Toegankelijkheid van de rechtspraak of recht als privilege?



Vergelijkbare documenten
Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de enkelvoudige behandeling van het hoger beroep in kantonzaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Memorie van Toelichting. Algemeen

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L

Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Wat is civiel recht? 3. De deelnemers aan een civiele procedure 3. De rol van getuigen in een civiele procedure 7. Bewijsstukken 8.

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak

bronnen Brochure 'Civiele procedure', Raad voor de rechtspraak, juli 2011,

Uitgangspunten KEI-wetgeving

Wat is civiel recht? 3. De deelnemers aan een civiele procedure 3. De rol van getuigen in een civiele procedure 7. Bewijsstukken 8.

H3 De rechtsprekende taak van de overheid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Procederen voor de Kantonrechter

VAAN Onder professoren

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e),

KEI GOED.. Wat verandert er door KEI?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STAATSCOURANT. Nr

COMMENTAAR OP HET WETSVOORSTEL BEVORDERING VAN MEDIATION IN HET BURGERLIJK RECHT VAN 25 APRIL 2013

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

Griffierecht. Inhoud

Artikel 13b, eerste lid Eveneens onder verwijzing naar het voorgaande: of 75 en onderscheidenlijk de Hoge Raad' dient te vervallen.

Hieronder leest u hoe de nieuwe procedure eruitziet en welke terminologie daarbij hoort. Daarnaast kunt u gebruikmaken van:

Arbeidsrecht Juridische wegwijzer

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aanpassing van wetten in verband met de invoering van de. van de Wet tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke

AANZEGGINGEN DAGVAARDING KANTON

ECLI:NL:GHAMS:2014:61 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer K13/0320

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Procederen in geldzaken: hoe gaat dat en wat zijn de kosten daarvoor?

Advocaten en notarissen

samenvatting van de voor de dagvaarding relevante wijzigingen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

Wijziging van de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het introduceren van meerdere griffierechtcategorieën voor lagere geldvorderingen

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Landelijk procesreglement voor rolzaken kanton

PILOT GERECHTSHOF AMSTERDAM AANPASSING VAN HET LANDELIJK PROCESREGLEMENT VOOR CIVIELE DAGVAARDINGSZAKEN BIJ DE GERECHTSHOVEN

Ruim baan voor de burger

Mr. drs. M.Y.H.G. Erkens. Rechtspleging in arbeidszaken

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBROT:2015:6424

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

.p

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

BENELUX COUR DE JUSTICE GERECHTSHOF. Vertaling 1 A 2012/2/5 ARRET. En cause : BELGACOM. Contre: ALPHACOM. Langue de la procédure : le français ARREST

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

KBvG, Cie Wetgeving, subcommissie Griffierecht Wet griffierechten burgerlijke zaken Modellen voor aanzeggingen

REGLEMENT BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

Wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met de invoering van kostendekkende griffierechten

2017 Nederlandse Associatie voor Examinering Juridische Vaardigheden niveau 4 1 / 8

2017 no. 12 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad Competentiegrensverhoging Advies

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

Netherlands Commercial Court

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Arbeidsrecht Actueel. Hoge Raad geeft (meer) duidelijkheid over ontslag op staande voet onder de Wet werk en zekerheid.

1

`Voorheen kon ook zonder machtiging de raadsman de verdediging voeren voor zijn afwezige cliënt, sedert het Bouterse-arrest niet meer.

Betreft: conceptwetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering procesrecht in hoger beroep en cassatie

Netherlands Commercial Court

Het examen bestaat uit gesloten en openvragen en het laatste onderdeel is een casus met meerdere openvragen.

van gedaagde bij verschijning in de procedure geen griffierecht zal worden geheven;

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

Webinar digitaal procederen in civiele zaken. Het digitale systeem & Aansluitpunt Rechtspraak

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

PROFESSIONEEL INCASSOBEHEER De gerechtelijke fase

7,2. Samenvatting door een scholier 1410 woorden 9 april keer beoordeeld. Maatschappijleer. Hoofdstuk 1

Handleiding vergoeding kosten bezwaar en administratief beroep

SAMENVATTING Geschil met betrekking tot het taakbelastingsbeleid van de opleiding; HBO

In beroep in belastingzaken (oktober 2015) In beroep gaan De behandeling van de zaak In beroep gaan Hoe stelt u beroep in cassatie in U stelt beroep

Eerste Kamer der Staten-Generaal

EVALUATIE VAN HET HERZIENE FISCALE PROCESRECHT. Erasmus Universiteit Rotterdam Oktober 2004 Dr E.B. Pechler; prof. dr M.W.C.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4351

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus EH DEN HAAG

Arrest van 19 december 1997 in de zaak A 96/ Arrêt du 19 décembre 1997 dans l affaire A 96/

