Inhoud: POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 1. 21 e jaargang nummer 4 september 2004. Bestuur:



Vergelijkbare documenten
Xenotoca eiseni. Nieuw in de Aquariumwereld. Van één naar drie... Tekst: Kees de Jong Foto's: zoals vermeld

Xenotoca eiseni. Van één naar drie. Tekst: Kees de Jong Foto s: Juan Carlos Merino (vissen) en Kees de Jong (biotoop)

SPREEKBEURT ZWAARDDRAGER

Apistogramma cacatuoides

SPREEKBEURT PLATY VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

SPREEKBEURT SUMATRAAN

Zwaarddrager. Xiphophorus helleri. Serie vissen

SPREEKBEURT SLUIERSTAARTGOUDVIS

Platy. Xiphophorus maculatus. Serie vissen

SPREEKBEURT MAANVIS VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

Corydoras trilineatus. Geschreven door: colisa lalia

l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n SPREEKBEURT AXOLOTL AMFIBIEËN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN

Ameca splendens. Foto: Leo van der Meer, Poecilia Nederland

Kardinaaltetra. Paracheirodon axelrodi. Serie vissen

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

Altolamprologus calvus. Geschreven door: Lubbito

SPREEKBEURT VUURSTAARTLABEO

2.3 Familie De familie van de Corydoras panda is de Callichthyidae of terwijl, pantsermeervallen

SPREEKBEURT VUURNEON VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

SPREEKBEURT GUPPY VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Vuurneon. Hemigrammus erythrozonus. Serie vissen

SPREEKBEURT KOI VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

SPREEKBEURT NEONTETRA

SPREEKBEURT BETTA VISSEN OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

Guppy. Poecilia reticulata. Serie vissen

2.2 Beschrijver van de vis Deze killivis werd in 1846 door Cuvier en Valenciennes wetenschappelijk beschreven onder de naam Panchax lineatum.

SPREEKBEURT MARMERBIJLZALM

Sumatraan. Capoeta tetrazona. Serie vissen

SPREEKBEURT MARMERBIJLZALM

SPREEKBEURT Chinese vuurbuiksalamander

SPREEKBEURT Vissengroep Harnasmeervallen

Neontetra. Paracheirodon innesi. Serie vissen

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

Maanvis. Pterophyllum scalare. Serie vissen

Aan: Beste Leden, Als eerste wens ik u namens het bestuur een goed en gezond 2012 toe.

SPREEKBEURT ROODKOPZALM

SPREEKBEURT DISCUSVIS

Keuzeopdracht Biologie Guppy's

Chaetostoma cf. thomsoni - Bulldog pleco. Geschreven door: Sonja (Pasody)

Voeding: Cichliden vlokken. Er zijn vele soorten voer, van levend voer tot droogvoer en diepvries. Ik zal er een aantal noemen.

SPREEKBEURT Vissengroep Cichliden

SPREEKBEURT Vissengroep barbelen, danio s en rasbora s

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

M I J N Z E L F B O U W A Q U A R I U M A C H T E R W A N D

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

Roodkopzalm. Hemigrammus bleheri. Serie vissen

SPREEKBEURT KARDINAALTETRA

Vissoorten Aal Herkenning: Verspreiding: Voedsel: Lengte afgebeelde vis: Lengte tot circa: Snoek Herkenning: Verspreiding: Voedsel:

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

Barbelen, danio s en rasbora s

Geelwangschildpad. Trachemys scripta troosti. Serie reptielen

Een geslaagde kweek met Cynops cyanurus (Liu, Hu, and Yang, 1962) (Door: HARRY DRESENS)

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

SPREEKBEURT BRUINE ANOLIS

Discusvis. Symphysodon aequifasciatus & Symphysodon discus. Serie vissen

JBL. Artemia. Zelf levend voer kweken! Met het JBL Artemio - Systeem heel eenvoudig!

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

De leeftijd varieert van 3 tot 5 jaar en hangt af van de leefomstandigheden.

Pleco algeneter. Hypostomus plecostomus. Serie vissen

kuhlii of Kuhli Geschreven door: Catweazle (foto door Catweazle, beestje is 7 jaar)

CALIFORNISCHE ZEELEEUW

SPREEKBEURT PLECO ALGENETER

Aan:

GEWONE ZEEHOND. Huiler

SPREEKBEURT WITLIPBOOMKIKKER

SPREEKBEURT GEELWANG-, GEELBUIK- en ROODWANGSCHILDPAD

Waarom en op welke manier maken wij zelf een achterwand.

Goudvis. Carassius auratus. Serie vissen

Avontuur onder water Ontdek je nieuwe aquarium

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

MIJN ERVARINGEN MET DE BARB - Door Josip Pekanović

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

KEUZE VAN DISCUSVISSEN

De bouw van mijn aquarium.

Hoofdstuk 1: Veldkenmerken en voorkomen 3. Hoofdstuk 2: Voedsel en vijanden 4. Hoofdstuk 3: Voortplanting en verwanten 6

GWG bijeenkomst 2014 in Morelia

Visbijsluiter. Mollie. Quality fish traveling around the world

Rivierkreeften en aquaristiek. lezing door Xavier Vermeersch

HANDIG HET TROPISCH ZOETWATER- AQUARIUM

DE GEWONE ZEEHOND. Huiler

Aquariumvereniging ``A.V. Waterweelde ``

EXTRA2 Zijdevederige Serama

September Jaargang 37

DE CALIFORNISCHE ZEELEEUW

Geelbuikschildpad. Trachemys scripta scripta. Serie reptielen

SPREEKBEURT GROENE LEGUAAN

HET HERKENNEN VAN GROTE MEEUWEN (DEEL 3)

19 e Jaargang Nummer 5 september-oktober 2002 INHOUDSOPGAVE. Ameca splendens. POECILIA NIEUWS. door de redactie

Pterophyllum altum Orinoco

DEEL 15: EEN AANTAL VISSOORTEN (2/2) ZUID-AMERIKA

Finale weekend club competitie

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

Hoe Maak je zelf een 3D aquarium-achterwand

DE HANDLEIDING VOOR HET HOUDEN VAN HUISDIEREN

SPREEKBEURT VINK VOGELS OVER HOUDEN VAN HUISDIEREN. l a n d e l i j k i n f o r m a t i e c e n t r u m g e z e l s c h a p s d i e r e n

MAKWARIUM. NIEUWSBRIEF van de AQUARIUMCLUB MAK Bonheiden vzw. Lokaal: De Regenboog. Zellaerdreef 2

De vereniging en uw Aquarium

Axolotl. Ambystoma mexicanum. Serie amfibieën

2014 was voor mij een zeer speciaal jaar, Ik heb een groot werk naar volle tevredenheid afgerond.. Ik ga werken aan de vormgeving van het logboek.

Transcriptie:

