BELEIDSNOTITIE BIJZONDERE BIJSTAND ISD NOORDENKWARTIER. (LEEK, MARUM en NOORDENVELD) Ingangsdatum 1 mei 2011.



Vergelijkbare documenten
besluit vast te stellen de Verordening bijzondere bijstand 2015 gemeente Heerde.

B e s l u i t: Vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand zorg en minimabeleid gemeente Aalten.

Verordening individuele bijzondere bijstand RSDHW 2015

Beleidsregels bijzondere bijstand GEMEENTE WADDINXVEEN BELEIDSREGELS BIJZONDERE BIJSTAND

GEMEENTELIJK BESLUIT BIJZONDERE BIJSTAND WWB

Zundertse Regelgeving

Beleidsregels Compensatieregeling Schoonmaakondersteuning WMO

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden; Vast te stellen: de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wierden 2013.

AANVULLENDE (EXTRA) ZIEKTEKOSTENVERZEKERING AVX EN TAND-G-PAKKET

Nota. Bijzondere Bijstand. Samenwerkingsverband Werk & Inkomen

- Intrekking van publicatie GB op 7 april Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2011 / 042

B&W-nr.: d.d Wijziging Beleidsregels Bijzondere Bijstand

Beleidsregels Bijzondere Bijstand. 1. Inleiding 1.1. Aanleiding 1.2. Opbouw van de nota 1.3. Uitgangspunten

Wat is bijzondere bijstand? informatiefolder

Algemene uitgangspunten bijzondere bijstandsbeleid ISD Bollenstreek

Beleidsregels bijzondere bijstand WIHW 2016

Nieuwsbrief Minimabeleid 2010 Gemeente Schagen

De gemeente Hulst hanteert geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 WWB.

Uitvoeringsregeling -

BELEIDSNOTITIE BIJZONDERE BIJSTAND LEEK, MARUM en NOORDENVELD

Met ingang 2015 zijn er op het gebied van de bijzondere bijstand een aantal zaken veranderd.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 4 Draagkracht verstrekkingen op grond van hoofdstuk 4

Beleidsregels Bijzondere Bijstand Noordoostpolder 2015

BELEIDSNOTITIE BIJZONDERE BIJSTAND ISD NOORDENKWARTIER. Ingangsdatum 1 april 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden; Vast te stellen: de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Wierden 2017.

Artikelsgewijze toelichting op de Toeslagenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012

Beleidsregels Draagkracht Minimaregelingen Gemeente Boxtel en Gemeente Haaren Participatiewet

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009.

Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten vast te stellen de Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten 2018.

Afdeling Samenleving Richtlijn 565 Ingangsdatum: DRAAGKRACHTBEREKENING

Bijzondere bijstand en minimaregelingen

Collectieve zorgverzekering. Informatieblad bijzondere bijstand voor inwoners van Zuidplas (Bij de brochure bijzondere bijstand)

Beleidsregels Armoedebeleid gemeente Aalten 2016

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011.

I-SZ/2015/1803. Beleidsregels Bijzondere bijstand en Minimabeleid - Algemene bepalingen 2015

B&W 09 oktober 2007 Gemeenteblad. Vast te stellen de gewijzigde invulling van richtlijn nr. B074 Overig beleid inzake specifieke medische kosten

Versie 2.4. BELEIDSREGELS TEGEMOETKOMING ONDERSTEUNINGSFONDS CHRONISCH ZIEKEN EN GEHANDICAPTEN 2015 Gemeente Breda

GEMEENTE SCHERPENZEEL

Lid 2: De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 februari 2012, nr. R ;;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d.10 november 2009; gezien het advies van de commissie Burger van 24 november 2009;

Inhoudsopgave 1. Inleiding Minimabeleid gemeente Sluis

De verlagingen zijn uitgewerkt in de artikelen 4 tot en met 7 van de verordening.

Gemeente Nijkerk - Beleidsregels bijzondere bijstand Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nijkerk,

- vast te stellen de beleidsregel bijzondere bijstand 2015 (Participatiewet); - en tegelijk in te trekken de huidige beleidsregel bijzondere bijstand

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

CVDR. Nr. CVDR466900_1. Beleidsregels bijzondere bijstand Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013

CVDR. Nr. CVDR28457_1. Verordening langdurigheidstoeslag WWB 2009

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 12, tweede lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Toelichting op de Regeling collectieve zorgverzekering voor minima in de gemeente Steenwijkerland 2012.

Informatieblad bijzondere bijstand voor inwoners van Krimpen aan den IJssel

Veelgestelde vragen collectieve zorgverzekering Gemeente

Onderwerp: Verordening persoonlijk minimabudget gemeente Overbetuwe 2015

Verordening persoonlijk minimabudget gemeente Overbetuwe 2014

De Raad van de gemeente Mill en Sint Hubert,

Afdeling Samenleving Richtlijn 320 Ingangsdatum:

Beleidsregels bijzondere bijstand 2009

Aanleiding. Bevoegdheid college

Samenleving SAM

De beleidsregels treden in werking, de dag na publicatie, 21 februari 2013.

De eerste nieuwsbrief in het nieuwe jaar willen we graag beginnen door u alle geluk en gezondheid toe te wensen!

Artikel 31. Toelichting. De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd: Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:

Regeling collectieve zorgverzekering voor minima in de gemeente Steenwijkerland Beleidsregel 1. Begripsbepalingen Beleidsregel 2.

Nota. Nota openbaar: Ja. Nummer: 14INT Invulling Wet chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) en Compensatie Eigen Risico (CER) Onderwerp:

Behandelend ambtenaar F. Tinselboer, (t.a.v. F. Tinselboer)

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Heeze-Leende van 4 november 2014

Beleidsregels bijzondere bijstand, kindregeling en maatschappelijke participatie Purmerend 2018

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand

GEMEENTE SCHINNEN. Bijdrageregeling chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.

Nota bijzondere bijstand Wet werk en bijstand 2006

Beleidsregels bijzondere bijstand 2009

Beleidsregels Bijzondere Bijstand gemeente Schouwen-Duiveland 2016

Wijziging bedragen WWB, WIJ, IOAW, IOAZ en WWIK per 1 juli 2011

Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) (B062)

Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb).

Hoofdstuk I. Algemene bepalingen

CVDR. Nr. CVDR138719_2

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ten aanzien van de bijzondere bijstand

Voorlopige wijziging bedragen WWB, IOAW en IOAZ per 1 januari 2012

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen ten aanzien van de bijzondere bijstand Gemeente Grootegast

Betreft: Vaststellen Verordening Individuele Inkomenstoeslag gemeente Tynaarlo 2015

Toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB Asten 2010

Informatieblad bijzondere bijstand voor inwoners van Zuidplas

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid onder c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

BELEIDSREGEL GEMEENTELIJKE TEGEMOETKOMING (KOA-kopje) IN DE KOSTEN KINDEROPVANG 2013 GEMEENTE MENTERWOLDE

Wethouder Edwin Voorbij Aan de gemeenteraad Postbus AA Purmerend

B&W 30 maart 2010 Gemeenteblad GEWIJZIGDE RICHTLIJN NR. B074 OVERIG BELEID INZAKE SPECIEKE MEDISCHE KOSTEN

Beleidsregels RegelRecht 2015

Toeslagenverordening WWB-2

Artikel 31. Toelichting. Artikel 31, tweede lid, onderdeel u, van de Wet werk en bijstand komt te luiden:

VERORDENING LANGDURIGHEIDSTOESLAG WWB 2013 GEMEENTE NOORD-BEVELAND

besluit BenW Burgemeester en wethouders van L a n d g r a a f ; b e s l u i t e n :

Richtlijn bijzondere bijstand Wet Werk en Bijstand Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vught;

april 2014 Bijzondere bijstand en verstrekkingenboek 2014

Toeslagenverordening WWB Maasbree 2007

Uitvoeringsbesluit collectieve zorgverzekering minima Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg;

Transcriptie:

BELEIDSNOTITIE BIJZONDERE BIJSTAND ISD NOORDENKWARTIER. (LEEK, MARUM en NOORDENVELD) Ingangsdatum 1 mei 2011.

