Zaaknummer: 1069966 Vergunninghouder: J. Dokter Projectomschrijving: de nieuwbouw van een schuurwoning en het veranderen van de uitrit VOORWAARDEN ONDERDEEL BOUW Algemeen 1. Het bouwen moet geschieden overeenkomstig de bepalingen van het Bouwbesluit en de Bouwverordening. 2. De juiste plaats van het bouwwerk en de peilhoogte, moeten in overleg met het bouwtoezicht worden uitgezet. 3. De start van de werkzaamheden (waaronder ontgraven, heien en grondverbeteringwerkzaamheden) moeten uiterlijk 3 dagen van tevoren worden gemeld aan het bouwtoezicht, dit bij voorkeur via start werkzaamheden 4. Uiterlijk op de dag van de beëindiging van de werkzaamheden, waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, wordt het einde van die werkzaamheden bij het bouwtoezicht gemeld. Dit kan via gereedmelden werkzaamheden 5. De hemelwaterafvoer mag niet worden aangesloten op de openbare riolering. De afvoer van het hemelwater dient geloosd te worden op het oppervlaktewater. Hierbij dient in acht genomen te worden dat het te lozen water geen stoffen bevat die de bodem en of het grondwater kunnen vervuilen. Voor vragen en informatie hierover, kan contact worden opgenomen met de afdeling Openbare Werken, tel. 0593 539222 6. De riolering dient als een gescheiden systeem uitgevoerd te worden, zodat de h.w.a. in de toekomst wellicht aangesloten kan worden op een eventueel daarvoor aan te leggen rioolsysteem. Voor vragen en informatie hierover, kan contact worden opgenomen met de afdeling Openbare Werken, tel. 0593 539222 7. Voordat graafwerkzaamheden geschieden in de nabijheid van bomen, dan wel zodat bomen daar ernstige schade uit zouden kunnen ondervinden, dient vooraf contact opgenomen te worden met van de afdeling Openbare Werken, tel. 0593 539222. 8. Bouwmaterialen mogen slechts met toestemming van de gemeente Midden- Drenthe op openbaar terrein worden opgeslagen. Hiertoe dient u telefonisch contact op te nemen met de afdeling Openbare Werken, telefoonnummer 0593-539222.
9. Binnen een week na het gereed komen van de bouwwerkzaamheden moet de gebruikte gemeentegrond vrij zijn van bouwmaterialen en dient de grond in de oorspronkelijke staat te worden opgeleverd. Eventuele kosten t.b.v. het herstellen van beschadigingen e.d. zullen op de veroorzaker worden verhaald. 10. Bij het onverwachts aantreffen van archeologische waarden geldt een meldingsplicht volgens de Erfgoedwet, art. 5.10 bij Onze Minister. U kunt uw melding ook doen bij zowel het bevoegd gezag de gemeente Midden-Drenthe, de heer S. van Veen, 06-55873897 en de provinciaal archeoloog, de heer W.A.B. van der Sanden, 06-22662601. Kwaliteitsverklaringen 11. De kwaliteitsverklaringen dienen uiterlijk 3 weken voor de start van de bouwwerkzaamheden te zijn aangeleverd. Dit kan via olo@middendrenthe.nl (onder vermelding van uw zaaknummer) (BB paragraaf 1.3). Veiligheid 12. De aard, materiaalkeuze en afmetingen van de fundering moeten worden vastgesteld naar de uitkomsten van uit te voeren sonderingen en grondboringen en/of andere onderzoekingen naar de aard en het draagvermogen van de bodem, de gegevens uiterlijk 3 week voor de start van de bouwwerkzaamheden te overleggen aan het bouwtoezicht (BB art. 2.1). 13. Van alle hout-, staal- en gewapend betonconstructies moeten uiterlijk 3 weken voor de aanvang van de bouwwerkzaamheden nadere tekeningen en berekeningen, rapporten en verklaringen aan het bouwtoezicht worden overlegd. Dit kan via olo@middendrenthe.nl (onder vermelding van uw zaaknummer). 