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 1 21 e jaargang nummer 4 september 2004 POECILIA NIEUWS is een uitgave van POECILIA NEDERLAND, werkgroep levendbarende tandkarpers en verschijnt zes maal per jaar. Leden van Poecilia Nederland ontvangen het blad na overmaking van de contributie op gironummer 2758856 t.n.v. penningmeester POECILIA NEDERLAND te Vlijmen. De contributie bedraagt 25,- per jaar. Contributie voor een jeugdlid (tot 16 jaar), alsmede vanaf 30 juni in een lopend boekjaar bedraagt 12,50. Administratiekosten bij inschrijving als lid bedragen 2,50. Overname van artikelen is, behalve voor buitenlandse zusterverenigingen, alleen mogelijk na toestemming van de redactie. Bestuur: Voorzitter: Kees de Jong Koperslager 92 1625 AM Hoorn Tel. 0229.246458 Secretaris: Wouter van Veldhuizen Wedderstraat 4 9541 EE Veele Tel.: 0599.312130 Penningmeester/lay-out: Herman v.d. Kooy Gounodlaan 37 5251 EW Vlijmen Tel.: 073.5113790 Postbankno.: 2758856 t.n.v. penningmeester Poecilia Ned. te Vlijmen Guppencoördinator/Vice voorzitter: Rob Altorf Kattenbosch 124 5243 SK Rosmalen Tel.: 073.5236616 Redactie: Jan de Moree Onyxdijk 127 4706 LR Roosendaal Tel. 0165.543298 Inhoud: Van de voorzitter pag. 2 Ledenvergadering pag. 3 Van de redaktie pag. 4 Vraag en aanbod pag. 5 Kleurenfoto s pag. 6 De zwaarddrager wildvormen pag. 8 Morelia pag. 18 Goodeiden in de natuur pag. 21 Een kijkje in de keuken pag. 24 Het voeren van infusie pag. 27 Poecilia Nederland is ook op internet aanwezig, zie: www.poecilia.nl en op http://members.tripod.lycos.nl/poecilia/ index.html Artikelen indien mogelijk in Wordformaat naar: hermanvanderkooy@home.nl.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 2 Van de voorzitter H oewel de temperaturen nog erg hoog zijn zit voor de meesten onder ons de zomervakantie er al weer op. Dit houdt in dat ook de bijeenkomsten van Poecilia weer plaats gaan vinden. Dit boekje kondigt de bijeenkomst van 18 september aan. Meestal is de vergadering van september de beste mogelijkheid om weer nieuwe vissen te bemachtigen. Veel mensen hebben tijdens de zomermaanden veel nakweek gekregen en willen hiervan graag enkele dieren afstaan. Als je een soort graag wil hebben is het verstandig om de visregistratie er nog eens op na te slaan. Veel soorten zijn bij leden aanwezig en praktisch iedereen zal met plezier enkele vissen afstaan aan een geïnteresseerde liefhebber. Wil je dus zeker zijn dat een bepaalde soort aanwezig is, dan is het verstandig om het initiatief hiertoe te nemen. Vangen en verpakken van vissen is toch altijd een werk en als dan ook de kans aanwezig is dat niemand in een bepaalde soort is geïnteresseerd, zullen kwekers minder snel iets meenemen. Dat een goede visregistratie voor bovenstaande aanpak van belang is, zal iedereen duidelijk zijn. Vergeet niet om deze dus ook regelmatig bij te werken. Zeker met behulp van Internet is het erg eenvoudig om dit te doen. Voor de digibeten onder ons is het mogelijk om de informatie op papier aan MARC VAN DRIESSEN te verstrekken. Helaas is er de laatste tijd wat minder nieuws van de guppenkwekers te melden. Poecilia Nederland heeft hier zo langzamerhand een traditie waarbij het alles of niets lijkt. Af en toe lukt het weer één van onze leden om hoog te scoren bij de internationale shows, maar daarna blijft het weer een tijdlang rustig. Jammer dat we daar niet meer continuïteit in kunnen brengen. De mogelijkheden die de guppenkweek biedt, loont een inspanning over meerdere jaren zeker en volgens mij is er in onze vereniging voldoende kennis aanwezig om het hoge niveau over een langere termijn vast te houden. Overigens merk ik wel dat het voor veel buitenlandse kwekers zo belangrijke competitie element bij ons niet zo aan slaat en dat heeft soms ook wel zijn voordelen. Ik hoop iedereen weer te zien op onze bijeenkomst op 18 september en ga er van uit dat de temperaturen dan wat lager zijn dan op het moment van schrijven van dit stukje (begin augustus). Kees de Jong

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 3 Ledenvergadering Het bestuur nodigt leden en belangstellenden uit voor de bijeenkomst op: Zaterdag 18 september 2004 In de Twee Marken, Trompplein 5, Maarn Aanvang: 12.30 uur. Agenda: 1. Welkom en opening 2. Ingekomen en uitgaande post 3. Verslag ingekomen morelia 4. Uitvoering boekje 5. Visregistratie 6. Pauze en verloting 7. Visbeurs 8. Rondvraag 9. Lezing Klaus Schneider 10. Sluiting Op onze bijeenkomst zal een lezing door Klaus Schneider worden gehouden. In deze voordracht zal Klaus vertellen over zijn reis naar Cuba. Dit eiland is bij liefhebbers van levendbarenden vooral bekend vanwege de soorten uit het genus Girardinus, waarvan G. metallicus zonder twijfel de bekendste soort is. Af en toe duiken er ook andere soorten uit dit genus op en het wordt telkens meer duidelijk dat de huidige systematiek nog wel eens iets aan duidelijkheid te wensen laat. Van veel soorten zijn verschillende kleurvormen bekend. Dit is al lang bekend bij G. metallicus waarvan we de zwartbuik en de normale kleurloze vorm kennen. Ondertussen is een zwarte tekening in verschillende varianten ook al bekend bij soorten als G. falcatus (zwarte rug) en G. denticulatus (zwarte vlekken). Klaus zal op deze nieuwe variëteiten ingaan en daarnaast ook nog informatie geven over dit fascinerende land. Kortom een lezing over onderwerpen waarover niet vaak informatie wordt verstrekt. Zeker de moeite waard. Ik hoop dan ook veel geïnteresseerde leden te kunnen verwelkomen (Kees).

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 4 Van de redaktie H et is voorstelbaar dat sommige leden dit nummer van Poecilia Nieuws een beetje aan de droge c.q. wetenschappelijke kant vinden met de artikelen over zwaarddragers, Morelia en het reisverslag. Anderen zullen een en ander heel interessant vinden, de zwaarddrager is n.l. een boeiende vis en we willen graag weten wat er met onze donatie aan Morelia gebeurt, het is fijn om te lezen hoe de stand van zaken in Mexico is nu er van de eigen groep al twee jaar geen leden daar geweest zijn. Overigens publiceren we graag voor elck wat wils, dus pak gewoon de pen of kruip achter je P.C. en schrijf over onze mooie hobby. Uitwisseling Jan Klungers vraagt of er mensen geïnteresseerd zijn in een uitwisseling van levendbarenden met hobbyisten uit Tsjechië. Eén van hen reist af en toe naar zuid- en midden Amerika en. naar Nederland. Xiphophorus nezahualcoyotl Zij hebben dus geregeld nakomelingen van recente wildvang en ook contact met ons land. Zij zoeken momenteel Xiphophorus nigrensis, Xiphophorus clemenciae en Xiphophorus nezahualcoyotl. (Santa Anita). Zelf hebben zij b.v. Brachyrhaphis rhabdophora (Costa Rica 2003) en Jenynsia (Uruguay). Informatie en coördinatie: Jan Klungers 0570-523837 of j.klungers@planet.nl. Kopij voor het laatste nummer van 2004 dient uitelijk 1 oktober a.s. bij het redaktieadres te zijn. Volgende bijeenkomst 13 november a.s.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 5 Vraag en aanbod Geen gemakkelijker manier om een soort te bemachtigen of aan te bieden, toch is de belangstelling gering. Kom op Poecilialeden. Vraag: Hans Lobrecht vraagt of iemand voor hem op de volgende bijeenkomst in september een portie grindal-wormpjes mee kan brengen. Aanbod: Leo v.d. Meer, tel. 020-6337465 Skiffia multipunctata Xiphophorus xiphidium Xenotoca variata Johan v.d. Wind, tel. 055-5414798 Neoheterandria cana Neoheterandria elegans Girardinus metallicus (zwartbuik) Cnesterodon decemmaculatus Endler guppen Phalloceros caudimaculatus reticulatus en anderen, zie lijst. Jan de Moree, tel. 0165-543298 Ataeniobius toweri (Lago del Creda 2002) Allodontichthys tamazulae (Rio Tamazulae 2000) Allotoca dugesi (Colonial Guadalupe 2000) Ameca splendens (Rio Teuchitlan 2000) Ilyodon cortesae (nieuw, Rio Tacambaro 2002) Ilyodon whitei (Rio Tamazula 2000) Skiffia biliniata (Colonial Guadalupe 2000) Skiffia francesae (A.S.) Skiffia multipunctata (Rio Camecuaro 2000) Xiphophorus maculatus (Belize 2003) Xiphophorus malinche (Rio Claro 2002) Xiphophorus variatus (Rio Axtla) Xiphophorus variatus (Rio Coy) Xiphophorus xiphidium (Rio Salto) Xenotaenia resolanae (Rio Cuzalapa 2000) Xenoophorus captivus (Jesus Maria 2002) Xenotoca San Marcos (Granja Sahuaripa 2000) Xenotoca variata (Jesus Maria)

