Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Vergelijkbare documenten
EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL MARITIEME ZAKEN EN VISSERIJ

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

AMENDEMENTEN ingediend door de Commissie industrie, onderzoek en energie

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

14292/18 JVB/srl/sht LIFE.2.A

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

TREE.1 EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 14 maart 2019 (OR. en) 2019/0030 (COD) PE-CONS 55/19

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EU) 2018/120 wat de vangstmogelijkheden voor Europese zeebaars betreft

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

LIFE.1.C EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT. Brussel, 14 maart 2019 (OR. en) 2019/0019 (COD) PE-CONS 62/19 SOC 114 EMPL 81 PREP-BXT 62 CODEC 500

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 4 augustus 2017 (OR. en)

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 april 2014 (OR. en) 7911/14 Interinstitutioneel dossier: 2014/0079 (NLE) PECHE 147

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 juni 2017 (OR. en)

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Raad van de Europese Unie Brussel, 30 januari 2015 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 11 april 2019 (OR. en)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1973 VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

GEDELEGEERD BESLUIT (EU) / VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 7 april 2011 (OR. en) 8202/11 Interinstitutioneel dossier: 2010/0392 (NLE) PECHE 84

(Voor de EER relevante tekst)

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

(Wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

EUCO XT 20013/19 GSC.TFUK. Europese Raad Brussel, 11 april 2019 (OR. en) EUCO XT 20013/19 BXT 38. RECHTSHANDELINGEN Betreft:

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 20 maart 2009 (OR. en) 7850/09 Interinstitutioneel dossier: 2009/0041 (C S) PECHE 74

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 maart 2018 (OR. en)

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een. VERORDENING (EU) Nr. VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

AMENDEMENTEN VAN HET EUROPEES PARLEMENT * op het voorstel van de Commissie

Raad van de Europese Unie Brussel, 9 januari 2017 (OR. en)

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD. tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 met betrekking tot bepaalde vangstmogelijkheden

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Transcriptie:

EUROPESE COMMISSIE Brussel, 23.1.2019 COM(2019) 49 final 2019/0010 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor Unievissersvaartuigen in wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie NL NL

TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Indien het terugtrekkingsakkoord niet wordt geratificeerd, is het primaire en secundaire Unierecht met ingang van 30 maart 2019 ("de terugtrekkingsdatum") dus niet langer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk. Het Verenigd Koninkrijk wordt dan een derde land. De mededeling van de Commissie "Voorbereidingen voor de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie op 30 maart 2019: een noodplan" van 13 november 2018 bevat de noodmaatregelen die de Commissie wil treffen indien op de terugtrekkingsdatum geen terugtrekkingsakkoord van kracht is. In die mededeling heeft de Commissie de maatregelen opgesomd die zij noodzakelijk acht en erop gewezen dat in een later stadium mogelijk aanvullende maatregelen nodig zullen zijn. In de mededeling staan ook de zes algemene beginselen waaraan de noodmaatregelen op alle niveaus zouden moeten voldoen. Zo mogen de maatregelen niet dezelfde voordelen bieden als de voordelen van het lidmaatschap van de Unie, noch dezelfde voorwaarden als de voorwaarden inzake enige overgangsperiode, als voorzien in het terugtrekkingsakkoord; zij moeten tijdelijk van aard zijn en mogen zich in beginsel niet uitstrekken tot na 2019; en het moet gaan om unilaterale maatregelen waarmee de Europese Unie haar eigen belang nastreeft en die derhalve in beginsel te allen tijde door de Unie kunnen worden ingetrokken. De Europese Raad (artikel 50) heeft op 13 december 2018 zijn oproep herhaald meer te doen om op alle niveaus voorbereid te zijn op de gevolgen van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk, en daarbij rekening te houden met alle mogelijke uitkomsten. De Commissie heeft in antwoord op die oproep op 19 december 2018 een pakket maatregelen gepresenteerd Op 17 en 18 december 2018 heeft de Raad Landbouw en Visserij de vangstmogelijkheden voor 2019 vastgesteld. Op basis hiervan, en rekening houdend met de lopende contacten met de lidstaten over de aanzienlijke negatieve gevolgen die een ongecontroleerde terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk zonder terugtrekkingsakkoord zou hebben op de visserijsector en die de belanghebbenden zelf niet kunnen verzachten, heeft de Commissie geconcludeerd dat twee noodmaatregelen voor de visserijsector moeten worden genomen. Naast de onderhavige maatregel inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten stelt de Commissie een maatregel voor tot wijziging van het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013 1 (de basisverordening van het GVB) hebben Unievissersvaartuigen, behoudens de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), gelijke toegang tot de wateren en de visbestanden van de Unie. Met ingang van de terugtrekkingsdatum zal het gemeenschappelijk visserijbeleid niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk. De wateren van het Verenigd Koninkrijk (de territoriale wateren en de aangrenzende exclusieve economische zone) zullen vanaf dan niet langer deel uitmaken van de wateren van de Unie. 1 Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22). NL 1 NL

