19 e Jaargang Nummer 5 september-oktober 2002 INHOUDSOPGAVE. Ameca splendens. www.poecilia.nl POECILIA NIEUWS. door de redactie



Vergelijkbare documenten
Xenotoca eiseni. Van één naar drie. Tekst: Kees de Jong Foto s: Juan Carlos Merino (vissen) en Kees de Jong (biotoop)

Xenotoca eiseni. Nieuw in de Aquariumwereld. Van één naar drie... Tekst: Kees de Jong Foto's: zoals vermeld

SPREEKBEURT GUPPY VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

SPREEKBEURT MAANVIS VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

SPREEKBEURT SLUIERSTAARTGOUDVIS

Altolamprologus calvus. Geschreven door: Lubbito

Apistogramma cacatuoides

2.3 Familie De familie van de Corydoras panda is de Callichthyidae of terwijl, pantsermeervallen

SPREEKBEURT VUURSTAARTLABEO

SPREEKBEURT SUMATRAAN

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

SPREEKBEURT ZWAARDDRAGER

Vandaag is rood. Pinksteren Rood is al lang het rood niet meer Het rood van rode rozen De kleur van liefde van weleer Lijkt door de haat gekozen

Bijzondere vakantie op Cyprus Ans van den Helm

Water Egypte. In elk land hebben mensen hun eigen gewoontes. Dat merk je als je veel reist. Ik zal een voorbeeld geven.


SPREEKBEURT NEONTETRA

SPREEKBEURT DISCUSVIS

SPREEKBEURT MARMERBIJLZALM

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n SPREEKBEURT AXOLOTL AMFIBIEËN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN

Klein Kontakt. Jarigen. in april zijn:

SPREEKBEURT MARMERBIJLZALM

Corydoras trilineatus. Geschreven door: colisa lalia

Heer, U kent mij als geen ander U weet of ik zit of sta en U kent ook mijn gedachten voordat ik iets zeggen ga

't gummybeertje le journal D' Hoge School redactie: Tom & Senne jaargang 3 nr. 7 frankieweyns@hotmail.

Ik ben David de Graaf

SPREEKBEURT PLATY VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Kardinaaltetra. Paracheirodon axelrodi. Serie vissen

Apostolische rondzendbrief

O, antwoordde ik. Verder zei ik niets. Ik ging vlug de keuken weer uit en zonder eten naar school.

Iris marrink Klas 3A.

En rijke mensen werken niet. Die kunnen de hele dag doen wat ze leuk vinden.

Slangen van Peninsula Osa, Costa Rica

SPREEKBEURT VUURNEON VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

DE HUMBOLDT PINGUÏN. Een levend kostuum


Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

De olifant die woord hield

Koningspaard Polle en de magische kamers van paleis Kasagrande

2.2 Beschrijver van de vis Deze killivis werd in 1846 door Cuvier en Valenciennes wetenschappelijk beschreven onder de naam Panchax lineatum.

Bijbel voor Kinderen. presenteert JACOB DE BEDRIEGER

wat is dat eigenlijk? Denk mee over acht grote vragen

SPREEKBEURT Vissengroep Harnasmeervallen

rijm By fightgirl91 Submitted: October 17, 2005 Updated: October 17, 2005

Hoofdstuk 1: Veldkenmerken en voorkomen 3. Hoofdstuk 2: Voedsel en vijanden 4. Hoofdstuk 3: Voortplanting en verwanten 6

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

Saam bou aan die toekoms

Schrijver: KAT Coverontwerp: MTH ISBN: <Katelyne>

Johanna Kruit. Gedichten, geïnspireerd door bomen. Geheimen

Platy. Xiphophorus maculatus. Serie vissen

Een geslaagde kweek met Cynops cyanurus (Liu, Hu, and Yang, 1962) (Door: HARRY DRESENS)

Verhaal: Jozef en Maria

SPREEKBEURT KOI VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Niet in slaap vallen hoor!

Het kweken met de Zosterops palpebrosus

Guppy. Poecilia reticulata. Serie vissen

Op de foto is een bord te zien van een doner kebab tent bij het station van hoofddorp. Op dit bord hebben ze geprobeerd te communiceren met de

MundoRado reis naar Maleme, Kreta.

SPREEKBEURT Vissengroep Cichliden

Le tour du Mont Ventoux 2014

Italië week 2 vanaf

Netje is een meid! Vrolijke meid, uit een vissersdorp!

SPREEKBEURT VINK VOGELS OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

WERKWEEK AMELAND 2015

Dino en het ei. Duur activiteit: 30 minuten Lesdoelen: De kleuters: kunnen een prent linken aan een tekst; kunnen het verhaal navertellen.

Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak.

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

WEEKEND SPA/ARDENNEN/EIFFEL 21, 22 EN 23 SEPTEMBER 2007

Voorwoord. Daarna ging ik praten met Chitra, een Tamilvrouw uit Sri Lanka. Zij zette zich in voor de Tamilstrijd.

London. klas 2B kompas. Dagboek: Gemaakt door Stacey Wilbrink

Hij had dezelfde soort helm op als in het beeld vooraf...2 Mijn vader was verbaasd dat ik alles wist...3 Ik zat recht overeind in mijn bed te

Inhoud. Woord vooraf 7. Het allereerste begin 9. Oervaders 19. Israël als moeder 57. Wijsheid voor ouders en kinderen 83. Koninklijke vaders 113

September de maand van weerbaarheid

Schoolkamp 2015, Jacco

Goedemorgen Sinterklaas is een BandEvent productie. pagina 1 van 12

Curaçao. inhoud HET LAND ZELF DE LIGGING HET KLIMAAT! De hoofdstad van Curaçao is Willemstad. In Nederland is het koud en nat en in curaçao

De week van Springmuis.