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 6 Xiphophorus clemenciae Familie: Poeciliidae Nederlandse naam: Gele zwaarddrager Grootte: 4 6 cm., exclusief zwaard van de mannen. Verspreiding: Rio Sarabia systeem Verzorging en kweek: Niet gemakkelijk, 24 C, veel klein levend voer en groenvoer. Regelmatig water verversen Bijzonderheden: Niet vaak verkrijgbaar. Het verschil met X. helleri is niet zo groot. Flexipenis vittatus Familie: Poeciliidae. Nederlandse naam: geen. Grootte: 4 6 cm. Verspreiding: Rio Panuco systeem, waar we ze vingen bij het zwembad van het hotel en ook zuidelijker. Verzorging en kweek: Niet moeilijk, wanneer behandeld op de gebruikelijke wijze. Bijzonderheden: Voor zover bekend wordt de vis slechts gehouden door L. Couvreur. Een levendig visje, nauw verwant aan de Gambusia.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 7 Foto: E. Puerzl

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 8 De zwaarddrager wildvormen voor iedere aquariaan interessant H door Kees de Jong ECKEL beschreef in 1848 drie levendbarende tandkarpers uit Mexico waarvan er één later tot de bekendste en veel gehouden aquariumvissen zou gaan behoren. Een kenmerk van levendbarende tandkarpers is de bij de mannetjes tot geslachtsorgaan omgevormde aarsvin (het gonopodium). Dit kenmerk deed HECKEL besluiten om deze drie vissen als zwaarddragers te bestempelen en hij beschreef dan ook het genus als Xiphophorus en de soorten als X. helleri, X. bimaculatus (nu: Pseudoxiphophorus bimaculatus) en X. gracilis (nu: Poeciliopsis gracilis). De soort die als eerste werd beschreven (X. helleri) is tegenwoordig bekend als zwaarddrager. Het meest kenmerkende van deze soort is de verlenging van de onderste vinstralen van de staartvin bij de mannetjes en er wordt dan ook vaak aangenomen dat de naam zwaarddrager hier naar verwijst. De functie van het zwaard van de mannelijke zwaarddragers is onderzocht. Het blijkt dat mannetjes met een zwaard X. Cortezi, met zwaard de voorkeur bij vrouwtjes de voorkeur hebben boven collega s zonder zwaard. Ook vrouwtjes van de nauw verwante zwaardloze platy s of zwaarddragersoorten waarvan de mannetjes een kleiner of geen zwaard bezitten, hebben een voorkeur voor mannetjes met een groter zwaard. Het idee is dan ook dat de vissen uit het genus Xiphophorus een stamvader met een zwaard hadden. Voor sommige soorten weegt blijkbaar de verminderde kans op voortplanting niet op tegen de afname van het zwemvermogen en de grotere kans om door predatoren te worden opgegeten. Rond 1908 waren de eerste levende zwaarddragers beschikbaar voor de hobbyisten en vanaf dat moment zijn ze niet meer weg te denken uit de aquaria van vele liefhebbers. Het feit dat zowel de variabele natuurlijke populaties als de nauw verwante platy s (X. maculatus (GÜNTHER, 1866) en X. variatus (MEEK, 1904) eenvoudig met elkaar te kruisen bleken, had al snel tot gevolg dat er vele kleurvariëteiten beschikbaar kwamen. In latere jaren kwamen hier ook nieuwe vormen bij met een afwijkend

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 9 vinnenstelsel. In 1960 trof THELMA SIMPSON enkele zwaarddragers met hoge vinnen aan in de door haar gehouden stam. Het lukt haar om dit kenmerk te isoleren en daarna is de hoge rugvin door vele kwekers in zowel platy- als zwaarddragerstammen ingekweekt. De naam Simpson die wordt gebruikt voor deze hoge rugvin verwijst nog steeds naar THELMA SIMPSON. Een andere vorm die regelmatig wordt aangetroffen is de Lyra, die door de viskweker DON ADAMS is doorgekweekt. Hierbij zijn alle vinnen verlengd, dit heeft tot gevolg dat ook het gonopodium van de mannetjes enorm groot is. Hierdoor is het voor deze mannen niet mogelijk om vrouwtjes te bevruchten. Voor de kweek van deze vorm moet gebruik worden gemaakt van een vrouwtje met de Lyra-factor en mannetje met een normaal vinnenstelsel. Ongeveer 50% van de nakomelingen heeft dan weer de verlengde vinnen. De vele mogelijkheden die de zwaarddragers zowel qua kleur als vorm bieden hebben er toe geleid dat er in de hedendaagse aquariumwinkels alleen kweekvormen van de zwaarddrager worden aangetroffen en dat de wildvormen slechts door een kleine groep gespecialiseerde liefhebbers worden gehouden. Dit is op zich jammer, omdat er onder de wildvormen vele fraaie en interessante soorten zijn die relatief eenvoudig te houden zijn. Hoewel de kleuren meestal niet zo uitgesproken zijn als bij de kweekvormen, zullen de meeste soorten bij een juiste verzorging een fraaie kleur en/of tekening laten zien. De verzorging van de meeste wilde zwaarddragersoorten is relatief eenvoudig en een groot deel is geschikt voor een gezelschapsaquarium als er aan een aantal eisen wordt voldaan. Voordat ik een aantal soorten uit het genus zal bespreken, wil ik eerst een aantal eisen noemen, die voor de meeste soorten van toepassing zijn. Indien er een soort is die andere eisen stelt dan de algemene eisen, dan staat dit bij de desbetreffende soort vermeld. Zwaarddragers zijn omnivoren en het is van belang dat het voedselaanbod hierop wordt afgestemd. Droogvoer kan best een wezenlijk bestanddeel van het voedselaanbod vormen, maar een aanvulling in de vorm van levend- en/of diepvriesvoer is voor het gezond houden van zwaarddragers over een langere termijn noodzakelijk.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 10 Wanneer er in het aquarium algen voorkomen, zullen de zwaarddragers deze afgrazen op zoek naar aanvullend plantaardig en klein dierlijk voedsel. Aan de watersamenstelling worden geen extreme eisen gesteld. Middelhard water met een neutrale zuurgraad is goed. Het is wel van belang dat er regelmatig water wordt ververst. Een verslechtering van de waterkwaliteit heeft een grote invloed op de vitaliteit. De mannetjes hebben een balts waarvoor ze wel de nodige ruimte moeten hebben. Afhankelijk van de grootte van de soort moet het aquarium voor een groepje zwaarddragers minimaal 80 cm lang zijn. De balts, waarbij de mannetjes voor- en achteruit zwemmen is een uitermate interessant aspect van de zwaarddragers en ook in het aquarium is dit interessante gedrag goed waarneembaar. Bij de vele kweekvormen is dit gedrag vaak niet meer aanwezig. Het feit dat deze zijn ontstaan door soorten te kruisen is hier mede debet aan. De zwaarddragers worden vaak in twee verschillende groepen ingedeeld: 1) De zuidelijke of grote zwaarddragers. Het verspreidingsgebied van deze soorten omvat de stromen en meren aan de Atlantische kant van Mexico, Guatemala, Belize en Honduras. Binnen deze groep heeft een soort als de groene zwaarddrager (X. helleri) een verspreidingsgebied van ongeveer 1.100 kilometer lengte, terwijl een soort als X. signum ROSEN & KALLMAN, 1969 slechts in één deel van een rivier voorkomt. Deze groep omvat zes soorten, inclusief de recentelijk beschreven X. mayae MEYER & SCHARTL, 2002 en de goudkleurige uit het Catemaco meer afkomstige X. kallmani MEYER & SCHARTL 2003. 2) De noordelijke of kleine zwaarddragers. Deze zijn allen afkomstig uit het Rio Panuco stroomgebied aan X. montezumae de Atlantische kust van centraal Mexico. Een aantal van deze soorten is pas in 1990 beschreven. De bekendste soorten zijn X. cortezi (ROSEN, 1960) en X. montezumae JORDAN & SNYDER, 1901. Op dit moment behoren er negen soorten tot deze groep. Ook in de natuur komen natuurhybriden voor en dit heeft al vaak tot verwarring geleid bij het determineren van de vissen. Vooral deze soorten