1. Algemene bepalingen bijzondere bijstand: 4 1.1. Het begrip bijzondere bijstand Algemene draagkrachtbepalingen: 1.2. Vaststellen van de in aanmerking te nemen draagkracht 1.3. Draagkrachtjaar 1.4. Het inkomen en de draagkrachtruimte 1.4.1. De WIJ-norm: 5 Specifieke draagkrachtbepalingen 1.5. Draagkrachtpercentages 1.6. Draagkracht op grond van vermogen: 1.7. Verrekening draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand: 6 1.8. Draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand voor uitkeringsgerechtigden 1.9. Waarde vervoermiddelen als vermogensbestanddeel 1.10. Draagkracht bij categoriale bijzondere bijstand Inkomensbepalingen: 1.11. Vaststelling van het jaarinkomen bij een regelmatig inkomen: 7 1.12. Vaststelling van het jaarinkomen bij een onregelmatig inkomen 1.13. Het in aanmerking te nemen inkomen 1.14. Vrij te laten inkomensbestanddelen 1.15. Vrijlating langdurigheidstoeslag 1.16. Pensioenvrijlating 1.17. Niet als buitengewoon aangemerkte kosten 1.18. Heffingskortingen Overige bepalingen: 1.19. Moment van aanvragen bijzonder bijstand: 8 1.20. Drempelbedrag 1.21. Bijzondere bijstand in de vorm van een lening. 1.22. Bijzondere bijstand aan eigen woningbezitters: 9 1.23. Voorliggende voorzieningen 1.24. Bijstand op grond van zeer dringende redenen. 1.25. Alleen meerkosten zijn bijzondere kosten: 10 1.26. Individualiseringsbeginsel 1.27. Geen noodzaak op grond van wet 1.28. Vormen van bijzondere bijstand 1.29. Medische adviezen: 11 2. Bijzondere bijstand voor medische kosten: 12 2.1. Algemene bepalingen medische kosten en bijzondere bijstand 2.2. Alternatieve geneeswijzen: 13 2.3. Brillen: 14 2.4. Dieet: 15 2.5. Verplicht eigen risico in de zorgverzekering: 16 2.6. Kleding, schoeisel en beddengoed : 17 2.7. Pedicure: 19 2

2.8. Psychotherapie: 20 2.9. Reiskosten ivm medische behandeling: 21 2.10. Stookkosten : 22 2.11. Tandheelkundige hulp: 23 3. Toeslagen voor levensonderhoud: 24 3.1. Garantietoeslag voormalig eenoudergezin 3.2. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar : 26 3.3. Toeslag voor jongeren van 18 tot 21 jaar in een inrichting. 3.4. Overbruggingsuitkeringen: 4. Duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten: 30 4.1. Duurzame gebruiksgoederen 4.2. Woninginrichting: 32 4.3. Verhuiskosten: 34 4.4. Witgoedregeling: 36 4.5. Baby-uitzet: 38 5. Woonkosten: 39 5.1. Woonkosten, huursubsidie en bijzondere bijdrage huurlasten 5.2. Woonkostentoeslag huurwoning: 40 5.3. Woonkostentoeslag eigen woning: 42 5.4. Doorbetaling vaste lasten: 44 6. Kosten naturalisatie/medische keuring inburgering. 6.1. Legeskosten naturalisatie/verlengen verblijfsvergunning: 46 6.2. Kosten medische keuring/ontheffing inburgeringsexamen: 47 7. Overige kosten: 48 7.1. Begrafenis/crematiekosten 7.2. Eigen bijdrage Wet op de Jeugdhulpverlening: 49 7.3. Kinderopvang/peuterspeelzaal: 51 7.4. Maaltijdvoorziening: 53 7.5. Premie ziektekosten/arbeidsongeschiktheidsverzekering: 54 7.6. Rechtshulp, griffierechten en bewindvoering : 55 7.7. Reiskosten (omgangsregeling, bezoek gedetineerden en studerende kinderen.) : 57 7.8. Schuldhulpverlening: 59 8. Categoriale bijzondere bijstand: 61 8.1. Aanvullende zorgverzekering vanaf 1 januari 2012 kan hier geen beroep meer op worden gedaan 8.2. Collectieve zorgverzekering: 63 8.3. Chronisch zieken, gehandicapten en ouderen: 65 8.4. Duurzame gebruiksgoederen 65 jaar en ouder: 67 3

8.5. Computer voor minima: 69 1. ALGEMENE BEPALINGEN BIJ BIJZONDERE BIJSTANDSVERLENING. In het kader van de WWB moeten regels met betrekking tot de bijzondere bijstand worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders of in geval van een Intergemeentelijke Sociale Dienst het bestuur. Bij de oprichting van de ISD Noordenkwartier is de notitie bijzondere bijstand vastgesteld. (2004) Nu er een aantal jaren mee is gewerkt is de notitie op onderdelen gewijzigd. Deze wijzigingen zijn een gevolg van wijzigingen in wet- en regelgeving, beleid en praktijkervaringen. 1.1. Het begrip bijzondere bijstand. Bijzondere bijstand is de bijstand als bedoeld in art. 35 lid 1 WWB. Op grond van dit artikel heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover: 1. de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan, en; 2. deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit: de bijstandsnorm, de langdurigheidstoeslag, het vermogen en het inkomen. (voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm m.u.v. het inkomen en vermogen als bedoeld in art. 31 lid 2 en art. 34 lid 2 WWB) ALGEMENE DRAAGKRACHTBEPALINGEN 1.2. Vaststellen van de in aanmerking te nemen draagkracht. Draagkracht is het geheel of gedeeltelijk in aanmerking te nemen vermogen of inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan het maximaal vrij te laten vermogen of de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Op grond van art. 35 WWB dienen gemeenten regels vast te stellen met betrekking tot het in aanmerking te nemen vermogen en inkomen boven de bijstandsnorm. 1.3 Draagkrachtjaar: De draagkracht wordt per draagkrachtjaar vastgesteld, d.w.z. over een periode van twaalf maanden gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend c.q. de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt. Een nieuw draagkrachtjaar hoeft dus niet aan te sluiten op een vorig draagkrachtjaar. Wanneer de omstandigheden dat vragen kan ook een andere aanvangsdatum worden gekozen als startpunt van het draagkrachtjaar. Dit kan het geval zijn als de kosten eerder gemaakt zijn dan de aanvraag is ingediend. Het meenemen van de draagkracht over een langere periode dan een jaar zal in principe alleen voorkomen ingeval van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen. Wanneer binnen de vastgestelde periode van een jaar een nieuwe bijstandsaanvraag wordt ingediend, blijft de reeds eerder vastgestelde draagkracht voor die periode gelden. De draagkrachtcriteria gelden ook voor personen in een inrichting. 1.4. Het inkomen en de draagkrachtruimte: Bij het beoordelen of bijzondere bijstand kan worden verleend moet eerst de draagkrachtruimte worden vastgesteld. Hieronder wordt verstaan het verschil tussen het inkomen van aanvrager en de voor betrokkene van toepassing zijnde bijstandsnorm verhoogd met indien van toepassing de gemeentelijke toeslag. 4