Vanwege de warmte heb ik deze nacht nauwelijks geslapen. En ook vandaag wordt het 37 C en morgen zelfs 40 C. Deze avond bevind ik mij in een stad en

Liederen solozang Prijs: 7,= euro per stuk

ROSANNE. Oh, oh, oh. Van Aemstel Produkties - De leukste uitjes van Amsterdam -

1. Van je juf of meester krijg je een plaatje. Bekijk je plaatje goed. 3. Zoek samen nog vier klasgenoten met een ander plaatje.

Pagodespreeuw (Sturnus Pagodarum)

KINDEREN VAN HET LICHT

Ameca splendens. Foto: Leo van der Meer, Poecilia Nederland

Ik heb geen zin om op te staan

SPREEKBEURT Chinese vuurbuiksalamander

OPDRACHT 1 : SCRIPT EN INTERACTIEVE VERSIE VAK : SCHRIJVEN --LOIS VEHOF--

SPREEKBEURT BETTA VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Natuurburen. In samenwerking met Stichting Welzijn Zorgcentra Basisscholen NME Centrum. Doel Saamhorigheid in de wijk versterken Elkaar leren kennen

Jeugdkamp Inside Out!

René op vakantie mei 2013 P U T T E N

D E P A U L U S C A K E of de suiker is niet méér waard dan het zout

Keuzeopdracht Biologie Guppy's

Outback Australië. Je kunt een auto huren of kopen. Dat kan op veel plaatsen.

Werkboek Het is mijn leven

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 3 en donderdag 5 maart 2015

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

NOORWEGEN. Vertrek: s ochtends moesten we gewoon naar school tot 12 uur. we werden

Transcriptie:

Ameca splendens door de redactie De wetenschappelijke geslachts naam van deze prachtige hooglandkarper is ietwat misleidend. Men zou verwachten dat deze slaat op het verspreidingsgebied de Rio Ameca in de Mexicaanse staat Jalisco. De werkelijkheid is dat dit dier slechts bekend is uit de Rio Teuchitlan en dan vooral uit de bron van deze niet al te indrukwekkende waterloop. Hier komen ze nog in ruime aantallen voor, maar het feit dat slechts een vindplaats bekend is, die tevens als zwembad dienst doet, maakt de toekomst voor Ameca splendens ongewis. In onze aquaria is het een eenvoudig te houden dier in vergelijk met vele andere hooglanders. Ze verdragen wat hogere temperaturen en nemen met een breed dieet genoegen. Op de visbeurs worden ze regelmatig aangeboden en zijn zeker voor de nieuwkomers in ons midden een goede vissoort om ervaring mee op te doen. INHOUDSOPGAVE POECILIA NIEUWS 19 e Jaargang Nummer 5 september-oktober 2002 Ontbijt in het land der goden, deel 2 door Fred. N. Poeser 78 Ontwikkelingen in het genus Cnesterodon door Kees de Jong 82 Experimenten met Guppy voeding door Dr. E.C. & associates 84 Phalloceros caudimaculatus (Hensel, 1868) reticulutus door Latsy Nyari 88 Opmerkingen bij het houden van Gambusia luma door Georg Streibel 90 De Grondbaars Goodeiden, het geslacht Allodontichthys door John Lyons 91 Ameca splendens, mannetje (tekening: Ruud Wildekamp) www.poecilia.nl POECILIA NIEUWS is een uitgave van POECILIA NEDERLAND, werkgroep levendbarende tandkarpers en verschijnt zes maal per jaar. Leden van POECILIA NEDERLAND ontvangen het blad na overmaking van de contributie op gironummer 27.58.856 t.n.v. Penningmeester POECILIA NEDERLAND te Grootebroek. De contributie bedraagt 25,= per jaar. Contributie voor een jeugdlid (tot 16 jaar), alsmede vanaf juni in een lopend boekjaar bedraagt 12,50. Administratiekosten bij inschrijving als lid bedragen 2,50. Overname van artikelen is, behalve voor buitenlandse zusterverenigingen, alleen mogelijk na toestemming van de redactie. 96