Zonder terugtrekkingsakkoord zullen de visserijactiviteiten door vaartuigen van lidstaten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk en door vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie niet meer onder de GVB-basisverordening vallen wanneer het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie. Om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen en in het licht van het belang van de visserij voor het levensonderhoud van tal van gemeenschappen, is het belangrijk de mogelijkheid open te houden voor een regeling inzake ononderbroken wederzijdse toegang voor vaartuigen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk tot de visserij in elkaars wateren gedurende een beperkte periode na de terugtrekkingsdatum. Deze verordening heeft tot doel het geschikte juridische kader voor zulke wederzijdse toegang te creëren. Krachtens het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee van 10 december 1982 ("het Unclos") en de Overeenkomst van de Verenigde Naties van 4 augustus 1995 over de toepassing van de bepalingen van het Unclos die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden ("het UNFSA") is het voor het beheer van bepaalde gedeelde, grensoverschrijdende en over grote afstanden trekkende visbestanden nodig dat alle landen in wier wateren het bestand zich bevindt (de kuststaten) en de landen met vloten die dat bestand exploiteren (de visserijstaten), met elkaar samenwerken. Die samenwerking kan plaatsvinden in het kader van adhocregelingen tussen de landen met een belang bij de visserij. De vangstmogelijkheden voor 2019 zijn, onder meer door het Verenigd Koninkrijk zelf, overeengekomen tijdens het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie. Die regelingen en de daarin vastgestelde vangstmogelijkheden vormen de basis voor stabiliteit van de visserijactiviteiten en zijn vastgesteld met volledige inachtneming van de voorschriften die zijn uiteengezet in de artikelen 61 en 62 van het Unclos. De regelingen hebben als doel te waarborgen dat de biologische rijkdommen van de zee duurzaam worden geëxploiteerd en te zorgen voor stabiliteit in de wateren van de Unie en de wateren van het Verenigd Koninkrijk. In Verordening (EU) 2017/2403 2 (de DBEV-verordening) zijn de regels vastgesteld voor visserijactiviteiten door Unievissersvaartuigen in de wateren van een derde land en door vaartuigen van derde landen in wateren van de Unie. Wat betreft visserijactiviteiten die worden verricht door Unievissersvaartuigen in de wateren van een derde land, is in de DBEV-verordening bepaald dat een vlaggenlidstaat rechtstreekse machtigingen mag toekennen aan de exploitant en welke de voorwaarden en procedures voor de toekenning van zulke machtigingen zijn. Gezien het aantal Unievissersvaartuigen dat visserijactiviteiten verricht in wateren van het Verenigd Koninkrijk, zouden deze voorwaarden en procedures kunnen leiden tot aanzienlijke vertragingen en grotere administratieve lasten ingeval het Verenigd Koninkrijk EU-vaartuigen zou toestaan te vissen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Het is noodzakelijk specifieke voorwaarden en procedures vast te stellen die de verlening van machtigingen door het Verenigd Koninkrijk aan vissersvaartuigen van de Unie voor de verrichting van visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk moeten vergemakkelijken. Die voorwaarden en procedures moeten gelijkwaardig zijn aan de machtigingsvereisten die in de DBEV-verordening zijn vastgelegd voor vaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie. 2 Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81). NL 2 NL