1.4.1. De WIJ-norm: Met ingang van 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren. (WIJ) ingevoerd. Voor de doelgroep van de Wet Wij geldt logischerwijs niet de `van toepassing zijnde bijstandsnorm` maar de `van toepassing zijnde Wij-norm.` Waar in deze notitie gesproken wordt van bijstandsnorm wordt hier tevens mee bedoeld de van toepassing zijnde WIJ-inkomensvoorzieningsnorm. SPECIFIEKE DRAAGKRACHTBEPALINGEN: 1.5. Draagkrachtpercentages: Wanneer er sprake is van bijzondere noodzakelijke kosten wordt niet de volledige draagkrachtruimte in het inkomen aangesproken. Er worden 2 percentages gehanteerd: 100 % en 35 %. a. 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor kosten die gerekend moeten worden tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit betreft de volgende kosten: woonkosten; premie zorgverzekering; hiermee wordt niet bedoeld de categoriale bijzondere bijstand aanvullende zorgverzekering. premie van een door een zelfstandige gesloten verzekering tegen arbeidsongeschiktheidskosten. legeskosten verschuldigd voor de kosten van wijziging en verlenging van verblijfsdocumenten als bedoeld in de Vreemdelingenwet en voor de kosten van naturalisatie; verwervingskosten voor zover deze niet worden vergoed vanuit werkdeelparticipatiegelden. duurzame gebruiksgoederen geldlening. schulden. Omdat deze kosten tot de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan behoren, dient bijstandsverlening in laatstgenoemde kosten, het inkomen boven de relevante bijstandsnorm voor 100% te worden aangemerkt als draagkracht. b. 35% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor kosten die niet tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend kunnen worden. 1.6. Draagkracht op grond van vermogen: 100% van het vermogen boven het vrij te laten vermogen (art. 34 WWB) wordt in aanmerking genomen. Alleen het vermogen dat meer bedraagt dan de vermogensgrens in de WWB wordt bij de beoordeling van aanwezigheid van financiële draagkracht in aanmerking genomen. Van belang is wel dat het vermogen nog daadwerkelijk aanwezig is. Er geldt bij de beoordeling 5

van de aanvraag dus geen 'fictief vermogensbegrip' zoals bij de vermogensvaststelling bij aanvraag van een periodieke algemene bijstandsuitkering. Van het in aanmerking te nemen vermogen worden de middelen bedoeld in artikel 34, tweede lid, van de WWB niet tot het draagkrachtvermogen van belanghebbende gerekend. De middelen als bedoeld in genoemd artikel worden dus ook voor de bijzondere bijstand vrijgelaten. Het vermogen wordt dus op dezelfde wijze vastgesteld als bij de algemene bijstand. Voorbeeld: Aanvrager vraagt 1000,00 bijzondere bijstand aan. Het vermogen ligt 300,00 boven de voor hem geldende vermogensgrens. Verder voldoet hij aan alle voorwaarden voor de bijzondere bijstand. Aanvrager kan zelf 300,00 bijdragen voor de bijzondere kosten. Er kan maximaal 700,00 aan bijzondere bijstand worden verstrekt. 1.7. Verrekening van de draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand. De draagkracht wordt verrekend door eerst de draagkracht te laten gebruiken alvorens tot bijstandsverlening over te gaan. Het verbruiken van de draagkracht dient aangetoond te worden door middel van nota`s. Uitzondering hierop zijn de woonkostentoeslag en de kosten van bewindvoering. Hierbij wordt de draagkracht maandelijks verrekend. Voorbeeld: Aanvrager vraagt een woonkostentoeslag aan van 80,00 per maand. Aangezien het hier gaat om periodieke bijzondere bijstand over een voorzienbare periode wordt de draagkracht omgerekend naar de maand. Draagkrachtruimte ( verschil inkomen en van toepassing zijnde bijstandsnorm) 600,00:12 = 50,-- per maand. Maandelijks uit te betalen: 80,00 minus 50,00 = 30,00.. 1.8. Draagkracht bij periodieke bijzondere bijstand voor uitkeringsgerechtigden. Voor personen met een WWB,WIJ, IOAW of IOAZ-uitkering wordt de draagkracht op nihil gesteld en de draagkrachtperiode voor onbepaalde tijd vastgesteld voor de duur van de periode waarover de belanghebbende deze uitkering ontvangt. 1.9. Waarde vervoermiddelen als vermogensbestanddeel: Vervoermiddelen, zijnde een auto of motor worden in aanmerking genomen voor zover de gezamenlijke waarde meer bedraagt dan 5000,00. De vrijlating is alleen van toepassing voor het vervoermiddel dat gebruikt wordt voor het dagelijkse woon/werkverkeer. Indien er meerdere vervoermiddelen zijn wordt de eventuele waarde daarvan volledig bij het vermogen geteld. De waarde van een auto/motor wordt bepaald aan de hand van de ANWB/BOVAG Koerslijst (inkoopwaarde). De gegevens kunnen worden gecontroleerd via Suwinet (RDW). Wanneer de auto/motor ouder is dan 10 jaar wordt er vanuit gegaan dat het vrijgelaten bedrag niet wordt overschreden. Een uitzondering op deze regeling zijn old-timers aangezien deze vaak een behoorlijke waarde kunnen vertegenwoordigen. 1.10 Draagkracht bij categoriale bijzondere bijstand: 6

In afwijking van het vastgestelde draagkrachtbeleid bijzondere bijstand, wordt bij categoriale bijzondere bijstand bij een inkomen van maximaal 110% van de toepasselijke bijstandsnorm in het geheel geen draagkracht aanwezig geacht. Bij een inkomen boven de 110% van de toepasselijke bijstandsnorm bestaat er geen recht op categoriale bijzondere bijstand. INKOMENSBEPALINGEN: 1.11. Vaststelling van het jaarinkomen bij een regelmatig inkomen: Hierbij wordt uitgegaan van de hoogte van de inkomsten over de laatste gebruikelijke betalingsperiode voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt. (Bijvoorbeeld het inkomen in maand of 4 weken daaraan voorafgaand) In de berekening wordt de vakantietoeslag meegenomen. 1.12. Vaststelling van het jaarinkomen bij een onregelmatig inkomen: Hierbij wordt uitgegaan van de som van de inkomsten over het jaar voorafgaand aan het tijdstip waarop de draagkrachtperiode aanvangt. (free-lancers.) Bij zelfstandigen wordt de draagkracht vastgesteld aan de hand van het laatste boekhoudrapport. Voor de berekening wordt de bruto-netto berekening gehanteerd, het percentage als vermeld in art. 6 van de BBZ wordt in mindering gebracht op het inkomen.( Zie Schulinck) 1.13. Het in aanmerking te nemen inkomen. Voor de vaststelling van het voor de draagkracht in aanmerking te nemen inkomen wordt uitgegaan van de middelen als bedoeld in art. 31 van de WWB. 1.14. Vrij te laten inkomensbestanddelen: Aanvullend hierop kan het college ook rekening houden met buitengewone uitgaven die het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden. Deze kunnen op het inkomen in mindering worden gebracht 1.15. Vrijlating langdurigheidstoeslag. Een eventueel toegekende langdurigheidstoeslag wordt in ieder geval voor het berekenen van de draagkracht buiten beschouwing gelaten. 1.16. Pensioenvrijlating: De vrijlating op grond van art. 33 lid 5 van de WWB geldt alleen voor vaststelling van de hoogte van de algemene bijstand. Bij de berekening van de draagkracht in het kader van de bijzondere bijstand heeft het college op grond van art. 35 lid 1 WWB volledige vrijheid. Het college bepaalt zelf welk deel van de middelen in dat geval in aanmerking wordt genomen Er is voor gekozen de pensioenvrijlating als bedoeld in art. 33 lid 5 van de WWB vrij te laten voor de berekening voor de bijzondere bijstand. 1.17. Niet als buitengewoon aangemerkte kosten: De volgende kosten worden in ieder geval niet als buitengewoon aangemerkt: - kosten die kunnen worden voldaan uit de algemene bijstand of een daarmee vergelijkbaar inkomen (bijvoorbeeld de premie voor de aanvullende zorgverzekering); - belastingaanslagen; - rente en aflossingen in verband met leningen. 1.18. Heffingskortingen: De heffingskortingen behoren (deels) tot de middelen van belanghebbende (art. 31 lid 1 WWB) Dit geldt zowel voor de heffingskortingen die via de voorlopige aanslag lopen als de loonheffingskortingen. 7