78 Ontbijt in het land der goden, deel 2: Het avondeten door Fred. N. Poeser In week 12, 18-22 maart 2002, ben ik in verband met mijn studies aan de Universiteit van Amsterdam naar een Symposium in Mexico geweest. Ik bestudeer in het kader van een promotiestudie de evolutie, soortsvorming en verspreiding van Poecilia, een genus visjes waartoe bijvoorbeeld de gupjes, black mollies en de hoogvinkarpers behoren. De feestdagen zijn niet in december. De feestdagen zijn in Mexico! Nog niet zo lang geleden verzuchtte ik nog dat het MIJN dag was, maar ik vergis mij. Het is natuurlijk niet aan mij om te stamelen dat het MIJN dag is. De vreselijke waarheid van mijn verhaal dringt pas door na een onrustige nacht en na weer een heerlijk ontbijt in het zonnige Querétaro Eerlijk gezegd ben ik er niet happig op om een dag lang verhalen aan te horen, maar oh boy, hoe anders loopt het. Weet je, ik heb ooit eens in Triëste, Italië, een verhaal opgehangen (werkelijk, het was een poster) over Hoe het kwam dat mollies zo op elkaar lijken, en toch verschillend zijn, of ook wel: hoe heb ik Poecilia marcellinoi ontdekt? Op zich was dat een lang verhaal, de crux was dat het gaat om kenmerkverschuiving. Kenmerkverschuiving is het mechanisme dat twee soorten die vreselijk veel op elkaar lijken ontwikkelen om te voorkomen dat zij bastaarden gaan produceren. Kijk, wanneer de visjes te veel op elkaar lijken, is er geen probleem wanneer zij in verschillende rivieren leven, maar wanneer ze wel bij elkaar rondzwemmen kunnen er ongelukken gebeuren. In dat laatste geval gaan de twee soorten van elkaar verschillen. Poecilia marcellinoi heeft dan een grote zwarte vlek op de staartwortel en Poecilia gillii heeft deze vlek in de rugvin. Zo iets dus. Komen ze niet samen voor, maakt het niet uit. In Costa Rica blijkt Poecilia marcellinoi niet voor te komen en daar heeft Poecilia gillii een grote zwarte vlek op de staartwortel. Maar hoe gaat dat nou? Daar had ik niet echt een antwoord op, want ik werk met dode visjes. En die doen niet zo veel. Mijn hart springt dus op wanneer ik Dr. PTACEK hoor vertellen hoe het gebeurt bij de hoogvinmollies. Daar blijkt er nogal wat variatie in het gedrag en dan vooral bij de partnerkeuze. Deze mollies kijken dan vooral naar de rugvin, naar het patroon erop. Wauw, dacht ik meteen, net als bij Poecilia marcellinoi (zonder vlek op de rugvin, geen grondbaars Goodeiden voor de taco s, maar de tortilla s waren zelf bereid en klaargemaakt op een houtvuur en dus hadden we niets te klagen. *Originele titel: The Darter Goodeids, Genus Allodontichthys. Dit artikel is overgenomen uit Livebearers het tijdschrift van de A.L.S., 158/159 1999. Literatuur: HUBBS. C. L. 1932. Studies of the fishes of the order Cyprinodontes. XI. Zoogoneticus zonistius. a new species from Colima, Mexico. Copeia 1932:68-71. HUBBS C. L., AND C. L. TURNER. 1939. Studies of the fishes of the order Cyprinodontes. XVI. A revision of the Goodeidae. Miscellaneous Publications. Museum of Zoology. University of Michigan. Ann Arbor 42:1-80. LYONS, J. 1991. Fishes from the land of the trucha de tierra caliente. Freshwater and Marine Aquarium 14(7):127-129, 132-134, 136. LYONS, J. 1998. The natural habitat of the leopard goodeid Nenotaenia resolanae. Livebearers 151:8-17. LVONS J., G. GONZÁLEZ-HERNANDEZ, E. SOTO-GALERA, AND M. GUZMAN-ARROYO. 1998. Decline of freshwater fishes and fisheries in selected drainages of west-central Mexico. Fisheries 23(4): 10-18. LYONS, J., AND N. MERCADO-SIKA. In Press. Patrones taxonomicos y ecologicos entre comunidades de peces en ríos y arroyos en ci oeste de Jalisco. MC Mco. Anales del Instituto de Biologia. Serie Zoologia. Universidad Autonoma de Mexico. Vol.71. LYONS, J., AND S. NAVARRO-PÉREZ. 1990. Fishes of the Sierra de Manantlan. westcentral Mexico. Southwestern Naturalist 35:32-46. LYONS, J., S. NAVARRO-PÉREZ, P. A. COCHRAN, E. SANTANA-C. AND M. GUZMAN. Arroyo. 1995. Index of biotic inteeri~ based on fish assemblages for the conservation of streams and rivers in west-central Mexico. Conservation Biology 9:569-584 MILLER, R. R., AND T. UYENO. 1980..Allodontichthys hubbsi. a new species of goodeid fish from southwestern Mexico. Occasional Papers of the Museum of Zoology, University of Michigan. Ann Arbor 692:1-13. RAUCHENBERGER, M. 1988. A new species of Allodontichthys (Cyprinodontiformes: Goodeidae), with comparative morphometrics for the genus. Copeia 1988:433-441. 95

