotprogramma, april 2014, p. 5. 27 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2008-2009, 31 896 nr. 3, p. 1. 28 MvT, p. 2 & 3. 29 MvT, p. 3. 30 MvT, p. 3. 31 MvT, p. 7. 32 MvT, p. 7. 33 MvT, p. 8. 34 MvT, p. 8. 35 MvT, p. 8. 8

ontzegging tot het besturen van motorrijtuigen hebben gekregen of de ongeldigverklaring van het rijbewijs. Dit blijkt uit evaluatie-onderzoeken in onder meer de Verenigde Staten, Zweden en Canada. 36 Voor het bereiken van deze resultaten moet er volgens het onderzoek bij de uitvoering van het programma wel worden voldaan aan bepaalde voorwaarden. Twee daarvan zijn in dit kader relevant. Allereerst dient het opleggen van de verplichte deelname plaats te vinden binnen het bestuursrecht. 37 De vraag is waarom de onderbrenging van de maatregel binnen het bestuursrecht de doelstelling van het programma zou bevorderen. Hierover wordt in de Memorie geen uitleg gegeven. Daarnaast moet er sprake zijn van een flexibel programma, waarin bijvoorbeeld de duur kan worden afgestemd op de specifieke deelnemer. 38 Er wordt in de Memorie opgemerkt dat de betrokkene ook via het strafrecht vrijwel altijd te maken zal krijgen met een rijontzegging of de ongeldigverklaring van het rijbewijs. 39 Voor de deelname aan het ASP is echter een geldig rijbewijs vereist. Om die reden kan de betrokkene pas beginnen met het programma indien de rijontzegging of de ongeldigheid aan zijn einde zijn gekomen. De Minister was zich dus in ieder geval bewust van de samenloop tussen het strafrecht en bestuursrecht. De Minister merkt op dat hoewel het technisch mogelijk is om een alcoholslot in te bouwen in motorrijtuigen van de categorieën, A, B, C, C1, D en D1, er toch voor is gekozen om het ASP te beperken tot de categorie B. Allereerst is de regelgeving op dat gebied minder complex terwijl er eerst ervaring op kan worden gedaan met het voor Nederland nieuwe instrument. 40 Bovendien zou het gemakkelijker zijn om plaatsen te vinden voor de werkzaamheden rond het alcoholslot. Tot slot stelt de Minister zich voor dat de inbouw van een alcoholslot in een vrachtwagen (met gevaarlijke stoffen) of een bus (met kinderen) zou kunnen stuiten op onbegrip. 41 Van deze bestuurders mag een bijzonder verantwoordelijkheidsgevoel worden verwacht. Het is algemeen bekend dat verkeersdelicten gevolgen kunnen hebben voor het werk indien daarvoor een rijbewijs noodzakelijk is. Het behoort tot de risicosfeer van de betrokken bestuurder zelf. 42 Bij de oplegging van het programma zal het CBR de betrokkene 36 MvT, p. 9. 37 MvT, p. 9. 38 MvT, p. 9. 39 MvT, p. 10. 40 MvT, p. 17. 41 MvT, p. 17. 42 MvT, p. 17. 9

informeren over de consequenties van een opgelegde rijontzegging of samenloop met een ongeldigverklaring. 43 In welke personenauto het alcoholslot wordt ingebouwd wordt overgelaten aan de deelnemer zelf. 44 Dit is dus ook mogelijk bij een auto waarvan het kenteken niet op naam van de deelnemer staat. De deelnemer moet dit zelf regelen. Daarnaast is het mogelijk dat een ander dan de deelnemer de auto gebruikt. Deze persoon zal dan, om de auto te kunnen gebruiken, moeten blazen in het alcoholslot. De resultaten hiervan zijn volledig voor rekening van de deelnemer. 45 Wat betreft de duur van het ASP wordt er opgemerkt dat bij een langere duur de kansen groter zijn op duurzame gedragseffecten. 46 Volgens de Memorie is de optimale duur afhankelijk van de vraag hoe snel de betrokkene geleerd heeft dat alcohol en verkeer niet samen gaan wat impliceert dat er gekozen zou moeten worden voor een flexibele duur. 47 Toch is er gekozen voor de aanvankelijke keuze van twee jaar. De reden voor de afweging is niet in de Memorie vermeld. Wel is rekening gehouden met personen die de scheiding tussen alcohol en verkeer na twee jaar nog niet kunnen maken: voor hen kan de maatregel onbeperkt worden verlengd met telkens een periode van een half jaar. 48 Verlenging mogelijk maken in het geval van ziekte van de deelnemer is afgewezen omdat het volgens de Minister niet altijd goed vast te stellen is wanneer van zo n geval sprake is. 49 Verblijf in het buitenland of emigratie laten de verplichtingen van bijvoorbeeld het uitlezen onverlet. 50 De deelnemer zal dus alsnog het voertuig in de afgesproken periodes moeten laten uitlezen in Nederland. Het ASP zal worden vergezeld van een begeleidingsprogramma. Dit zou bijdragen aan het verder terugdringen van recidive. 51 Het begeleidingsprogramma zal worden gekoppeld aan de uitgelezen data van het alcoholslot. Op deze manier zou het programma flexibel genoeg zijn om alle bestuurders die voor het programma in aanmerking komen op een adequate wijze te begeleiden. 52 Er is echter geen sprake van een behandelingsprogramma voor bijvoorbeeld alcoholverslaafden. Het primaire doel is om de betrokkene bewust te maken van de risico s 43 MvT, p. 19. 44 MvT, p. 20. 45 MvT, p. 21. 46 MvT, p. 22. 47 MvT, p. 22. 48 MvT, p. 23. 49 MvT, p. 24. 50 MvT, p. 24. 51 MvT, p. 27. 52 MvT, p. 27. 10

