JA 2011/159 Rechtbank 's-hertogenbosch, , Shockschade, Taxibus-criteria, Eigen schuld. Samenvatting. Uitspraak. 1.

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:RBDHA:2015:3937

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden.

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

Samenvatting. Consument, ARAG SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen: Aangeslotene. 1. Procesverloop

Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00

Onrechtmatige daad. Shockschade. Directe confrontatie. Ernst normschending.

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

Gerechtshof s-hertogenbosch 23 februari 2016, nr _01, ECLI:NL:GHSHE:2016:637 (J.M. Brandenburg, H.A.W. Vermeulen en P.P.M.

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7057

ANONIEM BINDEND ADVIES

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:RBLEE:2011:BQ7902

Hof 's-gravenhage, 19 september 2006; shockschade of affectieschade? Op grond van de billijkheid volledige schade vergoeden.

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:OGEAA:2016:286

ECLI:NL:GHSHE:2015:738

Rb. 's-gravenhage 6 juli 2012, LJN BX2021, JA 2012/183. Trefwoorden: Sommenverzekering, Voordeelstoerekening, Eigen schuld

DE REDACTIE PRIVAAT VAN TRANEN, DUITEN, DIJKEN EN SLUIZEN OVER VERGOEDING VAN AFFECTIESCHADE EN SHOCKSCHADE IN NEDERLAND NA 1 JANUARI 2019

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

ECLI:NL:RBROT:2016:229

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:GHSHE:2013:BZ0395 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

de naamloze vennootschap ABM AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

ECLI:NL:RBLIM:2017:8199

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

hikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter locatie Utrecht zaaknummer: UE VERZ MAR/1217

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

2.3. Today s is onderdeel van de Todays s Groep, eveneens een online broker.

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906


ECLI:NL:RBSHE:2012:BW0410

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RBOVE:2014:3241

Aegon Schadeverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ6321

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

ECLI:NL:RBLIM:2017:7391

LJN: BJ4855,Sector kanton Rechtbank Haarlem, zaak/rolnr.: / CV EXPL

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBOVE:2016:286

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2014:2181

ECLI:NL:RBAMS:2017:2065

ECLI:NL:RBLIM:2017:4741

het door Consument digitaal ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Adviseur; de repliek van Consument; de dupliek van Adviseur.

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari Rapportnummer: 2014/010

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

ECLI:NL:RBALM:2011:BU1896

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBMNE:2017:2000

Uitspraak geanonimiseerd

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

Instantie Hoge Raad Datum uitspraak Datum Publicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2002:AD5356. Formele relaties

ECLI:NL:RBSHE:2003:AF3886 Rechtbank 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HA ZA

ECLI:NL:RBHAA:2009:BI7758

ECLI:NL:RBOBR:2014:3396

Rechtbank Amsterdam 15 april 2009; voetganger struikelt over uitstekend putdeksel.

ECLI:NL:RBLIM:2017:1672

ECLI:NL:RBARN:2011:BT2615

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. R.A.

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7227

EJEA ECLI:NL:RBDHA:2016:15833 Rechtbank Den Haag Datum uitspraak Datum publicatie ZaaknummerC/09/ KG ZA 16/1383

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN. Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.

Hoge Raad, 22 februari 2002; vereisten bij shockschade, geen vergoeding van affectieschade.

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

Transcriptie:

