Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek



Vergelijkbare documenten
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bureauonderzoek. Klaproosstraat 13 te Varsseveld gemeente Oude IJsselstreek. Opdrachtgever Tauw bv Postbus AC DEVENTER

Archeologie Deventer Briefrapport 27. November Controleboringen Cellarius - De Hullu (project 494)

Adviesnotitie (Quickscan) Moostdijk 36 te Ospel

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Adviesdocument 768. Oranjerie landgoed Mattemburgh, gemeente Woensdrecht. Project: Projectcode: HOOM2. Opdrachtgever: Brabants Landschap

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bijlage III Archeologisch bureauonderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

4 Archeologisch onderzoek

Opdrachtgever Status: definitief Royal Haskoning B.V.

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend en deels karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Archeologie en cultuurhistorie Strijpsche Kampen

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Heesch - Beellandstraat

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Inhoudsopgave. omgevingsvergunning Heurntjesweg 1. Bijlage 1 Natuurontwikkeling Heurntjesweg 1 3 Bijlage 2 Archeologisch onderzoek 6

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, Verkennend en karterend booronderzoek

Hoofdweg 39 te Slochteren (gemeente Slochteren) Een Archeologisch Bureauonderzoek

Een Archeologisch Bureauonderzoek voor het bestemmingsplan De Grift 3 in Nieuwleusen (gemeente Dalfsen, Overijssel). Figuur 1.

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Plangebied H.W. Iordensweg te Twello

Opdrachtgever Status: CONCEPT Royal HaskoningDHV

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Advies Archeologische Monumentenzorg 2015-nr. 71

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

RAAP-NOTITIE Plangebied Burloseweg Gemeente Winterswijk Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Archeologisch bureau-en booronderzoek Zuiderzeestraatweg te Hattemerbroek, gemeente Oldebroek

Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, deels karterend deels verkennend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureau voor Archeologie Rapport 273

Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Opdrachtgever Status: 2 e DEFINITIEF Geofox-Lexmond bv

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Nieuw Delft veld 3 en 8 (westelijk deel)

Archeologisch booronderzoek voor het plangebied Utrechtseweg 82 te Zeist. K oen Hebinck

Inventariserend Veldonderzoek, Verkennend en karterend booronderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Ede, Roekelse Bos (gem. Ede)

Bijlage 9 Archeologisch onderzoek

Adviesnotitie (Quickscan) Middenweg te Horssen

Plangebied Visvijvers te Gendt

Quick scan archeologie Vaartstraat Loonsevaert (perceel 2954), Kaatsheuvel gemeente Loon op Zand

Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Opdrachtgever Status: CONCEPT VanWestreenen bv Varsseveldseweg 65-d Projectleider 7131 JA Lichtenvoorde drs. R. Nillesen

Monumentenhuis Brabant bv

GEMEENTE WIERDEN ARCHEOLOGISCHE INVENTARISATIE EN VERWACHTINGSKAART

Beulakerweg 127 te Giethoorn, gem. Steenwijkerland (Ov.)

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Archeologisch Inventariserend Veldonderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Rapportage Verkennend Booronderzoek Archeologie Plangebied Hoek Kerkweg/Veluwelaan te Wezep, gemeente Oldebroek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

PLAN VAN AANPAK Waarderend booronderzoek

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Plan van Aanpak. Archeologisch vooronderzoek, bureau- en inventariserend veldonderzoek. gemeente Nieuwkoop

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

8 QUICKSCAN 2017 ARCHEOLOGIE KLAVER Gemeente Horst aan de Maas

Heenvliet, Steenhoeck-Welleweg Gem. Bernisse (ZH.) Een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek. Steekproefrapport /11Z

Bureauonderzoek en verkennend veldonderzoek d.m.v. boringen

Beknopt Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend en karterend booronderzoek

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

De Moer, plangebied De Hooivork (gemeente Loon op Zand)

Bijlage 1 Aanvullend advies archeologisch onderzoek, Wozoco Giessenburg, Neerpolderseweg 19, Giessenburg, Gemeente Giessenlanden

Bureauonderzoek en verkennend booronderzoek

ArGeoBoor Archeologisch vooronderzoek & advies

6500 voor Chr. RAAP-NOTITIE 4478 Plangebied Noorderweg 27 te Noordwijk 3750 voor Chr. Gemeente Marum Archeologisch vooronderzoek: een verkennend veldo

Bureauonderzoek en Karterend Booronderzoek Archeologie

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, karterend booronderzoek

Bureauonderzoek. Landgoed Ter Meulen te Almen gemeente Lochem. Opdrachtgever Status: DEFINITIEF Tauw bv AC Deventer dhr. R.

Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen

Transcriptie:

Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek gemeente Bronckhorst Opdrachtgever Status: DEFINITIEF Dhr. B. Wisselink Wisselinkweg 1 Projectleider 721 MD Zelhem drs. H. Kremer Projectnummer Autorisatie Paraaf Datum Synthegra Rapport S1387 drs. J.S. Krist (senior KNA archeoloog) 24-12-213 Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden Telefoon +31 ()88 81 81 981, Internet: www.synthegra.nl

COLOFON Opdrachtgever : dhr. B. Wisselink te Zelhem Project : Projectnummer : S1387 Titel : Datum : 24-12-213 Projectleider : drs. H. Kremer Auteurs : drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog) Autorisatie : drs. J.S. Krist (senior KNA archeoloog) Druk : Synthegra bv, Leusden ISSN : 1874-9771 Synthegra bv Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden Telefoon +31 ()88 81 81 981, Internet: www.synthegra.nl Synthegra bv, 213 Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 2 van 31

INHOUD ADMINISTRATIEVE GEGEVENS 4 SAMENVATTING 5 1 INLEIDING 7 1.1 Onderzoekskader 7 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen 7 1.3 Ligging en huidige situatie plangebied 1 1.4 Toekomstige situatie plangebied 1 2 BUREAUONDERZOEK 11 2.1 Methode 11 2.2 Landschapsgenese 11 2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied 17 2.4 Historische ontwikkeling 19 2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting 22 3 INVENTARISEREND VELDONDERZOEK 24 3.1 Methode 24 3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens 24 3.3 Archeologische indicatoren 25 3.4 Archeologische interpretatie 25 4 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 26 4.1 Inleiding 26 4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen 26 4.3 Aanbevelingen 29 LITERATUUR EN KAARTEN 3 Bijlagen: Bijlage 1: Overzicht van de relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen Bijlage 3: Boorpuntenkaart Bijlage 4: Boorprofielen Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 3 van 31

Administratieve gegevens Toponiem : Korenweg Plaats : Zelhem Gemeente : Bronckhorst Provincie : Gelderland Projectnummer : S1387 Bevoegde overheid : Gemeente Bronckhorst, deskundige namens de bevoegde overheid drs. M. Kocken, regio archeoloog Opdrachtgever : dhr. B. Wisselink Uitvoerende instantie : Synthegra bv Datum uitvoering veldwerk : 14-1-213 Uitvoerders veldwerk : drs. J.H.F. Leuvering (fysisch geograaf prospector; drs. H. Kremer KNA archeoloog, prospector Onderzoeksmelding (ARCHIS) : 58.736 Datum onderzoeksmelding : 1-1-213 Onderzoeksnummer (ARCHIS) : 48.61 Kaartblad : 4F Centrumcoordinaat : X: 219341, Y: 4485 Periode : laat-paleolithicum nieuwe tijd Oppervlakte : Circa 2 ha Grondgebruik : landbouwgrond Geologie : dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel) Geomorfologie : dekzandplateau Bodem : bruine enkeerdgronden Depot : Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Gelderland, te Nijmegen Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 4 van 31

Samenvatting Inleiding Synthegra heeft in opdracht van dhr. B. Wisselink een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Korenweg in Zelhem. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een landgoed. Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek De specifieke verwachting uit het bureauonderzoek wordt weergegeven in onderstaande tabellen. Bodem periode verwachting Kenmerken vindplaats Diepteligging sporen Hoge bruine laat- middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke Onder het enkeerdgronden paleolithicum kampementen: vuursteen plaggendek mesolithicum artefacten, haardkuilen neolithicum hoog Nederzetting: cultuurlaag, Onder het vroege fragmenten aardewerk, plaggendek tot diep middeleeuwen natuursteen, in de C-horizont gebruiksvoorwerpen late laag vanaf maaiveld middeleeuwen nieuwe tijd Bodem periode verwachting Kenmerken vindplaats Diepteligging sporen Beekeerdgrond laat- middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke Onder de eerdlaag (westelijke rand) paleolithicum kampementen: vuursteen mesolithicum artefacten, haardkuilen neolithicum laag Nederzetting: cultuurlaag, in de eerdlaag tot vroege fragmenten aardewerk, diep in de C-horizont middeleeuwen natuursteen, gebruiksvoorwerpen late laag middeleeuwen nieuwe tijd Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode en per bodemtype. vanaf maaiveld Archeologische interpretatie veldonderzoek In alle boringen is een plaggendek aangetroffen waaronder de natuurlijke podzolgrond deels intact aanwezig was. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 5 van 31

Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Vuursteenvindplaatsen worden vooral in de bovengrond van de podzolgrond aangetroffen, aangezien de bovengrond van de podzolgrond is opgenomen in de onderkant van het plaggendek zullen eventuele vuursteenvindplaatsen niet meer intact aanwezig zijn. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum kan daarom naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten vuursteen of aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C- horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Aangezien in alle boringen een restant van de B-horizont van de podzolgrond is aangetroffen, kan geconcludeerd worden dat de top van de C-horizont nog grotendeels intact is. Daarom kan de middelhoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied worden gehandhaafd. De lage verwachting voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan eveneens worden gehandhaafd vanwege het ontbreken van vondsten uit deze periode. Aanbeveling Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 4 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en wordt vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Bronckhorst), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 6 van 31

