ECLI:NL:RBLIM:2013:7439



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBNHO:2013:BZ8812

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

LJN: BX1386,Sector kanton Rechtbank Leeuwarden, CV EXPL

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9384

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBLIM:2015:1277

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBNHO:2013:13255

ECLI:NL:RBAMS:2017:1537

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBROT:2016:665

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9562

ECLI:NL:RBOVE:2016:5109

ECLI:NL:RBUTR:2010:BM6817

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8221

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBGEL:2013:2662

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBMNE:2015:5675

ECLI:NL:RBDHA:2013:18614

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

ECLI:NL:RBLIM:2016:11367

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBGEL:2017:1576

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBGEL:2013:4384

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8462

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:RBOBR:2016:1526

ECLI:NL:RBMAA:2010:BL7687

ECLI:NL:RBNHO:2017:484

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3910

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBHAA:2006:AY9714

ECLI:NL:RBZWO:2003:AK4399

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBNNE:2014:131

ECLI:NL:RBROT:2015:8694

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:RBGEL:2017:4300

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBROT:2016:6088

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBNHO:2013:CA1235

ECLI:NL:RBROT:2016:229

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:RBSHE:2009:BJ7462


ECLI:NL:RBNNE:2016:1062

ECLI:NL:RBLIM:2017:7391

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

LJN: BV7581,Sector kanton Rechtbank Arnhem, Cv expl

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBASS:2011:BU9407

ECLI:NL:RBLEE:2009:BH2709

ECLI:NL:RBAMS:2017:5266

ECLI:NL:RBDHA:2016:14105

ECLI:NL:RBLIM:2017:4155

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBOVE:2014:5578

ECLI:NL:GHARL:2014:8075

ECLI:NL:GHSHE:2015:3457

ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5682

ECLI:NL:RBOBR:2014:3396

ECLI:NL:RBNHO:2014:2890

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

Transcriptie:

ECLI:NL:RBLIM:2013:7439 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 07-08-2013 Datum publicatie 07-10-2013 Zaaknummer 2188969 CV EXPL 13-2715 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vindplaatsen Civiel recht Eerste aanleg - enkelvoudig CZ is als ziektekostenverzekeraaar 'repeatplayer' in kantonzaken, maar vindt het niet altijd (eigenlijk zelfs heel vaak) niet nodig haar vordering jegens een verzekerde (of onderdelen daarvan) van een deugdelijke feitelijke grondslag te voorzien. Dat kan onder omstandigheden, zeker als ook de schending van de artikelen 21, 85 en 111 lid 3 Rv in de overwegingen betrokken wordt, tot afwijzing van een of meer nevenvorderingen leiden ondanks toewijsbaarheid van de hoofdvordering. En zelfs tot compensatie van (vooralsnog niet opportuun aangewende) proceskosten. Onder omstandigheden als in deze zaak aan de orde laat de kantonrechter het om proceseconomische redenen niet eens op een door CZ bij voorbaat overbodig/onwenselijk verklaarde comparitie van partijen noch op een tweede schriftelijke debatronde aankomen en doet hij de zaak na antwoord definitief af. Rechtspraak.nl Uitspraak RECHTBANK LIMBURG Zittingsplaats Maastricht Burgerlijk recht / Kantonrechter Zaaknummer 2188969 CV EXPL 13-2715 Vonnis van 7 augustus 2013 (bij vervroeging)

in de zaak ONDERLINGE WAARBORGMAATSCHAPPIJ CENTRALE ZORGVERZEKERAARS GROEP, ZORGVERZEKERAAR U.A., gevestigd en kantoorhoudend te Tilburg, verder ook te noemen: CZ, eisende partij, gemachtigde: J.H. Vekemans, deurwaarder te Tilburg tegen [gedaagde], wonend te [adres], verder ook te noemen: [gedaagde], gedaagde partij, in persoon procederend VERLOOP VAN DE PROCEDURE CZ heeft [gedaagde] bij dagvaarding van 26 juni 2013in rechte betrokken voor een vordering als uiteengezet in het exploot van dagvaarding zonder verwijzing naar producties, zij het dat aan het exploot wel een vage fotokopie van een volledig geanonimiseerde en ongedateerde modelbrief van CZ toegevoegd is (door CZ aangeduid als het model van de 14 dagenbrief ) naast een toelichting van de zijde van de deurwaarder die bij betekening een afschrift van het exploot in gesloten enveloppe aan het adres van [gedaagde] achterliet. [gedaagde] heeft ter eerst dienende datum (24 juli 2013) bij mondeling antwoord verweer gevoerd, althans zich gerefereerd aan het oordeel van de kantonrechter. In verband met aard en inhoud van eis en verweer en om redenen van proceseconomie heeft de rolrechter aanstonds eindvonnis bepaald, zodat heden (vervroegd) uitspraak gedaan wordt.