JA 2011/159 Rechtbank 's-hertogenbosch, 25-07-2011, Shockschade, Taxibus-criteria, Eigen schuld Samenvatting Een vijf maanden oude baby is door de oppas zodanig geschud en geslagen dat zij na enkele dagen is overleden als gevolg van hersenletsel. De moeder vordert schadevergoeding van de oppas, met de stelling dat zij shockschade heeft geleden volgens de criteria van HR 22 februari 2002, NJ 2002/204 ( Taxibus-arrest ). De rechtbank wijst de vordering af, aangezien de moeder niet onmiddellijk maar geleidelijk op de hoogte was geraakt van de omstandigheden waaronder haar baby om het leven was gekomen. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat op enig moment sprake is geweest van een hevige emotionele schok of van een situatie waarin de geleidelijk verkregen informatie culmineerde in een hevige emotionele schok. Los daarvan, heeft de rechtbank op basis van de in het geding gebrachte (medische) gegevens evenmin kunnen vaststellen dat de moeder geestelijk letsel had bekomen als gevolg van en/of in verband met het overlijden van haar baby. De moeder heeft hieromtrent ook onvoldoende gesteld om tot bewijslevering te worden toegelaten. Ten overvloede gaat de rechtbank in op een namens gedaagde gevoerd verweer dat het de eigen keus van de ouders is geweest om hun baby aan de oppas toe te vertrouwen, terwijl de baby een paar weken eerder ook slap en lusteloos was na een oppassessie. De ouders hadden die waarschuwing niet opgepakt, aldus gedaagde, die daarin aanleiding zag eigen schuld van de ouders te bepleiten. De rechtbank spreekt van een abject standpunt, dat niet zou zijn gehonoreerd indien wel een schadevergoedingsverplichting van gedaagde zou zijn aangenomen. De ouders hoefden geen rekening te houden met de doodslag op hun kind, noch hebben zij die dood mede veroorzaakt. Uitspraak 1. De procedure (...; red.) 2. De feiten 2.1. De dochter van [eiseres], de op [geboortedatum] geboren (dochter), is op [datum] overleden. 2.2. Op 21 december 2006 is [gedaagde] door de rechtbank te Amsterdam veroordeeld voor doodslag op [de baby]. Dit vonnis is op 5 januari 2007 onherroepelijk geworden. 3. Het geschil 3.1. [Eiseres] vordert samengevat voor recht te verklaren dat [gedaagde] een onrechtmatige daad jegens haar heeft gepleegd door haar dochter te doden en dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de daardoor bij [eiseres] ontstane schade, zowel materieel als immaterieel; en veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een voorschot op de arbeidsvermogenschade van 10.000,=, alsmede tot betaling van een bedrag van 15.000,= wegens immateriele schade, vermeerderd met rente en kosten. 3.2. [Gedaagde] voert verweer. 3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4. De beoordeling 4.1. In deze zaak gaat het om het volgende. [Eiseres] heeft op [datum] haar toen bijna vijf maanden oude dochter [de baby] naar [gedaagde] gebracht, om op haar te passen. [Gedaagde] had daarvoor al vaker als oppas gefungeerd. 4.2. In de loop van die middag is [de baby] met spoed opgenomen in het ziekenhuis. Zij bleek (onder meer) hersenletsel te hebben. Nadat zij een aantal dagen in coma had gelegen is zij gestorven op [datum]. [Eiseres] is tijdens die ziekenhuisopname veelal bij [de baby] geweest. Ook [gedaagde] is tijdens die opname in het ziekenhuis geweest. 4.3. Tijdens de ziekenhuisopname is door de arts vrijwel meteen de verdenking van kindermishandeling geuit, welke verdenking nadien werd bevestigd door de autopsie. 4.4. Politieonderzoek heeft uitgewezen dat [gedaagde] [de baby] zodanig heeft geslagen en door elkaar geschud dat zij hersenletsel heeft opgelopen als gevolg waarvan zij uiteindelijk is overleden. 4.5. [Eiseres] stelt zich op het standpunt dat [gedaagde] niet alleen jegens [de baby] een onrechtmatige daad heeft gepleegd, maar ook jegens [eiseres] zelf. Degene die schuldig is aan doodslag handelt ook onrechtmatig jegens degene bij wie door het waarnemen van de daad of de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, een hevige emotionele schok teweeg wordt gebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, aldus [eiseres] (conform HR 22 februari 2002, NJ 2002, 240, Taxibus). 4.6. Dat [eiseres] direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het handelen van [gedaagde] blijkt volgens [eiseres] uit het volgende: doordat zij is gehoord door de politie en op de hoogte is gehouden van het onderzoek is zij geconfronteerd met de gruwelijke omstandigheden waaronder [de baby] is overleden; doordat [eiseres] bij de terechtzitting aanwezig is geweest is zij bekend geworden met de doodsoorzaak van [de baby] en het geweld dat [gedaagde] daarbij heeft toegepast; [eiseres] is direct geconfronteerd met het letsel en het overlijden van haar dochter. 4.7. [Eiseres] stelt dat zij door de directe confrontatie geestelijk letsel heeft opgelopen en beroept zich ter onderbouwing daarvan op brieven van de psychiater [naam]. 4.8. [Gedaagde] voert aan dat onderscheid gemaakt moet worden tussen schade wegens verdriet om de dood van een kind (affectieschade), die naar huidige maatstaven niet voor vergoeding in aanmerking komt, en schade als gevolg van het ondergaan van een hevige schok door de confrontatie met omstandigheden van de onrechtmatige daad (shockschade). Zij voert aan dat [eiseres] alleen recht heeft op schadevergoeding indien zij voldoet aan de criteria die aan de toekenning van shockschade worden gesteld. Zij voert ter betwisting daarvan, voor zover thans van belang, het volgende aan. 4.9. Getoetst aan de criteria van het Taxibus-arrest is [eiseres] niet rechtstreeks geconfronteerd met de omstandigheden waaronder de doodslag heeft plaatsgevonden. Zij is later geleidelijk op de hoogte gekomen van de omstandigheden, doordat zij op de hoogte is gehouden door de politie en de strafzitting heeft bijgewoond. Weliswaar is zij getuige geweest van de ziekte en het overlijden van [de baby], maar toen was nog niet duidelijk dat er sprake was van doodslag door [gedaagde]. Van een rechtstreekse confrontatie in de zin die de Hoge Raad daaraan geeft is derhalve geen sprake. 4.10. [Gedaagde] betwist voorts dat sprake is van een bij [eiseres] ontstaan, erkend psychiatrisch ziektebeeld.