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 11 kleinere zwaarddragers komen vaak samen in één biotoop voor. Hier worden vaak vruchtbare hybriden aangetroffen, wat het herkennen bijna onmogelijk maakt. Hieronder worden uit elke groep enkele soorten kort behandeld. Lezers die meer willen weten over deze interessante groep raad ik het uitstekende boek van DEREK en PAT LAMBERT aan. De eerste soorten behoren tot de zuidelijke of grote zwaarddragers en de laatste tot de noordelijke of kleine zwaarddragers. De groene zwaarddrager X. helleri HECKEL 1848 Dit is ongetwijfeld de bekendste zwaarddrager. De vele kweekvormen worden ook vaak onder deze naam aangeboden. In het grote verspreidingsgebied wordt de soort aangetroffen in zowel snelstromend als stilstaand water. Over het algemeen zijn de populaties die in snelstromend water voorkomen slanker van vorm dan de populaties uit stilstaand water. Ook qua kleur en tekening zijn zwaarddragers zeer variabel. De meest noordelijke populaties hebben een donkere lengtestreep op het lichaam en helemaal aan het zuiden van het verspreidingsgebied hebben de groene zwaarddragers rode onderbroken strepen. Ook de kleurtekening op het lichaam kan erg variabel zijn. Dit komt ook binnen een enkel biotoop voor. Zo kunnen in de Río Atoyac geheel blanke en meer of minder zwart gevlekte vissen voor. Ook kunnen er rode mannetjes worden aangetroffen. De tekening in de staartwortel kan per individu in één biotoop ook erg verschillen. In een aquarium is het bijna ondoenlijk om het complete scala aan kenmerken uit sommige biotopen vast te houden. Er vindt al snel een selectie plaats. De groene zwaarddrager heeft een groot aquarium met veel zwemruimte nodig. Wanneer dit het geval is, zullen de mannetjes hun interessante balts waarbij ze snel achteruit zwemmen, regelmatig uitvoeren. Mede door dit gedrag zijn de grote uitgegroeide vissen al snel goede blikvangers. Gezien de grote variatie in de natuur verdient het aanbeveling om te kiezen voor vissen uit één biotoop en op deze wijze zoveel mogelijk de natuurlijke kenmerken vast te houden.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 12 De kommazwaarddrager X. signum ROSEN & KALLMAN, 1969 Deze soort wordt slechts aangetroffen in de Río Chajmaic in Guatemala. Het meest opvallende kenmerk is het zwarte teken in de onderste stralen van de staartvin. Bij de mannetjes valt deze tekening samen met de zwarte band rondom het gele zwaard, bij de vrouwtjes is het goed zichtbaar. Een ander verschil met de groene zwaarddrager is de rugvin, deze is aan de achterkant lager dan aan de voorkant. Het lichaam is licht bruin van kleur en over het slanke lichaam loopt in de lengte een donkere bruine streep. De vrouwtjes hebben een drachtigheidsvlek. De mannetjes worden tot 7,5 cm lang, de vrouwtjes kunnen een lengte van 10 cm bereiken. De kommazwaarddrager is eenvoudig te houden en de verzorging is gelijk aan die van de groene zwaarddrager. Een watertemperatuur van 22 C is voor deze soort voldoende. Hoewel er geen kruisingen tussen deze en andere soorten bekend zijn, is het niet verstandig om de soort met een andere zwaarddrager te houden. De jongen zijn nauwelijks te onderscheiden van die van andere soorten en dit leidt bij het uitvangen al snel tot verwarring. De gele zwaarddrager X. clemenciae ALVAREZ. 1959 De kleinste soort uit de groep van de grote zwaarddragers is tevens de fraaiste soort. De volgroeide mannetjes hebben een blauw paarse glans op het lichaam, met twee tot vier uit puntjes bestaande rode strepen lopen. Ook in de staartwortel bevinden zich enkele rode punten. Het relatief korte zwaard van de mannetjes is geel met de bekende zwarte zoom. De soort heeft een geringe verspreiding in de bovenloop van de Río Sarabia en enkele stroompjes in de omgeving. Hier komt de soort soms samen met o.a. de groene zwaarddrager voor. De verzorging en kweek is niet altijd even eenvoudig. Een temperatuur van boven de 22 C kan al snel leiden tot sterfte onder met name de volwassen dieren. Daarnaast dient het water van een goede kwaliteit te zijn en is het noodzakelijk om regelmatig een groot deel van het water te verversen.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 13 Als het goed gaat, zal deze zwaarddrager zich snel voortplanten. Per worp kunnen er ongeveer dertig jongen worden geboren en indien er voldoende schuilplaatsen aanwezig zijn, zal er altijd een aantal overblijven. De Maya-zwaarddrager X. mayae MEYER & SCHARTL 2002 Deze in 2002 beschreven zwaarddrager was al enige tijd onder de naam Xiphophorus PMH in de hobby bekend. ROSEN had reeds het vermoeden dat het om een zelfstandige soort ging, maar kon dit op dat moment niet aantonen. Onderzoek van MEYER & SCHARTL maakte echter duidelijk dat het inderdaad om een zelfstandige soort binnen het genus gaat die het meest nauw verwant is met de in dit artikel reeds eerder genoemde kommazwaarddrager. Deze fraaie hoge zwaarddrager met duidelijk herkenbare rode strepen is eenvoudig te houden en stelt geen bijzondere eisen. Gezien het formaat dat deze soort kan bereiken is een ruim aquarium noodzakelijk. De volgende in dit artikel besproken soorten behoren tot de noordelijke of kleine zwaarddragers. De Cortez-zwaarddrager X. cortezi ROSEN, 1960 De Cortez-zwaarddrager heeft een redelijk groot biotoop in het Panucostroomgebied. Hier komt de soort voor in snel stromende rivieren met een rotsachtige bodem. Zowel de mannetjes als de vrouwtjes hebben een nettekening op het lichaam. De mannetjes hebben een kort zwaard en een grotere rugvin dan de vrouwtjes. Afhankelijk van de populatie zijn de rug- en staartvin van de mannetjes geel of blauw gekleurd en hebben beide geslachten op het lichaam en in de rugvin meer of minder zwarte vlekken. Deze soort wordt reeds jarenlang ingevoerd en blijkt goed en eenvoudig te houden en te verzorgen. Ook in een gezelschapsaquarium voelt deze soort zich thuis. De mannetjes vormen een territorium en verdedigen dit tegen de andere mannetjes. Wanneer het aquarium niet erg groot is, zullen er slechts enkele of zelfs maar één mannetje zich volledig ontwikkelen. In een groter aquarium vanaf 100 cm lengte hebben meer mannetjes de gelegenheid om zich gelijktijdig volledig te ontwikkelen. Wanneer de mannetjes in een goede conditie zijn, hebben ze op het lichaam enkele donkere dwarsbanden. De kweek is eenvoudig en in een goed beplant aquarium zal er altijd een aantal jongen uitgroeien. Een