MOTIVERING a. het geschil CZ vordert de veroordeling van [gedaagde] - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - tot betaling van 492,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over een daarvan deel uitmakend bedrag aan hoofdsom van 422,40 vanaf 26 juni 2013 (de datum van dagvaarding) tot de voldoening, alsmede tot betaling van de met deze zaak gemoeide proceskosten. CZ baseert haar hoofdvordering op één of meerdere overeenkomst(en) van verzekering tegen ziektekosten ( zorgverzekering ), in ieder geval een overeenkomst voor een basispakket als voorzien in de Zorgverzekeringswet en mogelijk (zij laat dit in het exploot volledig in het midden) ook een voor een aanvullende verzekering. Uit de vier regels beslaande opsomming van onbetaald gebleven bedragen, noch uit de daaraan voorafgaande passage in het exploot valt af te leiden of het bij die vier deelbedragen (die betrekking hebben op de maanden januari tot en met april 2013) steeds gaat om periodiek verschuldigde premie of wellicht (ten dele) om eigen risico en/of eigen bijdrage. In ieder geval was of is [gedaagde] CZ nog 422,40 verschuldigd, een bedrag dat CZ zegt van gedaagde opeisbaar te vorderen gekregen te hebben. Ondanks (herhaalde) aanmaning en aanzegging van incassomaatregelen heeft CZ - naar eigen zeggen - geen betaling van [gedaagde] kunnen verkrijgen, zodat zij meende te kunnen constateren dat (op een ongenoemd moment en op een niet geëxpliciteerde grond) sprake was van betalingsverzuim. Ook heeft zij zich genoodzaakt gezien om haar vordering op gedaagde ter incasso uit handen te geven aan GGN, haar incassotussenpersoon. De door de wanbetaling van [gedaagde] en/of het hierdoor uit handen geven van haar vordering aan de zijde van CZ geleden schade is in het exploot bepaald op de buitengerechtelijke incassokosten (berekend conform gebruikelijk en billijk tarief) en op de wettelijke rente vanaf de verzuimdatum. Volgens CZ komt dit erop neer dat zij recht kan doen gelden op 63,36 aan (vergoeding van) incassokosten met inbegrip van omzetbelasting (btw) en op 6,84 rente per vandaag (i.e. per datum dagvaarding). Een renteberekening noch een kostenberekening is bijgevoegd. Omzetbelasting stelt CZ niet te kunnen verrekenen, zodat zij die aan [gedaagde] doorberekent. Het verweer van [gedaagde] tegen de vordering(en) is beperkt, maar houdt tevens in dat hij erop vertrouwt dat de kantonrechter al hetgeen bij exploot gevorderd is, summier toetst op rechtmatigheid en gegrondheid, ook waar het de aangevoerde (en niet betwiste) feitelijke fundering van hoofdvordering en nevenvorderingen betreft. Zonder zich uit te spreken over het gevorderde bedrag in hoofdsom als zodanig, erkent [gedaagde] nog een bedrag aan CZ verschuldigd te zijn, dat hij wel wil maar niet kan betalen. Hij rept van inmiddels gelegd loonbeslag op instigatie van het CVZ en hij vermoedt dat langs die weg al enige aflossing (van deze schuld aan CZ) plaatsvindt. Zorgtoeslag zegt [gedaagde] niet (meer) te ontvangen en van een aanvullende verzekering is geen sprake (meer).