4.11. De rechtbank stelt voorop dat hier sprake is van een bijzonder ernstige en uiterst verdrietige zaak, die [eiseres] diep geraakt zal hebben. Toch moet de rechtbank tot afwijzing van de vordering komen. 4.12. Om in een geval als dit te kunnen concluderen dat er ook jegens [eiseres] een onrechtmatige daad is begaan, dient vastgesteld te worden dat is voldaan aan de criteria zoals door de Hoge Raad gesteld in het Taxibus-arrest. Als aan die criteria is voldaan is plaats voor toekenning van shockschade. Die criteria zijn voor zover hier van belang: er dient sprake te zijn van een hevige emotionele schok, die door directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de onrechtmatige daad teweeg wordt gebracht en uit welke emotionele schok geestelijk letsel voortvloeit. 4.13. Weliswaar volgt de rechtbank [eiseres] in haar stelling dat van directe confrontatie in de hiervoor genoemde zin ook sprake kan zijn in het geval er enig tijdsverloop is tussen de onrechtmatige daad en de kennisname van de gevolgen daarvan, maar waar in het onderhavige geval niet van is gebleken is dat die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg heeft gebracht die tot geestelijk letsel heeft geleid. Toen [eiseres] in het ziekenhuis enkele dagen achtereen werd geconfronteerd met haar dochtertje, die ernstig ziek was en in coma verkeerde, zal dat erg verdrietig en zorgelijk voor haar zijn geweest, en het door de arts geuite vermoeden van kindermishandeling zal voor haar aangrijpend zijn geweest, maar zij wist toen nog niet dat [gedaagde] de hand had gehad in die toestand van [de baby]. Uit de eigen stellingen van [eiseres] volgt dat zij geleidelijk op de hoogte is geraakt met het feit dat [de baby] om het leven is gebracht, hoe dat is gebeurd en door wie dat is gebeurd. De rechtbank kan op basis van deze informatie niet vaststellen dat op enig moment sprake is geweest van een hevige emotionele schok. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat geleidelijk aan de informatie die [eiseres] kreeg culmineerde in een hevige emotionele schok. Daartoe ontbreken de nodige feiten en omstandigheden. 4.14. Al zou dat anders zijn, dan moet de rechtbank concluderen dat op basis van de voorhanden informatie niet is vast te stellen dat bij [eiseres] sprake is van geestelijk letsel als gevolg van die hevige emotionele schok. Uit de summiere informatie van de psychiater [naam] is dat niet te concluderen. Hij beschrijft in zijn brief van [datum] wel een psychiatrisch ziektebeeld bij [eiseres], maar over het ontstaan daarvan en het oorzakelijk verband stelt hij slechts dat dit is ontstaan na het overlijden van het dochtertje van [eiseres]; dat zij voor het misdrijf geen klachten had; dat zij na het overlijden van haar dochtertje een depressie en posttraumatische stressstoornis ontwikkelde. Ook uit de kort voor de zitting alsnog overgelegde brief van [naam] van [datum] met een rapportage is die conclusie niet te trekken. Van de rapportage is niet vast te stellen van wie deze afkomstig is, door wie deze is opgesteld en op welk tijdvak de informatie over [eiseres] ziet. Die stukken vormen te weinig onderbouwing van de stellingen. Niet duidelijk is wanneer [eiseres] onder behandeling van een psychiater is geweest, of nog is, waaruit de behandeling heeft bestaan of nog bestaat, hoe haar aandoening is ontstaan en wat het beloop is van haar aandoening, etc. In de rapportage staat onder meer Na het overlijden van haar dochter is cliënte tijdelijk onder behandeling van een psychiater geweest. Zij heeft 5 à 6 gesprekken gehad in een half jaar tijd, Daarna heeft ze geen behandeling meer gehad. Ze wil nu graag opnieuw gesprekken met een psychiater, Ze functioneert redelijk-goed in sociaal gebied, en dat sprake is van pathalogische rouw. Tevens wordt in de rapportage vermeld: Zij heeft veel afleiding en plezier in haar werk en Ze werkt 36 uur per week in een hotel. Dat terwijl [eiseres] in de dagvaarding stelt dat zij als gevolg van het geestelijk letsel niet meer in staat is arbeid te verrichten. Ter zitting kon de gemachtigde van [eiseres], haar vriendin [naam] geen enkel gegeven verstrekken over psychiatrische behandeling of werk. De rechtbank kan tot geen andere conclusie komen dan dat hetgeen naar voren is gebracht van de kant van [eiseres] te weinig is om als onderbouwing van haar stellingen te dienen. Voor bewijslevering is dan ook geen plaats. 4.15. Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot afwijzing van de vordering. 4.16. Geheel ten overvloede overweegt de rechtbank nog het volgende. [Gedaagde] heeft ter zitting bij monde van haar raadsvrouw, voor het geval er op haar een schadevergoedingsverplichting jegens [eiseres] zou rusten, een beroep gedaan op eigen schuld van [eiseres] als bedoeld in art. 6:101 BW, en dit als volgt gemotiveerd. Dat [eiseres] en haar man niet voor hun dochter konden zorgen die betreffende dag was hun eigen keus. Nu [de baby] een paar weken eerder ook eens slap en lusteloos van [gedaagde] terugkwam had [eiseres] een andere oppas kunnen zoeken. Het was een waarschuwing die de ouders niet hebben opgepakt. De raadsvrouwe van [gedaagde] vindt dit alles in oorzakelijk verband staan met de

dood van het kind. De rechtbank zou dit abjecte standpunt niet hebben gehonoreerd, in het geval het wel tot een schadevergoedingsverplichting van [gedaagde] zou zijn gekomen. Wat er verder van de geschetste omstandigheden zij, de ouders hoefden geen rekening te houden met doodslag op hun kind en zij hebben de dood van hun kind niet mede veroorzaakt. 4.17. Gelet op hetgeen tussen partijen is voorgevallen zullen de proceskosten, zoals door [eiseres] verzocht, tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. 5. De beslissing De rechtbank 5.1. wijst de vorderingen af, 5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. Noot 1. Deze uitspraak illustreert op navrante wijze een situatie die voortvloeit uit ons wettelijk systeem, dat voor schaden van derden dus niet de gekwetste zelf gesloten is opgezet. Derden hebben slechts recht op vergoeding van hun schade voor zover de wet daarop uitdrukkelijk recht geeft ( gefixeerde relativiteit ). In dat systeem is (nog) geen plaats ingeruimd voor vergoeding van affectieschade, dat wil zeggen immateriële schade die derden rechtstreeks, in de vorm van eigen vorderingsrecht, voor rekening van de partij kunnen brengen die aansprakelijk is voor de dood of verwonding van hun naaste. 2. De lezer van deze uitgave zal er wel mee bekend zijn dat dit een kwestie is die al decennialang aanleiding geeft tot debat, maar dat de wetgever tot nog toe geen principiële wijzigingen heeft doorgevoerd. De praktijk, intussen, heeft voortgeborduurd op een mogelijkheid die de BW-wetgever indertijd niet bij voorbaat had willen uitsluiten, te weten de situatie waarin de derde-benadeelde shockschade lijdt. Waar emotionele schade als gevolg van het overlijden van een naaste als regel niet voor vergoeding in aanmerking komt, kunnen de omstandigheden waaronder de derde geconfronteerd wordt met dat overlijden tot een andere uitkomst leiden. Als vuistregel gold dat het zelf waarnemen van het overlijden of gewond raken van de naaste, de deur opent naar het aannemen van (vergoedbare) shockschade van die derde. 3. In het Taxibus-arrest (HR 22 februari 2002, NJ 2002/240) heeft de Hoge Raad gepoogd tot een scherpere bepaling te komen van de omstandigheden die hier een rol spelen, met als verruiming dat de aanwezigheid van de derde niet vereist is voor het aannemen van zijn vorderingsrecht. Het gaat primair om het vaststellen van een rechtstreeks verband tussen het gevaarzettend handelen en het geestelijk letsel dat de derde door de confrontatie met de gevolgen van dit handelen oploopt. Dat kan ook het geval zijn als de confrontatie plaatsvindt (kort) nadat de gebeurtenis heeft plaatsgevonden die tot de dood of verwonding van de naaste heeft geleid. Rechtstreekse confrontatie met de omstandigheden van het ongeval is (dus) een voorwaarde. Ook stipuleert de Hoge Raad dat deze confrontatie een hevige schok teweeg moet hebben gebracht, (...) hetgeen zich met name kan voordoen indien sprake is van een nauwe (affectieve) band met degene die door het ongeval is gedood of gewond geraakt. De jurisprudentie die hierop is gevolgd, laat zich lezen als een bonte stoet van treurig makende gevallen, die vooral illustreert dat de Hoge Raad de grenzen niet zo scherp getrokken heeft dat teleurstellingen voor de eisende partij een uitzondering vormen. Integendeel, het loopt vaak verkeerd af met een shockschadevordering. 4. Het confrontatievereiste bepaalt vaak het debat. Lindenbergh heeft het een tendens genoemd dat daaraan serieuze eisen worden gesteld en verder dat ook enige betrokkenheid bij de plaats van de gebeurtenis een belangrijke voorwaarde inhoudt. 1 Desondanks heeft menige rechter verder gelegen grenzen opgezocht, bijvoorbeeld door niet zozeer in te zoomen op aanwezigheid/waarneming op de plek

des onheils of een anderszins snelle tijdsrelatie, als wel op het vaststellen van een hevige emotionele schok, teweeg gebracht door directe confrontatie met de ernstige gevolgen van de onrechtmatige daad. 5. Dat is in ieder geval de benadering waarvoor de rechtbank in de onderhavige zaak had gekozen, door kort gezegd te onderzoeken op welke wijze de moeder op de hoogte was geraakt van wat er met haar baby aan de hand was. De rechtbank zag daar een geleidelijk proces in, zonder hevige emotionele schok; niet gedurende dat proces en ook niet aan het slot, toen duidelijk was wie er voor de dood van de baby verantwoordelijk was. Daarop liep de vordering stuk. 6. Ik vraag mij af of de rechtbank hier al niet te ver ging, althans in het licht van het na het Taxibusarrest in 2009 gewezen Vilt-arrest, waarin het vereiste van eigen waarneming of directe confrontatie weer door de Hoge Raad naar voren is gehaald als zwaarwegende ( strikte ) voorwaarde voor de toewijzing van een shockschadevordering. 2 Het arrest verhindert expliciet een benadering waarbij milder met het confrontatiecriterium wordt omgesprongen naar mate de normschending ernstiger is. 3 Dat laatste is door Lindenbergh bepleit en door Rechtbank Arnhem in een aantal tot de verbeelding sprekende uitspraken in de praktijk gebracht. 4 De rechtbank in de onderhavige zaak lijkt in ieder geval nog in die geest te hebben geredeneerd, vanuit een nauwelijks verholen behoefte het onrecht van de moeder te repareren. Het confrontatiecriterium speelde een ondergeschikte rol. De rechtbank heeft kennelijk wel willen aanvaarden dat ook het moment waarop de moeder de gruwelijke waarheid over het overlijden van haar baby besefte, tot vergoedbare shockschade had kunnen leiden vooropgesteld dat dit moment neerkwam op een hevige emotionele schok. Dit laatste kon de rechtbank dus niet vaststellen. 7. Zeker na het Vilt-arrest dat verlangt dat de naaste er ongeveer naast heeft gestaan toen het gebeurde, doet zich de behoefte gevoelen aan een wettelijke regeling. Het verlies van een kind is wellicht het meest sprekende voorbeeld van peilloze verdrietigheid. Geld kan dergelijk verdriet niet verminderen, maar dat is geen reden te aanvaarden dat de veroorzaker vrijuit gaat, zeker als die een zware schuld meedraagt. 8. Zowel in het Taxibus- als in het Vilt-arrest heeft de Hoge Raad duidelijk gemaakt dat wat deze materie betreft zijn vrijheid in rechtsvorming zeer beperkt is: De in het Taxibusarrest gegeven algemene gezichtspunten, waaronder het aspect dat het te dezer zake de rechtsvormende taak van de rechter te buiten gaat af te wijken van het restrictieve wettelijke stelsel, gelden nog onverkort, ook voor gevallen waarin het verkeersongeval opzettelijk is veroorzaakt. Ten tijde van het wijzen van het Vilt-arrest, waaruit deze passage afkomstig is (r.o. 3.4), kon de Hoge Raad nog menen dat de wetgever op korte termijn over de brug zou komen met een regeling. Er lag immers een Wetsvoorstel affectieschade voor, dat al in 2005 door de Tweede Kamer was aangenomen. In de Eerste Kamer is het echter in maart 2010 verworpen, ondanks het feit dat Akkermans e.a. nota bene op verzoek van de Eerste Kamer onderzoek hadden verricht naar de behoefte aan een recht op affectieschade. 5 Dit onderzoek wees uit dat die behoefte groot was. Waarom de Eerste Kamer het wetsvoorstel liet sneuvelen, valt buiten het bestek van deze bijdrage. Graag verwijs ik hiervoor naar een artikel van Lindenbergh in het NJB, die ook een aantal oplossingen suggereert, waaronder de gedachte dat verzekeraars ervoor zouden kunnen kiezen affectieschade (...) in bepaalde situatie gewoon te gaan dekken. 6 9. We besluiten met te signaleren dat de vergoeding van affectieschade toch weer op het bord van de wetgever lijkt te komen, als passagier in het wetgevingsproces dat ertoe strekt de positie van de derde te versterken bij het verhaal van materiële schade. De staatssecretaris heeft in april 2011 aangegeven in het najaar van 2011 een expert meeting te beleggen waarvoor alle bij dit onderwerp betrokkenen zullen worden uitgenodigd, te weten slachtofferorganisaties, verzekeraars, de advocatuur, de rechterlijke macht en de politiek: In deze bijeenkomst zal het onderwerp vergoeding van door derden geleden schade in brede zin aan de orde komen, waaronder ook de vergoeding van affectieschade [cursivering WB/SV]. Mede naar aanleiding van de uitkomsten van deze bijeenkomst zullen we een beslissing nemen of we ter zake van deze beide onderwerpen wetgeving zullen voorbereiden. We zullen beide Kamers daar vervolgens van op de hoogte brengen. 7 mr. W.H. Bouman en drs. S. Vervaat, Bouman Nuijens Advocaten in Amsterdam Voetnoten

1 Smartengeld voor naasten: de rechter heeft zijn werk gedaan en de wetgever moet de klus afmaken, in: AV&S, 2008, p. 225 e.v. Aldaar ook sprekende voorbeelden (WB). 2 HR 9 oktober 2009, NJ 2010/387 ( Vilt-arrest ), m.nt. J.B.M. Vranken. 3 P.B. Emaus, De ontwikkeling van het confrontatiecriterium in shockschadezaken: een analyse naar aanleiding van het Vilt-arrest, in: AV&S, 2011/7. 4 Lindenbergh, t.a.p.; bijv. Rb. Arnhem 16 april 2008, LJN BC9632. 5 Akkermans e.a., Slachtoffers en Aansprakelijkheid (...) Deel II, WODC 2008; zie ook A.J. Akkermans e.a., Onderzoek biedt steun voor wetsvoorstel (...), in: AV&S 2009, afl. 3, p. 113 e.v. 6 Lindenbergh, Het wetsvoorstel affectieschade: een treurige dood (?), in: NJB 2010, 1210, p. 1530 e.v. 7 Brief aan de voorzitter van de EK d.d. april 2011, van mr. F. Teeven, kenmerk 5692615/11/6.