94 gebied dat we tegenkwamen sinds we s morgens vertrokken waren. Tot onze verrassing bleek dit de stad Tecopatlán te zijn. Onze kaart gaf ook de ligging van de rivier onnauwkeurig weer, die zou zo n 100 meter verwijderd liggen van de stad. Neen, men vertelde ons dat deze zeker meer dan twee kilometer verder lag, aan de voet van een steile, smalle vallei. En ja, er was een pad naartoe, maar een moeilijk begaanbaar. Willen wij jullie naar daar brengen op onze paarden? En zo waren wij op weg, op de rug van een paard, met een plaatselijk veeboer als onze gids. Het was een lange weg naar de stroom, en ik was blij dat ik niet hoefde te lopen. Maar de trip door een droog, doornig, tropisch woud was wel de moeite waard. Onderweg hoorden we in de struiken de roep van de chacalacas, een grote, primitieve, tropische vogel. Net toen we de stroom bereikten, werden we overvlogen door een vlucht kwetterende papegaaien. We verzamelden vissen aan de samenloop van de Arroya Manantlán met de Arroya San José, een grote zijrivier. Beide rivieren waren snelstromend, helder en koel. Diepe poelen bezaaid met keien wisselden af met bruisende en snelstromende stroken. Vlak onder het wateroppervlak in de poelen konden we de goudbuik Ilyodon waarnemen. Als we in het water gingen vingen we een mix van Ilyodon s en Allodontichthys zonistius. De meeste waren goudbruin, ondanks hun populaire naam, met een aantal vage strepen op de flank. Een kleine sikkelvormige pigmentvlek, karakteristiek voor alle grondbaars Goodeiden, was te zien aan de basis van de borstvin; en de rugvin vertoonde een aantal donkere vlekken. We vingen een aantal volwassen mannetjes en drachtige vrouwtjes, waarvan de kleur meer naar donker chocolade bruin ging, met een duidelijk onderscheiden tekening. In vergelijking met de Ilyodon s, hebben de grondbaars Goodeiden een vlakker, meer gestroomlijnd lichaam, dus goed aangepast aan het snelstromende water waarin zij verbleven. We bewaarden de Ilyodon s en de grondbaars Goodeiden die we vingen, in formaldehyde voor latere bestudering, dit tot ergernis van de veeboer. Zij vingen ze namelijk, samen met andere kleine vissen, als eigen voedsel; meer bepaald gezouten en gedroogd, en dan gebakken met een eitje als ontbijt. Hij kon er niet bij waarom we de vissen op die manier wilden bewaren. Maar hij was wel zo hoffelijk om verder geen commentaar te geven op dat excentrieke gedrag van die wetenschappers. Integendeel, hij nodigde ons uit om bij hem thuis te komen dineren, eens we terug waren in Tecopatlán. We hadden wel maar met vlek bij de staartvin) en Poecilia gillii (met vlek op de rugvin, maar geen vlek bij de staartvin). Wauwie, ik heb het altijd al geweten! En nu wordt het ondersteund door gedragsonderzoek. Later die dag is er nog een verhaal over partnerkeuze. En weer heb ik dat gevoel. Leuk, erg leuk! s Middags is er een postersessie. Er zijn posters opgehangen en er lopen verschillende mensen rond die daar over uitleggen. Het zijn de wat jongere mensen, het wat, hm schonere volk. Enigszins afgeleid sta ik te staren naar een bord over Poeciliopsis. Over de verspreiding van dit genus. Over de evolutionaire ontwikkelingen. Ik heb niet veel met Poeciliopsis, maar opeens zie ik een helder licht. De verspreiding aan de Pacifische kust van Mexico geeft een zelfde beeld als de verspreiding van mijn mollies! Waar twee soorten Poeciliopsis gescheiden zijn door de Cabo Corriente, daar heb ik ooit verzonnen dat er een scheiding is tussen Poecilia butleri en Poecilia nelsoni. Poecilia nelsoni verschilt van Poecilia butleri in het aantal schubben rond de staart. Verder is er geen zichtbaar verschil. Maar omdat Poecilia mexicana van Poecilia gillii verschilt in het aantal schubben rond de staart, vind ik het nu eenmaal belangrijk. En wat blijkt eens te meer? Ik heb gelijk! Ik raak in gesprek met de studente die het allemaal heeft opgeplakt en geanimeerd spreken wij over de toekomst. Zij is geïnteresseerd in mijn werk en zij beaamt wat ik al dacht. Ook genetisch blijken de twee populaties te verschillen: Poecilia butleri is apart van Poecilia nelsoni. Mijn theorietjes over de mollies kloppen. Een bevrijding van het Poecilia sphenops complex. s Avonds verveel ik weer verschillende mensen met het was vandaag MIJN dag. Maar, wat zou de morgen brengen? Poecilia mexicana, mannelijk dier (tekening: Ruud Wildekamp) 79

80 Een gloednieuwe dag. Geheel tegen alle regels in sla ik een ontbijt over. Een simpel broodje voldoet, ik ben nog vol van gisteren. Niet alleen mentaal, maar ook lichamelijk. Elke dag fiësta ligt mij wel, maar dan met mate. Het is net zonneschijn. Zoals een Duitse collega, Herr SCHINDLER aan den lijve ondervindt. Herr SCHINDLER heeft namelijk niet overdreven veel haar op zijn kruin en kan niet meer in de zon lopen. Goedgemutst leen ik hem mijn hoed. Wat kan mij gebeuren op dit feest? Na een opvallend rustige dag gaan wij weer eens stappen. Herr SCHINDLER is de grote afwezige, maar Herr GREVE en Mister PRICE leiden de dans. Vooral Herr GREVE, hij weet nog een prima eettent. Nou, dat kun je wel aan hem overlaten. Het eten was voortreffelijk en na een heerlijk maal lopen we over straat. Ik ben van plan om het pension op te zoeken, het is weer een volle en prachtige dag geweest. Tot ik een klok zie. Het is pas negen uur! Oké dan, op naar de kroeg. En eenmaal daar beginnen er weer enkele jongens te zingen en te spelen zoals elke avond. Maar nu spelen zij herkenbare jaren zestig en zeventig liedjes (Hotel California was toch 70-er jaren?) en -ik overdrijf niet- ik schiet gewoon vol wanneer ik probeer mee te zingen. Oké, ik geef toe, ik ben ondertussen ook de verschillende bieren aan het proeven. Dat zal ook geholpen hebben. Maar toch. De vrijdag gaat voorbij in een roes. Ik kan mij alleen de lunch herinneren. Roddelen over ROBERT RUSH MILLER, met LYNN PARENTI en MIKE SMITH. Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets (maar het is waar ik voor geboren ben). Bizar, ook daar schijnt dat ik altijd al gelijk heb gehad. O ja, en de avond begint met zo n studentenclubje van acht gitaren en twee tamboerijnen. Lekker met het gezelschap ichthyologen door de straten zwerven, muziek makend en zingend. Heerlijk. Zaterdag breekt aan. We gaan een excursie doen, naar twee plekken waar ik nog nooit van gehoord heb. Op het plein voor het station verzamelen wij ons en we wachten op de dingen die komen gaan. De geruchten gaan dat we GEEN visjes gaan kijken, wanneer een aftandse bus stopt. Met enig ongeloof stap ik erin. Maar ik ben ondertussen veel gewend en ik settel mij naast een Amerikaan. De jonge knul heeft zijn vrouw en jonge kind achtergelaten in de VS om ons verschillende dingen te vertellen over fish management, in verband met het verdwijnen van de soorten levendbarenden in de verschillende leefgebieden in Mexico. Aardige jongen. Plots doemt er naast ons, naar wat later wordt gefluisterd, de grootste steen een min of meer doorlopende laterale streep vertonen. Het biotoop en gedrag van alle vier de soorten lijkt op elkaar, alhoewel er nog maar weinig onderzoek naar gedaan is (LYONS & NAVARRO-PÉREZ 1990; LYONS et al. 1995; LYONS & MERCADO-SILVA, in druk). Op dit gebied kunnen waarnemingen van hobbyisten zeer zeker waardevol zijn. Grondbaars Goodeiden komen voor in stromen en rivieren, en houden zich daar meestal op tegen de bodem, tussen de stenen, op plaatsen met een redelijke stroming. Daar voeden ze zich vooral met kleine waterinsecten. Nauwkeurig dieetonderzoek ontbreekt echter nog. Grondbaars Goodeiden kunnen in de natuur een maximale lengte bereiken van zo n 6,5 cm, maar meestal worden zij 4 tot 5 cm groot. Een aantal kenmerken zijn nog onbekend, zoals hoelang het duurt tot ze geslachtsrijp zijn, hoe oud ze kunnen worden of hoe snel ze groeien. Het maximum aantal jongen per worp is door de American Livebearer Association opgetekend als volgt: 11 voor A. polylepis (Livebearer s #154. December 1999, p.23), 22 voor A. tamazulae en 25 voor A. zonistius (Livebearer s #156. August 1999, p.29). Anderzijds heb ik via dissectie in een wildvang A. zonistius 28 goed ontwikkelde embryo s gevonden. Grondbaars Goodeiden worden vaak gevonden in gezelschap van een variëteit van andere vissen, waar altijd de goudbuik Ilyodon, Ilyodon furcidens, bijhoort. Ik heb de beste herinneringen aan mijn wetenschappelijk werk in Mexico, en dan vooral aan de avonturen die ik heb meegemaakt bij het zoeken naar de grondbaars Goodeiden. Eén van de eerste vissen die ik heb verzameld in Mexico was trouwens Allodontichthys zonistius. In maart 1986 deed ik samen met collega s van de Universidad de Guadalajara een onderzoek naar de vissen van een nieuw op te zetten biosfeer reservaat in de Sierra de Manantlan, in het zuidwesten van Jalisco (LYONS & NAVARRO-PÉREZ 1990; LYONS 1991; LYONS 1998). Op onze eerste veldwerkdag stuitten we met onze pickup op een ruig, modderig spoor, tevergeefs uitkijkend naar Tecopatlán-stad, die we als uitvalsbasis wilden gebruiken om de Arroyo Manantlán, een zijarm van de Río Ayuquila, één van de hoofdarmen van het Río Armería systeem. Op onze topografische kaart stond aangegeven dat de stad een verzameling was van een twaalftal huizen, en een school. Maar we vonden niets van dit alles op onze weg. Tenslotte hielden we halt om de weg te vragen bij een groepje van drie hutten met rieten daken, het dichtst bevolkte 93

92 Allodontichthys was de gouden grondbaars Goodeide, Allodontichthys zonistius. Hij was oorsponkelijk beschreven als Zoogoneticus zonistius in 1932, door de bekende ichthyoloog CARL L. HUBBS, op basis van exemplaren die verzameld waren in het Río Amería systeem, in de omgeving van de stad Colima, hoofdstad van de gelijknamige staat in west centraal Mexico (HUBBS 1932). Bij daarop volgend wetenschappelijk veldwerk, stelt men vast dat A. zonistius voorkomt in gans het centrale gedeelte van het Armería systeem in de naburige staat Jalisco (LYONS & NAVARRO-PÉREZ 1990). In 1939 plaatsten HUBBS en CLARENCE L. TURNER deze soort in het nieuw opgerichte geslacht Allodontichthys, dit in het kader van hun monumentale taxonomische revisie van de Goodeidae familie (HUBBS & TURNER 1939). In 1946 beschrijft Turner de Tuxpan grondbaars Goodeide, Allodontichthys tamazulae, uit het Río Coahuayana systeem in Jalisco, gesitueerd ten oosten en zuiden van de Armería (TURNER 1946). Gedurende 35 jaar wordt er dan niets meer gepubliceerd over het geslacht. Maar in 1980 wordt de nieuwe, witgevlekte grondbaars Goodeide, Allodontichthys hubbsi, uit het Coahuayana systeem, beschreven door ROBERT R. MILLER, een prominent onderzoeker van Mexicaanse vissen, samen met zijn collega T. UYENO (MILLER & UYENO 1980). Deze zeldzame soort was nauw verwant met, en komt dikwijls samen voor met A. tamazulae. Tenslotte beschrijft MARY RAUCHENBERGER de oranje grondbaars Goodeide, Allodontichthys polylepis, uit het Río Ameca stroomgebied in Jalisco, dat zich situeert ten noorden van het Armeria stroomgebied (RAUCHENBERGER 1988). Deze vier soorten grondbaars Goodeiden zijn onderling moeilijk te onderscheiden, alhoewel alleen A. tamazulae en A. hubbsi tezamen in de natuur zijn gevonden. Vele van de onderscheidende kenmerken zijn alleen microscopisch vast te stellen (WEBB 1998). A. polylepis heeft kleinere, maar in aantal meer schubben (42 tot 52) op de zijlijn dan de drie andere soorten (36 tot 44). A. hubbsi heeft buitenste (haaie-)tanden met drie punten, in tegenstelling tot de (haaie-)tanden met één uitgesproken punt bij de drie andere soorten. In de natuur kan A. hubbsi onderscheiden worden van A. tamazulae door de pigmentatie op de rug. Die is uitgesproken gevlekt, met donkerbruine en opvallende witte vlekken, in tegenstelling tot de bruine spikkels zonder witte vlekken bij A. tamazulae (MILLER & UYENO 1980). A. zonistius heeft een onregelmatige rij vlekken of strepen op de flank, terwijl de andere drie ter wereld op. Het landschap is niet plat (ik kan mij Nederland niet eens meer herinneren) maar de rots steekt er flink boven uit. Uiteraard gebeurt er wat alleen in de film gebeurt: wanneer ik een foto wil maken rijden we net langs een boom. Leuke foto, een boom langs de weg in Mexico. In het stadje is geen poeltje of riviertje te zien, het is inderdaad een toeristisch uitstapje. Het is wel aardig om even langs een authentiek en pittoresk Mexicaans straatje te wandelen met wat mede-guppologen, maar toch Gelukkig is het leven vol verrassingen. Eenmaal in de dorpskern slaat mijn hartje op hol. Dit is pas echt pittoresk. Wat een kleuren, wat een leven. De huizen, het kerkje, alles is springlevend oranje, blauw, noem maar op. Alle kleuren zijn fantastisch vol. Andere -en nu ik het teruglees, meer zinnigewoorden zijn er niet voor. Soms is het leuk om gewoon eens een sterveling te zijn. Op weg naar het volgende stadje droom ik nog even na. Ik zit weer naast de aardige Amerikaan en we praten over de jeugd van tegenwoordig. Die zijn overal hetzelfde. Het nieuwe stadje is het midden van Mexico, het geografische centrum van het land. Onvermoeibaar gaan we (hoe vaak nog?) lunchen in een schattig restaurantje. We gaan lekker binnen zitten in de koelte, het terras is te warm. Het is dan ook al bijna april! Het stadje zelf is niet zo bijzonder en ik ga op jacht naar een mooie zwarte veer, één van de overal aanwezige zwarte eksters. Het lukt niet en daarom heeft mijn hoed tegenwoordig enkele Mexicaanse duivenveren aan de zijkant geprikt. Aan het einde van de dag krijg ik namelijk mijn hoed terug van Herr SCHINDLER. Mijn vlucht naar huis, onwerkelijk maar waar, is namelijk morgenochtend en ik zal daarvoor waarschijnlijk vroeg voor uit de veren moeten. Eenmaal terug in Querétaro maken we ons op voor het laatste avondmaal. Met een grote groep gaan we op zoek naar een geschikt restaurant en we strijken neer. Elk restaurant is natuurlijk geschikt met zo n gezelschap! Niet geheel toevallig zit ik nabij MARICARMEN, mijn gastvrouw uit Mexico-Stad, HARRY GRIER en LYNN PARENTI. Het is weer een gezellige boel. Had ik Dr. DOMINQUES al genoemd? Een goedlachse Puertoricaan met een diepe blik waarachter diep gevoel schuilt? Nou, die is er ook. En natuurlijk Mister PRICE en de Herren GREVE und SCHINDLER. Wat een rijkdom om daar tussen te verkeren. Het is ongelooflijk dat ik daar maar een enkele week ben. Vorige week zaterdag landde mijn vliegtuig in Mexico-Stad. In licht aangeschoten 81

82 toestand vergeet ik bijna te betalen wanneer ik eerder dan de meesten opsta. Samen met Mister ORLANDO, een Gambusia-onderzoeker uit Florida, ga ik 4 uur in de ochtend een taxi delen, om de bus te nemen naar Mexico-Stad. Mijn vlucht gaat namelijk om 11 uur. Ik ben ruim op tijd en koop nog snel wat T-shirts, ik zou bijna de souvenirs vergeten. Washington was ellendig, 2 uur wachten om toegelaten te worden op het vliegveld, rennen naar de volgende vlucht, uit de rij gepikt om mijn schoenen uit te trekken (dat doen ze nooit meer denk ik, mijn signalement zal wel rondgestuurd zijn) en hop, in het vliegtuig terug. s Ochtends in Amsterdam maak ik mijn laatste foto s, een studie in blauw. Wauw, Mexico. Een reis naar het land der goden. Ontwikkelingen in het genus Cnesterodon door Kees de Jong In het genus Cnesterodon GARMAN, 1895 waren een tijdlang slechts twee soorten geplaatst, namelijk C. decemmaculatus (JENYNS, 1842) en C. carnegie HASEMAN, 1911. Deze situatie bleef jarenlang ongewijzigd totdat er in 1993 twee nieuwe soorten werden beschreven: Cnesterodon brevirostatus ROSA & COSTA, 1993 en Cnesterodon septentrionalis ROSA & COSTA, 1993. Over deze soorten heeft reeds in 1994 een artikel in POECILIA NIEUWS gestaan. De afgelopen periode zijn er weer drie nieuwe soorten uit Brazilië beschreven. Over twee soorten schrijft HARRO HIERONIMUS in de DGLZ-Rundschau (3/ 2001) Aangezien ik de originele beschrijving niet heb, moet ik het met zijn informatie doen. De eerste soort is Cnesterodon omorgmatos LUCINDA & GARAVELLO, 2000. Deze soort onderscheidt zich van de andere soorten binnen het genus doordat het geen punten of strepen op het lichaam heeft, maar zes tot negen onregel- uiteindelijk terecht kwamen. Meestal zijn ze in een schooltje vlak onder de oppervlakte te vinden. Vijfentwintig dagen na de eerste worp zette het vrouwtje slechts vier jongen af en bleef haar lichaam tamelijk rond. Van de tien jongen die ik heb gehouden en die nu tien maanden oud zijn, is er slechts één een mannetje! De ontwikkeling van het gonopodium heeft ruim twee maanden geduurd. Het visje heeft nog niet de grootte en de kleuring van het ouder mannetje, dat helaas is overleden. Hierdoor wordt door de vrouwtjes, die nog niet volledig geslachtsrijp zijn, ook niet voor een nageslacht gezorgd. De Grondbaars Goodeiden, het geslacht Allodontichthys* door John Lyons vertaling Marc van Driessen Ik heb altijd veel gehouden van vissen die in mooie biotopen leven. Dat is één van de redenen van mijn speciale belangstelling voor de vier soorten die het geslacht Allodontichthys uitmaken, en die algemeen bekend zijn als de grondbaars Goodeiden. Alle vier komen voor in schilderachtige, snel stromende, rotsachtige rivieren van west-centraal Mexico op de berghellingen naar de Stille Oceaan toe, een streek met een spectaculaire uitstraling. Zij hebben behoefte aan zuiver water, en zijn de eerste waterbewoners die verdwijnen, als de waterkwaliteit achteruit gaat. Ze proberen te vangen in het wild is een ware beproeving; ze zijn moeilijk te ontdekken, en komen nooit in een grote groep voor. Het zijn overigens flinke visjes, niet uitzonderlijk gekleurd, maar goed gevormd, en voorzien van attractieve, bruinachtige vlekken en strepen. De taxonomische geschiedenis van Allodontichthys heeft een relatieve voorsprong op de andere Goodeidae. De eerst erkende soort van 91