1 Inleiding 1.1 Onderzoekskader Synthegra heeft in opdracht van dhr. B. Wisselink een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Korenweg in Zelhem (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een landgoed. De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 3 cm beneden maaiveld verwacht kan worden. Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 27 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2 1 Het veldwerk is uitgevoerd op 14 oktober 213. De bevoegde overheid, de gemeente Bronckhorst heeft een specifiek archeologisch beleid vastgesteld en beschikt over een Archeologische Verwachtings- of Beleidsadvieskaart. 2 Volgens het vigerende beleid dient voor het plangebied een bureauonderzoek opgesteld te worden en/of een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd in de vroegste fase van de planvorming. De bevoegde overheid, de gemeente Bronckhorst, zal de resultaten van het onderzoek toetsen en een selectiebesluit nemen. 1.2 Onderzoeksdoel en vraagstellingen Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen. De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord: 1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen een afstand tot ca. 2 m van de onderzoekslocatie) en in de ondiepe ondergrond? d) Hoe dik is de holocene deklaag? 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het omringende gebied? 1 SIKB 21. 2 Straten, K.C.J. van 28. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 7 van 31

3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige verstoringslagen, bemestingslagen e.d) in het omringende gebied? 4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? 5. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest, uitgaande van a) kaarten van de Man, b) de Hottingerkaart, c) het Kadastraal minuutplan, d) de Topografisch Militaire Kaart 185 en e) het Bonneblad? 6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen ( waarnemingen inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorieën, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag), f ) fragmentatie, g) waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat wil zeggen zowel systemisch (indien redelijkerwijs uit de gegevens af te leiden) als volgens het principediagram in figuur 2 op pagina 52 (zo gespecificeerd mogelijk (top-down typering) op basis van de waarnemingen). 7. Gegeven 1 tot en met 4; met welke (primaire) natuurlijke formatieprocessen (fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied 8. Gegeven 5 en 6; met welke (primaire) culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied [inclusief (sub)recente36 bodemverstoring als gevolg van (sub)recent landgebruik/inrichting]? 9. Gegeven 7 en 8; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus (stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? 1. Gegeven 1 tot en met 9; wat is de aard (mobilia [materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden], immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? 11. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek (prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)? 12. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram) kunnen binnen het onderzoeksgebied aangetoond worden? Licht beargumenteerd toe. 13. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en zoekstrategieën) kunnen deze vondst- en/of spoorcomplexen (indicatoren) systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 8 van 31

De volgende vragen worden beantwoord op basis van de resultaten van het veldwerk; 14. Wat is a) de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondiepe ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied? d) hoe dik is de holocene deklaag? 15. Wat is a) de aard (kleur, textuur, samenstelling), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige verstoringslagen, bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied? 16. Wat is a) de aard, b) dikte en c) omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? 17. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is a) de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur, samenstelling), b) gaafheid en c) dikte van het onderliggende afgedekte bodemprofiel (natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen? 18. Wat is a) de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom ( modern afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen en/of b) tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een recente bodemverstoring (bodemgaafheid)? Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 9 van 31

1.3 Ligging en huidige situatie plangebied Het plangebied is circa 2.74 m 2 groot en ligt aan de Korenweg in Zelhem (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door de Velswijkweg, in het oosten door de Korenweg in het zuiden door een bomenrij en in het westen door de Wisselinkweg. Het plangebied is in gebruik als landbouwgrond. De hoogte van het maaiveld varieert van circa 15,1 m +NAP in het westen tot 15,8 m +NAP in het oosten van het plangebied (Normaal Amsterdams Peil). 3 Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25. aangegeven met het rode kader (Bron: Topografische Dienst 1998). 1.4 Toekomstige situatie plangebied De exacte inrichting van het plangebied is op dit moment onbekend. In het plangebied zal een landgoed gerealiseerd worden. 3 Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 1 van 31

2 Bureauonderzoek 2.1 Methode Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Voor het bureauonderzoek zijn met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied verzameld. Dit is aangevuld met historisch en fysischgeografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd. 2.2 Landschapsgenese Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd: Geologische Kaart, schaal 1:5. Geomorfologische Kaart, schaal 1:5. Bodemkaart, schaal 1:5. Relevante achtergrondliteratuur Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de Lithostratigrafische Indeling van de Ondiepe Ondergrond. 4 Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1. Geologie en geomorfologie Het plangebied ligt in het oostelijk zandgebied. Het landschap heeft zijn huidige vorm vooral tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 115. 11.755 jaar geleden), gekregen. Volgens de geologische kaart liggen in het plangebied dan ook afzettingen die in deze periode zijn gevormd, namelijk fluvioperiglaciale afzettingen bedekt met dekzand. Het werd in het Weichselien zeer koud, maar het landijs bereikte Nederland niet. 6 Tijdens het koudste deel van het Weichselien, het Pleniglaciaal (circa 75. 15.7 jaar geleden), was de ondergrond periodiek permanent bevroren en moest het regen- en sneeuwsmeltwater over het oppervlak afstromen. Hierbij werden fluvioperiglaciale afzettingen gevormd en dalen uitgesleten. Deze afzettingen zijn zeer divers en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en plantenresten en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend. De fluvioperiglaciale afzettingen bevinden zich volgens de geologische kaart in het plangebied binnen 2 m beneden maaiveld (afbeelding 2.1, code Tw4 met gele driehoekjes). De fluvioperiglaciale afzettingen zijn later bedekt met dekzand. In de koudste en droogste perioden van het Weichselien was de vegetatie vrijwel verdwenen, waardoor in het Pleniglaciaal en Laat-Glaciaal op grote schaal verstuiving kon optreden en het dekzand is afgezet. Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (15 21 µm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van 4 De Mulder et al. 23 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de Ondiepe Ondergrond. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 11 van 31