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 14 temperatuur van rond de 22 C is ook voor deze soort voldoende. Lagere temperaturen worden zonder problemen verdragen. De Nezahuacoyotl-zwaarddrager Xiphophorus nezahualcoyotl RAUCHENBERGER, KALLMAN & MORIZOT, 1990 De vijf centimeter grote soort is afkomstig uit het noordelijke deel van het Panuco-stroomgebied. Hier komt deze soort ook wel samen voor met het bekende platy Xiphophorus variatus en er zijn dan ook natuurhybriden tussen deze twee soorten bekend. Hoewel deze soort redelijk recent is beschreven, was ze reeds lange tijd onder de naam X. montezumae in de hobby aanwezig. In oudere literatuur kan de Nezahuacoyotl-zwaarddrager ook nog vaak onder de naam X. montezumae worden aangetroffen. In tegenstelling tot deze soort heeft de Nezahuacoyotl-zwaarddrager zigzag strepen over het lichaam, een korter zwaard en een hogere lichaamsvorm. De tekening is erg variabel, fraaier gekleurde individuen hebben een blauwe glans met zwarte vlekken. Aangezien deze soort afkomstig is uit een lager gelegen gebied is een iets hogere temperatuur van rond de 24 C gewenst. De verzorging en kweek is eenvoudig en is vergelijkbaar met die van de Cortez-zwaarddrager. De mannetjes hebben geen sterke drang tot het vormen van een territorium, waardoor het mogelijk is om meerdere volgroeide mannetjes in één aquarium te houden. De Montezumazwaarddrager X. montezumae JORDAN & SNYDER, 1901. Deze soort is afkomstig uit het noordelijke stroomgebied van de Río Santa Maria, die een onderdeel van het Río Panuco stroomgebied vormt. Het meest opvallende kenmerk van deze soort is het lange zwaard van de mannetjes. Van alle zwaarddragers heeft deze soort relatief het langste zwaard. De tekening is erg variabel en afhankelijk van de populatie bevinden zich meer of minder vlekken op het lichaam. De rugvin van de mannetjes is groter dan die van de vrouwtjes en bevat meestal zwarte vlekken. De zeer aantrekkelijke Montezuma-zwaarddrager kan het beste in een groep worden gehouden. Hoewel de soort niet erg vruchtbaar is, blijven er zeker in een goed beplant aquarium voldoende jongen over om de vissen te vermeerderen. Het zijn goede zwemmers die een ruim aquarium van minimaal 110 cm met een goede randbeplanting nodig hebben om goed tot hun recht te komen.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 15 Een afwisselend dieet en een regelmatige waterwisseling is voor deze soort van belang. Xiphophorus multilineatus RAUCHENBERG, KALLMAN & MORIZOT, 1990. Deze soort is reeds geruime tijd in de hobby bekend, maar in oudere literatuur wordt hij Xiphophorus nigrensis ROSEN, 1960 genoemd. X. multilineatus wordt alleen in de Río Coy in het Panuco-stroomgebied in Mexico aangetroffen. Meest opvallende kenmerk zijn de zwarte dwarsbanden. Van de soort zijn drie verschillende types mannetjes aanwezig, van zeer kleine, zonder opvallende secundaire geslachtskenmerken, tot hoog gebouwde exemplaren met een zwaard tot 50% van de lichaamslengte en een prachtige blauwe glans. Er zijn ook aquariumpopulaties waarin doorgeselecteerd is op de grote mannetjes en waarin de minder aantrekkelijke vormen niet meer voorkomen. De ervaringen met betrekking tot de kweek van deze fraaie soort verschillen nogal eens. Over het algemeen gedijt X. multilineatus het beste in een wat ruimer aquarium vanaf 70 cm lengte dat voorzien is van groepen planten die als schuilplaats kunnen dienen. Het verdient aanbeveling om regelmatig een deel van het water te verversen. De kweek en verzorging gaat het eenvoudigst in een groep van minimaal acht dieren. De mannetjes kunnen dan hun agressiviteit over meerdere concurrenten verdelen en dit komt de kweek ten goede. De dwergzwaarddrager Xiphophorus pygmaeus HUBBS & GORDON, 1963. Eén van de kleinste soorten, zoals de naam reeds aangeeft, waarvan de vrouwtjes tot maximaal 4 cm lang worden. De mannetjes blijven ongeveer een ½ cm kleiner. Meest opvallend is de zwarte lengtestreep over het lichaam. De grondkleur is over het algemeen geel wit, maar er zijn ook populaties bekend waarvan de mannetjes goudkleurig zijn. De mannetjes hebben een zeer kort zwaardje wat soms nauwelijks als zodanig herkenbaar is. Overigens lijken de mannetjes van deze soort erg op het

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 16 kleine type mannetjes van Xiphophorus multilineatus. De vrouwtjes hebben een drachtigheidsvlek. De soort komt onder andere uit de snelstromende Río Axtla waar ze zich in de bijna stilstaande delen ophoudt. Het dus niet nodig om een aquarium met veel stroming voor deze soort in te richten. Een te hoge temperatuur is, zeker over een langere periode, schadelijk voor deze soort. Een temperatuur van rond de 22 C is voldoende. Bij voldoende voeding en voldoende schuilplaatsen voor de net geboren jongen is het niet nodig om de vrouwtjes apart te zetten. Ik hoop dat ik door bovenstaande korte beschrijvingen heb aangetoond dat er binnen het genus Xiphophorus veel meer zwaarddragers voorkomen dan de algemeen verkrijgbare kweekvormen van de groene zwaarddrager. Praktisch alle wilde soorten zijn op dit moment bij gespecialiseerde hobbyisten aanwezig en zeker de moeite van het houden en kweken waard. Literatuur GORDON, M. & AXELROD, H. (1968) Swordtails for the advanced hobbyist T.F.H. Publications JONG, K. DE (1986) Xiphophorus cortezi, de Cortezi zwaarddrager (ROSEN, 1960) Poecilia Nieuws (5): 65-67 JONG, K. DE (1995a) De kommazwaarddrager, Xiphophorus signum ROSEN & KALMAN Poecilia Nieuws (1): 5-10 JONG, K. DE (1995b) De Montezuma-zwaarddrager Poecilia Nieuws (3): 49-54 JONG, K. DE (1997) Een fraaie kleine zwaarddrager Xiphophorus clemenciae ALVAREZ, 1959 Poecilia Nieuws (5): 84-89 JONG, K. DE (1998) De zwaarddrager Poecilia Nieuws (6): 97-101 JONG, K. DE (1999) Het Atoyac zwaardplaty (Xiphophorus andersi, MEYER & SCHARTL 1979) Poecilia Nieuws (3): 55-61 LAMBERT, D. & LAMBERT, P. (1995) Platies and swordtails An aquarist s handbook Blandford NYARI, L. (2002) Mijn ervaringen met Xiphophorus pygmaeus (HUBBS & GORDON, 1943) Poecilia Nieuws (4): 59-60 ROSEN, D. (1960) Middle-American Poeciliid fishes of the genus Xiphophorus Bulletin of the Florida State Museum (4): 58-242 SANDE, C. VAN DE (1996) Xiphophorus multilineatus RAUCHENBERGER, KALLMAN & MORIZOT, 1990 Poecilia Nieuws (2): 38-41

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 17 Toevoeging redaktie T er completering kan bij de zuidelijke zwaarddragers nog de X. alvarezi worden genoemd. Het verschil met de X. helleri wordt aangetoond met het aantal vinstralen en schubben in de lengterichting. Deze soort wordt aangetroffen in het zuiden van Mexico (Palenque) en in Guatamala (Rio Candelaria Yalicar). Deze prachtige vis heeft 3 à 4 lengte strepen en een blauwe glans over het gehele lichaam. Op X. Alvarezi de rugvin bevinden zich rode punten. Ludo Couvreur heeft een rode en een gele vorm en is naar eigen zeggen, eindelijk succesvol met de kweek. Van de noordelijke, zwaarddragers kunnen nog worden genoemd: Xiphophorus birchmanni, deze soort heeft slechts een minizwaardje van 1 à 2 mm. Vooral de mannen kunnen uitgroeien tot ca. 6 cm. en krijgen dan een unieke chocolade-bruine kleur. De rugvin kan fors uitgroeien en is dan geel met donkere stippels. We hebben de vis gevangen in 2002 in de Rio Claro en wordt door enkele leden gehouden zonder dat het kweken tot nu toe erg succesvol is. Mijn eigen groepje is erg gevarieerd in uiterlijk. Dit geeft voedsel aan de gedachte van hybridisering in de natuur met: Xiphophorus malinche, gevangen in dezelfde rivier met ook nog de pseudo X. bimaculatus. De X. malinche laat zich bij de mannetjes gemakkelijk onderscheiden van de X. birchmanni door het duidelijke bezit van een recht zwaard. Tevens het verschil met de X. cortezi, die een gedraaid zwaard heeft. Bij een dominante man van de X. malinche zijn de verticale streepjes zeer duidelijk aanwezig. Er zijn nog wel meer kleine verschillen die zichtbaar worden als beide soorten gezamenlijk worden gehouden zodat een goed vergelijk mogelijk is. Bij de vrouwtjes van deze drie soorten zijn de verschillen nog veel moeilijker te zien, daar zou echter weer een duidelijk verschil zijn in de grootte van de pasgeboren jongen. De X. birchmanni zou minder maar wel veel grotere jongen krijgen.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 18 De X. malinche wordt door enkele leden gehouden ook met vanuit Tsjechië geïmporteerde dieren. De voortplanting gaat iets minder moeilijk, het is zeer de moeite waard beide soorten nader te bestuderen en er over te publiceren. De X. nigrensis is dit jaar reeds in ons blad beschreven, ook bij deze soort wordt weer duidelijk dat het met F3-4, etc. steeds moeilijker kweken wordt. De X. continens zwemt helaas nog niet in de Poecilia -aquaria. Hopelijk komt daar nog eens verandering in. De soort lijkt veel op de X. pygmaeus maar kan een miniem zwaardje dragen. Ook is in de staartvin een zwarte stip zichtbaar in tegenstelling tot de X. pygmaeus. Deze vis zwemt in de Rio Ojo Frio en het Rio Panuco bekken. Universidad Michoacana de San Nicolas de Hildalgo O Facultad de Biologia, Laboratorio de Biologia Acuatica y acuacultura Proyecto de Conservacion de Peces Mexicanos p verzoek heeft Omar Dominquez ons een overzicht gezonden van de werkzaamheden en kosten in het kader van bovengenoemd project. Het zal duidelijk zijn dat een en ander zich veel breder ontwikkelt dan het Goodeidenproject. Om iedereen inzicht te geven in de uitgevoerde werkzaamheden t.b.v. bovenvermeld project en de daaraan verbonden kosten volgt hieronder een gedeeltelijke opsomming van de start in 1999 tot en met 2004 (gedeeltelijk in voorbereiding). Laboratorium van Morelia