van het rijden onder invloed en een scheiding aan te brengen in het gebruik van alcohol en het deelnemen aan het verkeer. 53 Het ASP is hiervoor een passend middel waardoor het niet nodig zou zijn om een behandeling in het kader van de verslavingszorg onderdeel te maken van het programma. Het CBR kan bij zijn begeleiding de deelnemer wel adviseren om zich aan te melden bij de verslavingszorg. De deelnemer zal het alcoholslot periodiek moeten laten uitlezen. De uitleesfrequentie kan variëren afhankelijk van de voorgaande uitslagen. Indien de deelnemer het goed doet zal hij zijn alcoholslot minder vaak hoeven te laten uitlezen. Op deze manier wordt de deelnemer gemotiveerd omdat het vaker uitlezen gepaard gaat met tijd en reiskosten. 54 Alle kosten die gemoeid gaan met het programma zullen worden gedragen door de deelnemer. Ten tijde van het wetsvoorstel waren de verwachte kosten per jaar tussen de 1300 en 2000 euro. 55 De kosten van het alcoholslot zelf waren nog niet bekend omdat dit wordt overgelaten aan de markt. 56 Tot slot hangen de kosten ook af van het aantal deelnemers. Naar verwachting zullen de kosten per leverancier en installateur van het alcoholslot verschillen. Zij bepalen de kosten voor de huur of koop van het slot, de inbouw, het uitlezen en de verwijdering van het slot. 57 2.1.1. Samenloop met het strafrecht De Memorie geeft aan dat samenloop mogelijk is bij de gevallen die aanleiding geven tot een strafrechtelijke vervolging en die tegelijkertijd een vermoeden opleveren als in de zin van artikel 130 WVW 1994. 58 Dit laatste vermoeden is een reden voor CBR om het alcoholslot op te leggen. Die samenloop zou beperkt zijn tot de strafrechtelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen en het ASP. De doelgroep voor het ASP is immers de doelgroep die ook binnen het strafrecht in aanmerking zal komen voor een ontzegging voor de duur van vier tot negen maanden. 59 Er is bewust gekozen om beide procedures gelijk te laten lopen. Hierdoor wordt recht gedaan aan het uitgangspunt dat beide procedures naast elkaar kunnen bestaan omdat ze verschillende doelen dienen. 60 Afhankelijk van het promillage zal de officier een strafbeschikking 53 MvT, p. 27. 54 MvT, p. 29. 55 MvT, p. 29. 56 MvT, p. 31. 57 MvT, p. 31. 58 MvT, p. 31. 59 MvT, p. 31. 60 MvT, p. 32. 11

uitvaardigen of de overtreder dagvaarden voor de politierechter. 61 Zodra de periode van de rijontzegging is verlopen zendt de officier het rijbewijs naar het CBR. De betrokkene moet daar een nieuw rijbewijs aanvragen met de codering 103 zodat hij aan het ASP kan beginnen. 62 Twee mogelijke oplossingen voor de samenloop van het ASP met een ontzegging zijn bewust van de hand gewezen. De eerste hiervan betreft de mogelijkheid om de betrokkene alvast met het ASP te laten beginnen en zodra de rechter een rijontzegging heeft opgelegd, het programma tijdelijk te schorsen. 63 Op deze manier wordt voorkomen dat het programma door de ontzegging wordt beëindigd. Deze oplossing zou leiden tot extra lasten bij het CBR. Het CBR zou namelijk moeten worden geïnformeerd door het OM dat er een rijontzegging is opgelegd en tot wanneer deze duurt. 64 Volgens de Minister is dit simpelweg informeren kennelijk een behoorlijke last. Ten tweede is er ook niet voor gekozen om de strafvorderingsrichtlijnen zo aan te passen dat de verdachte die al een ASP opgelegd heeft gekregen enkel een voorwaardelijke rijontzegging krijgt. 65 De Wet OM-afdoening maakt namelijk alleen een onvoorwaardelijke rijontzegging mogelijk en daarnaast zou een voorwaardelijke rijontzegging, vanwege geringe controlemogelijkheden, weinig tot geen effect hebben. 66 Wel wordt nog opgemerkt dat het voor de verdachte natuurlijk mogelijk is om, vanwege zijn persoonlijke omstandigheden, te pleiten voor een voorwaardelijke straf waar de rechter in mee zou kunnen gaan. Het is volgens de Memorie niet bekend of de invoering van het ASP bij rechters zal leiden tot aanpassing van de strafoplegging. 67 De Minister geeft toe dat het vanuit het oogpunt van effectiviteit beter zou zijn als de betrokkene zo snel mogelijk met het programma begint. Dit is echter niet op korte termijn mogelijk en daarom is gekozen voor een groeimodel waarin Nederland ervaring op het kan doen met het programma. Naast samenloop met een veroordeling van de politierechter kan ook samenloop optreden met de dwangmaatregelen in het kader van de handhaving van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv). Op basis van deze wet worden veelal boetes 61 MvT, p. 32. 62 MvT, p. 32. 63 MvT, p. 32. 64 MvT, p. 32. 65 MvT, p. 32. 66 MvT, p. 32. 67 MvT, p. 32. 12

opgelegd en indien deze niet betaald worden kan de officier met bepaalde middelen de betrokkene proberen te dwingen tot betaling. 68 De officier kan de betrokkene met toestemming van de rechter maximaal een week lang gijzelen, zijn rijbewijs innemen voor de duur van maximaal vier weken of het voertuig buitengebruikstellen. 69 Zolang deze maatregelen van kracht zijn zal de betrokkene niet (meer) deel kunnen nemen aan het ASP. Omdat niet voorzien is in registratie van deze gegevens zal het CBR niet op de hoogte zijn van deze maatregelen. 70 De Memorie geeft aan dat nog moet worden bezien of nadere voorzieningen moeten worden getroffen. Tot slot kan nog samenloop optreden met maatregelen die de politie kan treffen in het kader van de WVW 1994. Bij bepaalde verkeersovertredingen kan de politie overgaan tot het meenemen van het voertuig voor maximaal 24 uur, de inbeslagneming van het voertuig of invordering van het kentekenbewijs. 71 In al deze gevallen geldt dat het ASP gewoon zal doorlopen. Het kan zijn dat een deelnemer niet meer kan voldoen aan zijn uitleesplicht omdat zijn voertuig in beslag is genomen. Dit geldt weer als het niet meewerken aan het ASP op grond waarvan het rijbewijs ongeldig wordt verklaard omdat het programma wordt beëindigd. 72 Erkent wordt dat, ondanks dat de maatregel in het kader van de vorderingsprocedure niet moet worden gezien als strafmaatregel maar als maatregel in het kader van de geschiktheid, deze wel wordt gebaseerd op mededelingen van de politie naar aanleiding van het rijden onder invloed. 73 Indien er geen overtreding is begaan, zou immers nooit mededeling aan het CBR worden gedaan en kan er geen alcoholslot worden opgelegd. 2.1.1.1. Het una-via beginsel Het una-via beginsel is in 2009 ingevoerd en verbiedt de oplegging van een bestuurlijke boete in de gevallen waarin wegens dezelfde gedraging al een strafrechtelijke vervolging is ingesteld of een strafbeschikking is uitgevaardigd. 74 De bestuurlijke boete is een punitieve sanctie binnen het bestuursrecht. 75 Voor de invoering van het beginsel was een dergelijke 68 MvT, p. 34. 69 MvT, p. 34. 70 MvT, p. 34. 71 MvT, p. 35. 72 Artikel 132, tweede lid, WVW 1994. 73 MvT, p. 42. 74 Artikel 5:44 Awb. Zie ook artikel 243 lid 2 Sv dat de oplegging van een bestuurlijke boete gelijk stelt aan een kennisgeving van niet verdere vervolging. Dit betekent dat pas bij nieuwe bezwaren of via een artikel 12 procedure er alsnog vervolgd mag worden, zie artikel 255 Sv. 75 Artikel 5:40 Awb. 13