de Formatie van Boxtel gerekend. Het reliëf, dat hierbij is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen. In de omgeving van het plangebied is een plateau ontstaan. De vlakke delen van deze plateauachtige vorm zijn later mede onder invloed van de mens ontstaan. Op de geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:5. (afbeelding 2.2) staat aangegeven dat het plangebied op een dekzandplateau (code 4F5) ligt. Op basis van de hoogtekaart (geraadpleegd via www.ahn.nl, afbeelding 2.3) lijkt het plangebied op een lager deel van het dekzandplateau te liggen weergegeven in oranje gele tot groene kleuren, op de overgang naar de lager gelegen golvende dekzandvlakte (weergegeven in blauwe kleuren). LEGENDA Dekzand dunner dan 2 m: matig fijn en matig grof zand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxel) Tw4 Boxtel) Kr2 Fluvioperiglaciale afzettingen: slibhoudend fijn zand met dunne klei- en leemlagen (Formatie van Dekzand dunner dan 2 m op fluviatiele afzettingen (Formatie van Kreftenheye) Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geologische kaart van Nederland 1:5., aangegeven met het rode kader (Bron: RGD 1977, blad 4 oost, Arnhem) Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 12 van 31

LEGENDA 4F5 Dekzandplateau al dan niet met oud-bouwlanddek 3L5 Golvende dekzandvlakte 3/4K14 Dekzandrug, al dan niet met oud landbouwdek 2M9 Vlakte van ten dele verspoelde dekzanden 3N8 Laagte ontstaan door afgraving 3N5 Laagte zonder randwal, niet moerassig 2R2 Dalvormige laagte zonder veen Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:5., aangegeven met het rode kader. (Bron: Stiboka en RGD 1985, blad 4 Arnhem). Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 13 van 31

LEGENDA Blauw : 13,36 15,15 m +NAP Groen : 15,15 15,78 m +NAP Geel : 15,78 15,88 m +NAP Oranje : 15,88 16,35 m +NAP Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl). Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 14 van 31

Bodem Op de Bodemkaart van Nederland schaal 1:5. (afbeelding 2.4) is te zien dat in het zuidoostelijke deel van het plangebied bruine enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand (code bez21) voorkomen. In het noordwestelijke deel komen beekeerdgronden in lemig fijn zand (code pzg23) voor. De enkeerdgronden zijn ontstaan, doordat vanaf circa 15 op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast. Plaggen werden met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. Het plaggendek van de enkeerdgronden is dikker dan 5 cm. LEGENDA bez21 : bruine enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand pzg23 : beekeerdgronden in lemig fijn zand zez21 : hoge zwarte enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:5., aangegeven met het rode kader (Bron: Stichting voor Bodemkartering 1986). Op basis van de kleur van het plaggendek worden de gronden bruine, dan wel zwarte enkeerdgronden genoemd. De bouwvoor is donker gekleurd en circa 2-3 cm dik (Aap-horizont). Hieronder ligt het oudere niveau van het plaggendek (Aa-horizont), die meestal wat lichter van kleur is. Onder het plaggendek ligt de oorspronkelijke bodem, waarschijnlijk een podzolgrond. In dekzanden is podzolering een natuurlijk bodemvormend proces. Bij podzolering worden humus, ijzer en mangaan uit de bovenste bodemlagen uitgespoeld en vindt inspoeling van deze bestanddelen in diepere bodemlagen plaats. De podzolgrond bestaat uit een A-horizont, waaronder een E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is. Hieronder ligt de bruine B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de C-horizont.15 Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizont in meer of mindere mate intact. Vaak zijn deze horizonten door verploeging met de onderste helft van het plaggendek vermengd geraakt. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 15 van 31

De beekeerdgronden zijn kenmerkend voor de lage delen in het landschap, zoals de laagten en beekdalen. Ze hebben een bovengrond (Ap-horizont) van 15-35 cm dik,16 die direct op de C-horizont ligt. Deze eerdlaag is onder natuurlijke omstandigheden ontstaan. Op deze laaggelegen gronden wordt veel organisch materiaal geproduceerd, maar is de afbraak laag, vanwege de hoge grondwaterstand. Dit leidt tot het ontstaan van een humeuze eerdlaag. Op de bodemkaart staan de gemiddelde grondwaterstanden aangegeven. In het plangebied is ter plaatse van de enkeerdgrond sprake van een diepe grondwaterstand, grondwatertrap VII. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 4-8 cm beneden maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 12 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen. Ter plaatse van de beekeerdgrond is sprake van grondwatertrap III. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand onder de 4 cm beneden maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen de 8 en 12 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 16 van 31