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 19 Materiaal etc. Opbouw laboratorium, expedities, voedsel, etc. Aanschaf van 160 aquaria, stellingen en toebehoren. Een blower t.b.v. luchtverversing, 14 plastic badjes voor de Artemiakweek, constructie van drie folievijvers. Bouw van een experimenteel recirculatiesysteem voor 10.000 liter water en drie pompen. Drie grote netten, aanschaf computer, plastic planten, hydrografische kaarten van het centrale hoogland. Bouw van een kas t.b.v. Artemia cultuur, aanschaf van 27 wetenschappelijke boeken, een vrieskast en de bouw van een veiligheidssysteem rondom de buitenvijvers. Aanschaf van een generator voor electrofishing, een onderwater videocamera, waterpompen etc. etc. Expedities 1999 Veldtrip naar Durango, San Luis Potosi en Michoacan (15 soorten gevangen). 2000 Idem naar Durango, San Luis Patosi, Jalisco, Mexico en Michoacan met deelname van enkele Poecilia leden (20 soorten gevangen) 2001 Idem naar Jalisco, Michoacan, Guerrero en State of Mexico (5 soorten gevangen) 2002 Idem naar Panuco systeem en Michoacan, ook weer met enkele Poecilia leden (7 soorten gevangen). 2003 Idem naar Nayarit, Jalisco en Michoacan (17 soorten gevangen) 2004 In voorbereiding naar Nayarit, Jalisco, San Luis Potosi, Colima en Michoacan. (17 soorten staan op het programma). Onderzoek Conserveringsprogramma s, historische verspreiding van de Goodeiden, reproductieonderzoek van Skiffia lermae en Zoögoneticus quitzeoensis, voortplantingsprogramma in gevangenschap. Voedselgewoontes van Allotoca dugesi, Skiffia Skiffia multipunctata multipunctata en van Allotoca meeki in het wild. Onderzoek biodiversiteit van het Lermabekken. Voedselgedrag van de juvenielen van

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 20 Zoögoneticus tequila en van Skiffia francesae. DNA onderzoek van Goodeiden. Integraal onderzoek conservering Zacapumeer. Beschrijving van drie nieuwe Goodeiden, voedselstrijd tussen Zoögoneticus tequila, Poecilia mexicana (uitgezet) Ameca splendens en Goodea atripinnis. Genetische en morfologische differentiatie van Goodeiden in de Tamazula rivier en tenslotte de systematiek van het geslacht Allotoca. Een indrukwekkende lijst, waarvan wij in de toekomst hopen te mogen publiceren. Visdonaties Hoewel niet een echt doel zijn er vanwege de kweek in het aqualab vissen beschikbaar voor anderen, zoals voor: Het Conserveringsinstituut van de staat Guanajuato. De universiteit van Morelos. De Zoo van San Luis Potosi. Het aqualab. van de Fesunam universiteit. De Zoo van Morelia. De universiteit van Nuevo Leon. De universiteit van Saint Andrews. Europese en Amerikaanse aquaristen. Begroting Skiffia francesae Het is nu wel duidelijk dat er veel nuttig wetenschappelijk werk wordt gedaan. Voor 2004 is er een begroting van 163.000 pesos. Het hangt van de sponsoren af of het voorgestelde programma kan worden uitgevoerd. Wanneer men bereid is ons jaarlijks op de hoogte te houden dan zal het zeker nuttig zijn dat Poecilia het project blijft steunen. Het zou stimulerend kunnen zijn wanneer we aan een concreet onderdeel onze steun zouden kunnen geven. Aansprekend zijn het Teuchitlan project (dit jaar 4500) en het Tamazula project ( 1500). Iets voor de vergadering in september. Jan de Moree

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 21 Goodeiden in de natuur, stand van zaken, januari 2004 door John Lyons, University of Wisconsin Zoological Museum, Madison, met toestemming van de auteur vertaald door Marc Van Driessen V an 7 tot 17 januari 2004 nam ik deel aan een wetenschappelijk onderzoek van het visbestand in de bronnen, stromen en rivieren van een groot deel van centraal Mexico. Dit veldwerk had meerdere doelstellingen, en concentreerde zich op de verscheidenheid van de soorten, met inbegrip van de catostomiden (verwanten van het geslacht Scartomyzon), de cypriniden (de geslachten Aztecula, Algansea, Hybopsis, en Yuriria), de lampreys (Lampetra geminis), en de goodeiden. Hieronder vat ik de observaties van de goodeiden samen. Lago Mayor, Chapultepec Park, México, D.F. Ik kwam op 7 januari laat in Mexico City aan. De volgende ochtend bemonsterde ik samen met Norman Mercado-Silva, van de Universiteit van Wisconsin-Madison, en Andrés Martinez-Aquino, van de Universidad Nacional Autónoma de México (UNAM), México, D.F. een klein meer in het Chapultepec park in Mexico-City, op zoek naar Girardinichthys viviparus. Deze goodeide is endemisch in de Valle de México, het artificieel afzetbassin waarin Mexico City gelegen is. Girardinichthys viviparus is kritisch bedreigd, en is momenteel gekend van slechts drie vindplaatsen: de meren van het Chapultepec park, het Lago de Xochimilco dat op de zuidelijke rand van Mexico City gelegen is, en een kleine bron die verbonden is met de Río Tula, in de aangrenzende staat Hidalgo, ten noorden van de Valle de México. De populaties van G. viviparus van het Lago de Xochimilco en van de Río Tula bron zijn schijnbaar klein, terwijl de grootte van de Chapultepec populatie niet gekend is. Het Lago de Xochimilco is één van de laatste resten van de omvangrijke, ondiepe, natuurlijke meren die eens een groot deel van de Valle de México overdekten. Het meer wordt zwaar belast en verontreinigd, en bevat een beperkte vissenpopulatie. Nochtans, in de loop van de laatste 15 jaar zijn er toenemende inspanningen geleverd om de milieukwaliteit van dit meer te herstellen. De Río Tula populatie van G. viviparus behoort niet tot de natuurlijke populatie van soorten, het lijkt er op dat het om een vrij recente kolonisatie gaat. Op het einde van de negentiende eeuw werd een kanaal gegraven tussen de Valle de México en de Río Tula (die deel uitmaakt van het Río Pánuco bassin, dat in de