De GVB-basisverordening geeft de lidstaten de bevoegdheid om de hun toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uit te wisselen. Het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten wisselen jaarlijks ongeveer 1000 quota uit. Zonder te raken aan de exclusieve bevoegdheid van de Unie is na de terugtrekkingsdatum een flexibel systeem nodig dat de EU in staat stelt quota uit te wisselen met het Verenigd Koninkrijk. Daarom zou het voor lidstaten mogelijk moeten zijn besprekingen aan te knopen met het Verenigd Koninkrijk en waar passend een mogelijk overzicht van een beoogde overdracht of uitwisseling van quota op te stellen. De vangstmogelijkheden die een lidstaat heeft ontvangen van of overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk in het kader van een overdracht of uitwisseling van quota, worden beschouwd als quota die aan de betrokken lidstaat zijn toegewezen dan wel in mindering zijn gebracht op de toewijzing van de betreffende lidstaat. Een dergelijke toewijzing wijzigt de bestaande verdeelsleutel voor de toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten overeenkomstig het beginsel van de relatieve stabiliteit van visserijactiviteiten niet. De in dit voorstel voorziene specifieke regels dienen te gelden vanaf de dag na die waarop het recht van de Unie niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk overeenkomstig artikel 50, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De toekenning van machtigingen valt onder het wederkerigheidsbeginsel, d.w.z. op voorwaarde dat het Verenigd Koninkrijk de bestaande toegangsrechten voor EU-vaartuigen om visserijactiviteiten te verrichten in wateren van het Verenigd Koninkrijk verlengt. Bijgevolg worden machtigingen alleen verleend indien en voor zover het Verenigd Koninkrijk machtigingen verstrekt aan Unievaartuigen opdat die de vangstmogelijkheden kunnen blijven benutten die hun overeenkomstig de voorschriften inzake vangstmogelijkheden zijn toegewezen. Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein n.v.t. Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie n.v.t. 2. RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID Rechtsgrondslag De rechtsgrondslag is artikel 43, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Subsidiariteit Het GVB en de controle hierop zijn krachtens artikel 3, onder d), van het Verdrag een exclusieve bevoegdheid van de EU en het subsidiariteitsbeginsel is daarom niet van toepassing. De voorgestelde handeling zou Verordening (EU) 2017/2403 wijzigen en aan het Unierecht een rechtsgrondslag toevoegen om het voor vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk mogelijk te maken visserijactiviteiten te verrichten in wateren van de Unie en ter vereenvoudiging van machtigingsprocedures voor vaartuigen die willen vissen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Daarom is optreden op Unieniveau noodzakelijk en zou het resultaat, vanwege de exclusieve bevoegdheid van de Unie, niet kunnen worden behaald door optreden op het niveau van de lidstaten. NL 3 NL

Evenredigheid Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel. De voorgestelde verordening wordt beschouwd als evenredig aangezien ermee wordt beoogd de status quo in termen van toegang van vaartuigen van de Unie tot wateren van het Verenigd Koninkrijk te handhaven door wederzijdse machtigingsvoorwaarden vast te leggen. Op die manier worden ernstige verstoringen en vertragingen van de machtigingsprocedures vermeden. Met de voorgestelde verordening wordt de uitwisseling van quota met het Verenigd Koninkrijk eveneens voortgezet, zoals het geval was tijdens het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie. Keuze van het instrument Deze handeling betreft de wijziging van een verordening. 3. EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan Dit is niet van toepassing gezien het uitzonderlijke, tijdelijke en eenmalige karakter van de gebeurtenis die dit voorstel noodzakelijk maakt en die geen verband houdt met de doelstellingen van bestaande wetgeving. Raadpleging van belanghebbenden De uitdagingen die zich aandienen doordat het Verenigd Koninkrijk zich terugtrekt uit de Unie, en de mogelijke oplossingen daarvoor zijn aan de orde gesteld door diverse belanghebbenden uit de visserijsector en vertegenwoordigers van lidstaten. Alle exploitanten, belanghebbenden en betrokken lidstaten hebben gewezen op de noodzaak van wederzijdse duurzame visserijactiviteiten. Bijeenbrengen en gebruik van expertise n.v.t. Effectbeoordeling Een effectbeoordeling is niet nodig, gelet op de uitzonderlijke aard van de situatie en de beperkte behoeften tijdens de periode waarin de statusverandering van het Verenigd Koninkrijk wordt doorgevoerd. Er zijn geen andere materieel en juridisch verschillende beleidsopties beschikbaar dan de optie die wordt voorgesteld. Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging n.v.t. Grondrechten Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Dit voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting. NL 4 NL