14. Uiterlijk 3 werkdagen voor het storten van beton dient het bouwtoezicht te worden gewaarschuwd dat de wapening voor controle gereed ligt. Dit kan via olo@middendrenthe.nl (onder vermelding van uw zaaknummer). 15. Deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen constructieonderdelen (gevelelementen) in een uitwendige scheidingsconstructie van de woning, die bepaald overeenkomstig NEN 5087, bereikbaar zijn, moeten, bepaald overeenkomstig NEN 5096, een weerstandsklasse voor inbraakwerendheid hebben van ten minste 2 (BB art. 2.130). Gezondheid 16. Nabij de vloer van de garage (< 50 m²) moeten niet-afsluitbare ventilatieopeningen worden aangebracht, waarbij een min capaciteit in acht wordt genomen van 3 dm³/s per m² (BB art. 3.32). 17. De voorziening voor toevoer van verse lucht naar een verblijfsgebied en voor de afvoer van buitenlucht uit dat gebied moet, bepaald overeenkomstig NEN 1087, een capaciteit hebben van ten minste 0,9 liter/s per m² meteen minimum van 7 liter/s, met dien verstande dat minimaal 50 % hiervan rechtstreeks van buiten dient te komen (BB art. 3.29 / 3.34). 2
18. Met het oog op de toetreding van daglicht heeft een verblijfsgebied een equivalente daglichtoppervlakte als bedoeld in NEN 2057, waarvan de getalswaarde niet kleiner is dan 10 % van de vloeroppervlakte in m² van dat verblijfsgebied. In een verblijfsruimte dient minimaal 0,5 m² aan equivalent daglichtoppervlak aanwezig te zijn (BB art. 3.75). 19. De voorziening voor de toevoer van verse lucht en de afvoer van binnenlucht moet bepaald overeenkomstig NEN 1087, een capaciteit hebben van ten minste: 7 liter/s voor een toiletruimte; 14 liter/s voor een al dan niet met een toilet samengevoegde badruimte; 21 liter/s voor een verblijfsgebied waarin een opstelplaats voor een kooktoestel is gelegen; met dien verstande dat de afvoer van die capaciteit rechtstreeks naar buiten moet plaatsvinden (BB art. 3.29 / 3.34). 20. Een verblijfsgebied heeft een spuivoorziening met een volgens NEN 1087 bepaalde capaciteit van de spuitventilatie van ten minste 6 dm³/s per m² vloeroppervlakte van dat gebied. In een uitwendige scheidingsconstructie van dat gebied zijn beweegbare constructie onderdelen die op die capaciteit zijn afgestemd. Een opening van een spuivoorziening ligt op een afstand van ten minste 2 meter van de perceelsgrens (BB art. 3.42 / 3.43). Energiezuinigheid 21. De buitenwanden, het dak en de vloeren die deel uitmaken van de onderbegrenzing van het gebouw, moeten een warmteweerstand Rc, als bedoeld in NEN 1068, hebben van tenminste 3,5 m²k/w (BB art. 5.3) 22. De warmtedoorgangscoëfficiënt van ramen, deuren en kozijnen mag niet groter zijn dan 2,2 W/m².K (BB art. 5.3). Welstand (Welstandsnota) 23. Voordat met de desbetreffende werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, dient een monster van de toe te passen gevelstenen en dakbedekking ter goedkeuring aan het bouwtoezicht te worden aangeboden. Bouw- en sloopwerkzaamheden 24. Het bouwafval moet op de bouwplaats worden gescheiden en in deugdelijk af te sluiten containers worden opgeslagen (BB art. 8.8). 25. Het bouwen en het verrichten van alles wat daarmee in verband staat, moet geschieden op veilige wijze, onder meer zodanig dat de nodige veiligheidsmaatregelen zijn genomen ten behoeve van de weg en de in de weg gelegen werken en de weggebruikers en ten behoeve van naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers (art. 8.2). 26. Het terrein waarop wordt gebouwd, grond wordt ontgraven of dergelijke werkzaamheden worden verricht, moet door een doeltreffende afscheiding van de weg en van het aangrenzende open erf of terrein zijn afgescheiden indien gevaar of hinder te duchten is (art. 8.2). 3