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 22 Golf van Mexico uitmondt) om de meren van de Valle de México te draineren. Girardinichthys viviparus gebruikte vermoedelijk dit kanaal, om de bron te bereiken, in tijd niet langer dan 100 jaar geleden. Chapultepec De Río Tula wordt nu belast met grote volumes water van slecht werkende rioleringen, en met industrieafval, zodat er geen vis meer in kan leven, en zodat de bron populatie volledig geïsoleerd is van de Valle de México. Het Park van Chapultepec is een groot en mooi park in het hart van de México stad, enigszins gelijkend op het Central Park in New York stad. Het bevat een aantal kleine meren of vijvers, elk een paar hectaren groot. Zij blijken alle kunstmatig te zijn, met steile, recht afgewerkte kanten, en met kanalen en pompen om hun waterniveau te controleren. Nochtans liggen zij vermoedelijk op de plaats van de vroegere natuurlijke vijvers en het originele moerasland. De waterkwaliteit is slecht. Hun steile, gladde wanden maken vissenbemonstering moeilijk. Wij konden het grootste meer bemonsteren, het Lago mayor, gelegen aan de andere kant van de straat van het beroemde Nationale Antropologische Museum (19 25 ' 21,1" N; 99 11' 2,7" W). Dit meer heeft een afgebakend gebied voor bootverhuur, en daar was het water ondiep genoeg om er een net door te trekken (zie foto). Wij sloegen het net uit over twee korte stroken, zo ongeveer 50 m 2 in totaal, en vingen meer dan 150 G. viviparus samen met ongeveer 100 Goodea atripinnis. Wij verzamelden ook verscheidene individuele G. viviparus in een val gemaakt van een één liter sodafles waarin een gat was gemaakt, met wat brood als lokaas. Dit type van val wordt algemeen gebruikt door kinderen om jonge goodeiden te vangen in het Chapultepec park. Veel gevangen vissen worden gehouden als huisdier, of opgegeten.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 23 Het grootste deel van de G. viviparus die wij vingen had een opgezwollen buik vol met parasitaire wormen. De populatie van het Lago Mayor is vermoedelijk vrij groot, ondanks de kunstmatige habitatvoorwaarden, de slechte waterkwaliteit, en zware parasietenlast. Dit is aanmoedigend gezien de zeldzaamheid van de soort. Nochtans bezet de Chapultepec populatie slechts een kleine geïsoleerde habitat en is nauwelijks veilig te noemen. Deze zou snel kunnen verkleinen, of zelfs worden geëlimineerd als, bijvoorbeeld, de meren voor onderhoud zouden worden gedraineerd. De Mintzita bron, Michoacán Na het bemonsteren van het Lago Mayor hadden wij een afspraak met Guillermina Cabañas-Carranza van UNAM en Dr. Hank Bart en Teken Clements van de Tulane Universiteit, New Orleans, en toen begon de expeditie pas echt. Wij verlieten Mexico City nog diezelfde avond, en vertrokken naar het westen, naar Morelia. Daar kwamen wij pas laat aan op die 9 de januari, na onderweg nog twee biotopen met niet-goodeiden bemonsterd te hebben. Op de tiende januari ontmoetten wij professor Martina Medina-Nava van de Universidad Michoacana de San Nícolas de Hidalgo (UMSNH), Morelia, en drie van haar studenten. Samen bemonsterden wij eerst de Río San Marcos, Michoacán, in een kleine beboste canyon onder de waterval van Chiquimitio (19 47 ' 56,4" N; 101 14 ' 45,9" W), op zoek naar de inheemse soorten Scartomyzon austrinus en Lampetra geminis. Deze rivier was niet onmiddellijk een geschikt goodeiden habitat: 5 m breed, 0,5 tot 1,2 meter diep, met een grint- en keibodem, met een zeer steile oever, en bovendien met snel stromend water. Nochtans, bij middel van electroshocking vingen wij over een lengte van 120 meter 5 exemplaren van Goodea attripinis, samen met 18 L. geminis, 60 S. austrinus, en 7 Aztecula sallei (Cyprindae, inheems). Na een late lunch hadden wij een korte ontmoeting met professor Omar Domínguez-Domínguez, die verantwoordelijk is voor het behoud van de goodeiden en de verzorging van de gevangen vissen op de UMSNH. In de late namiddag bezochten wij nog de bronnen van La Mintzita, ongeveer 20 km ten zuidwesten van Morelia (19 38 ' 52,3" N; 101 16 ' 13,0" W), één van de belangrijkste resterende goodeiden vindplaatsen in centraal México. Wordt vervolgd.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 24 Een kijkje in de keuken H door Johan van der Wind oe plaats ik 10 aquaria in een tweekamer appartementje, zonder dat je het gevoel krijgt in een aquariumwinkel te wonen? Dat was de vraag die ik mijzelf vorig jaar stelde. Inmiddels stonden er al aquaria met levendbarenden op verschillende plaatsen in de slaap- en woonkamer. En het aantal bakken moest natuurlijk nodig uitgebreid worden. Ik moest op zoek naar een oplossing om met zo min mogelijk ruimtebeslag toch wat aquaria te kunnen plaatsen. Eigenlijk wilde ik alle aquaria bij elkaar hebben staan. Ook moest de verzorging wat handiger kunnen, zonder steeds het hele huis door te moeten sjouwen met emmers water. De oplossing vond ik in het keukentje. Ik heb een L-vormige woonkamer, met in de L-punt de open keuken. Aan de rechterkant zit het aanrecht met de kastjes. Als je aan de linkerkant de mooie grenen kast met boerenbont servies weg dacht, en voor het gemak ook meteen maar even een cvradiator, dan was naast de koelkast precies voldoende ruimte voor een stelling. Op de betonnen vloer liggen plavuizen. Vlakbij het aanrecht. Een ideale plaats dus! Zo gezegd zo gedaan. Nadat er ruimte was gemaakt, heb ik de stelling gebouwd. Het is een stevige metalen stelling geworden, die ook wel in magazijnen wordt gebruikt. Het voordeel hiervan is, dat hij als bouwpakket te krijgen is, flexibel is in te richten qua hoogte, en bovendien vooral heel erg stevig is. Een nadeel van zo n metalen stelling is, dat de liggers in het midden enkele millimeters doorbuigen. Als je slechts één aquarium in het midden zet, is dat geen enkel probleem. Wanneer je op één ligger meerdere aquaria wilt zetten, zie je dat de aquaria iets scheef staan. De stelling is 1.80 meter lang, 40 cm diep, en vijf etages hoog, opgebouwd uit liggers van 90 cm. lang. In de stelling staan 10 aqauaria. Op de bovenste etage staan 2 aquariums van 60 cm. In de twee etages daaronder staan 4 bakken van 90 x 30 x 30 cm. Op de onderste twee verdiepingen staan twee bakken van 60 x 30 x 30 cm. In één aquarium heb ik twee glasplaatjes gelijmd. Hierdoor bestaat dit aquarium uit drie vakken. Dit is ideaal voor het apart zetten van een zwanger vrouwtje, het opkweken van jongbroed, het afzonderen van een zieke vis etc. etc.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 25 Om eventuele oneffenheden op te vangen, heb ik alle aquaria op een piepschuim plaatje geplaatst. Om het er wat fraaier uit te laten zien, heb ik de zijkanten van de plaatjes met tape afgewerkt. Het voordeel van een dergelijke opstelling zal duidelijk zijn: je kunt op nog geen twee vierkante meter tien aquaria kwijt. Nadelen zijn, dat je de bovenste aquaria vanaf een trapje, en de onderste aquaria op je knieën moet verzorgen. Ook is de ruimte boven de aquaria wat krap. Hierdoor is het uitvangen van vis soms wat lastiger. Een goede verlichting boven de aquaria vind ik erg belangrijk. De levendbarende tandkarpers tonen pas hun schitterende kleuren en glans bij een goede verlichting. Bovendien is een goede verlichting onmisbaar voor een goede plantengroei. De aquaria van 60 cm. zijn standaard Juwel aquaria met een lichtkapje. De bakken van 90 cm. heb ik zelf voorzien van een lichtkap. Hiertoe heb ik een kunststof dakgoot gebruikt, die net zo lang is als de hele stelling. De zijkanten zijn afgedicht met bijbehorende afdekkapjes. In de goot heb ik de TL-verlichting aangebracht. De goot wordt ondersteboven op de dekruiten van de aquaria gelegd. Een goedkoop systeem dat prima blijkt te werken. Tussen de bakken op de bovenste verdieping in staat een luchtpomp, met ruim voldoende capaciteit voor alle bakken. Op deze pomp zit een verdeler. Vanaf deze verdeler wordt naar iedere verdieping een luchtslangetje gebracht. Op de verdieping wordt deze via een T-stuk met kraantjes verdeeld, zodat per bak de hoeveelheid lucht is te regelen. Ieder aquarium is voorzien van een bruissteentje voor de beluchting. In de meeste aquaria is ook een electrisch binnenfilter aangebracht. Deze houden het water voldoende in beweging, en zorgen voor de verwijdering van zwevende deeltjes. In alle aquaria zijn planten aanwezig. Planten die het bij mij goed doen zijn waterpest, javamos en zogenaamde algenballen. Ook gebruik ik lavasteen, dat begroeid is met alg. De zij- en achterruiten laat ik rustig begroeien met alg. Op deze manier zijn er altijd voldoende schuilplaatsen voor de vissen aanwezig, en kunnen de jonge vissen veel microorganismen e.d. tussen de planten vinden. Het alg is een gezonde aanvulling op het menu van de vissen. Op de bodem ligt een laagje grind van ongeveer een halve centimeter dik. Een dikkere laag houdt naar mijn mening te veel vuil vast.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 26 In de kamer komt de temperatuur praktisch nooit onder de 20 C. s Zomers kan de temperatuur oplopen tot maximaal ca. 25 C. De onderste verdieping is gereserveerd voor visjes die niet van hoge watertemperaturen houden. In deze aquaria is dan ook geen verwarming aangebracht. Alle andere aquaria zijn voorzien van een klein verwarmingselement. In principe maak ik iedere week de bakken schoon. Dit houdt in, dat ik met wat filterwatten de voorruit schoonmaak. Met een kort stuk slang hevel ik uit de meeste aquaria ongeveer de helft van het water. Tegelijkertijd zuig ik eventueel aanwezig zweefvuil van de bodem weg. Uit de hoger staande bakken wordt het water rechtstreeks via de gootsteen in het aanrecht geloosd. Het water uit de laag geplaatste bakken wordt eerst in een plastic bak op de vloer overgeheveld. In deze bak staat een pompje, die het water wegpompt de gootsteen in. Dezelfde pomp wordt gebruikt om vanuit de gootsteen de aquaria weer te vullen. Omdat wij in Baarn erg zacht leidingwater hebben (ca. 4 a 5 DH), voeg ik bij het water wisselen altijd wat Sera pond GH-KH plus toe, om zo een GH en KH van ongeveer 10 a 12 DH te krijgen. Dit poeder koop ik in emmers van 2,5 kg, eigenlijk bedoeld voor vijvers. Bij het wisselen van het water wordt gewoon wat poeder in de aquaria gedaan. Mijn ervaring is, dat de dosering niet heel erg kritisch is. In hun huidige huisvesting blijken de vissen het prima naar hun zin te hebben. Ook hun baasje is erg tevreden met de nieuwe situatie. Ik kan met recht zeggen dat ik met plezier in de keuken sta! Wil je het zelf eens zien? Je bent van harte welkom om een kijkje in de keuken te nemen!. De aflossing zal geschieden door.... (wordt in het volgend nummer bekend gemaakt)