Er zijn heffingskortingen die als middel moeten worden aangemerkt en derhalve gekort worden op de uitkering c.q. waar in de draagkrachtberekening rekening mee moet worden gehouden. In andere gevallen hoeft dat niet. Voor de actuele heffingskortingen en of deze eventueel als middel moeten worden aangemerkt wordt verwezen naar Schulinck en www.belastingdienst.nl Ook wanneer de belanghebbende een van deze kortingen (via voorlopige teruggave of verrekening bij loon) niet ontvangt, maar wel recht heeft op de heffingskorting moeten de heffingskortingen in mindering worden gebracht op de uitkering. Het betreft namelijk middelen waarover belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken (art. 31 lid 1 van de WWB). Met inkomsten die niet op de algemene bijstandsuitkering worden gekort. (art. 31 lid 2 WWB) wordt ook geen rekening gehouden voor de draagkracht in de bijzondere bijstand. OVERIGE BEPALINGEN 1.19. Moment van aanvragen bijzondere bijstand Een aanvraag om bijzondere bijstand moet in het algemeen worden ingediend voor het moment waarop de kosten zijn gemaakt of direct nadat de kosten zijn gemaakt. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of de gevraagde kosten noodzakelijk zijn in de zin van de WWB (artikel 11 van de WWB). Onbetaald gebleven rekeningen, waarin achteraf bijstand wordt gevraagd, worden in principe beschouwd als schulden waarin als regel geen bijstand voor wordt verleend. De ISD hanteert het beleid dat de kosten nog kunnen worden ingediend tot en met 3 maanden, volgend op het kalenderjaar waarin deze kosten zijn gemaakt. 1.20. Drempelbedrag Naast de draagkracht wordt de hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand mede bepaald door de toepassing van het drempelbedrag. Het in aanmerking nemen van een drempelbedrag betekent dat voordat er sprake kan zijn van verlening van bijzondere bijstand de betreffende kosten eerst door de belanghebbende zelf moet worden voldaan tot het drempelbedrag. Op grond van artikel 35, tweede lid, van de WWB mag het college maximaal een drempelbedrag opleggen van 122,00 (norm 1-1-2011) over een tijdvak van 12 maanden. Dit bedrag is door de ISD gesteld op 50,00. Als dit bedrag voor het einde van het kalenderjaar niet wordt overschreden, kan aan het einde van het kalenderjaar of uiterlijk in de eerste drie maanden van het nieuwe kalenderjaar een aanvraag worden ingediend voor deze 50,00. Voorbeeld 1: Aanvrager heeft in juli 2010 bijzondere kosten tot een bedrag van 25,00 en dient nog geen aanvraag in. In de rest van het jaar heeft betrokkene geen bijzondere kosten meer. In februari 2011 dient hij een aanvraag in voor deze kosten. Na onderzoek blijkt dat betrokkene aan alle voorwaarden voldoet en dat het hier gaat om bijzondere bijstand. Betrokkene krijgt 25,00 uitgekeerd. Voorbeeld 2: Aanvrager heeft in juli 2010 bijzondere kosten tot een bedrag van 25,00 en dient nog geen aanvraag in. In oktober 2010 heeft hij opnieuw bijzondere kosten, nu tot een bedrag van 60,00. Betrokkene dient voor de eerder gemaakte kosten van 25,00 en voor de 60,00 een aanvraag in. Betrokkene voldoet aan alle voorwaarden en het gaat hier om bijzondere kosten. Betrokkene krijgt in oktober 85,00 uitbetaald. 1.21. Bijzondere bijstand in de vorm van een lening. Artikel 50 van de WWB maakt het mogelijk algemene bijstand in de vorm van een geldlening onder verband van krediethypotheek dan wel pandovereenkomst te verstrekken. 8

In de WWB staat niets vermeld over bijzondere bijstand in relatie tot het hebben van een eigen woning, zoals onder de ABW het geval was. Dit houdt in dat bijzondere bijstand alleen als lening kan worden verstrekt als dat op grond van de overige bepalingen van de WWB mogelijk is. Het is wenselijk in die gevallen waar sprake is van eigen woningbezit bij recht op bijzondere bijstand in de vorm van een lening eerst te beoordelen of er mogelijkheden zijn tot (verdere) verzwaring. 1.22. Bijzondere bijstand aan eigen woningbezitters: In situaties dat sprake is van een eigen woning en er tevens sprake is van overwaarde in de woning, hoger dan het maximaal vrij te laten bedrag als bedoeld in art. 34 lid 2 sub d van de WWB is het desondanks mogelijk bijzondere bijstand om niet te verstrekken indien de bijzondere bijstand over de periode van een jaar (12 maanden), te rekenen vanaf de eerste dag waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan de centrale basisnorm, bedoeld in art. 21 sub c van de WWB. (bijstandsnorm gehuwden) Het restant van de overwaarde wordt beschouwd als in aanmerking te nemen vermogen. Voorbeeld: Mevrouw Jansen is in het bezit van een eigen woning. Uit een recent taxatierapport blijkt dat de waarde van de woning 120.000,00 bedraagt. Er rust op de woning nog een hypotheek van 60.000,--. De overwaarde bedraagt 60.000,--. Verder heeft mevrouw Jansen geen vermogensbestanddelen. Mevrouw Jansen vraagt nu (categoriale) bijzondere bijstand aan tot een totaal bedrag van 1200,00. Het vestigen van een krediethypotheek kan niet aangezien het hier gaat om bijzondere bijstand. Aangezien de bijzondere bijstand minder bedraagt dan de centrale basisnorm over de periode van een jaar kan tot een bedrag van 1200,00 bijzondere bijstand worden verstrekt. 1.23. Voorliggende voorzieningen (artikel 15 van de WWB) Bijstandsverlening in bijzondere kosten is niet mogelijk indien: - de kosten kunnen worden vergoed op grond van een voorliggende voorziening; - de kosten op grond van een beleidskeuze van niet-budgettaire aard uitdrukkelijk buiten de werkingssfeer van de voorliggende voorziening zijn gelaten; tenzij er voor die kosten in deze notitie een uitzondering wordt gemaakt; - de kosten op grond van de voorliggende voorziening niet worden vergoed nadat een individuele beoordeling heeft plaatsgevonden; Bijstandsverlening is wel mogelijk indien: - er geen daadwerkelijk beroep op de voorliggende voorziening mogelijk is; - voor de betreffende kosten geen voorliggende voorziening bestaat; - de betreffende kosten (deels) om budgettaire redenen niet of niet langer op grond van een voorliggende voorziening worden vergoed (denk aan eigen bijdragen); - er sprake is van zeer dringende redenen. Het niet doen van een beroep op een voorliggende voorziening kan op zich niet als afwijzingsgrond voor een bijstandsaanvraag dienen. Er zal eerst beoordeeld moeten worden of de belanghebbende voor de voorziening in aanmerking komt. Zo ja, dan moet de bijstand worden geweigerd. Zo nee, dan moet wanneer verder aan de voorwaarden wordt voldaan toekenning van bijstand volgen. Bij gerede twijfel kan bijstand worden toegekend waarbij de verplichting wordt opgelegd om een beroep te doen op de voorziening. 9