Bouwverordening 27. Alle te gebruiken bouwmaterialen moeten voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit. 28. In de behoefte aan ruimte voor parkeren voor eigen gebruik moet in voldoende mate worden voorzien op het bij het gebouw behorend onbebouwd blijvend terrein (art. 2.5.30). 29. Er mag geen grond, vrijkomend bij graafwerkzaamheden op de bouwlocatie worden afgevoerd (zogeheten gesloten grondbalans). Eventueel vrijkomende grond dient op het terrein zelf te worden toegepast. Voor toepassing van de grond buiten de locatie is een onderzoek vereist op grond van het Besluit bodemkwaliteit. De grond mag toegepast worden alleen op een bodem met dezelfde kwaliteitsklasse. Indien de af te voeren grond in een (bouw-) werk wordt hergebruikt dient dit conform het Besluit Bodemkwaliteit plaats te vinden. (art. 2.4.2) Algemene voorwaarden bij de aanleg van een uitrit 1. Tussen de perceelsgrens en de kant van de weg moet u een 3 meter brede verhardingsstrook aanbrengen, bestaande uit stenen met een dikte van 8 cm. 2. Aan weerszijden van de verhardingsstrook moet een opsluiting komen. 3. Onder de verhardingsstrook moet een zandbed komen met een dikte van 25 cm. 4. Is bij de uitrit een verhoogde trottoirband aangelegd, dan moet u 4 stuks vervangen door twee bochtbanden en een nieuwe bestrating aanbrengen. De 4 vrijkomende trottoirbanden kunt u afvoeren naar de gemeentelijke opslag en omruilen tegen 2 bochtbanden. 5. Wanneer tussen de uitrit en de weg een hoogteverschil is ontstaan, moet u dit verschil opvangen met een nieuwe bestrating, die 50 cm breed is. 6. De bestrating moet u zodanig aanbrengen, dat een goede afwatering wordt verkregen. 7. U bent aansprakelijk voor schade aan uzelf of derden wanneer u de uitrit zelf aanlegt of dit laat doen. 8. Het aanleggen van de uitrit moet gebeuren in overleg met en onder toezicht van de afdeling Openbare Werken. 9. U bent verplicht de uitrit te onderhouden. Gebreken moet u onmiddellijk herstellen. Wanneer dit niet gebeurt, herstelt de afdeling Openbare Werken - na aanzegging - de gebreken. De gemaakte kosten komen voor uw rekening. 10. Eventuele kosten die voortvloeien uit het uitvoeren van werkzaamheden door derden (zoals het verleggen van straat- of trottoirkolk, lichtmasten, verwijderen van beplanting e.d.) komen voor uw rekening. 4
11. De werkzaamheden moeten binnen een jaar na dagtekening van de melding zijn uitgevoerd. 12. Er moet rekening mee worden gehouden dat tegen dit besluit door derde belanghebbenden bezwaren kunnen worden ingediend. Voor het indienen van bezwaren geldt ingevolge de Algemene wet bestuursrecht een termijn van zes weken. Deze termijn gaat in op de dag na datum van dagtekening van verzending van het besluit aan de melder. Na deze termijn dient u zelf contact op te nemen of er ook bezwaren zijn ingediend. Voorwaarde m.b.t. aanbrengen nummeraanduiding De vastgestelde nummeraanduidingen moeten worden aangebracht zoals is vastgelegd in artikel 6 van de Verordening straatnaamgeving en huisnummering, gemeente Midden-Drenthe. Volgens dit artikel is de rechthebbende zelf verantwoordelijk voor het aanbrengen van de nummering. De nummering dient te worden aangebracht binnen 4 weken na het nemen van dit besluit of binnen 4 weken na voltooiing van het object. 5