5. OVERIGE ELEMENTEN n.v.t. NL 5 NL

Voorstel voor een 2019/0010 (COD) VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) 2017/2403 wat betreft vismachtigingen voor Unievissersvaartuigen in wateren van het Verenigd Koninkrijk en visserijactiviteiten van vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 3, Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennisgegeven van zijn voornemen om zich uit de Unie terug te trekken krachtens artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De Verdragen zijn niet meer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk met ingang van de datum van inwerkingtreding van een terugtrekkingsakkoord of, bij gebreke daarvan, na verloop van twee jaar na die kennisgeving, d.w.z. met ingang van 30 maart 2019, tenzij de Europese Raad, met instemming van het Verenigd Koninkrijk, met eenparigheid van stemmen tot verlenging van deze termijn besluit. (2) Het terugtrekkingsakkoord bevat regelingen voor de toepassing van bepalingen van het recht van de Unie op en in het Verenigd Koninkrijk na de datum waarop de Verdragen niet meer van toepassing zullen zijn op en in het Verenigd Koninkrijk. Als dat terugtrekkingsakkoord in werking treedt, zal het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) gedurende de overgangsperiode overeenkomstig dat akkoord van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk en niet langer van toepassing zijn na het verstrijken van die periode. (3) Wanneer het GVB niet langer van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk, zullen de wateren van het Verenigd Koninkrijk (de territoriale wateren en de aangrenzende exclusieve economische zone) geen deel meer uitmaken van de wateren van de Unie. In het geval van een ongecontroleerde terugtrekking lopen vaartuigen van de Unie en van het Verenigd Koninkrijk bijgevolg het risico de voor 2019 vastgestelde vangstmogelijkheden niet ten volle te kunnen benutten. (4) Om de duurzaamheid van de visserij te waarborgen en in het licht van het belang van de visserij voor het levensonderhoud van tal van gemeenschappen in de Unie en het 3 PB C van, blz.. NL 6 NL

Verenigd Koninkrijk, is het belangrijk de mogelijkheid open te houden voor een regeling betreffende ononderbroken volledige wederzijdse toegang voor vaartuigen van de Unie en het Verenigd Koninkrijk tot de visserij in elkaars wateren gedurende een beperkte periode na afloop van de geldigheid van het GVB voor het Verenigd Koninkrijk als lidstaat. Deze verordening heeft tot doel het geschikte juridische kader voor zulke wederzijdse toegang te creëren. (5) De territoriale werkingssfeer van deze verordening en elke hierin vervatte verwijzing naar het Verenigd Koninkrijk heeft geen betrekking op Gibraltar. (6) De vangstmogelijkheden voor 2019 zijn, onder meer door het Verenigd Koninkrijk zelf, overeengekomen 4,5 tijdens het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk van de Unie. Die vangstmogelijkheden zijn vastgesteld met volledige inachtneming van de voorschriften die zijn uiteengezet in de artikelen 61 en 62 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee. Om een duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee en stabiliteit in de wateren van de Unie en de wateren van het Verenigd Koninkrijk te waarborgen, dienen de overeengekomen quotumtoewijzingen en aandelen daarvan voor de lidstaten en het Verenigd Koninkrijk beschikbaar te blijven in overeenstemming met de artikelen 2 en 3 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 6. (7) In het licht van de reeds lang bestaande visserijpatronen van vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in wateren van de Unie, en vice versa, moet de Unie voorzien in een mechanisme waarbij vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk toegang hebben tot wateren van de Unie door middel van machtigingen, zodat zij gedurende een beperkte periode de hun toegekende quota-aandelen uit hoofde van de Verordeningen (EU) [2019/ ] en (EU) 2018/2025 kunnen benutten onder dezelfde voorwaarden als Unievaartuigen. Zulke machtigingen mogen alleen worden verleend indien en voor zover het Verenigd Koninkrijk machtigingen blijft verstrekken aan Unievaartuigen opdat die de vangstmogelijkheden kunnen blijven benutten die hun overeenkomstig de voorschriften inzake vangstmogelijkheden zijn toegewezen. (8) In Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad 7 zijn de regels vastgesteld voor de afgifte en het beheer van vismachtigingen voor vaartuigen die visserijactiviteiten verrichten in wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van een derde land vallen en voor vissersvaartuigen van derde landen die visserijactiviteiten verrichten in de wateren van de Unie. (9) In Verordening (EU) 2017/2403 zijn regels vastgesteld voor visserijactiviteiten die worden verricht door Unievissersvaartuigen in de wateren van een derde land buiten het kader van een overeenkomst, en is bepaald dat een vlaggenlidstaat rechtstreekse 4 5 6 7 Verordening (EU) [2019/.] van de Raad tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L... van, blz...) Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7). Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22). Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81). NL 7 NL

machtigingen mag toekennen en welke de voorwaarden en procedures voor de toekenning van zulke machtigingen zijn. Gezien het aantal Unievissersvaartuigen dat visserijactiviteiten verricht in wateren van het Verenigd Koninkrijk, zouden deze voorwaarden en procedures bij gebrek aan een terugtrekkingsakkoord of een visserijovereenkomst leiden tot aanzienlijke vertragingen en grotere administratieve lasten. Het is daarom noodzakelijk te voorzien in specifieke voorwaarden en procedures die de afgifte van machtigingen door het Verenigd Koninkrijk aan Unievissersvaartuigen voor de verrichting van visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk moeten vergemakkelijken. (10) Er moet worden afgeweken van de regels die gelden voor vissersvaartuigen van derde landen en er moeten specifieke voorwaarden en procedures worden bepaald die de Unie in staat stellen machtigingen af te geven aan vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk voor visserijactiviteiten in de wateren van de Unie. (11) Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de lidstaten de bevoegdheid om de aan hen toegewezen vangstmogelijkheden geheel of gedeeltelijk uit te wisselen. Het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten wisselen jaarlijks ongeveer 1000 quota uit. Zonder te raken aan de exclusieve bevoegdheid van de Unie is na de datum waarop de Verdragen niet meer van toepassing zullen zijn op het Verenigd Koninkrijk, een flexibel systeem nodig dat de Unie in staat stelt quota uit te wisselen met het Verenigd Koninkrijk. Daarom zou het voor lidstaten mogelijk moeten zijn besprekingen aan te knopen met het Verenigd Koninkrijk en waar passend een mogelijk overzicht van een beoogde overdracht of uitwisseling van quota op te stellen. De Commissie blijft verantwoordelijk voor de uitvoering van dergelijke overdrachten of uitwisselingen van quota. De vangstmogelijkheden die een lidstaat heeft ontvangen van of overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk in het kader van een overdracht of uitwisseling van quota, moeten worden beschouwd als quota die aan de betrokken lidstaat zijn toegewezen dan wel op zijn toewijzing in mindering zijn gebracht. (12) Verordening (EU) 2017/2403 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd. (13) Krachtens artikel 4, lid 3, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad 8 geldt dat wanneer is bepaald dat rechtshandelingen op een bepaalde datum niet meer van toepassing zijn, dit geschiedt bij het einde van het laatste uur van de dag waarop die datum valt. De onderhavige verordening moet daarom van toepassing zijn vanaf de dag na die waarop de Verdragen ophouden op en in het Verenigd Koninkrijk van toepassing te zijn. (14) Deze verordening moet met spoed in werking treden en gelden vanaf de dag na die waarop de Verdragen niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk in het geval er geen terugtrekkingsakkoord met het Verenigd Koninkrijk is gesloten of de termijn van twee jaar als bedoeld in artikel 50, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet is verlengd. Zij is van toepassing tot en met 31 december 2019. (15) Om zowel de exploitanten van de Unie als die van het Verenigd Koninkrijk in staat te stellen te blijven vissen overeenkomstig de desbetreffende aan hen toegewezen vangstmogelijkheden, mogen vismachtigingen voor activiteiten in wateren van de Unie alleen aan vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk worden verleend indien en voor zover de Commissie de zekerheid heeft dat het Verenigd Koninkrijk de 8 Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad van 3 juni 1971 houdende vaststelling van de regels die van toepassing zijn op termijnen, data en aanvangs- en vervaltijden (PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1). NL 8 NL