1.24 Bijstand op grond van zeer dringende redenen (artikel 16, eerste lid, van de WWB) Artikel 13 van de WWB geeft een aantal situaties aan waarin geen recht op bijstand bestaat. Artikel 16, eerste lid, van de WWB geeft burgemeester en wethouders de mogelijkheid in geval van zeer dringende redenen toch bijstand te verstrekken wanneer geen recht op bijstand bestaat. In bijzondere gevallen dient, wanneer zich daartoe zeer dringende redenen voordoen, de mogelijkheid aanwezig te zijn om een persoon die geen recht op bijstand heeft, toch financieel bij te staan. Vast dient te staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat het verlenen van bijstand volstrekt onvermijdelijk is. 1.25 Alleen meerkosten zijn bijzondere kosten Alleen de meerkosten komen voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking. Dit betekent dat kosten, die normaal gesproken geacht worden voor rekening te komen van de belanghebbende, afgetrokken worden van de te verstrekken bijstand. Als er bijvoorbeeld bijstand wordt verstrekt voor afwijkend schoeisel, worden de normale kosten van schoenen afgetrokken van de te verlenen bijstand. 1.26 Individualiseringsbeginsel (artikel 18 van de WWB) Uitgangspunt is dus dat bijzondere bijstand verstrekt dient te worden wanneer op grond van individuele bijzondere omstandigheden iemand noodzakelijke kosten moet maken die niet uit de algemene bijstand kunnen worden voldaan. Op deze wijze wordt recht gedaan aan het individualiseringsbeginsel ingevolge artikel 18 van de WWB. De individuele omstandigheden en de afstemming van de bijstand brengen ook met zich mee dat bijzondere bijstand kan worden toegekend zonder dat er sprake is van een daartoe strekkende aanvraag (ambtshalve). Het individualiseringsbeginsel is ook van toepassing op de berekende draagkracht. Dit betekent dat de berekende draagkracht op grond van de bijzondere individuele omstandigheden hoger of lager vastgesteld kan worden. 1.27 Geen noodzaak op grond van wet (artikel 14 van de WWB) Kosten met betrekking tot de volgende zaken worden niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend: Het voldoen aan alimentatieverplichtingen; de betaling van een boete; geleden of toegebrachte schade; vrijwillige premiebetaling in het kader van een publiekrechtelijke verzekering. kosten van medische handelingen en verrichtingen die gerekend kunnen worden tot de ontwikkelingsgeneeskunde of wanneer zodanige medische behandelingen en verrichtingen buiten Nederland plaatsvinden 1.28 Vormen van bijzondere bijstand. (art. 48 WWB) Bijzondere bijstand kan in verschillende vormen worden verleend. De aanvraag wordt in beginsel in de volgende volgorde bekeken: borgtocht geldlening om niet 10

Indien besloten wordt bijstand te verlenen in de vorm van een waarborgsom, wordt de bijstand altijd in de vorm van een lening verstrekt. De belanghebbende kan de waarborgsom immers te zijner tijd terug ontvangen. Als de bijstand de gehele of gedeeltelijke aflossing van een schuldenlast betreft, wordt in principe ook een borgtocht of geldlening toegepast. In bijzondere omstandigheden kan evenwel bijstand om niet worden toegekend. In het algemeen is het zo dat bij de verlening van borgtocht of een geldlening eerst bekeken moet worden of een belanghebbende niet bij een normale kredietverlenende instelling een lening kan krijgen. 1.29 Medische adviezen: Opmerking: In deze notitie is de bijzondere bijstand voor een aantal bijzondere medische kosten gemaximeerd. Het opvragen van een medisch advies is in die gevallen niet nodig. Het opvragen van een advies is dan ook alleen van toepassing wanneer het gaat om de noodzaak vast te stellen van te maken bijzondere kosten. Gedacht kan worden aan die situaties dat bijzondere bijstand wordt aangevraagd boven het gemaximeerde bedrag. Een medisch advies wordt aangevraagd bij het CIZ, Postbus 695, 9400 AR Assen. Toetsingscriteria die gelden voor alle adviezen: 1. Het advies dient volledig te zijn. Anders gezegd: het advies moet de vragen beantwoorden die door de ISD aan de adviseur zijn gesteld. 2. Wanneer een bepaald soort voorziening wordt geadviseerd, moeten de selectiefactoren die voor die keuze relevant zijn worden gevolgd. 3. Het advies moet in overeenstemming zijn met de WWB en het gemeentelijk beleid. Toetsingscriteria die met name gelden voor medische adviezen: 1. Is er contact gezocht met c.q. informatie ingewonnen bij de behandelende arts/specialist? Zo ja met wie, en welke informatie is opgevraagd? Het is daarbij aan de adviseur om te bepalen bij wie inlichtingen worden ingewonnen voor een goed advies en niet aan belanghebbende. Het is niet noodzakelijk dat de verklaringen van de huisarts of behandelend specialist exact geciteerd worden. Wel moeten de door hen aangegeven beperkingen voldoende duidelijk zijn weergegeven in het advies. 2. Is de ingewonnen informatie door de adviseur bij de behandelende arts/speciallist recent en voldoende duidelijk? Zo nee, dan zal de adviseur een uitgebreid zelfstandig medisch onderzoek moeten uitvoeren. 3. Worden de beperkingen van belanghebbende opgesomd? Deze vallen niet onder het medisch geheim. De adviseur kan in zijn advies de geconstateerde beperkingen opsommen en nader toelichten. 4. Vloeit de voorgestelde voorziening voort uit de opgesomde beperking(en)? Voor het vragen van adviezen wordt gebruik gemaakt van een standaardformulier waarin deze vragen zijn verwerkt. (EBB) 11

2.1. Algemene bepalingen medische kosten en bijzondere bijstand.. Buitenwettelijk beleid en de collectieve zorgverzekering Wanneer het een aanvraag betreft om bijzondere bijstand voor medische kosten en er is geen sprake van zeer dringende redenen, dan heeft de ISD op grond van de WWB niet de bevoegdheid om bijstand te verlenen voor de betreffende kosten. De ISD heeft een beleid waarbij het uitgangspunt is dat op grond van individuele omstandigheden bijzondere bijstand mogelijk moet blijven. Bijstandsverlening voor medische kosten in afwijking van het basispakket van de zorgverzekering. Dit is zogeheten buitenwettelijk beleid. Het gaat om het principe dat bij (para) medische kosten afgeweken kan worden van de WWB. De ISD hecht daarbij wel waarde aan de eigen verantwoordelijkheid van de klant en verwacht van de klant dat deze in ieder geval een aanvullende zorgverzekering en een aanvullende tandverzekering naar de laagste categorie heeft afgesloten. Maximering vergoeding tandartskosten: De ISD heeft er voor gekozen de bijzondere bijstand voor tandheelkundige zorg te maximeren tot 350,00 per kalenderjaar. Voordeel van deze werkwijze is dat geen beoordeling hoeft plaats te vinden of een eigen bijdrage om budgettaire redenen wordt vastgesteld of omdat er geen sprake is van noodzakelijkheid. Dit is verder uitgewerkt in paragraaf 2.11. Overige overwegingen In afwijking van wat hierboven staat aangegeven is bijstandsverlening voor kosten die de 350,00 overschrijden toch mogelijk wanneer er gelet op alle omstandigheden daartoe zeer dringende redenen zijn. Bij dringende redenen moet gedacht worden aan acute noodsituaties. (art. 16 WWB ) Collectieve zorgverzekering en maximering vergoeding overige medische kosten. De beide zorgverzekeringen die de ISD heeft afgesloten (Menzis en Zilveren Kruis) bieden een basispakket aan voorzieningen. Dit basispakket dekt niet alle kosten. Om die reden acht het bestuur het afsluiten van een aanvullende verzekering algemeen gebruikelijk. Uitgaande van de algemene regels zou de ISD geen beleid behoeven te formuleren voor ziektekosten omdat de zorgverzekering in principe als passende en toereikende voorziening kan worden aangemerkt (geen voorliggende voorziening.) Echter, de ISD wil de burger ondersteunen in situaties waarbij extra noodzakelijke ziektekosten of eigen bijdragen voor diens rekening blijven. Het gaat hierbij om buitenwettelijk begunstigend beleid. Hiertoe staan in het beleid een aantal algemene uitgangspunten vermeld en wordt verder ingegaan op veel voorkomende specifieke medische kosten. (vanaf paragraaf 2.2.) 12

DE KOSTENSOORTEN: 2.2. Alternatieve geneeswijzen en alternatieve geneesmiddelen. Algemeen De kosten van alternatieve geneeswijzen behoren in het algemeen niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan. Een uitzondering hierop vormen alternatieve geneeswijzen, waarvan de kosten gedeeltelijk door de aanvullende verzekering van de zorgverzekeraar worden vergoed onder aftrek van een eigen bijdrage. De eigen bijdrage komt voor bijstandsverlening in aanmerking. Wanneer vanuit de aanvullende verzekering geen vergoeding meer wordt gegeven omdat de maximumvergoeding op jaarbasis is bereikt sluit de bijstandsverlening hierbij aan. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering. Indicatiestelling Wanneer het een eigen bijdrage betreft, is er in beginsel geen medisch advies vereist. Aan belanghebbende die buiten eigen toedoen niet kan deelnemen aan de collectieve zorgverzekering wordt bijstand verleend als zou hij wel op deze wijze verzekerd zijn. In andere gevallen wordt alleen bijstand verleend wanneer na een advies van het CIZ de kosten noodzakelijk blijken te zijn. 13

