Eerste Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorhangprocedure van het ontwerpbesluit, houdende wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (29544)

samenwerking met het UWV, juist om te bereiken dat een werkwijze wordt gekozen die uitvoerbaar is. Het besluit ligt nog voor een uitvoeringstoets bij

Wia Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (verdiencapaciteit)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eigenrisicodragers roepen WGA'ers op voor keuringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Voorstel van wet tot wijziging van de WAO en de WAZ om uitkeringsgerechtigden te stimuleren arbeid te gaan verrichten

Eerste Kamer der Staten-Generaal

========= ===== * Recht op suppletie 13:2 t/m 13:5. * Suppletie 13:6 t/m 13:11. * Betaling van de suppletie 13:12 en 13:13

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Overgangsbepalingen. Was u in dienst voor 1 januari 2018? Dan gelden er voor u extra regels:

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Bijlagen. Bijlage 1. Schematische weergave van de belangrijkste naoorlogse kostwinnersbepalingen in de sociale verzekeringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 26 februari 1998 Rapportnummer: 1998/036

VERORDENING LOONKOSTENSUBSIDIE PARTICIPATIEWET 2015

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

WIA Opvang Polis. Het antwoord van de Van Kampen Groep op de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen) Terecht méér dan verzekeraars

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2014D22552 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

WIA Opvang Polis. op de WIA. Het antwoord van de. Van Kampen Groep. (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE WIA, EEN INGEWIKKELDE WET

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Let op: in onderstaand overzicht is de nieuwe regeling voor Wajonguitkeringen, die zijn ingegaan vanaf 1 januari 2015, nog niet verwerkt.

ECLI:NL:RBAMS:2016:5340

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:CRVB:2015:1291

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van (datum en nummer);

De werkloosheidswet (WW)

Special Lonen Loonkostenvoordelen vanaf 2017: laat geen geld liggen

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Rekenregels per 1 januari Inleiding

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 Dienst SoZaWe Nw. Fryslân

Bijlage: Vergelijking WIA en Appa

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

Regels voor een Inkomensvoorziening voor Oudere Werklozen (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen)

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Amsterdam, 22 juli Onderzoek Verzorgingsforfait

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 10 juni 2014 Betreft Behandeling WWZ, schriftelijke reactie op voorstel VAAN d.d. 2 juni 2014

Ontwerpbesluit tot wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten i.v.m. periodeloonvergelijking

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Langdurigheidstoeslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

No.W /III 's-gravenhage, 23 januari 2017

De Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening

Werknemers 1 ZIEK. werknemer en verzekerd voor ZW en WIA is degene die een ww-uitkering geniet

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Casus 9 Passief roken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

voorwaarden voor recht op uitkering/samenloop met suppletie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Bijzondere bijstand voor. chronisch zieken, gehandicapten. en ouderen

versie 7 juni 2012 Nota van Toelichting Algemeen

Artikel I. Wijziging van de Werkloosheidswet

ARBEIDSVOORWAARDENREGELING GEMEENTE GRONINGEN. Gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Ambtenarenwet;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rechten en plichten van cliënten bij het persoonsgebonden reïntegratiebudget

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:CRVB:2017:1743

Tweede Kamer der Staten-Generaal

provinciaal blad besluiten: ARTIKEL I De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:

Niet (kunnen) werken. 1. Werkloosheidswet (WW)

UITSPRAAK. het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: mevrouw mr. F.J.

Hoofdlijnenakkoord inzake aanpassing ABP-regelingen aan WIA-wetgeving (definitief vastgesteld in de Pensioenkamer van de ROP op 7 juni 2006)

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Artikel I. Wijziging van de Wet financiering sociale verzekeringen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het antwoord van VKG op de WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

Hoofdstuk 2. Loonwaarde en loonkostensubsidie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De WIA, een ingewikkelde wet Door Ynske Jansen en Gemma de Meijer, m.m.v. mr. Sjoerd Visser

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

Uitleg hoogte WW-uitkering vanaf 1 juli 2015

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage. Project Walvis/SUB/ 04/9300

Transcriptie:

Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1986-1987 Nr. 20b* 19256 Nadere wijziging van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet en de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (nadere regeling in verband met verminderde gelegenheid tot het verkrijgen van arbeid) NADERE MEMORIE VAN ANTWOORD Ontvangen 15 oktober 1986 Inleiding Met belangstelling heb ik kennis genomen van de reacties van de leden van de verschillende fracties op de memorie van antwoord. Naar aanleiding van deze memorie en naar aanleiding van de gehouden hoorzitting over de stelselherziening sociale zekerheid hebben de leden van sommige fracties nog een aantal vragen gesteld. De gestelde vragen en opmerkingen hebben met name betrekking op twee onderwerpen, te weten de «passende arbeid» en het «opstapje». Deze zullen allereerst aan de orde komen, waarna vervolgens op de overige vragen zal worden ingegaan. Passende arbeid De leden van de P.v.d.A.fractie merken op dat het begrip passende arbeid van de nieuwe Werkloosheidswet (nww) ruimer is dan dat van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Zij vragen aan welk criterium van passende arbeid de gedeeltelijk arbeidsongeschikte en werkloze werknemer moet voldoen om zijn recht op een werkloosheidsuitkering te kunnen effectueren. * Het nader voorlopig verslag van dit wetsvoorstel is abusievelijk verschenen onder Eerste Kamer nr. 20: dit moet zijn 20a. De leden van de C.P.N, fractie menen uit de uiteenzetting over het begrip «ter plaatse waar» in de memorie van antwoord te kunnen constateren dat een gedeeltelijke arbeidsongeschikte werknemer in Rotterdam op straffe van sancties gedwongen kan worden een baan in Groningen te accepteren. Naar aanleiding hiervan zij het volgende opgemerkt. Het begrip passende arbeid van de WAO wordt gehanteerd ten behoeve van de arbeidsongeschiktheidsschatting. Na deze schatting komt eerst de vraag aan de orde of de betrokken werknemer al dan niet aan de slag kan komen in banen, die worden getoetst aan het criterium «passende arbeid» van de nww. In de nww wordt dit begrip namelijk gehanteerd om aan te geven in welke functies en onder welke omstandigheden de werknemer op de arbeidsmarkt kan worden ingepast. Allereerst zou ik deze leden willen verwijzen naar de memorie van antwoord bij de nww (Kamerstukken II, Eerste Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 256, nr. 20b 1

1985-1986, 19261 (nr. 8). In paragraaf 3.5.6 is daar een uitgebreide uiteenzetting gegeven over de toepassing van passende arbeid in het kader van die wet. Daarbij is ook aandacht geschonken aan de toepassing ten aanzien van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers. Voor alle duidelijkheid wil ik hier nog eens benadrukken dat arbeid, die in het kader van de arbeidsongeschiktheidsschatting vanwege de handicap van betrokkene als niet passend is aangemerkt, evenmin in het kader van de nww als passend zal kunnen worden beschouwd. De handicap staat dan de passendheid van de arbeid in de weg. Artikel 24 van de nww is hierover volkomen duidelijk. Verder wil ik nog opmerken dat de toepassing van dit begrip van de nww in zijn algemeenheid niet uitsluit dat voor een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze evenals voor een werkloze, die niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, arbeid buiten de regio als passend kan worden aangemerkt. Dit vloeit echter niet voort uit de wijze waarop de arbeidsom geschiktheidsschatting plaats vindt, zoals de leden van de C.P.N.-fractie menen, maar uit de toepassing van de nww. De leden van de fractie van de PSP. wil ik er tenslotte nogmaals op wijzen dat de omschrijving van het begrip «passende arbeid» weliswaar in een afzonderlijk lid is opgenomen maar dat er volstrekt geen wijziging in deze omschrijving heeft plaatsgevonden. Het opstapje De leden van verschillende fracties stellen nog enkele vragen over het opstapje en de toepassing ervan. Zo stellen de leden van de fracties van het C.D.A., de V.V.D., de P.v.d.A. en de P.S.P., naar aanleiding van het advies van de Sociale Verzekeringsraad (SVr) over het te treffen besluit met betrekking tot het opstapje, de verbreding van het opstapje aan de orde. Zij vragen zich af of het opstapje niet kan worden uitgebreid tot twee arbeidsongeschiktheidsklassen en of het niet ook kan worden toegepast op personen die minder dan 1 5% (WAO) dan wel minder dan 25% (AAW) arbeidsongeschikt zijn. In het onderstaande ga ik nader in op beide vragen. Allereerst de uitbreiding tot twee klassen. Hierbij zij bedacht dat met de introductie van het opstapje wordt beoogd de arbeidsmarktpositie van de gedeeltelijk arbeidsongeschikte te versterken door zijn entree bij een werkgever te vergemakkelijken. Het opstapje is dan ook niet bedoeld om een eventueel verminderde prestatie van de werknemer te compenseren. Uitgangspunt is dat het werk waarvoor de arbeidsongeschikte geschikt is verklaard ook volledig kan worden verricht. In die zin kan het opstapje dan ook worden beschouwd als een indirecte loonkostensubsidie. Hiervan uitgaande dienen naar mijn oordeel de verdiensten bij de werkgever in een redelijke verhouding te staan tot de resterende arbeidsgeschiktheid en de hiermee geleverde arbeidsprestatie. Bij de mogelijkheid van een opstapje van meer dan één klasse zou van deze redelijke verhouding in de regel geen sprake meer zijn. Bovendien zou de kans op een ongewenste verdringing op de arbeidsmarkt van geheel arbeidsgeschikte werklozen worden vergroot. Met een opstapje van één klasse wordt naar mijn oordeel de beoogde versterking van de arbeidsmarktpositie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten voldoende gewaarborgd. Ik overweeg dan ook geen wetswijziging. Overigens zij hieraan nog toegevoegd dat de SVr in genoemd advies zich vooralsnog onthoudt van een advies op dit punt. Met betrekking tot de vraag over de wenselijkheid van een uitbreiding van het opstapje tot personen die minder dan 1 5% (WAO) c.q. minder dan 25% (AAW) arbeidsongeschikt zijn, merk ik het volgende op. Eerste Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 19 256, nr. 20b 2

De hierbedoelde mensen zijn niet arbeidsongeschikt in de zin van de AAW/WAO. Het is weliswaar mogelijk dat deze personen nog bepaalde beperkingen bezitten, maar volgens de geldende arbeidsongeschiktheidsschatting wordt dit niet vertaald in een percentage arbeidsongeschiktheid. Bovendien kunnen deze personen zich anders dan de personen met een gedeeltelijke AAW/WAO-uitkering, op de arbeidsmarkt presenteren op dezelfde wijze als werklozen. Zij behoeven zich immers niet aan een potentiële werkgever aan te bieden met een gedeeltelijke AAW/WAOuitkering. Ook op dit punt heeft de SVr zich van een advies tot wetswijziging onthouden en komt wetswijziging mij ongewenst voor. De leden van de fracties van de P.v.d.A., de C.P.N, en de P.S.P. vragen nadere informatie over de periode na toepassing van het opstapje. De leden van de P.v.d.A.- en C.P.N.-fractie stellen hun vraag naar aanleiding van de passage in de memorie van antwoord dat na toepassing van de loondispensatie van de werkgever mag worden verwacht dat hij het volle functieloon betaalt en dat niet tot ontslag wordt overgegaan. Voorzover geen sprake is van een verminderde arbeidsprestatie mag zulks zeker worden verwacht; zoals hiervoor en ook in de memorie van antwoord reeds is aangegeven zal er bij toepassing van het opstapje in de regel van een verminderde arbeidsprestatie geen sprake zijn. De werkgever kan daarom dan ook geen reden vinden voor ontslag. Voorzover als gevolg van de handicap nog wel sprake is van een verminderde arbeidsprestatie is overigens verlenging van de loondispensatie mogelijk. In antwoord op de vraag van de leden van de P.v.d.A. fractie wil ik nog opmerken dat ik een gebruik van artikel 8 WAGW in de door hen bedoelde zin - namelijk steeds opnieuw met een beroep op artikel 8 WAGW een gehandicapte werknemer in dienst nemen - niet voorzie. Juist de in dit artikel geregelde dispensatiemogelijkheid, die in ieder individueel geval zorgvuldig moet worden afgewogen, waarborgt dit. Zoals uit het vorenstaande reeds valt af te leiden, dit in antwoord op de desbetreffende vraag van de leden van de P.S.P.-fractie, zal na afloop van de toepasing van het opstapje de uitkering en het loon van de gedeeltelijke arbeidsongeschikte worden uitgekeerd respectievelijk betaald op basis van de werkelijke mate van arbeidsongeschiktheid respectievelijk arbeidsgeschiktheid. De hoogte van zijn uitkering zal derhalve dalen met één arbeidsongeschiktheidsklasse, namelijk het opstapje, terwijl de hoogte van zijn loon in de regel zal stijgen. De leden van de P.v.d.A. fractie stellen voorts nog de vraag of na de periode waarover het opstapje is toegekend, in principe 2 jaar, nog opnieuw loondispensatie kan worden aangevraagd nu deze laatste voor ten hoogste 60 maanden kan gelden. In die gevallen waarin na de periode van 2 jaar sprake is van verminderde arbeidsprestatie kan de loondispem satie worden verlengd. Tenslotte merk ik in antwoord op een vraag van de leden van de P.S.P.-fractie op dat ik niet de vrees deel dat werkgevers vaak liever de sanctie betalen dan een arbeidsongeschikte in dienst nemen. Zoals ik tijdens de parlementaire behandeling van de Wet arbeid gehandicapte werknemers heb gezegd, heb ik er vertrouwen in dat sociale partners (re)integratiebevorderende maatregelen zullen treffen. Daarnaast speelt mee dat de sanctiemogelijkheid eerst vanaf 1 juli 1989 gaat spelen. Zij is namelijk gekoppeld aan het bij algemene maatregel van bestuur op te leggen quotumpercentage. Verder zal de hoogte van de sanctie zo moeten worden gekozen, dat deze een wezenlijke drempel voor werkgevers betekent. Eerste Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 1 9 256, nr. 20b 3

Overige vragen en opmerkingen De leden van de C.D.A.fractie vragen of niet als gevolg van afschaffing van de verdisconteringsbepalingen in de AAW en WAO bij de herbeoordeling van de beneden 35-jarigen de medische beoordelingen door specialisten meer aandacht zullen krijgen teneinde zo objectief mogelijk te kunnen keuren en of niet het risico van de zogenaamde onbestemde klachten wordt vergroot. Naar aanleiding hiervan merk ik op dat de medische keuring, die onderdeel uitmaakt van de huidige arbeidsongeschiktheidsschatting, op objectieve wijze wordt verricht door de Gemeenschappelijke Medische Dienst (GMD). Er is geen aanleiding te veronderstellen dat door de GMD bij de nieuwe arbeidsongeschiktheidsschatting meer dan noodzakelijk tot inschakeling van specialisten (van de GMD of extern) zal worden overgegaan, noch dat er bij de schatting problemen zullen ontstaan door toeneming van de zogenaamde onbestemde klachten. Dit geldt naar mijn mening zowel voor de nieuwe gevallen als voor de arbeidsongeschikten beneden de 35 jaar, die zulen worden herbeoordeeld. De leden van de P.S.P.-fractie stellen de vraag of het niet past in het kader van de nu voorgestelde stelselherziening dat over de vermeende ongelijke behandeling van mannen en vrouwen in de WAO op korte termijn duidelijkheid komt. Terzake hiervan kan dan een gericht beleid worden ontwikkeld. Ik ben het met deze leden eens dat er ten aanzien van de positie van vrouwen bij de uitvoering van de WAO duidelijkheid moet komen. Er zal, naar ik verwacht, in ieder geval meer duidelijkheid komen indien de SVr in oktober zijn onderzoeksrapport «beëindiging van de arbeidsongeschiktheidsuitkering bij mannen en vrouwen» vaststelt. Ik wil er echter nog eens uitdrukkelijk op wijzen dat er mijns inziens geen sprake is van een ongelijke behandeling van mannen en vrouwen in de regelgeving van de AAW/WAO. De hier aan de orde zijnde (mogelijke) ongelijke behandeling zou de uitvoering van de WAO betreffen. Voorts delen de leden van de P.S.P.-fractie mede bevreemd te zijn door mijn antwoord op hun vraag uit het voorlopig verslag of ook voor arbeidsongeschikten tussen 35 en 50 jaar een herbeoordeling wordt overwogen. Naar aanleiding daarvan wil ik deze leden wijzen op de memorie van toelichting op wetsvoorstel 19 256, waar in hoofdstuk 5 mijn overwegingen staan vermeld om de herbeoordeling alleen te laten geschieden voor arbeidsongeschikten beneden de 35 jaar. Een regeling die is neergelegd in artikel 52 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid. Daaruit en uit het feit dat ik nergens op genoemde overwegingen ben teruggekomen mogen de leden van de P.S.P.-fractie begrijpen dat van de lopende gevallen definitief alleen degenen beneden de 35 jaar zullen worden herbeoordeeld. Dit overigens met uitzondering van de categorie vroeggehandicapten in de leeftijdsklasse beneden de 35 jaar; voor hen geldt geen herbeoordeling. De leden van de V.V.D. fractie vragen waarom de verzekeringsplicht voor hen die een WAO-uitkering ontvangen, in het wetsvoorstel premieheffing over uitkeringen is geregeld en niet in het kader van de stelselherziening. Ik ga er van uit dat deze leden doelen op de invoering van de verplichte ziekenfondsverzekering voor degenen die een WAO-uitkering ontvangen berekend naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan 45%. Eerste Kamer, vergaderjaar 1 986-1987, 1 9 256, nr. 20b 4

Deze wijziging hangt naar mijn oordeel nauw samen met de systematiek van de premieheffing over WAO-uitkeringen die in het wetsvoorstel premieheffing wordt ingevoerd. In de memorie van toelichting bij dat wetsvoorstel is deze samenhang uiteengezet. Daarom is wijziging van verzekeringsplicht voor de ziekenfondswet in het wetsvoorstel inzake de premieheffing geregeld en niet in de wetsvoorstellen betreffende de stelselherziening sociale zekerheid. De leden van de fractie van de C.P.N, vragen voorts wat er gebeurt als een gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemer een baan buiten zijn woon-regio is gaan vervullen en vervolgens blijkt dat de functie vanwege de handicap toch ongeschikt voor hem is. Ontslag zal dan geen gevolgen hebben voor zijn werkloosheidsuitkering. Indien betrokkene is verhuisd en naar zijn vroegere woonplaats wenst terug te keren is hij vanzelfsprekend daartoe gerechtigd. Op een verhuiskostenvergoeding zal hij echter geen aanspraak kunnen maken. Vervolgens noemen de leden van de C.P.N, fractie de situatie van een volledig arbeidsongeschikte jonger dan 35 jaar die na herkeuring gedeeltelijk arbeidsgeschikt blijkt te zijn, een baan vindt en na een half jaar werkloos wordt. Betrokkene ontving in dit voorbeeld reeds vijf jaar een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze leden vragen welk arbeidsverleden wordt geteld om de duur van de - gedeeltelijke - nww uitkering vast te stellen. Artikel 42 van de nww geeft op deze vraag het antwoord. Naast het fictieve arbeidsverleden, dat afhankelijk is van de leeftijd van betrokkene, is zijn feitelijk arbeidsverleden 5 jaar. Perioden waarover een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering is genoten tellen immers mee voor de bepaling van het arbeidsverleden. Artikel 42, vierde lid, van de nww bepaalt dit uitdrukkelijk. Overigens zij opgemerkt dat betrokkene na het verstrijken van zijn nww-uitkering nog recht heeft op aanvullende uitkering als geregeld in de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid. Tenslotte noemen deze leden nog de situatie dat betrokkene een half jaar na de werkhervatting niet blijkt te voldoen met als oorzaak zijn handicap. Na een nieuwe keuring blijkt betrokkene wederom volledig arbeidsongeschikt te zijn. In antwoord op de vraag of het inkomensverlies uit de tussenliggende periode wordt gecompenseerd zij het volgende opgemerkt. In de door deze leden geschetste situatie zal er in het algemeen geen sprake zijn van een inkomensachteruitgang. De volledige VVAO-uitkering bedroeg immers 70% van het dagloon en na de afschatting tot 50% bedraagt deze uitkering nog 35% van het dagloon, terwijl de resterende verdiencapaciteit 50% bedraagt. Bij benutting van zijn resterende verdiencapaciteit zal het totale inkomen op circa 85% komen. Indien werk wordt aanvaard tegen een zodanig laag loon dat er toch sprake zou zijn van een inkomensachteruitgang zal deze echter niet worden gecompenseerd. Als betrokkene na verloop van tijd weer volledig arbeidsongeschikt wordt geldt als berekeningsgrondslag voor de in deze situatie weer te verstrekken volledige WAO-uitkering in ieder geval het oude dagloon. De WAO kent slechts de mogelijkheid om een eenmaal vastgesteld dagloon te verhogen (artikel 40). Het lager vaststellen van een dagloon is niet mogelijk. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf Eerste Kamer, vergaderjaar 1986-1987, 1 9 256, nr. 20b 5