dubbele bestraffing gewoon mogelijk. Er is dus sprake van een gewijzigd inzicht met betrekking tot de samenloop van sanctiemogelijkheden in het bestuursrecht en het strafrecht. De ratio achter de invoering was het voorkomen van het herhaald opleggen van een bestuurlijke boete voor dezelfde overtreding maar ook het voorkomen dat iemand tweemaal in een sanctieprocedure wordt betrokken voor dezelfde overtreding. 76 Met betrekking tot het ASP kan niet meteen worden gesproken van dezelfde overtreding nu de wetgever de mening is toegedaan dat de oplegging van de maatregel het gevolg is van een vermoeden van ongeschiktheid en niet van het rijden onder invloed. Daarnaast zou het ASP een preventief doel dienen en geen bestraffend doel. In hoofdstuk 4 en 5 wordt hier nader op ingegaan en dan zal blijken of dit standpunt houdbaar is. 2.2 De wettelijke regeling in Nederland Het ASP is bij formele wet neergelegd in de WVW 1994 en nader uitgewerkt in de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 en het Reglement Rijbewijzen. Ingevolge artikel 4aa WVW 1994 is het CBR belast met het opleggen en uitvoeren van het ASP. De Dienst Wegverkeer houdt een register bij van de gegevens betreffende het ASP, het zogenoemde alcoholslotregister. 77 Dit register bevat gegevens zoals het kenteken van de auto waarin het alcoholslot is ingebouwd, gegevens met betrekking tot de oplegging van het ASP, de betalingen en de periodieke uitlezingen. 78 Maar ook persoonsgegevens zoals de volledige naam van de betrokkene, burgerlijke staat, geslacht en het Burgerservicenummer. 79 Dit verzamelen en vastleggen heeft als doel de goede en adequate uitvoering van het ASP. 80 De Dienst Wegverkeer is verantwoordelijk onder de Wet bescherming persoonsgegevens. 81 2.2.1. Vorderingsprocedure ex. artikel 130 WVW 1994 Op grond van artikel 130 WVW 1994 kunnen de korpschef, de commandant, de officier van justitie (hierna: officier) en de directeur van het CBR een schriftelijke mededeling doen aan het CBR indien zij een vermoeden hebben dat de houder van een rijbewijs niet langer 76 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II, 2006-2007, 31 124 nr. 3, p. 34 & 35. 77 Artikel 129a WVW 1994. 78 Artikel 129c, WVW 1994. 79 Artikel132c Reglement rijbewijzen, besluit van 30 mei 1996, houdende uitvoering van de Wegenverkeerswet 1994. 80 Artikel 129a lid 2, WVW 1994. 81 Artikel 129b, WVW 1994. 14

beschikt over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid om een motorrijtuig te besturen. 82 Dit vermoeden moet ten grondslag liggen aan feiten en omstandigheden die blijken uit eigen waarneming en gegevens afkomstig van de politie, de officier of door de politie nagetrokken gegevens uit andere bron. 83 In bijlage 1 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 is een lijst aan gedragingen opgenomen die kunnen leiden tot een mededeling aan het CBR. Hieronder vallen gedragingen met betrekking tot de bediening van het motorrijtuig, de beheersing van het motorrijtuig, de bedrevenheid in het deelnemen aan het verkeer en meer in het algemeen het rijgedrag. Relevant voor dit onderzoek is het stuk over drogerende stoffen vermeld in hoofdstuk III. Er is sprake van feiten en omstandigheden die een redelijk vermoeden rechtvaardigen dat iemand niet meer beschikt over de rijvaardigheid indien: - bij de persoon een adem- of bloedgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger dan 350 Ughl/l respectievelijk 0,8. Bij een beginnend bestuurder ligt de grens bij 220 Ughl/l respectievelijk 0,5 ; - ten aanzien van een persoon in een periode van vijf jaar ten minste twee maal procesverbaal is opgemaakt op verdenking van het rijden onder invloed waarbij in ieder geval één keer ook daadwerkelijk een te hoog alcoholgehalte is gemeten; - een persoon weigert mee te werken aan de ademanalyse; - uit een verklaring van een medische deskundige blijkt dat een persoon alcoholafhankelijk is; - bij een deelnemer aan het ASP een alcoholgehalte is geconstateerd van 88 Ughl/l, respectievelijk 0,2, of die persoon heeft geweigerd mee te werken aan de ademanalyse; - de deelnemer van het ASP o een motorrijtuig heeft bestuurd waarin geen alcoholslot zit ingebouwd; o een motorrijtuig heeft bestuurd waarvan het kenteken in het alcoholslotregister niet aan hem is gekoppeld en er sprake is van een niet functionerend alcoholslot; o een motorrijtuig heeft bestuurd terwijl een ander heeft geblazen. 82 Artikel 130 WVW 1994 jo. 131 Reglement rijbewijzen. 83 Artikel 2 jo. 3 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 31 oktober 2011, nr. IENM/BSK- IENM/BSK- 2011/145875, houdende vaststelling van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011. 15