2.3. Brillen. Algemeen De kosten van een standaardmontuur en standaardglazen behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. In principe wordt geen bijzondere bijstand verstrekt voor de aanschaf van een brilmontuur, glazen en/of contactlenzen. Slechts wanneer er sprake is van bijzondere situaties Er wordt immers een vergoeding verstrekt via de gemeentepakketten van de zorgverzekeraars waar de ISD een collectieve zorgverzekering mee heeft afgesloten. (of vergelijkbare pakketten van overige zorgverzekeraars.) Voorliggende voorzieningen AWBZ en zorgverzekering. De eventuele bijdragen van de zorgverzekering worden van de kosten afgetrokken. De ISD Noordenkwartier heeft een collectieve zorgverzekering afgesloten met Menzis en Zilveren Kruis. Bij deze verzekeraars is tevens sprake van een extra gemeentepakket. Hoogte vergoeding: Zorgverzekeringen gebruiken veelal maximale vergoedingen en maximale vervangingstermijnen. Ook de zorgverzekeraars Menzis en Zilveren Kruis hanteren dit. Voor de verstrekking wordt daarom uitgegaan van een richtprijs/normbedrag voor montuur en glazen gezamenlijk. Dit leidt tot vereenvoudiging in de uitvoering. Opvragen van offertes kan daarmee achterwege blijven. Voor de richtprijs kan een adequate bril (glazen en montuur) worden aangeschaft. De vergoeding is gemaximeerd waarbij uitgegaan wordt van de vergoeding die Menzis verstrekt. Deze vergoeding bedraagt 200,00 per kalenderjaar. Voor de bijzondere bijstand wordt de vergoeding vastgesteld op 200,00 per 2 kalenderjaren. Eventueel ontvangen vergoeding uit voorliggende voorziening wordt hierop in mindering gebracht. Dit geldt eveneens voor vergoedingen die niet worden ontvangen maar waar men wel over had kunnen beschikken. De richtprijs voor een bril met bijzondere glazen, die hogere kosten met zich meebrengt bedraagt maximaal 300,00 per 2 kalenderjaren. Dit alleen wanneer er sprake is van noodzakelijkheid. Onder speciale glazen worden verstaan: - kunststofglazen voor kinderen - brillenglazen met een sterkte groter dan (+/-) 4 sterkte plus cilinder bij elkaar opgeteld) - bifocale of multifocale glazen - extra kosten in verband met een prisma Toelichting: Voor kinderen tot 12 jaar worden kunststofglazen met een hardingslaag niet als luxe aangemerkt. Voor kinderen wordt ook rekening gehouden met bijzondere omstandigheden, anders dan van medische aard. In individuele situaties kan van deze bedragen worden afgeweken indien belanghebbende kan aantonen dat het standaardbedrag ontoereikend is. In geval van contactlenzen wordt uitgegaan van dezelfde systematiek en richtprijzen. De contactlenzenvloeistof is in de richtprijs inbegrepen. Alleen wanneer er sprake is van een medische noodzaak voor contactlenzen komt de contactlenzenvloeistof afzonderlijk voor bijzondere bijstand in aanmerking. 14

2.4. Dieetkosten Algemeen Dieetkosten behoren, voor zover de kosten van het normale voedingspakket worden overschreden, tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan mits het volgen van een dieet medisch noodzakelijk is. Voorliggende voorzieningen Er zijn twee soorten dieetkosten, te weten kosten voor dieetpreparaten en kosten voor dieetproducten. Dieetpreparaten zijn preparaten die ten opzichte van normale voeding zowel een gewijzigde chemische samenstelling als een gewijzigde fysische vorm hebben. Er bestaat alleen aanspraak in geval van een ernstige slikstoornis, passagestoornis, voedselallergie of stofwisselingsstoornis. Zowel Zilveren Kruis (Beter Af Polis als Menzis (ZorgVerzorgd) verstrekken onder bepaalde voorwaarden een vergoeding. Dieetproducten zijn alleen wat betreft chemische samenstelling gewijzigd (bijvoorbeeld een zoutarm dieet). De meerkosten van dieetproducten ten opzichte van een normaal eetpatroon worden vergoed via de bijzondere bijstand. Voor kosten van dieetadvisering kan ook bij de zorgverzekeraars een verzoek voor vergoeding worden ingediend. In een aantal gevallen komen de kosten in aanmerking voor vergoeding op grond van de Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten (WTCG) (zie voor meer informatie de site www.meerkosten.nl) Indicatiestelling Voor de bepaling van de medische noodzaak van dieetproducten is een medisch advies vereist van het CIZ. In het advies worden de eventuele meerkosten op jaarbasis aangegeven. Hoogte vergoeding:. Hierbij kan worden aangesloten bij de dieetlijst van Stimulansz/voedingscentrum 15

2.5. Verplicht eigen risico in de zorgverzekering. Algemeen. Met ingang van 1 januari 2008 is de no-claimteruggaveregeling in de zorgverzekeringswet vervangen door een verplicht eigen risico van 170,00 per kalenderjaar. (2011) De zorgverzekeraar brengt de kosten van het verplichte eigen risico in rekening bij de verzekerden vanaf 18 jaar. Voorliggende voorziening: In een aantal gevallen bestaat recht op compensatie eigen risico (CER) uitgevoerd door het CAK. De vergoeding bedraagt 54,00. De Minister van VWS vindt dat chronisch zieken en gehandicapten enkel gecompenseerd hoeven te worden ten aanzien van de bovengemiddelde kosten en dat de gemiddelde kosten van 116,00 mede bezien in het licht van de verwachte premiedaling door de verzekeringsplichtige zelf kan worden voldaan. Personen die recht hebben op compensatie krijgen jaarlijks in de maand september automatisch bericht van het CAK. Het CAK ontvangt de gegevens van de personen die recht hebben op compensatie van de zorgverzekeraars. Meer informatie: CAK, afdeling CER Postbus 84030 2500 AA Den Haag. Informatienummer 0800-2108 www.hetcak.nl Indicatiestelling: Niet noodzakelijk. Het feit dat eigen bijdrage verschuldigd is al een indicatie. Hoogte vergoeding: Chronisch zieken en gehandicapten kunnen zoals vermeld voor de eigen bijdrage compensatie krijgen van het CAK tot een bedrag van 54,00. (2011) In de voorliggende voorziening wordt aldus een deel van het eigen risico vergoed en voor het overige deel wordt een vergoeding als niet noodzakelijk gezien. Voor chronisch zieken en gehandicapten bestaat dan ook geen recht op bijzondere bijstand op grond van art. 15 lid 1 WWB. Aan het eind van het jaar gaat het CAK over tot uitbetaling. Dit kan aan de hand van bankafschriften worden gecontroleerd. Ook verzekeringsplichtigen die niet onder de doelgroep chronisch zieken en gehandicapten vallen hebben in principe geen recht op bijzondere bijstand voor de eerste 116,00, maar wel voor de rest van het eigen risico. De ISD verstrekt bijzondere bijstand tot een maximaal bedrag van 54,00 voor deze kosten. Wanneer men 170,00 heeft betaald dan is er sprake van noodzakelijke kosten en zal in alle gevallen overgegaan kunnen worden tot betaling van 54,00. Ook wanneer men niet de volledige 170,00 heeft betaald maar wel meer dan 116,00 kan voor het meerdere bijzondere bijstand worden verleend. 16

