Welkom en mededelingen VOORBEREIDING Drempelgebed Die ons geroepen hebt, nog altijd ons zoekt, ons aanziet en wil kennen: Blijf naar ons vragen! Als wij niet horen, vluchten in zwijgen, noem onze naam, noem ons uw geliefde: Blijf naar ons vragen! Die aan ons vasthoudt, ons leven ten goede: Sta ons voor ogen! Doe ons elkaar zien zoals Gij ons ziet: Sta ons voor ogen! Die ons geroepen hebt, hoor ons gebed! Amen Lied 95: 1, 2, 3 Zondag 05 augustus 2018 Voorganger: ds. B. Aalbers, Maarssen Ouderling: Otto Scholten Lector: Ellen Blankenberg Diaken: Wijny Braamskamp Organist: Hugo de Graaff Koster: Bruin Wallenburg 1 Steek nu voor God de loftrompet, Hem die ons in de vrijheid zet. Kom voor zijn aanschijn met verblijden. Breng Hem de dank van al wat leeft, Hem, die ons heil gegrondvest heeft. Vier Hem, de koning der getijden. 1
2 Groot God is Hij, Hij strijdt vooraan, de goden zijn Hem onderdaan; de hoge bergen houdt Hij staande. Het hart der aarde is in zijn hand. Hij riep de zee, Hij schiep het land. Hij is het, die de weg ons baande. 3 Kom, werpen wij ons voor de Heer die ons gemaakt heeft biddend neer, wij, die het volk zijn van zijn weide. Want onze God, Hij gaat ons voor, Hij trekt met ons de diepte door. Zijn hand zal ons als schapen leiden. Kyriegebed Glorialied 487: 1, 2 1 Eer zij God in onze dagen, eer zij God in deze tijd. Mensen van het welbehagen, roept op aarde vrede uit. 2 Eer zij God die onze Vader en die onze koning is. Eer zij God die op de aarde naar ons toe gekomen is. DIENST VAN HET WOORD Gebed bij de opening van de Schrift Lezing: Psalm 90 1 Een gebed van Mozes, de godsman. Heer, u bent ons een toevlucht geweest van geslacht op geslacht. 2 Nog voor de bergen waren geboren, voor u aarde en land had gebaard u bent, o God, van eeuwigheid tot eeuwigheid. 3 U doet de sterveling terugkeren tot stof en zegt: Keer terug, mensenkind. 4 Duizend jaar zijn in uw ogen als de dag van gisteren die voorbij is, niet meer dan een wake in de nacht. 5 U vaagt ons weg als slaap in de morgen, als opschietend gras 6 dat ontkiemt in de morgen en opschiet, en s avonds verwelkt en verdort. 7 Wij komen om door uw toorn, door uw woede bezwijken wij. 8 U hebt onze zonden vóór u geleid, onze geheimen onthuld in het licht van uw gelaat. 9 Al onze dagen gaan heen door uw woede, wij beëindigen onze jaren in een zucht. 10 Zeventig jaar duren onze dagen, of tachtig als wij sterk zijn. Het beste daarvan is 2
moeite en leed, het gaat snel voorbij en wij vliegen heen. 11 Wie kent de kracht van uw toorn, wie vreest oprecht uw woede? 12 Leer ons zo onze dagen te tellen dat wijsheid ons hart vervult. 13 Keer u tot ons, HEER hoe lang nog? Ontferm u over uw dienaren. 14 Vervul ons in de morgen met uw liefde, laat ons van blijdschap juichen, al onze dagen. 15 Geef ons vreugde, vergoed de dagen dat u ons kwelde, de jaren dat wij ellende doorstonden. 16 Toon uw daden aan uw dienaren, maak uw glorie bekend aan hun kinderen. 17 Laat ons uw genade zien, Heer, onze God. Bevestig het werk van onze handen, het werk van onze handen, bevestig dat. Lied 90a: 1 t/m 6 1 O God, die droeg ons voorgeslacht in nacht en stormgebruis, bewijs ook ons uw trouw en macht, wees eeuwig ons tehuis! 2 De schaduw van uw troon omsloot uw heiligen weleer, bij U beveiligd is ons lot en zeker ons verweer. 3 Gij zijt, van vóór Gij zee en aard hebt door uw woord bereid, altijd dezelfde, die Gij waart, de God der eeuwigheid! 4 En duizend jaar gaan als de dag van gisteren voor U heen, een schaduw, een gedachte vaag, een nachtwaak, die verdween. 5 De tijd draagt alle mensen voort op zijn gestage stroom; ze zijn als gras, door zon verdord, vervluchtigd als een droom. 6 O God, die droeg ons voorgeslacht in tegenspoed en kruis, wees ons een gids in storm en nacht en eeuwig ons tehuis! Preek deel I: Mozes grijpt in Lied 95: 6, 7 (oude berijming) 6 'k Heb aan dit volk, dat Mij vergat, Een langen tijd verdriet gehad, Ja, veertig jaar hun hoon verdragen, En zei: "Dit volk dat steeds Mij sart, Heeft een verdwaasd en dwalend hart; 't Schept in Mijn wegen geen behagen." 3
7 Dus heb Ik, door hun tergend kwaad Op 't hoogst vergramd, dit volk versmaad, En met een duren eed gezworen, Dat wegens zijn geschonden trouw Het nooit Mijn rust genieten zou, Die voor Mijn volk nog blijft beschoren. Preek deel II: Mozes geeft raad Lied 90: 1, 2, 6, 8 1 Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen de zekerheid van allen die U vrezen. Geslachten gaan, geslachten zullen komen: wij zijn in uw ontferming opgenomen. Wij mogen bouwen op de vaste grond van uw beloften en van uw verbond. 2 Nog eer de bergen uit de baaierd stegen, de aarde en de zee gestalte kregen, nog eer uw scheppend woord aan alle leven een wereld om te wonen heeft gegeven, God, zijt Gij God, dezelfde die Gij zijt, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid. 6 Zeventig, tachtig jaren mensenleven, is dat, o Heer, om hoog van op te geven? t Is moeite en verdriet. Och mocht het wezen dat wij U kenden naar Gij zijt te vrezen. Leer Gij ons zo te leven, dag voor dag, dat in ons hart de wijsheid wonen mag. 8 Laat, Heer, uw volk uw daden zien en leven en laat uw glans hun kinderen omgeven. Zie op ons neer met vriendelijke ogen. O God, bescherm ons in ons onvermogen. Bevestig wat de hand heeft opgevat, het werk van onze hand, bevestig dat. Gebeden Collecte 4
Slotlied: Lied 845: 1 t/m 3 1 Tijd van vloek en tijd van zegen tijd van droogte tijd van regen dag van oogsten tijd van nood tijd van stenen tijd van brood. Tijd van liefde nacht van waken uur der waarheid dag der dagen toekomst die gekomen is woord dat vol van stilte is. 2 Tijd van troosten tijd van tranen tijd van mooi zijn tijd van schamen tijd van jagen nu of nooit tijd van hopen dat nog ooit. Tijd van zwijgen zin vergeten nergens blijven niemand weten tijd van kruipen angst en spijt zee van tijd en eenzaamheid. 3 Wie aan dit bestaan verloren nieuw begin heeft afgezworen wie het houdt bij wat hij heeft sterven zal hij ongeleefd. Tijd van leven om met velen brood en ademtocht te delen wie niet geeft om zelfbehoud, leven vindt hij honderdvoud. Wegzending en zegen 5