b. de beoordeling De wijze van procederen van CZ blinkt (wederom) niet uit door inzichtelijkheid en volledigheid, zodat onvoldoende recht gedaan wordt aan de bedoelingen van de wetgever met de regels in het huidige Wetboek van burgerlijke rechtsvordering. Die zijn er immers op gericht dat de rechter en de gedaagde partij met het inleidende processtuk een zo volledig, inzichtelijk en waarheidsgetrouw mogelijk beeld verschaft wordt van de vordering, de ondersteunende feitelijke argumenten, de daarvoor beschikbare bewijzen en bewijsmiddelen, het buitengerechtelijke debat en de verweren / verweermiddelen van de wederpartij. Een en ander is in het bijzonder neergelegd in de artikelen 21, 85 en 111 lid 3 Rv. Door bij exploot met de hier bedoelde informatie - om het mild uit te drukken - zo spaarzaam op de proppen te komen, maakt CZ het primair de kantonrechter, maar ook haar wederpartij moeilijk zich een volledig beeld te vormen van de inhoud en de merites van de vordering en van de slaagkansen van een verweer. Omdat de overeenkomst als zodanig (kennelijk slechts een basisverzekering), noch de omvang van het naamloze bedrag aan (historische) achterstand ( 422,40) in deze zaak betwist wordt, heeft dit tekort in de presentatie van de vordering geen gevolgen voor de toewijsbaarheid van de hoofdsom. Als de veronderstelling van [gedaagde] al juist mocht zijn dat het CVZ via het loonbeslag tevens bedragen ten behoeve van CZ (en dus in mindering komend op deze vordering) incasseert, zal CZ daar ongetwijfeld in het verdere uitvoeringstraject rekening mee houden. Met die kanttekening kan het verder niet bestreden bedrag van 422,40 (dat vermoedelijk vier maanden premie basisverzekering betreft) aan CZ toegewezen worden. Als [gedaagde] zich niet in staat acht dit ineens te voldoen, is het aan hem om met CZ of haar gemachtigde afspraken te maken over een voldoening in termijnen, zodat hij nieuw loonbeslag en/of verdere executiekosten kan voorkomen. Voor de beide ontoereikend toegelichte nevenvorderingen ligt dit bepaald anders. Op die onderdelen ontbeert het exploot van dagvaarding in het bijzonder een van CZ te verlangen deugdelijke verzuimredenering. Er is niet uitdrukkelijk gesteld en evenmin is uit de wel gedebiteerde stellingen rechtstreeks af te leiden dat op een concrete datum voorafgaand aan dagvaarding (dus buiten rechte) om een welomschreven reden betalingsverzuim aan de zijde van [gedaagde] voor deze (premie)betalingsverplichting ingetreden is. Bijgevolg kan zulk verzuim niet eerder aanwezig geacht worden dan per datum dagvaarding en wel als gevolg van de daad van dagvaarding als zodanig. Daarmee vervalt de mogelijkheid voor CZ om tot (of tot en met?) 26 juni 2013 (i.e. vandaag in het exploot) vervallen rente, maar ook buitengerechtelijke kosten in rekening te brengen. Hier doet niet - althans onvoldoende - aan af dat CZ in een reeks grotendeels abstracte passages in de exploottekst de woorden betalingsverzuim, verzuim en verzuimdatum elk eenmaal in de mond neemt (maar niet verder verklaart). Evenmin maakt het iets uit dat zij een aanmerkelijk deel van de ruimte in het exploot besteedt aan een evenzeer abstracte beschrijving van de beweerde vermogensschade, vooral bestaande in een post incassokosten, in een poging de gevorderde vergoeding daarvan te rechtvaardigen. Zonder concreet geduid verzuim van de debiteur zijn vertragingsrente tot (en met) de dagvaardingsdatum en een vergoeding van kosten van invordering immers door de debiteur niet verschuldigd. In dat geval moet geconcludeerd worden dat aan incasso bestede werkzaamheden en kosten nodeloos en/of prematuur aangewend zijn. De bewuste twee onderdelen van de vordering, respectievelijk door CZ gesteld op 6,84 en 63,36, moeten afgewezen worden. Over de toe te wijzen hoofdsom wordt rente toegewezen vanaf de als verzuimdatum aan te merken dagvaardingsdatum.

Deze gedeeltelijke afwijzing van de vordering van CZ en de redenen daarvan (gebrekkig procederen en eerst door dagvaarding ontstaan betalingsverzuim) rechtvaardigen tot slot een algehele compensatie van proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. BESLISSING [gedaagde] wordt veroordeeld om aan CZ tegen bewijs van kwijting 422,40 te voldoen met de wettelijke rente vanaf 26 juni 2013 tot de datum van volledige voldoening. De proceskosten worden aldus gecompenseerd, dat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit vonnis is gewezen door mr. H.W.M.A. Staal, kantonrechter te Maastricht, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken.