Aan de Raad Raadsvergadering 12 december 2002 Made, 27 november 2002 Agendapunt 13 Onderwerp Tarief rioolrecht 2003 Voorstel 1. De bijgevoegde verordening rioolrechten 2003 conform vast te stellen. Financiële gevolgen De geraamde opbrengst volgens het voorgestelde tarief komt overeen met de oorspronkelijk in de begroting 2003 geraamde opbrengst. Toelichting Bij uw vaststelling van de begroting 2003 is voor wat betreft het rioolrecht wel de totaal opbrengst door uw raad goedgekeurd, maar nog niet het onderliggende tarief. Dit tarief zou worden vastgesteld bij de behandeling van het Gemeentelijk RioolPlan (GRP). In de commissie Grondgebiedzaken van 26 november jongstleden is het GRP inhoudelijk aan de orde geweest. Deze behandeling is echter niet afgerond, de commissie heeft nog inhoudelijke vragen, met name t.a.v. de materie van de zogenaamde IBA s. De voorlopige opinie is uitgesproken dat de gemeente een zorg verantwoordelijkheid ook voor de burgers in de niet gerioleerde buitengebieden zou moeten hebben. Gevraagd is de kostenconsequenties hiervan in beeld te brengen. Wel heeft de commissie ingestemd met het door de wethouder ter vergadering ingebrachte tariefsvoorstel. Dit betreft een gedifferentieerd tarief opgebouwd uit een vast basisbedrag van 111,60 en daarboven een bedrag per verbruikte m 3 water. Vast basistarief 111,60 Tarief 0-250m3 0,36 per m3 251-500 m3 0,24 per m3 501-1000 m3 0,05 per m3 vanaf 1001 m3 0,02 per m3 Dit tarief betreft een verhoging van het bestaande rioolrechttarief. Zo n variabele tarief spreekt alle commissieleden meer aan. Argumenten hiervoor zijn mede van organisatorische aard. Het zelf gaan innen van het rioolrecht en de afvalstoffenheffing, en dus overnemen van Brabant Water, is op korte termijn niet haalbaar. In
2003 zullen hiervoor plannen worden ontwikkeld, gericht op incassoinning voor de OZB vanaf 2003 en overnemen van de inning afvalstoffenheffing en rioolrecht in 2004. De te behalen voordelen hiermee, zoals ze in de nulmeting zijn verwoord, kunnen dus ook pas vanaf 2004 worden gerealiseerd. Door de IBA problematiek, inclusief alle consequenties, wordt nu alleen een tariefstelling voor 2003 voorgelegd en nog geen meerjarenperspectief voor het rioolrecht gepresenteerd. Burgemeester en wethouders van Drimmelen mr. C.M.G.H. Wortel secretaris J. Elzinga burgemeester Bijlagen Concept verordening rioolrechten 2003 Ter inzage Berekening gedifferentieerd tarief 2003 Ambtelijke coördinatie Behandeld door P. van der Ven, A. Schuurbiers, D. Corten Portefeuillehouder G.J.A. Broeders 2
De Raad van de gemeente Drimmelen; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 november 2002; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet; B E S L U I T: vast te stellen de: Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2003 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt: 1. onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen; 2. onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering; 3. onder eigendom verstaan een roerende of onroerende zaak; 4. onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft. Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht 1. Onder de naam rioolrecht wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt: 1. degene die naar de omstandigheden beoordeeld, het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; 2. ingeval een gedeelte van een eigendom- niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 - ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan. Artikel 3 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt. 3
Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. Het recht als bedoeld in artikel 2, wordt geheven: 1. per eigendom, met dien verstande dat méér dan één eigendom in één aanslag kan worden begrepen èn 2. naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd. 2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat door Brabant Water NV in het belastingjaar naar het eigendom is toegevoerd of door de gebruiker is opgepompt. 3. In geval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een: 1. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of 2. een bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met een vaste capaciteit in bedrijf is geweest, kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd, indien wordt aangetoond dat de laatste bedoelde hoeveelheid minimaal 20% bedraagt van de eerstbedoelde hoeveelheid water. 5. Indien voor de in artikel 2 bedoelde eigendommen, in verband met het ontbreken van afzonderlijke watermeters, niet de hoeveelheid afvalwater kan worden vastgesteld zoals hiervoor omschreven, zal het college van burgemeester en wethouders voor de gebruikers van die eigendommen de verdeelsleutel hanteren zoals deze door de respectievelijke gebruikers wordt gebruikt voor de onderlinge verdeling van de waternota van Brabant Water NV en bij het ontbreken van een dergelijke regeling overgaan tot een zo reëel mogelijke verdeling op basis van beschikbare gegevens. Artikel 5 Tarieven Het recht als bedoeld in artikel 2, bedraagt 111,60 per eigendom, te vermeerderen met: 1. 0,36 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van 0 t/m 250 m³; 2. 90,00 en 0,24 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van 251 t/m 500 m³; 3. 150,00 en 0,05 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van 501 t/m 1.000 m³; 4. 175,00 en 0,02 per kubieke meter, bij een hoeveelheid afvalwater van meer dan 1.000 m³. Artikel 6 Vrijstellingen Het recht wordt niet geheven ter zake van: 1. gebouwde eigendommen, welke in hoofdzaak worden gebruikt voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten; 2. gebouwde eigendommen, die eigendom zijn van de gemeente en die uitsluitend worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente; 3. gebouwde eigendommen, welke uitsluitend worden gebruikt als inrichting voor het geven van onderwijs.
Artikel 7 Belastingtijdvak Het belastingjaar is een periode van 12 aaneengesloten maanden, welke samenvalt met de verbruiksperiode van Brabant Water NV. Ingeval de betrokken belastingplichtige geen nota s ontvangt van het nutsbedrijf bedoeld in de vorige volzin, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 8 Wijze van heffing 1. Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven bij weg van het vorderen van een bedrag. Het gevorderde bedrag wordt vermeld op een schriftelijke, gedagtekende kennisgeving. 2. Als kennisgeving wordt aangemerkt de afrekeningsnota van Brabant Water NV. De door deze waterleidingmaatschappij verzonden voorschotnota s worden aangemerkt als voorlopig gevorderde bedragen. 3. De voorlopig gevorderde bedragen worden met het definitief gevorderde bedrag verrekend. 4. Ingeval aan de belastingplichtige geen nota s van Brabant Water NV worden verzonden, kan het recht worden geheven bij wege van aanslag. Artikel 9 Tijdstip van betaling Het voorlopig gevorderde bedrag alsmede het definitief gevorderde bedrag moet worden betaald tegelijk met en op dezelfde wijze als die waarop de nota s van Brabant Water NV moeten worden betaald. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin moet het bij weg van aanslag geheven recht als bedoeld in artikel 8, vierde lid, worden voldaan in één termijn, welke termijn vervalt op de laatste dag van de eerste maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolrechten. Artikel 11 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld en bepalingen omtrent aanvang en einde van de belastingplicht in het belastingjaar 1. Indien de belastingplicht, met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd met ingang van de maand waarin dat eigendom in gebruik wordt genomen. 2. Indien de belastingplicht, met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2, in de loop van het belastingjaar eindigt, is het recht verschuldigd tot de maand waarin het gebruik van dat eigendom wordt beëindigd. 3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist. Artikel 12 Inwerkingtreding 1. De Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2002", vastgesteld op 1 november 2001, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan; 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking; 5
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003; 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening rioolrecht 2003". Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Drimmelen van 12 december 2002. De raad voornoemd, mr. C.M.G.H. Wortel secretaris J. Elzinga burgemeester 6