2.6. Kleding, schoeisel en beddengoed Algemeen Kosten van aanschaf, vervanging, reiniging en onderhoud van kleding, beddengoed en schoeisel behoren in het algemeen tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Er zijn echter situaties denkbaar dat hiervoor extra kosten moeten worden gemaakt en dus deze kosten voor de betrokkene bijzonder maken. Voorliggende voorziening Via de AWBZ en de (aanvullende) zorgverzekering is vaak een vergoeding mogelijk. Indicatie Voor het vaststellen van de extra kosten wordt een medisch advies gevraagd. De sociale noodzaak dient door de ISD te worden bepaald aan de hand van de individuele omstandigheden. Vervanging garderobe De normale aanschaf/vervanging van kleding behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van bijstand. Dit geldt voor zowel confectie- als maatkleding. Een afwijkende lichaamsbouw (bijv. dwerggroei) is op zich geen aanleiding voor bijstandsverlening. Bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot plotselinge vervanging van een garderobe kunnen dat wel zijn, bijvoorbeeld wanneer betrokkene vanwege ziekte/gebrek een andere garderobe aan moet schaffen vanwege een plotseling sterk gewijzigde lichaamsomvang. Wanneer het gewichtsverlies deel uitmaakt van een al dan niet op medisch advies gevolgd dieet, is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. Dit geldt ook voor transseksualiteit. De wijziging van de garderobe vindt in deze gevallen immers geleidelijk plaats. Kledingslijtage en bewassingskosten In verband met ziekte of een handicap kan er sprake zijn van overmatige kledingslijtage en/of extra kosten voor het wassen van kleding. Indien deze kosten medisch noodzakelijk zijn dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend. indicatiestelling door het CIZ. Voor berekening van de meerkosten: Zie Schulinck, `startpagina, normen en bedragen, overige bedragen en percentages. ` Orthopedisch schoeisel Omdat er sprake is van een eigen bijdrageregeling, staat de medische noodzaak vast en is een CIZ-advies niet vereist. Hoogte van de bijstand Eerste aanschaf De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand is afgestemd op de hiervoor te verlenen vergoedingen ingevolge de Czv. Indien de kosten hoger zijn dan de maximaal mogelijke vergoeding op grond van de Czv, wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend in deze meerkosten. De eigen bijdrage zorgverzekering komt voor vergoeding in aanmerking. 17

De hoogte van de bijstand wordt bepaald door de noodzaak en bijzondere omstandigheden. De draagkrachtregels moeten worden toegepast. Bij orthopedisch schoeisel kan bij de eerste aanschaf de volledige eigen bijdrage gerekend worden tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Bij vervanging c.q. extra paar wordt de hoogte van de bijstand bepaald aan de hand van de meerkosten ten opzichte van de aanschaf van gewoon schoeisel. De meerkosten moeten worden bepaald aan de hand van de Nibudgids. 18

2.7. Kosten pedicure. Algemeen De kosten van pedicure behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Indien er sprake is van een medische noodzaak kunnen de kosten voor bijzondere bijstand in aanmerking komen. Wanneer aanvrager 70 jaar en ouder is, of wanneer er sprake is van diabetes of reuma wordt er in alle gevallen vanuit gegaan dat er sprake is van noodzakelijkheid. Is aanvrager jonger dan 70 dan dient medische indicatie plaats te vinden De vergoeding bedraagt maximaal 150,00 per jaar onder aftrek van vergoeding voorliggende voorziening. De behandeling dient plaats te vinden door een geregistreerde pedicure. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering. Indicatiestelling Voor personen jonger dan 70 jaar dient de medische indicatie gesteld te worden via het CIZ. 19

2.8. Kosten van psychotherapie Algemeen Kosten van psychotherapeutische behandelingen, die niet door de voorliggende voorzieningen (inclusief aanvullende verzekeringen) worden gedekt, worden in het algemeen niet tot de noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering aanvullende verzekeringen en AWBZ. Uitzonderingen (als voorbeeld bedoeld) Op de hoofdregel bestaat een aantal uitzonderingen. Psychotherapie, gevolgd bij een niet door de zorgverzekeraar erkende psychotherapeut/instelling, kan voor vergoeding in aanmerking komen, indien: de hulp deel uitmaakt van een door een medisch specialist (psychiater of neuroloog) vastgesteld hulpverleningsplan (bij verwijzing enkel via de huisarts is de noodzaak niet vastgesteld); Lentis (voorheen CGGZ/RIAGG) van oordeel is, dat de hulp noodzakelijk is, doch zelf niet of niet tijdig in staat is deze ter hand te nemen. Indicatiestelling In situaties waar bijstand mogelijk is (eigen bijdrage ingevolge de AWBZ of aanvullende verzekering,) behoeft geen medisch advies te worden gevraagd. Personen die, voorafgaand aan een te volgen psychotherapie een bijstandsaanvraag indienen en waarbij geen sprake is van een indicatie van de huisarts of verwijzing naar een niet-erkende instantie, dienen doorverwezen te worden naar Lentis. Noodzaak De kosten van psychotherapeutische behandelingen die onder de werking van de collectieve zorgverzekering vallen, dienen als noodzakelijke kosten te worden aangemerkt. Hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand is afgestemd op de hiervoor te verlenen vergoedingen ingevolge de collectieve zorgverzekering. Indien de kosten van de te volgen behandelingen hoger zijn dan de maximaal mogelijke vergoeding op grond van de collectieve zorgverzekering, bestaat voor de meerkosten in beginsel geen recht op bijzondere bijstand. 20

2.9. Reiskosten in verband met medische behandeling Algemeen De kosten deelname maatschappelijke verkeer behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, waar een betrokkene in beginsel zelf in dient te voorzien. Door bijzondere (medische of sociale beperkingen) omstandigheden, kan het voorkomen dat de kosten niet uit het beschikbare inkomen kunnen worden voldaan. Voorliggende voorzieningen - vervoersvoorzieningen (WMO); - zorgverzekeraar; Vervoerskosten in verband met geneeskundige behandeling Voor reiskosten in verband met regelmatige geneeskundige behandelingen (bijvoorbeeld ziekenhuis) kan bijzondere bijstand worden verstrekt indien er geen voorliggende voorziening aanwezig is die de kosten (volledig) dekt. Een eventuele eigen bijdrage van een zorgverzekeraar geldt eveneens als extra bestaanskosten waarvoor bijzondere bijstand mogelijk is. Reiskosten i.v.m. ziekenbezoek Reiskosten t.b.v. bezoek aan een tot het gezin behorend familielid die in het ziekenhuis dan wel andere verpleeginrichting verblijft behoort tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan. Eerst dient onderzocht te worden of er via de aanvullende zorgverzekering een vergoeding mogelijk is alvorens tot bijstandsverlening kan worden overgegaan. Wanneer vergoeding via aanvullende verzekering wordt verstrekt en een eigen bijdrage wordt gevraagd kan in aanvulling op deze regeling bijstand worden verleend. Indien de klant niet aanvullend verzekerd is, dan dient van geval tot geval bekeken te worden of en zo ja hoeveel bijstand er verleend kan worden. Er wordt uitgegaan van het aantal bezoeken dat door de belanghebbende wordt aangegeven met een maximum van 1 bezoek per dag. N.B.: Onder gezin wordt in dit verband verstaan gehuwd of daaraan gelijkgesteld en de inwonende kinderen tot 18 jaar. Onder verpleeginrichting wordt in dit geval niet verstaan een verzorgingstehuis. 21