2.3 Archeologische waarden in en rondom het plangebied In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische en/of ondergrondse bouwhistorische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd: Centraal Archeologisch Archief (CAA) Centraal Monumenten Archief (CMA) Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II) Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Bronckhorst gegevens van amateur archeologen Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting, met uitzondering van de noordwestelijke punt waarvoor een middelhoge archeologische verwachting geldt (bijlage 2). Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Bronckhorst heeft het plangebied een hoge archeologische waarde. Vanwege het gedetailleerde schaalniveau en het beleid van de gemeente wordt deze kaart als leidend beschouwd. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 17 van 31

Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Bronckhorst, aangegeven met het blauwe kader (Bron: Raap-rapport 1748, kaartbijlage 2). Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de directe omgeving (binnen een straal van 35 m) zijn twee waarnemingen en drie onderzoeksmeldingen bekend. Monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 35 m van het plangebied: Onderzoeksmelding 36866 betreft een bureau- en booronderzoek uitgevoerd voor een locatie direct ten noorden van het huidige plangebied. Tijdens het booronderzoek werden archeologische indicatoren aangetroffen die wezen op de aanwezigheid van een vindplaats uit de late bronstijd vroege ijzertijd en vroege middeleeuwen. Vervolgens werd in een deelgebied een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (onderzoeksmelding 37437). Tijdens het onderzoek werd een vindplaats uit de late bronstijd vroege ijzertijd aangetroffen. De archeologische resten werden als behoudenswaardig geclassificeerd. Er werd geadviseerd om de resten in situ te behouden. Indien behoud in situ niet mogelijk zou zijn, werd geadviseerd de resten door middel van een opgraving ex situ te behouden. Onderzoekmelding 12.518 In opdracht van de gemeente Bronckhorst heeft Synthegra in 25 een bureauonderzoek uitgevoerd voor de voormalige gemeente Zelhem. Het onderzoeksgebied beslaat de gehele voormalige gemeente en het onderzoek vormt een onderdeel van het TRAP (Toeristisch Recreatief Archeologisch Project). De noordwestelijke grens van het onderzoeksgebied ligt op een afstand van circa 35 m ten noordwesten van het huidige plangebied. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 18 van 31

2.4 Historische ontwikkeling Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven. Op het minuutplan uit het begin van de 19 e eeuw (afbeelding 2.6) is te zien dat voorlopers van de Wisselinkweg en de Korenweg al aanwezig zijn. Binnen het plangebied bevindt zich geen bebouwing, wel is te zien dat direct ten noordwesten van het plangebied bebouwing aanwezig is. Op de kaart uit circa 183-1855 (afbeelding 2.7) is te zien dat het plangebied in gebruik is als bouwland direct ten noorden van het plangebied bevindt zich een bosperceel en ten noordwesten van het plangebied bevindt zich bebouwing. Op de kaarten uit 198 en 1955-1965 (afbeelding 2.8 en 2.9) is de bebouwing direct en noordwesten van het plangebied verdwenen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich nu bebouwing. Het plangebied is ook op deze kaarten in gebruik als bouwland Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19 e eeuw, aangegeven met het rode kader (Bron: www.watwaswaar.nl). Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 19 van 31

Project: Afbeelding 2.7: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 183-1855, aangegeven met het rode kader. (Bron: Wolters Noordhoff Atlasproducties 199, Oost-Nederland, blad 11). Afbeelding 2.8: Ligging van het plangebied op de kaart uit 198, aangegeven met het rode kader (Bron: Uitgeverij Nieuwland 25, Gelderland, blad 472). Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 2 van 31

Afbeelding 2.9: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1955-1965, aangegeven met het rode kader (Bron: Uitgeverij 12 Provinciën 26/27, blad 177). Bodemverstoring Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan. 5 5 www.bodemloket.nl Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 21 van 31

2.5 Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1. Op de gemeentelijke Verwachtingskaart heeft het plangebied een hoge archeologische waarde. Het plangebied ligt op een dekzandplateau, op de overgang naar de golvende dekzandvlakte. In het plangebied heeft zich naar verwachting hoofdzakelijk een podzolgrond ontwikkeld, die is afgedekt met een plaggendek. In het lager gelegen westelijke deel heeft zich naar verwachting een beekeerdgrond gevomd. In de ondergrond bevinden zich fluvioperiglaciale afzettingen bedekt met dekzand. Op grond van de ouderdom van het dekzand kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum. Voor de prehistorische mens speelde het landschap een belangrijke rol in de keuze voor een bewoningsplaats. Als woon- en verblijfplaats kozen de jager-verzamelaars vaak voor de flanken van hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van water. Het plangebied ligt op de rand van een hoog gelegen dekzandplateau naast een lager gelegen golvende dekzandvlakte, maar In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied was geen waterloop aanwezig. Daarom geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor bewoningssporen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum. De vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van vuursteenfragmenten en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze resten worden ter plaatse van de enkeerdgronden onder het plaggendek in de bovengrond van de podzolgrond verwacht. Ter plaatse van de verwachte beekeerdgronden worden ze in de eerdlaag van de beekeerdgrond verwacht. Vanaf het neolithicum schakelt de prehistorische mens geleidelijk over van jagen/verzamelen naar landbouw en veeteelt. Door deze overschakeling kan men het nomadische bestaan achter zich laten en overschakelen op een sedentaire levenswijze. De nederzettingslocaties blijven hetzelfde. Nog steeds verkiest men hogere, droge gebieden nabij water. In de loop van het mesolithicum trad in het lagere deel van het plangebied vernatting op door een verhoging van de grondwaterstand en ontwikkelde zich daar de beekeerdgrond. De relatief hoge grondwaterstand, maakte het lagere, westelijke deel van het plangebied tot een minder aantrekkelijke bewoningsplaats. Voor het lagere deel van het plangebied geldt mede door de vernatting een lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Het hoger gelegen deel van het dekzandplateau was wel een geschikte bewoningsplaats. Bovendien is direct ten noorden van het huidige plangebied, een vindplaats uit de late bornstijd vroege ijzertijd aangetroffen. Voor bovengenoemde periode geldt voor het hoger gelegen deel van het dekzandplateau een hoge verwachting. Archeologische resten uit deze periode bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere grondsporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Het sporenniveau wordt op het dekzandplateau onder het plaggendek verwacht in de B-horizont van de onderliggende veldpodzolgrond. Ter plekke van de beekeerdgrond kunnen eventuele sporen worden verwacht onder de eerdlaag. In de late middeleeuwen concentreerde de bewoning zich met name rond oudere bewoningskernen. De buitengebieden werden benut voor agrarische doeleinden. Het plangebied behoorde bij het buitengebied. Op de historische kaarten is geen bebouwing in het plangebied aanwezig. Om deze reden geldt voor het plangebied voor de periode vanaf de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd een lage verwachting voor historische bebouwing. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 22 van 31

Bodem periode verwachting Kenmerken vindplaats Diepteligging sporen Hoge bruine laat- middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke Onder het enkeerdgronden paleolithicum kampementen: vuursteen plaggendek mesolithicum artefacten, haardkuilen neolithicum hoog Nederzetting: cultuurlaag, Onder het vroege fragmenten aardewerk, plaggendek tot diep middeleeuwen natuursteen, in de C-horizont gebruiksvoorwerpen late laag vanaf maaiveld middeleeuwen nieuwe tijd Bodem periode verwachting Kenmerken vindplaats Diepteligging sporen Beekeerdgrond laat- middelhoog Bewoningssporen, tijdelijke Onder de eerdlaag (westelijke rand) paleolithicum kampementen: vuursteen mesolithicum artefacten, haardkuilen neolithicum laag Nederzetting: cultuurlaag, in de eerdlaag tot vroege fragmenten aardewerk, diep in de C-horizont middeleeuwen natuursteen, gebruiksvoorwerpen late laag middeleeuwen nieuwe tijd Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode en per bodemtype. vanaf maaiveld Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 23 van 31

3 Inventariserend Veldonderzoek 3.1 Methode Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is een verkennend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 5 boringen per hectare uitgevoerd. Hiermee is het onderzoek verkennend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit de steentijd als voor nederzettingsresten uit de latere perioden. Aangezien het plangebied circa 2 hectare groot is, zijn in totaal 1 boringen gezet. Voor zover de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) het toelieten, is een boorgrid van 4 x 5 m gehanteerd, waarbij de afstand tussen de raaien 4 m en de afstand tussen de boringen 5 m bedraagt. Voor een optimale verdeling van de boringen verspringt het beginpunt van een raai 2 m ten opzichte van de naastgelegen raai. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een handheld GPS. Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische indicatoren. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 514 6 en bodemkundig 7 geïnterpreteerd. 3.2 Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens De locaties van de boringen staan in bijlage 3 en de boorprofielen in bijlage 4. Binnen het terrein zijn hoogteverschillen waargenomen. Het terrein loopt in westelijke richting af. Op basis van het bureauonderzoek werden in het plangebied hoofdzakelijk hoge bruine enkeerdgronden verwacht.in de westelijke rand van het plangebied werden beekeerdgronden verwacht. Aan het oppervlak zou dekzand moeten liggen met in de ondergrond fluvioperiglaciale afzettingen. De boringen laten een eenduidig beeld zien. Op een diepte variërend van 65 tot 11 cm beneden het maaiveld is inderdaad dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel) aangetroffen, dat uit zwak siltig, matig fijn, roesthoudend zand bestond. De fluvioperiglaciale afzettingen zijn niet aangetroffen, deze zullen waarschijnlijk dieper liggen dan de maximale boordiepte van 135 cm beneden maaiveld. In alle boringen is een plaggendek aangetroffen. De dikte van het plaggendek, in combinatie met de bouwvoor varieert van 55 tot 85 cm. Het plaggendek bestaat uit matig fijn, zwak tot sterk humeus, zwak siltig, (donker)bruin zand. In de boringen is onder het plaggendek een restant van een podzolgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond (Apb-horizont) en de E-horizont ontbraken, deze zijn vermoedelijk opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Onder het plaggendek in alle boringen was een 15 tot 3 cm dikke, bruine BC-horizont aanwezig, die geleidelijk overging in de C-horizont. Een beekeerdgrond, gekenmerkt door een donkere bovengrond (Ap-horizont) van 3 tot 5 cm dik, die direct op de C-horizont ligt, is niet aangetroffen. 6 Nederlands Normalisatie-instituut 1989. 7 De Bakker en Schelling 1989. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 24 van 31