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 27 Het voeren van infusie aan levendbarenden V door Rob Slinger aak wordt het voeren van infusie alleen in verband gebracht met het kweken van eierleggende vissen waarvan het jongbroed niet in staat is ander voer dan infusie op te nemen. Inderdaad, er is een zeer groot aantal aquariumvisjes waarvan het allereerste voer uit infusie moet bestaan. Infusie kan echter ook een niet onbelangrijke bijdrage leveren bij het opkweken van levendbarenden. Infusie is de naam van een aantal verschillende microscopisch kleine organismen die in water voor kunnen komen. Om er een paar te noemen: raderdiertjes, pantoffeldiertjes, klokdiertjes. Stofvoer is de naam die wij aquarianen er aan geven en het is jammer dat veel kwekers van levendbarenden aan de mogelijkheid voorbij gaan dat ze dit voer ook aan hun jongbroed kunnen geven. Natuurlijk, veel van ons jongbroed is goed op te kweken met Artemia, microwormpjes en fijngemaakt droogvoer, al dan niet speciaal voor jonge vis. Waarom dan voeren met infusie? Bij het opkweken van jonge Limia perugiae viel het me op dat niet alle jongen Artemia en/of droogvoer opnamen. Deze visjes waren broodmager, groeiden niet en de meesten stierven. Wat van de slechte eters bleef leven, bleef in grootte hopeloos achter bij de rest. Ter info: dit waren nestjes van verschillende en van verschillende afkomst die echter wel onder gelijke omstandigheden gehouden werden. Om bovenstaande situatie trachten te veranderen, ben ik begonnen naast Artemia en fijn droogvoer ook infusie te voeren en wel de eerste veertien Neoheterandria elegans dagen. Het resultaat was zichtbaar gunstig. Alle Limia s groeiden mooi regelmatig op en uitval was nihil te noemen. Ook waren er geen achterblijvers meer. Hetzelfde proefje heb ik genomen met opkweken van Neoheterandria elegans; de jongen die apart opgekweekt werden en de eerste drie weken gevoerd werden met infusie groeiden veel sneller en maakten een zeer vitale indruk. Hier ook geen uitval te constateren.

POECILIA NIEUWS 4/2004 - PAGINA 28 Hoe kom je aan infusie? Er zijn verschillende mogelijkheden: men kan infusie gaan scheppen met een speciaal infusienet, dit is een zeer fijnmazig net. Thuisgekomen kan men de geschepte infusie eventueel op grootte zeven. Volgens deskundigen is deze slootinfusie de beste. Er zitten namelijk verschillende soorten infusoriën in en is daardoor qua voedsel niet eenzijdig. Nadeel: tamelijk arbeidsintensief, niet overal is infusie te scheppen, bovendien is zo n net tamelijk prijzig. Men kan ook infusie zelf kweken en wel op verschillende manieren: men doet wat stro in een grote maat glazen pot gevuld met aquariumwater en laat dit een weekje bij een graad of twintig staan. Er hebben zich dan infusoriën gevormd en het stro kan verwijderd worden. Zo n kweekje wordt op gang gehouden met een druppeltje koffiemelk of een heel klein beetje droogvoer. Met dit zelfde kweekje kunnen volgende kweekjes opgestart worden. Een andere mogelijkheid is een kweek op te zetten met Protogen, dit is een instantinfusie in korrelvorm. Een paar korreltjes in een pot aquariumwater en na verloop van een kleine week heeft men een mooie grove infusie die uitermate geschikt is voor onze jonge levendbarenden. Nog een mogelijkheid is wat entinfusie verkrijgen van een medeliefhebber. Binnen Poecilia zijn er kwekers die een hele mooie grove infusiecultuur in stand houden. Dit schijnt een tropische infusie te zijn. Uitermate geschikt om te enten en een cultuurtje op te zetten. Het eerder genoemde Protogen kan overigens ook direct in de kweekbak gedaan worden. Infusie wordt dan in de kweekbak zelf gevormd. Het op het juiste moment toedienen is dan natuurlijk heel belangrijk. Ik heb dit zelf, met goed resultaat, uitgeprobeerd bij een kweekje goudvissen. Om de infusie uit de kweekpotten en flessen te krijgen gereed voor aquariumgebruik zijn allerlei trucjes bedacht: aquariumwatten in flessen met lange halzen, verdonkeren van een gedeelte van kweekpot etc. Zelf giet ik gewoon een scheut infusiewater in de kweekbak. Met goed resultaat. Het bijvoeren van stofvoer is het proberen meer dan waard. Vooral bij de opkweek van kleinere jongen heeft men er zeker profijt van.