2.10 Extra stookkosten Algemeen De kosten van extra energieverbruik behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan, indien de medische noodzaak van deze kosten is aangetoond. Hoogte van de bijstand De hoogte van de uitkering wordt bepaald door de meerkosten vast te stellen op grond van tabel 25 onder hoofdstuk `stookkosten` van de Nibudgids. Over het algemeen geldt dat het gasverbruik met 7 % toeneemt wanneer de thermostaat van de verwarming 1 graad hoger wordt gezet. Het gasverbruik voor verwarming is namelijk sterk afhankelijk van de grootte en de ligging van de woning en minder afhankelijk van huishoudsamenstelling of inkomen. Procedure De definitieve vaststelling van het bijstandsbedrag geschiedt aan de hand van de eindafrekening. Bij aanzienlijk structureel meerverbruik is periodieke bijstandsverlening in de kosten van de voorschotnota s mogelijk. De periodieke bijstand wordt voor de duur van één jaar verstrekt. In de beschikking wordt vermeld dat de periodieke bijstand een voorwaardelijk karakter draagt, totdat de volgende eindafrekening is ontvangen. Indicatiestelling De medische noodzaak van de meerkosten wordt middels een medisch advies van de CIZ vastgesteld. 22

2.11. Kosten van tandheelkundige hulp Algemeen Via het basispakket in de Zorgverzekeringswet en aanvullende tandartsverzekeringen worden vergoedingen verstrekt voor tandheelkundige hulp. Veelal is dit beperkt. De ISD gaat er vanuit dat personen in ieder geval een aanvullende tandverzekering van de laagste categorie afsluiten. Voorliggende voorzieningen Zorgverzekering aanvullende verzekeringen en AWBZ. Hoogte van de bijstand Voor de voor eigen rekening blijvende kosten kan maximaal 350,00 per kalenderjaar aan bijzondere bijstand worden verstrekt. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen eigen bijdragen die om budgettaire redenen door de zorgverzekeraar zijn vastgesteld of omdat er geen sprake is van noodzakelijkheid. De vergoeding geldt eveneens voor de kosten van alle tandheelkundige hulp of zorg zoals orthodontie, kronen, parodonthie enz.. Al deze kosten kunnen voor bijzondere bijstand in aanmerking komen maar alleen binnen het maximum bedrag. Indicatiestelling Aangezien het bedrag is gemaximeerd is indicatiestelling niet noodzakelijk. 23

3.1 Garantietoeslag voormalig éénoudergezin Tijdelijke overbruggingstoeslag voormalig alleenstaande ouder. Wanneer het jongste kind van een alleenstaande ouder meerderjarig wordt, wordt de bijstandsnorm alleenstaande ouder gewijzigd in de bijstandsnorm voor een alleenstaande. In het kader van de WWB worden jongeren van 18 jaar en ouder doorgaans als economisch zelfstandig beschouwd. Dit laat onverlet dat zich de situatie kan voordoen dat het kind door het verwerven van inkomen weliswaar niet meer ten laste van de ouder komt, maar dat het inkomen niet zodanig hoog is dat dit inkomen compensatie geeft voor het wegvallen van de kinderbijslag en het voor de ouder van toepassing zijn van de lagere norm voor een alleenstaande. In een aantal gevallen wordt tijdelijk aanvullende bijzondere bijstandsverlening verleend die hieronder worden beschreven. a. Kind ontvangt, dan wel zou aanspraak kunnen maken op WSF 2000 (hoger en beroepsonderwijs) In deze gevallen wordt aan de alleenstaande geen forfaitaire toeslag verleend omdat het in aanmerking te nemen inkomen uit studiefinanciering is gebaseerd op het normbedrag voor levensonderhoud art. 33 lid 2 van de WWB. Deze normen zijn ingaande 1 januari 2012 behoorlijk verhoogd (zie berekening). Dat bedrag wordt opgeteld bij de norm van een alleenstaande met inkomsten uit kinderbijslag en is hoger dan de norm voor een alleenstaande ouder met de kinderbijslag. b. Kind ontvangt, dan wel zou aanspraak kunnen maken op tegemoetkoming studiekosten (WTOS) In deze gevallen wordt aan de alleenstaande een forfaitaire toeslag verleend van 252,00 per maand (2013, dit bedrag kan wijzigen door normwijzigingen). Deze toeslag is nagenoeg gelijk aan het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder met inkomsten uit kinderbijslag en de norm voor een alleenstaande ouder vermeerderd met het inkomen van het studerende kind hetgeen is gesteld op een normbedrag (artikel 33 lid 2 WWB). Eventuele bijverdiensten van het kind spelen geen rol voor het recht op de toeslag zolang er nog aanspraak bestaat op WTOS. c. Kind ontvangt, dan wel zou aanspraak kunnen maken op een WWB-uitkering: In deze gevallen wordt aan de alleenstaande een forfaitaire toeslag verleend van 127,00 per maand.(2013 door normwijzigingen kan dit bedrag worden aangepast) Deze toeslag is nagenoeg gelijk aan het verschil tussen de norm voor een alleenstaande ouder vermeerderd met de inkomsten uit kinderbijslag en de norm voor een alleenstaande vermeerderd met de WWB-uitkering van het kind. Eventuele bijverdiensten van het kind spelen geen rol, deze worden immers in mindering gebracht op de uitkering van het kind. d. Kind heeft inkomen uit arbeid of uitkering niet zijnde een WWB-uitkering. Hierbij wordt niet uitgegaan van een forfaitair bedrag en wordt rekening gehouden met de werkelijke inkomsten. Bij de berekening van de garantietoeslag wordt echter wel aansluiting gezocht bij het middelenbegrip zoals dit is gedefinieerd in artikel 31 e.v. van de WWB. Dit betekent dat alleen de middelen bedoeld in art. 31 e.v. van de WWB in de berekening worden meegenomen. Middelen die in de WWB buiten beschouwing worden gelaten worden hier ook niet meegeteld. Gezien de hoogte van het minimumloon voor een 18-jarige zal bij een 36 urige werkweek deze variant minder vaak voorkomen. Berekening voor wijziging norm. Norm januari 2013 24

Berekening: norm alleenstaande ouder: 1.189,76 KB op maandbasis: 91,26+ Totaal: 1.281,02 a. Kind ontvangt studiefinanciering (hoger onderwijs) Berekening: norm alleenstaande: 925,37 WSF normbedrag(art 33 lid 2 WWB) - 618,29+ Totaal: 1.543,66 Inkomen meer dan de norm alleenstaande ouder b. Kind ontvangt studiefinanciering (beroepsonderwijs) Berekening: norm alleenstaande: 925,37 WSF normbedrag (art. 33 lid 2 WWB) - 472,89+ Totaal: 1.398,26 Inkomen meer dan de norm alleenstaande ouder c. Kind ontvangt tegemoetkoming studiekosten. Berekening: norm alleenstaande 925,37 WTOS normbedrag (art. 33 lid 3 WWB) - 106,20 + Totaal: 1.031,57 verschil = 249,00 (afgerond 250,00) d. Kind ontvangt een WWB-uitkering. Berekening: norm alleenstaande 925,37 Norm < 21 jr.: - 228,39+ Totaal: 1.153,76 verschil = 127,26 (afgerond 126,00) Bovenvermelde bedragen kunnen periodiek door wijziging van de normen wijzigen. Ingangsdatum en duur: De toeslag wordt toegekend op het moment dat het jongste in de bijstand begrepen kind 18 jaar wordt en de één-oudernorm wordt gewijzigd in de alleenstaandennorm en heeft een duur van maximaal 12 maanden. (inclusief herleving) De toeslag eindigt in ieder geval op het moment dat: - het jongste kind niet meer thuis woont. - de voormalig één-ouder niet langer alleenstaand is. (bijvoorbeeld is gaan samenwonen) - als de gezamenlijke inkomsten van de ouder en het betreffende kind boven de norm voor een alleenstaande ouder en kinderbijslag uitkomen, vervalt het recht. Herleven De toegekende toeslag kan herleven als het laatste tot de huishouding behorende kind, op wie deze toeslag betrekking heeft, na een tijdelijke afwezigheid van maximaal 3 maanden weer bij zijn ouder gaat wonen en er ook overigens nog recht bestaat op een toeslag. Indien de gezamenlijke inkomsten langer dan 3 maanden boven de norm voor een alleenstaande ouder inclusief kinderbijslag uitkomen, bestaat geen recht op herleving van de toeslag. Hierbij maakt het geen verschil of het hier wel of niet om een aaneengesloten periode gaat. 25