toegangsrechten van Unievaartuigen voor visserijactiviteiten in wateren van het Verenigd Koninkrijk verlengt op basis van wederkerigheid, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: Artikel 1 Wijzigingen van Verordening (EU) 2017/2403 Verordening (EU) 2017/2403 wordt als volgt gewijzigd: 1) Aan titel II, hoofdstuk II wordt de volgende afdeling 4 toegevoegd: "Afdeling 4 Machtigingen voor Unievissersvaartuigen in wateren van het Verenigd Koninkrijk Artikel 18 bis Toepassingsgebied In afwijking van afdeling 3 is deze afdeling van toepassing tot en met 31 december 2019 op visserijactiviteiten die worden verricht door Unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk. Artikel 18 ter Definitie Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "wateren van het Verenigd Koninkrijk" verstaan: de wateren die onder de soevereiniteit of jurisdictie van het Verenigd Koninkrijk vallen zoals is vastgesteld in overeenstemming met het internationaal recht. Artikel 18 quater Procedure voor het verkrijgen van een vismachtiging van het Verenigd Koninkrijk 1. Een vlaggenlidstaat die heeft vastgesteld dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 5, zendt de Commissie de betreffende aanvraag of lijst van aanvragen voor de machtiging door het Verenigd Koninkrijk toe. 2. Elke aanvraag of lijst van aanvragen bevat de door het Verenigd Koninkrijk voor de afgifte van de machtiging gevraagde informatie in het vereiste formaat, zoals het Verenigd Koninkrijk heeft meegedeeld aan de Commissie. 3. De Commissie informeert de lidstaten over de in lid 2 bedoelde informatie en het vereiste formaat. De Commissie kan de vlaggenlidstaat een verzoek toezenden om alle aanvullende informatie te ontvangen die zij noodzakelijk acht om de naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden te verifiëren. NL 9 NL

4. Na ontvangst van de aanvraag of de eventuele aanvullende informatie waarom op grond van lid 3 is verzocht, zendt de Commissie de aanvraag onverwijld door aan het Verenigd Koninkrijk. 5. Zodra het Verenigd Koninkrijk de Commissie ervan in kennis heeft gesteld dat het heeft besloten een machtiging aan een Unievaartuig af te geven of te weigeren, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan in kennis. 6. Een vlaggenlidstaat mag enkel een vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk afgeven na erover te zijn ingelicht dat het Verenigd Koninkrijk heeft besloten een machtiging te verlenen aan het betrokken Unievaartuig. 7. De visserijactiviteiten worden pas aangevangen nadat zowel de vlaggenlidstaat als het Verenigd Koninkrijk een vismachtiging hebben afgegeven. 8. Indien het Verenigd Koninkrijk de Commissie ervan in kennis stelt dat het heeft besloten een vismachtiging voor een Unievissersvaartuig te schorsen of in te trekken, stelt de Commissie de vlaggenlidstaat daarvan onmiddellijk in kennis. De lidstaat schorst of trekt zijn vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig in. 9. Indien het Verenigd Koninkrijk de vlaggenlidstaat rechtstreeks in kennis stelt van zijn besluit een vismachtiging voor een Unievissersvaartuig af te geven, te weigeren, te schorsen of in te trekken, stelt de vlaggenlidstaat de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis. De lidstaat schorst of trekt zijn vismachtiging voor visserijactiviteiten in de wateren van het Verenigd Koninkrijk dienovereenkomstig in. Artikel 18 quinquies Monitoring De Commissie monitort de afgifte van vismachtigingen door het Verenigd Koninkrijk voor visserijactiviteiten die worden verricht door Unievissersvaartuigen in de wateren van het Verenigd Koninkrijk."; (1) De volgende titel III bis wordt ingevoegd: "TITEL III bis VISSERIJACTIVITEITEN VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN HET VERENIGD KONINKRIJK IN DE WATEREN VAN DE UNIE Artikel 38 bis Toepassingsgebied In afwijking van titel III is deze titel van toepassing tot en met 31 december 2019 op visserijactiviteiten die worden verricht door vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk in de wateren van de Unie. Artikel 38 ter Visserijactiviteiten door vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk NL 10 NL

Vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk mogen visserijactiviteiten verrichten in wateren van de Unie in overeenstemming met de voorwaarden die zijn uiteengezet in Verordening (EU) [2019/.] van de Raad* en Verordening (EU) 2018/2025**, waarin de vangstmogelijkheden zijn vastgesteld. *Verordening (EU) [2019/.] van de Raad tot vaststelling, voor 2019, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn (PB L... van, blz...). **Verordening (EU) 2018/2025 van de Raad van 17 december 2018 tot vaststelling, voor 2019 en 2020, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 325 van 20.12.2018, blz. 7). Artikel 38 quater Algemene beginselen 1. Een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk verricht geen visserijactiviteiten in de wateren van de Unie tenzij het een vismachtiging van de Commissie heeft ontvangen. Een dergelijk vaartuig krijgt de machtiging in kwestie alleen indien het de in lid 2 vastgestelde machtigingscriteria vervult. 2. De Commissie mag een vismachtiging afgeven aan vaartuigen van het Verenigd Koninkrijk indien: (a) (b) (c) (d) (e) (f) het vissersvaartuig beschikt over een geldige visvergunning die is afgegeven door de autoriteit van het Verenigd Koninkrijk; het vissersvaartuig door het Verenigd Koninkrijk is opgenomen in een vlootregister waartoe de Commissie toegang heeft; het vissersvaartuig en elk bijbehorend ondersteuningsvaartuig de geldende regeling inzake scheepsidentificatienummers van de IMO toepast voor zover het Unierecht dat vereist; het vissersvaartuig niet is opgenomen in een door een ROVB en/of de Unie krachtens de IOO-verordening vastgestelde lijst van IOO-vaartuigen; het Verenigd Koninkrijk niet krachtens de IOO-verordening op een lijst van niet-meewerkende landen is geplaatst en niet krachtens Verordening (EU) nr. 1026/2012 op een lijst van landen die niet-duurzame vangstmogelijkheden toelaten is geplaatst; vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor het Verenigd Koninkrijk. 3. Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de regels die van toepassing zijn op de visserijactiviteiten van Unievaartuigen in het visserijgebied waar het actief is. NL 11 NL

Artikel 38 quinquies Procedure voor het verkrijgen van vismachtigingen 1. Het Verenigd Koninkrijk zendt de Commissie de aanvraag of lijst van aanvragen voor machtiging voor zijn vissersvaartuigen toe. 2. De Commissie kan het Verenigd Koninkrijk vragen om aanvullende informatie die noodzakelijk is om te kunnen nagaan of voldaan is aan de voorwaarden van artikel 38 quater, lid 2. 3. Wanneer vaststaat dat de in artikel 38 quater, lid 2, bedoelde voorwaarden zijn vervuld, kan de Commissie een vismachtiging afgeven en het Verenigd Koninkrijk en de betrokken lidstaten daarvan onverwijld in kennis stellen. Artikel 38 sexies Beheer van vismachtigingen 1. Indien eender welke voorwaarde van artikel 38 quater, lid 2, niet langer is vervuld, treft de Commissie passende maatregelen, waaronder wijziging of intrekking van de machtiging, en stelt zij het Verenigd Koninkrijk en de betrokken lidstaten daarvan in kennis. 2. De Commissie kan weigeren machtigingen af te geven aan een vissersvaartuig van het Verenigd Koninkrijk of een aan zulk vaartuig afgegeven machtiging schorsen of intrekken in elk de volgende gevallen: (a) (b) (c) (d) (e) wanneer de omstandigheden fundamenteel zijn gewijzigd; wanneer sprake is van ernstige bedreiging van de duurzame exploitatie, het duurzame beheer en de duurzame instandhouding van biologische rijkdommen van de zee; wanneer dit cruciaal is om IOO-visserij te voorkomen of te beteugelen; wanneer de Commissie het passend acht op basis van de resultaten van haar monitoringactiviteiten krachtens artikel 18 quinquies; wanneer het Verenigd Koninkrijk de machtiging van Unievaartuigen voor de wateren van het Verenigd Koninkrijk ten onrechte weigert of intrekt. 3. De Commissie stelt het Verenigd Koninkrijk onmiddellijk in kennis als zij de machtiging overeenkomstig lid 1 weigert, schorst of intrekt. Artikel 38 septies Sluiting van visserijactiviteiten 1. Als de aan het Verenigd Koninkrijk toegekende vangstmogelijkheden worden geacht te zijn opgebruikt, stelt de Commissie het Verenigd Koninkrijk en de bevoegde controle-instanties van de lidstaten daarvan onmiddellijk in kennis. Met het oog op de voortzetting van visserijactiviteiten in het kader van niet-opgebruikte vangstmogelijkheden, die ook van invloed kunnen zijn op opgebruikte vangstmogelijkheden, vraagt de Commissie het Verenigd Koninkrijk haar in kennis NL 12 NL