Opmerkingen bij het houden van Gambusia luma door Georg Streibel vertaling Wouter van Veldhuizen artikel vertaald uit: DGLZ 01-89 Het houden van wildvormen Aan de ontmoeting in Maarn (Nederland), in november 2000, heb ik een paartje en enkele grotere jonge vissen van de soort Gambusia luma, overgehouden. Bij de quarantaine werden ze in een 40 liter bakje gezet. De beide oudere dieren hadden schimmel aan de bek die in de volgende dagen wat minder werd, echter ze werden ook meermaals met een nifurpirinolhoudend medicijn behandeld. De vissen zijn meestal vlak onder de oppervlakte van het water te vinden, van waaruit ze graag het voer opnemen, ook droogvoer wordt gegeten. De kleuring is grauw olijf-groen met hier en daar wat zwart; van boven af gezien vallen twee zilverglanzende vlekken in de nek op. Het vrouwtje heeft een geelachtig-zilverkleurige buik en een grote anaalvin waarvan de punt naar beneden wijst, die vaak ook deels zwart van kleur is. Deze anaalvin is bij de jonge dieren ook al opvallend aanwezig. De bovenste helft van de achterrand van de staartvin heeft een gele rand, bij mannetjes is deze duidelijk, bij vrouwtjes een stuk minder. Bij de mannelijke exemplaren scheidt een zijwaarts ontbrekende zwarte langsstreep de grauwe rug van de blauwgroene staartwortel. Tijdens het baltsen worden de ogen van het mannetje, en ook de onderste helft van de iris met een klein gedeelte eronder, intens zilver gekleurd met een blauwe gloed. matig gevormde vlekken. De soort is tot op heden alleen bekend uit de Río das Torres in de bovenloop van het Iguacu-bekken bij Pinhão aangetroffen. De mannetjes hebben een lengte van 25 mm, de vrouwtjes zijn ongeveer 5 mm groter. De tweede soort is Cnesterodon hypselurus LUCINDA & GRAVELLO, 2000 en valt op door een lengtestreep die van het oog tot aan de staartwortel loopt. Daarnaast bevinden zich nog maximaal 15 dwarsstrepen. In de bovenloop van de Río Paranapanema komt deze soort in verschillende stroompjes voor. De mannetjes worden 24 mm en de vrouwtjes ongeveer 33 mm lang. Een derde soort werd in 2001 door MEYER & ETZEL beschreven. Deze soort is genoemd naar Prof. Dr. RADDA uit Oostenrijk die de eerste was die de visjes als nieuwe soort herkende. Het is een kleine soort met een lengte van maximaal 20 mm. Het lichaam is zilvergrijs gekleurd. Op het lichaam bevinden zich één tot vier verticale strepen waarvan de achterste breder zijn en meer opvallen. De mannetjes hebben vaak een donkere stip aan de basis van het gonopodium. Op dit moment is deze soort alleen bekend uit het centrale Río Paraná stroomgebied in noordelijk Argentinië. Volgens MEYER & ETZEL zou het echter niet onwaarschijnlijk zijn wanneer later zou blijken dat het verspreidingsgebied toch groter zou zijn. De soort was gevangen in september 1986. Op dat moment was de watertemperatuur tussen de 20 en 22 C, de ph 7,0 en de GH <1. Vijf dagen nadat ik deze vissen had stonden er 19 jonge visjes in een plantvrije hoek van het aquarium vlak onder de oppervlakte. Ze werden door de oudere dieren niet lastiggevallen. Ze waren duidelijk groter dan pasgeboren guppies en ze hadden op een natuurlijke manier hun eigen gebied gereserveerd. Artemia en fijngemalen droogvoer werd direct gegeten, wat later ook kleine, speciaal voor hun geselecteerde, kleine levende rode muggenlarven. Na drie weken werden vier van de snelst gegroeide jongen in een 80 liter bak gezet waarin halfwas Priapella en Xiphophorus helleri zaten. Ze kwamen hier goed tot hun recht, waardoor in de volgende twee weken alle jongen hier Vernoemd naar Prof. Dr. Radda, Cnesterodon raddai (tekening: Ruud Wildekamp) 90 83