In deze gevallen doen de daartoe bevoegde personen een mededeling aan het CBR. De mededeling moet ten minste binnen zes maanden na constatering van het feit worden gedaan. 84 Op grond van artikel 131 WVW 1994 besluit het CBR tot: a. het opleggen van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid; b. oplegging van het ASP of c. een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid. Het besluit wordt binnen vier weken na ontvangst van de mededeling genomen. 85 De persoon is verplicht zijn medewerking te verlenen aan de opgelegde maatregel. 86 Indien de medewerking wordt geweigerd besluit het CBR onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs voor de duur van vijf jaar. 87 Onder het niet meewerken valt ook het niet voldoen van alle kosten die met de maatregel gemoeid zijn. Het CBR bepaalt op welke categorieën van het rijbewijs deze ongeldigheid ziet. 88 Zodra de ongeldigverklaring van kracht is (zeven dagen na bekendmaking van het besluit aan de betrokkene) dient de betrokkene zijn rijbewijs in te leveren bij het CBR. 89 Het CBR besluit dat een betrokkene zich moet onderwerpen aan het ASP indien: - een persoon heeft gereden met een alcoholgehalte tussen de 570 Ughl/l respectievelijk 1,3 en 785 Ughl/l respectievelijk 1,8 ; - een persoon als beginnend bestuurder heeft gereden met een alcoholgehalte tussen de 435 Ughl/l respectievelijk 1,0 en 785 Ughl/l respectievelijk 1,8 ; - een persoon geweigerd heeft mee te werken aan de ademanalyse; - ten aanzien van een persoon in een periode van vijf jaar ten minste drie keer procesverbaal is opgemaakt op verdenking van rijden onder invloed van alcohol, waarbij ten minste één maal daadwerkelijk een gehalte is gemeten van meer dan toegestaan; - de betrokkene niet in aanmerking komt voor een (lichte) cursus; - het geschiktheidsonderzoek geen aanleiding gaf tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, tenzij dat geschiktheidsonderzoek was opgelegd omdat de betrokkene niet in aanmerking kwam voor de lichte EMA cursus. 90 84 Artikel 3 lid 3, Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011. 85 Artikel 131 WVW 1994. 86 Artikel 132 sub b, WVW 1994. 87 Artikel 132 lid 2, WVW 1994. 88 Artikel 132 lid 2, WVW 1994. 89 Artikel 132 lid 4 & 5 WVW 1994. 90 Artikel 17 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. 16

De betrokkene komt in ieder geval niet in aanmerking voor het ASP indien: - hij in de afgelopen vijf jaar al eens heeft deelgenomen aan het ASP, tenzij de doorverwijzing naar het ASP plaatsvindt op basis van de uitslag van een geschiktheidsonderzoek; - hij in de afgelopen vijf jaar een geschiktheidsonderzoek heeft moeten ondergaan, tenzij de doorverwijzing naar het ASP nu plaatsvindt op basis van de uitslag van het geschiktheidsonderzoek; - hij lijdt aan ernstige psychiatrische stoornis, dementie of een langdurige lichamelijke stoornis die deelneming onmogelijk maakt; - het bij de politie bekend is dat deze persoon regelmatig andere drogerende stoffen gebruikt; - hij uitsluitend het rijbewijs voor de categorieën A1, A2 of A heeft, AM niet meegerekend; - hij beschikt over een Nederlands rijbewijs, maar niet in Nederland woonachtig is; - de overtreding waarop de mededeling is gebaseerd is begaan met rijbewijscategorie AM; - naar het oordeel van het CBR is aangetoond dat de persoon ten tijde van het besluit of beslissing op bezwaar voor zijn inkomen afhankelijk is van zijn rijbewijs van de categorie C1, C, D1 of D. 91 Deze inkomensafhankelijkheid kan worden aangetoond met loonstrookjes, werkgeversverklaringen, een bewijs van inschrijving in de Kamer van Koophandel of overeenkomsten tot opdracht. 92 Deze laatste uitzondering is later toegevoegd omdat de maatregel ten opzichte van vrachtwagenchauffeurs onevenredig uitpakte. Op deze uitzonderingen is ook weer een uitzondering. In afwijking van het hierboven genoemde tweede gedachtestreepje komt een betrokkene toch voor het ASP in aanmerking indien: - hem in de afgelopen vijf jaar een (lichte) EMA cursus was opgelegd, maar de persoon het geschiktheidsonderzoek heeft ondergaan. 93 91 Artikel 18 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. 92 Artikel 18 lid 2 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. 93 Artikel 17 lid 2 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. 17

2.2.1. Alcoholslotprogramma Het ASP bevat de volgende onderdelen: a. de inbouw van een alcoholslot; b. de periodieke uitlezing van het slot door de erkenninghouder; c. het volgen van een begeleidingsprogramma. 94 Het alcoholslot wordt verdeeld in periodes van zes maanden. 95 Indien de maatregel is opgelegd verklaart het CBR het rijbewijs van de betrokkene ongeldig voor alle categorieën. De enige uitzondering hierop is de categorie AM. 96 De betrokkene heeft vervolgens de verplichting om: - een alcoholslot te doen inbouwen in ten minste één motorrijtuig; - alle kosten te betalen aan het CBR; - het aanmeldformulier terug te sturen naar het CBR; - de feitelijke beschikking te krijgen over een nieuw rijbewijs waarop de codering voor het rijden met een alcoholslot is vermeld. 97 Hierbij zijn de volgende (praktische) regels vastgesteld. Allereerst kan per motorrijtuig slechts één alcoholslot worden ingebouwd en kan het slot slechts door één bestuurder worden gebruikt die het programma opgelegd heeft gekregen. 98 Het slot kan alleen worden ingebouwd in personenauto s, met uitzonderingen van driewielige motorrijtuigen die binnen de rijbewijscategorie B vallen. 99 De betrokkene huurt of koopt het alcoholslot van een erkenninghouder en maakt met hem afspraken over de inbouw, het uitlezen, onderhoud etc. 100 Het CBR bepaalt dat het slot uiterlijk elke 46 dagen dient te worden uitgelezen 101 en waar en wanneer de betrokkene zich moet melden voor afspraken of bijeenkomsten. 102 Het CBR verlengt na de eerste zes maanden de uitleestermijn met elke 92 dagen indien: - op het moment van de laatste uitlezing van de eerste zes maanden ten hoogste drie keer is geblazen waarbij een gehalte hoger dan 88 Ughl/l is geconstateerd; 94 Artikel 19 lid 1 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. 95 Artikel 19 lid 2 Regeling maatregeken rijvaardigheid en geschiktheid. 96 Artikel 132b lid 2 WVW 1994. 97 Artikel 132c WVW 1994. 98 Artikel 132c lid 3 WVW 1994. 99 Artikel 132a Reglement rijbewijzen. 100 Artikel 132a lid 3 Reglement rijbewijzen. 101 Artikel 19 lid 3 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. 102 Artikel 132b lid 1 Reglement rijbewijzen. 18

- - - op het moment van de laatste uitlezing van de tweede periode ten hoogste twee keer is geblazen waarbij een gehalte van hoger dan 88 Ughl/l is geconstateerd; op het moment van de laatste uitlezing van de derde periode ten hoogste één keer is geblazen waarbij een gehalte van 88 Ughl/l is geconstateerd; op het moment van de laatste uitlezing (bij een verlenging) geen één keer is geblazen waarbij een gehalte hoger dan 88 Ughl/l is geconstateerd. 103 Indien de betrokkene de laatste uitlezing van de eerstvolgende periode niet meer aan deze voorwaarden voldoet besluit het CBR weer tot uitlezing van uiterlijke elke 46 dagen. 104 De betrokkene dient het slot vaker te laten uitlezen dan één van de gestelde termijnen indien minder dan 10% van het geheugen van het slot resteert, er onregelmatigheden of technische mankementen zijn, er drie keer een spanningsonderbreking is geconstateerd, de auto is gestart zonder dat er is geblazen of er niet is voldaan aan een hertest dan wel indien bij de hertest een gehalte van meer dan 88 Ughl/l is geconstateerd. Zoals al eerder vermeld is degene aan wie het ASP is opgelegd verplicht tot medewerking. Verleent hij niet de gewenste medewerking, dan volgt ongeldigverklaring van zijn of haar rijbewijs. Onder het niet verlenen van de vereiste medewerking valt: - het niet (tijdig) of op de juiste wijze voldoen van alle kosten; - het niet (binnen de gestelde termijn) meewerken aan de uitlezingen; - het niet (binnen de gestelde termijn) meewerken aan de bijeenkomsten en begeleidingsafspraken zonder voorafgaande geldige reden van verhindering; - het onder invloed van alcohol of andere stoffen op de bijeenkomsten of begeleidingsafspraken verschijnen; - demonstratief niet deelnemen of het zich agressief gedragen tijdens de bijeenkomsten of begeleidingsafspraken; - het op andere wijze verstoren van het groepsproces; - het rijden van een motorrijtuig dat niet is voorzien van een (functionerend) alcoholslot, of wel van een alcoholslot maar waarvan het kenteken niet aan de bestuurder is gekoppeld of indien geconstateerd is dat een ander dan de bestuurder in het slot heeft geblazen; 103 Artikel 19 lid 4 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid. 104 Artikel 19 lid 5 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, 19

- - - - - - - - het weigeren mee te werken aan een ademanalyse of indien de ademanalyse hoger uitkomt dan 88 Ughl/l; het opgelegd krijgen (door de rechter) en van kracht gaan van een rijontzegging tijdens het programma; de registratie van vier of meer foutieve hertesten; omzeilen van de meting of werking van het alcoholslot; het uitbouwen van het alcoholslot zonder dat er een nieuwe voor in de plaats is gekomen; de verzegeling van de behuizing van het alcoholslot of bedrading is verbroken en er een voorziening is aangebracht die het alcoholslot buiten werking stelt of de auto is gestart zonder het alcoholslot of er is gereden zonder de hertesten te hebben afgelegd; de software van het alcoholslot is aangepast of omzeild waardoor de auto kan worden gestart zonder te blazen of er kan worden gereden zonder het afleggen van hertesten; het voor de tweede maal blijken van verbroken of beschadigde bedrading/behuizing of er zijn onregelmatigheden geconstateerd betreffende de aansluitpunten tussen de vaste eenheid en de uitleesapplicatie. 105 Het programma duurt in de regel twee jaar. Deze termijn begint te lopen zodra de betrokkene het gecodeerde rijbewijs in handen heeft gekregen. 106 De betrokkene is verplicht om het begeleidingsprogramma te volgen en het slot periodiek te laten uitlezen. 107 Alle kosten komen geheel voor rekening van de deelnemer. 108 Deze kosten worden onderscheiden in: a. kosten met betrekking tot het opleggen van het programma (330 euro); b. het uitvoeren van het programma voor de duur van twee jaar (790 euro); c. het uitvoeren van de verlening (177 euro per verlenging); d. het alcoholslotregister. Deze kosten moeten worden betaald in termijnen die het CBR vaststelt en kunnen niet worden verlengd. 109 De totaal wettelijk vastgelegde kosten bedragen 1120 euro exclusief eventuele verlengingen en de kosten van het register. 105 Artikel 20 Regeling maatregeln rijvaardigheid en geschiktheid 106 Artikel 132c lid 4 WVW 1994. 107 Artikel 132c lid 5 WVW 1994. 108 Artikel 132c lid 6, 7 & 8 WVW 1994. 109 Artikel 21 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 20

Minimaal vier weken voor de afloop van het programma vindt er een evaluatie plaats. Indien de betrokkene aan alle voorwaarden heeft voldaan eindigt het programma en krijgt hij weer een rijbewijs zonder codering. 110 Maar het CBR kan ook tot verlenging overgaan indien uit de evaluatie naar voren komt dat er in de laatste zes maanden van het programma dan wel tijdens de verlenging er ten minste één blaaspoging is gedaan waarbij een gehalte van 88 Ughl/l of hoger is geregistreerd. 111 Deze verlenging duurt zes maanden. Ook weer minimaal vier weken voor de afloop van deze verlenging vindt er een evaluatie plaats. Indien de betrokkene na de verlenging niet heeft voldaan aan de voorwaarden dan kan het CBR nogmaals besluiten tot een verlenging. 112 2.2.3. Bezwaar en beroep Het besluit van het CBR tot oplegging van het ASP is een besluit als in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb). 113 Dit betekent dat er tegen dit besluit bezwaar en beroep openstaat. 114 De betrokkene zal eerst bezwaar moeten maken tegen het besluit alvorens hij bij de rechter terecht kan. Het bezwaarschrift zal binnen zes weken moeten worden ingediend bij het CBR. 115 In de regel zal de betrokkene dan worden gehoord 116 en beslist het CBR binnen zes weken op het bezwaar. Levert het bezwaar voor de betrokkene niet op wat hij wenst, dan kan hij binnen zes weken beroep instellen bij de bestuursrechter. 117 Voor dit beroep dient de indiener van het beroepschrift griffierechten te betalen ter hoogte van 165 euro. 118 Deze kosten krijgt de indiener alleen terug indien zijn beroep gegrond wordt verklaard. 119 Tegen de uitspraak kan weer hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling. 120 De griffierechten bedragen 246 euro en zullen aan de indiener van het beroepschrift worden vergoed indien de Afdeling de uitspraak geheel of gedeeltelijk vernietigd. 121 Van belang is 110 Artikel 132d lid 1 WVW 1994. 111 Artikel 22 Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 112 Artikel 132d lid 4 WVW 1994. 113 Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Artikel 1:3 Awb. 114 Artikel 8:1 jo. 7:1 Awb. 115 Artikel 6:4 jo. 6:7 Awb. 116 Artikel 7:2 Awb. 117 Artikel 6:5 jo. 6:7 jo. 8:1 Awb. 118 Artikel 8:41 Awb. 119 Artikel 8:74, eerste lid, Awb. 120 Artikel 8:104 Awb. 121 Artikel 8:109 jo. 8:114, eerste lid, Awb. 21

nog dat het bezwaar of beroep de werking van het besluit niet schorst. 122 De behandeling in hoger beroep schorst wel het besluit op. 123 2.3 De praktijk Tijdens de loop van het ASP hebben er twee evaluaties plaatsgevonden. Een tussenevaluatie van mei 2013 124 en een eindrapport van november 2014. Hieronder volgen de voor dit onderzoek relevante resultaten van het eindrapport. Allereerst zijn er voor betrokkenen verschillende redenen om al dan niet deel te nemen aan het programma. De belangrijkste redenen om niet deel te nemen waren: hoge kosten, afwachting van de strafrechtelijke procedure, betrokkene heeft geen eigen auto of heeft gekozen voor een ander vervoermiddel. 125 Redenen om wel deel te nemen waren: de auto is nodig voor het werk, het alternatief van een ongeldig rijbewijs voor de duur van vijf jaar is geen optie of simpelweg omdat de maatregel is opgelegd. 126 Bijna de helft van de uitvallers van het programma wordt veroorzaakt door te veel onjuiste blaaspogingen (42%). Daarnaast het niet (op tijd) betalen van de tweede, derde en vierde betaaltermijn (11%). 127 Ten derde was in enkele gevallen een verkeerd besluit genomen (3%) of was de betrokkene ongeschikt (1%). 128 Ten aanzien van de duur van het programma gaf 95% van de ondervraagden aan dat ze het programma te lang vonden. Ze merken op dat het programma een juiste en passende maatregel kan zijn voor recidivisten, maar dat het te zwaar en te lang is voor deelnemers die de eerste keer de fout in zijn gegaan. 129 Iedereen zou over één kam worden geschoren terwijl er onderscheid gemaakt zou moeten worden. Daarnaast zijn er nogal wat problemen met het betalen van de facturen binnen de gestelde termijn. De bedragen zouden te hoog zijn en er worden dan ook steeds meer 122 Artikel 6:16 Awb. 123 Artikel 8:106 Awb. 124 Rijkswaterstaat (Ministerie van Infrastructuur en Milieu), Evaluatie alcoholslotprogramma: tussentijdse resultaten en aanbevelingen, Delft, 28 mei 2013. 125 Rijkswaterstaat (Ministerie van Infrastructuur en Milieu), Evaluatie alcoholslotprogramma: hoofdrapport, Delft, 19 november 2014, p. 33 & 34. 126 Rijkswaterstaat 2014, p. 33. 127 Rijkswaterstaat 2014, p. 35. 128 Rijkswaterstaat 2014, p. 35. 129 Rijkswaterstaat 2014, p. 40. 22

betalingsregelingen aangevraagd. 130 De consequentie van de ongeldigverklaring van alle rijbewijs categorieën bij oplegging van de maatregel is dat beroepschauffeurs hun beroep niet meer kunnen uitoefenen en hun baan verliezen. 131 Het motivatieprogramma wordt over het algemeen positief ervaren. 132 Ongeveer de helft van de alcoholsloten wordt ingebouwd in een eigen auto, en de andere helft in de auto van een derde. 133 Op het moment dat het slot moet worden ingebouwd kunnen deelnemers de auto niet zelf naar het inbouwstation rijden. 134 Zij krijgen hun rijbewijs met de codering 103 pas wanneer het slot is ingebouwd. Zij zullen dus een derde moeten vinden die voor hen de auto naar het inbouwstation wil rijden. De tijd voor inbouw varieert van 45 minuten tot twee uur. Het meest belastende wat met betrekking tot het uitlezen van het slot naar voren komt is dat het inclusief reistijd een behoorlijk beslag legt op de dagbesteding. 135 Mensen moeten aardig wat verlofuren opvragen omdat uitlezing regelmatig plaatsvindt. Daarnaast blijkt dat er weinig tot geen concurrentie is binnen de alcoholsloten. 136 Deelnemers hebben niet veel keus en dit betekent dat de prijzen hoog zijn. De firma Dräger is namelijk de enige toegelaten aanbieder van het alcoholslot, dat tussen de 2.824 en 3.396 euro kost. 137 In het rapport wordt vermeld dat het Ministerie van Infrastructuur en Milieu eind 2013 een peiling heeft laten uitvoeren onder jongeren, beroepschauffeurs en het algemeen publiek. Hieruit blijkt dat 70% van hen de maatregel te zwaar vindt voor first offenders. Voor recidivisten is het wel een passende maatregel. 138 De meeste redenen voor het aanwenden van bezwaar of beroep zien veelal op de zwaarte en de gevolgen van de maatregel alsmede de samenloop met het strafrecht. Met betrekking tot de samenloop voeren betrokkenen aan dat ze niet degene waren die achter het stuur zat of dat zij zijn vrijgesproken door de politierechter. 139 De andere argumenten zien voornamelijk op het programma zelf: de betrokkene bezit geen eigen auto, de kosten van het programma zijn (te) 130 Rijkswaterstaat 2014, p. 40 & 41. 131 Rijkswaterstaat 2014, p. 41. 132 Rijkswaterstaat 2014, p. 42 & 43. 133 Rijkswaterstaat 2014, p. 44. 134 Rijkswaterstaat 2014, p. 44. 135 Rijkswaterstaat 2014, p. 45. 136 Rijkswaterstaat 2014, p. 45. 137 Alcoholslot leasepakketten Dräger Interlock XT, legacy.draeger.com, 6 juli 2015. http://legacy.draeger.com/ik/pdf/lease- packages- lit- 3752- nl.pdf 138 Rijkswaterstaat 2014, p. 47. 139 Rijkswaterstaat 2014, p. 52. 23