3.3 Archeologische indicatoren Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Dit was ook niet het specifieke doel van het verkennende onderzoek. 3.4 Archeologische interpretatie In alle boringen is een plaggendek aangetroffen waaronder de natuurlijke podzolgrond deels intact aanwezig was. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Vuursteenvindplaatsen worden vooral in de bovengrond van de podzolgrond aangetroffen, aangezien de bovengrond van de podzolgrond is opgenomen in de onderkant van het plaggendek zullen eventuele vuursteenvindplaatsen niet meer intact aanwezig zijn. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum kan daarom naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten vuursteen of aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C- horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Aangezien in alle boringen een restant van de B-horizont van de podzolgrond is aangetroffen, kan geconcludeerd worden dat de top van de C-horizont nog grotendeels intact is. Daarom kan de middelhoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied worden gehandhaafd. De lage verwachting voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan eveneens worden gehandhaafd vanwege het ontbreken van vondsten uit deze periode. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 25 van 31

4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Inleiding Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen gold een hoge verwachting. Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd gold een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting. 4.2 Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen De onderzoeksvragen kunnen als volgt worden beantwoord: 1.Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen een afstand tot ca. 2 m van de onderzoekslocatie) en in de ondiepe ondergrond? d) Hoe dik is de holocene deklaag? De C-horizont bestaat uit dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel), dat door de wind is afgezet tijdens het Weichselien. Er is geen sprake van een holocene deklaag. 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het omringende gebied? In de C-horizont heeft zich naar verwachting hoofdzakelijk een podzolgrond (code Hn21) ontwikkeld. Aan de westelijke rand heeft zich naar verwachting een beekeerdgrond (code pzg23) gevormd 3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige verstoringslagen, bemestingslagen e.d) in het omringende gebied? Er is mogelijk sprake van plaggendek (code bez21) dat is ontstaan vanaf circa 15 toen op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast. 4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? Een plaggendek van een enkeerdgrond heeft per definitie een minimale dikte van 5 cm. 5. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest, uitgaande van a) kaarten van de Man, b) de Hottingerkaart, c) het Kadastraal minuutplan, d) de Topografisch Militaire Kaart 185 en e) het Bonneblad? Het historisch landgebruik betrof landbouw. Het plangebied had de functie bouwland. In het plangebied was geen historische bebouwing aanwezig. 6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen ( waarnemingen inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorieën, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag), f ) fragmentatie, Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 26 van 31

g) waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat wil zeggen zowel systemisch (indien redelijkerwijs uit de gegevens af te leiden) als volgens het principediagram in figuur 2 op pagina 52 (zo gespecificeerd mogelijk (top-down typering) op basis van de waarnemingen). Ten noorden van het plangebied, gelegen in dezelfde landschappelijke eenheid (dekzandplateau, hoge enkeerdgrond) is tijdens een proefsleuvenonderzoek een vindplaats uit de late bronstijd / vroege ijzertijd aangetroffen (onderzoeksmelding 37.437). De vindplaats werd als behoudenswaardig geclassificeerd. 7. Gegeven 1 tot en met 4; met welke (primaire) natuurlijke formatieprocessen (fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied Van het verwachte plaggendek gaat een conserverende werking uit op eventueel aanwezige archeologica. 8. Gegeven 5 en 6; met welke (primaire) culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied [inclusief (sub)recente36 bodemverstoring als gevolg van (sub)recent landgebruik/inrichting]? Het plangebied is voor zover bekend altijd in gebruik geweest als bouwland en niet bebouwd geweest. Naar verwachting is de bodemverstoring gering. 9. Gegeven 7 en 8; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus (stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? Door verploeging kunnen de archeologische vondsten verspreid voorkomen in het plaggendek. Het archeologisch sporenniveau kan zijn gedegradeerd. 1. Gegeven 1 tot en met 9; wat is de aard (mobilia [materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden], immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? Archeologische resten uit het laat-paleolithicum en het mesolithicum bestaan hoofdzakelijk uit fragmenten vuursteen en grondsporen van bijvoorbeeld ondiepe haardkuilen en bevinden zich in de bovengrond van de podzolgrond. Archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen worden verwacht in de bovengrond van de podzolgrond en kunnen tot diep in de C-horizont reiken. Archeologische resten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd worden verwacht vanaf het maaiveld. 11. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek (prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)? Een matig tot hoge dichtheid aan vondsten en sporen waarvan de vondstlaag gedeeltelijk is opgenomen in de bouwvoor. 12. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram) kunnen binnen het onderzoeksgebied aangetoond worden? Licht beargumenteerd toe. Buitencategorie Type 4 complex, uitgaande van de aanwezigheid van een plaggendek. 13. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en zoekstrategieën) kunnen deze vondst- en/of spoorcomplexen (indicatoren) systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden. Oppervlaktekartering indien het oppervlak en de omstandigheden zich daartoe lenen, booronderzoek en proefsleuvenonderzoek. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 27 van 31

De volgende vragen worden beantwoord op basis van de resultaten van het veldwerk; 14. Wat is a) de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondiepe ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied? d) hoe dik is de holocene deklaag? Op een diepte variërend van 65 tot 11 cm beneden het maaiveld is dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel) aangetroffen, dat uit zwak siltig, matig fijn, roesthoudend zand bestond. De fluvioperiglaciale afzettingen zijn niet aangetroffen, deze zullen waarschijnlijk dieper liggen dan de maximale boordiepte van 135 cm beneden maaiveld. Het dekzand is afgezet door de wind tijdens het Weichselien. Er is geen holocene deklaag aanwezig. 15. Wat is a) de aard (kleur, textuur, samenstelling), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige verstoringslagen, bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied? In de boringen is onder het plaggendek een restant van een podzolgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond (Apb-horizont) en de E-horizont ontbraken, deze zijn vermoedelijk opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Onder het plaggendek in alle boringen was een 15 tot 3 cm dikke, bruine BChorizont aanwezig, die geleidelijk overging in de C-horizont. Een beekeerdgrond, gekenmerkt door een donkere bovengrond (Ap-horizont) van 3 tot 5 cm dik, die direct op de C-horizont ligt, is niet aangetroffen. 16. Wat is a) de aard, b) dikte en c) omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? In alle boringen is een plaggendek aangetroffen. De dikte van het plaggendek, in combinatie met de bouwvoor varieert van 55 tot 85 cm. Het plaggendek bestaat uit matig fijn, zwak tot sterk humeus, zwak siltig, (donker)bruin zand. De plaggendekken zijn ontstaan, doordat vanaf circa 15 op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast. Plaggen werden met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. 17. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is a) de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur, samenstelling), b) gaafheid en c) dikte van het onderliggende afgedekte bodemprofiel (natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen? In de boringen is onder het plaggendek een restant van een podzolgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond (Apb-horizont) en de E-horizont ontbraken, deze zijn vermoedelijk opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Onder het plaggendek in alle boringen was een 15 tot 3 cm dikke, bruine BChorizont aanwezig, die geleidelijk overging in de C-horizont. Een beekeerdgrond, gekenmerkt door een donkere bovengrond (Ap-horizont) van 3 tot 5 cm dik, die direct op de C-horizont ligt, is niet aangetroffen. 18. Wat is a) de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom ( modern afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen en/of b) tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een recente bodemverstoring (bodemgaafheid)? De recente bodemverstoring beperkt zich tot de bouwvoor. Omdat een verkennend booronderzoek is uitgevoerd en geen archeologische resten zijn aangetroffen zijn de overige vragen niet beantwoord. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 28 van 31

4.3 Aanbevelingen Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek geadviseerd. Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek is mogelijk een archeologische vindplaats uit de prehistorie in het plangebied aanwezig. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 4 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Bronckhorst), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 27) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Bronckhorst. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 29 van 31

Literatuur en kaarten Literatuur Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus. Staring Centrum, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 24: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 25: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Berkel, G. van, en K. Samplonius, 26: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht. Hendrikx, J.A., 1998: De ontginning van Nederland. Het ontstaan van de agrarische cultuurlandschappen in Nederland. Matrijs, Utrecht. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 23: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten Nederlands Normalisatie-instituut, 1989: NEN 514 Geotechniek - Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 26: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 21: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. SIKB, Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1975: Bodemkaart van Nederland schaal 1:5., toelichting bij de kaartbladen 4 West en Oost Arnhem, Wageningen. Willemse, N.W. en M.H.J.M. Kocken, 212: Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek. Raap rapport 251. Kaarten Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1975: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:5., blad 4.Wageningen/Haarlem. Rijks Geologische Dienst, 1977: Geologische kaart van Nederland 1:5., blad 4 Oost (Arnhem), Haarlem. Stichting voor Bodemkartering, 1985: Bodemkaart van Nederland schaal 1:5., blad 4 Oost (Arnhem) Wageningen. Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden 3 van 31