te stellen van technische maatregelen ter voorkoming van nadelige effecten op de opgebruikte vangstmogelijkheden. 2. Vanaf de datum van de in lid 1 bedoelde kennisgeving worden de vismachtigingen die zijn afgegeven voor de vaartuigen die de vlag van het Verenigd Koninkrijk voeren, geacht te zijn geschorst voor de betrokken visserijactiviteiten en mogen de vaartuigen die visserijactiviteiten niet langer verrichten. 3. Vismachtigingen worden geacht te zijn ingetrokken indien een schorsing van de vismachtigingen overeenkomstig lid 2 alle activiteiten betreft waarvoor zij zijn verleend. Artikel 38 octies Overschrijding van quota in de wateren van de Unie Wanneer de Commissie vaststelt dat het Verenigd Koninkrijk de quota heeft overschreden die het voor een bestand of een groep bestanden toegewezen heeft gekregen, past de Commissie verlagingen toe op andere aan het Verenigd Koninkrijk toegewezen quota. De Commissie streeft ernaar de verlaging te doen stroken met de verlagingen die in vergelijkbare omstandigheden aan lidstaten worden opgelegd. Artikel 38 nonies Controle en handhaving 1. Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, houdt zich aan de controleregels die van toepassing zijn op de visserijactiviteiten van Unievaartuigen in het visserijgebied waar het actief is. 2. Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie en, indien van toepassing, aan de kustlidstaat, de gegevens die Unievaartuigen krachtens de controleverordening aan de vlaggenlidstaat moeten toezenden. 3. De Commissie of de door haar aangewezen instantie zendt de overeenkomstig lid 2 ontvangen gegevens toe aan de kustlidstaat. 4. Een vaartuig van het Verenigd Koninkrijk dat is gemachtigd om in de wateren van de Unie te vissen, verstrekt op verzoek de in het kader van de toepasselijke waarnemersprogramma's opgestelde waarnemersverslagen aan de Commissie of aan de door haar aangewezen instantie. 5. Een kustlidstaat registreert elke door vissersvaartuigen van het Verenigd Koninkrijk begane inbreuk, met inbegrip van de bijbehorende sancties, in het in artikel 93 van de controleverordening bedoelde nationale register. Artikel 38 decies Overdrachten en uitwisselingen van quota 1. De lidstaten kunnen informele besprekingen aanknopen met het Verenigd Koninkrijk en waar passend een mogelijk overzicht van een beoogde overdracht of uitwisseling van quota opstellen. NL 13 NL

2. De betrokken lidstaat brengt de beoogde overdracht of uitwisseling van quota ter kennis van de Commissie, waarna die de betreffende overdracht of uitwisseling kan uitvoeren. 3. De Commissie brengt de lidstaten op de hoogte van de overeengekomen overdracht of uitwisseling van quota. 4. De vangstmogelijkheden die een lidstaat heeft ontvangen van of overgedragen aan het Verenigd Koninkrijk in het kader van een overdracht of uitwisseling van quota, worden beschouwd als quota die aan de betrokken lidstaat zijn toegewezen dan wel op zijn quota in mindering zijn gebracht vanaf het tijdstip dat de overdracht of uitwisseling van quota in werking treedt. Een dergelijke toewijzing of verlaging wijzigt de bestaande verdeelsleutel voor de toewijzing van vangstmogelijkheden aan de lidstaten overeenkomstig het beginsel van de relatieve stabiliteit van visserijactiviteiten niet.". Artikel 2 Inwerkingtreding en toepassing Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van de dag na die waarop de Verdragen overeenkomstig artikel 50, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie niet meer van toepassing zijn op en in het Verenigd Koninkrijk, tot en met 31 december 2019. Deze verordening is echter niet van toepassing indien uiterlijk op de datum als bedoeld in de tweede alinea van dit artikel, een terugtrekkingsakkoord in werking is getreden dat overeenkomstig artikel 50, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie met het Verenigd Koninkrijk is gesloten. Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement De voorzitter Voor de Raad De voorzitter NL 14 NL