Over het algemeen zijn de soorten uit het genus Cnesterodon niet eenvoudig te herkennen. Voor zover ik het kan overzien is bestudering van geconserveerd materiaal geen overbodig luxe bij de determinatie. Literatuur: MEYER, M.K. & V. ETZEL (2001): Description of Cnesterodon raddai sp.n. from a swamp near Resistencia, Río Paraná basin, Argentina (Teleostei: Cyprinodontiformes: Poeciliidae). Zoologische Abhandlungen Staatliches Museum für Tierkunde Dresden (17): 247-252 HIERONIMUS, H. (2001): Zwei neue Cnesterodon-Arten aus dem Gebiet des oberen Paraná mit Bemerkungen zur Identität von C. carnegie. DGLZ- Rundschau (3): 57-58 JONG, K. DE (1994): Twee nieuwe Cnesterodon-soorten uit Brazilië. Poecilia Nieuws (1):15-18 waren hebben ze wel een aantal weken nodig gehad om weer aan een aquarium te wennen, ze waren behoorlijk schrikachtig. Ze krijgen in het aquarium twee maal per dag eten, vlokvoer, gedroogde muggenlarven, gedroogde volwassen Artemia, levende Artemia en allerlei soorten diepvriesvoer. Als we alles eens op een rijtje zetten, zijn het eigenlijk zeer gemakkelijke vissen die er erg mooi uitzien en hun jongen niet najagen of opeten. Ze stellen weinig eisen aan de waterkwaliteit of de inrichting van het aquarium, een kale bak met een pluk javamos is al voldoende. Ze hebben niet snel last van stress of ziektes. Er is eigenlijk maar één regel waar je echt rekening mee moet houden, HOUDT ZE NIET TE WARM. Mocht er nog iemand belangstelling hebben voor dit visje kan je altijd contact met me opnemen, theguppyman1@hotmail.com of even bellen 0228-563757. Experimenten met Guppy voeding door Dr. E.C. & associates (vertaling: Wouter van Veldhuizen) De volgende statistieken zijn het resultaat van een omvangrijke serie van testen gedaan door Drs. LARR, JOHNS and TOBINS, om te onderzoeken welke voeding de beste invloed heeft om een vrouwtjes gup een zo groot mogelijk nest te laten krijgen. Elke testgroep bestond uit drie paartjes van volwassen guppen, die gedurende de test van 120 dagen niets anders te eten kregen. Elke bak met testvissen werd drie maal per dag gevoerd: s morgens, s middags en s avonds ( 16:00 u.). Het verstrekte droogvoer bestond uit een afwisseling van normaal droogvoer en vlokkenvoer; het droogvoer bestond uit een mix van 50/50 van de meest gangbare bekende droogvoeders en de vlokken bestonden uit een mix van 50/50 van de meest gangbare en vooraanstaande vlokkenvoeders. Phalloceros caudimaculatus reticulatus, paar 84 89

Phalloceros caudimaculatus (Hensel, 1868) reticulutus door Latsy Nyari 88 De Phalloceros caudimuculatus reticulatus is een zilverkleurig visje met zwarte spikkeltjes die het laatste jaar behoorlijk aan populariteit gewonnen heeft binnen onze vereniging. Oorspronkelijk komt hij voor in zuidoost Brazilië, Uruguay, Paraguay en Argentinië, maar de zilveren met zwarte spikkeltjes vorm (reticulatus) is eigenlijk een kweekvorm. Hij blijft vrij klein, mannetjes tot drie centimeter en vrouwtjes tot vier en een half centimeter. Tevens bestaat er ook nog een gouden met zwarte spikkeltjes vorm (auratus), maar zover ik weet wordt die alleen door MARC VAN DRIESSEN binnen onze vereniging gehouden. Toen ik met dit visje begon, ging het eigenlijk niet zoals ik verwacht had, ik had wel nakweek, maar ik had tevens net zoveel uitval aan volwassen exemplaren. Na enkele maanden had ik de oorzaak gevonden, ik had ze boven in de stelling staan waar de temperatuur behoorlijk kon oplopen tot wel achtentwintig graden Celsius en dat is wat nu blijkt dodelijk voor deze vissen. Het beste kunnen ze gehouden worden tussen de achttien en éénentwintig graden Celsius. Nadat ik de vissen naar onderen had geplaatst, waar de temperatuur niet boven de éénentwintig graden kwam had ik eigenlijk ook geen uitval meer. Toen ik in maart 2001 weer eens een chronisch tekort aan aquaria had (lees teveel vissen) kwam het idee in mij op om ze achter het huis in één van mijn vijvers te doen. Nadat ik een week lang de temperatuur had opgenomen, zowel s morgens (tussen de zeven en negen graden) als s middags (tussen de elf en veertien graden) waagde ik toch de stap om er twee koppels in te doen. Een aantal weken later zag ik al nakweek in de vijver zwemmen, wat voor mij het startsein was om de rest van de vissen die ik nog binnen had, aan een aantal mensen uit te delen zodat ik weer een bak leeg had. De vijver was zo ontworpen dat als het te warm werd het water gekoeld werd door middel van een waterval die altijd in de schaduw lag. Ook tijdens de hittegolf werkte het perfect, het werd niet warmer dan drieëntwintig graden. In totaal heb ik ze twee keer watervlooien gevoerd en voor de rest moesten ze zelf maar hun kostje bij elkaar sprokkelen, wat aan het aantal nakweek dieren te zien goed gelukt was. Half september ben ik begonnen met de eerste vissen vanuit de vijver weer naar binnen te brengen en het leek wel of ze veel forser geworden waren. Toen ze weer in mijn aquariumhok Alle slecht producerende paartjes werden aan het eind van deze test gevoerd met regenwormen en allen lieten al snel het zelfde resultaat zien als de nummer 1 van deze test. In deze test kwam tevens naar voren dat het voeren van runderhart, zelfs als dat om de dag gebeurde, de levensduur van de guppies met 25% tot 50% toenam. Artemia salina, het pekelkreeftje 85

Phalloceros caudimaculatus foto's van Juan Carlos Merino Foto's van Juan Carlos Merino van Wildvormen van Levendbarende Tandkarpers Phalloceros caudimaculatus reticulatus, mannelijk dier Xiphophorus helleri, de zwaarddrager, een mannelijk dier Phalloceros caudimaculatus wildvorm, paartje Poecilia caucana, paartje 86 87