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

EXAMENPROGRAMMA. Diplomalijn(en) Bestuur Nederlandse Associatie voor Examinering Bijzonderheden

Transcriptie:

Toegankelijkheid van de rechtspraak of recht als privilege? De verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter versus de kostendekkende griffierechten Michelle Vrolijk Haarlem, juni 2011

Toegankelijkheid van de rechtspraak of recht als privilege? De verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter versus de kostendekkende griffierechten Haarlem, juni 2011 Michelle Vrolijk (Studentnummer 506122) Hogeschool van Amsterdam HBO-Rechten Vallenduuk Advocaten Begeleider HvA: mevrouw mr. N.M. Graham Praktijkbegeleider: mevrouw mr. V.Q. Vallenduuk

Voorwoord In het kader van het afstudeertraject aan de Hogeschool van Amsterdam voor de opleiding HBO-Rechten heeft elke student een afstudeeronderzoek moeten volbrengen. Voor u ligt het resultaat van mijn onderzoek. Na vier studiejaren en een ontzettend leuke en leerzame praktijkstage bij Vallenduuk Advocaten, ben ik erachter gekomen dat mijn interesse uitgaat naar het burgerlijk procesrecht. Voor mijn afstudeertraject heeft Vallenduuk Advocaten mij daarom de mogelijkheid geboden om dit onderzoek te verrichten. Vallenduuk Advocaten heeft tevens belang bij het onderzoek gehad, om in kaart te brengen wat er precies gaat veranderen ten aanzien van het burgerlijk procesrecht met betrekking tot de verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter. Tevens wil zij haar cliënten informeren omtrent deze veranderingen en de kostendekkende griffierechten. Dit laatste heeft geresulteerd in mijn beroepsproduct: een artikel voor op de website van Vallenduuk Advocaten. Dit artikel is te vinden via www.vallenduuk.nl/nieuws. Mijn dank gaat dan ook uit naar alle advocaten en medewerkers van Vallenduuk Advocaten, en in het bijzonder naar mijn praktijkbegeleidster mr. Valérie Vallenduuk-Bobeck. Binnen het kantoor heb ik veel praktijkervaring maar ook zeker veel juridische vaardigheden opgedaan (en zal ik hopelijk nog blijven doen). Mede dankzij de ervaring van Valérie Vallenduuk- Bobeck, de mogelijkheden die zij mij heeft geboden en de opbouwende kritiek die zij mij heeft gegeven, is dit onderzoeksrapport tot stand gekomen. Daarnaast gaat mijn dank uit mr. Natalie Graham, die mij vanuit de opleiding heeft begeleid en heeft ondersteund bij het schrijven van deze rapportage. Ook mede dankzij haar aanvullingen, opmerkingen, opbouwende kritiek en de mogelijkheden die zij in mij zag, is dit onderzoeksrapport tot stand gekomen. Michelle Vrolijk Haarlem, juni 2011 3

Inhoudsopgave Voorwoord... 3 Samenvatting... 6 Verklarende woordenlijst... 7 Lijst met afkortingen... 9 Inleiding... 10 1. Het Nederlandse Burgerlijk Procesrecht: van toen tot nu... 13 1.1 Inleiding... 13 1.2 Wetsgeschiedenis... 13 1.2.1 De geschiedenis van het Vernieuwde Burgerlijk Procesrecht... 13 1.2.2 De uitgangspunten van het Vernieuwde Burgerlijk Procesrecht... 15 1.2.3 Veegwet 1 mei 2003 Wetsvoorstel aanpassing van enkele onderdelen... 16 1.3 Het huidige burgerlijk procesrecht... 17 1.3.1 Sectorindeling bij de rechtbank... 17 1.3.2 Absolute bevoegdheid... 17 1.3.3 De procedure en procesvertegenwoordiging... 18 1.3.4 Enkelvoudige en meervoudige rechtspraak... 19 1.4 Deelconclusie... 19 2. De wijzigingen: modernisering rechterlijke organisatie... 21 2.1 Inleiding... 21 2.2 Verhoging competentiegrens... 21 2.3 Uitbreiding aardzaken... 22 2.4 Afschaffing verplichte sector kanton... 22 2.5 Meervoudige kantonrechtspraak... 23 2.6 Aanleiding... 23 2.7 Achterliggende redenen... 24 2.8 Deelconclusie... 26 3. De gevolgen van de evaluatiewet modernisering RO... 27 3.1 Inleiding... 27 3.2 De rechtzoekende... 27 3.3 De rechterlijke macht... 28 3.4 De rechtsbijstandverlener... 30 3.5 Deelconclusie... 31 4. Tussenmeting: toegankelijkheid van de rechtspraak... 33 4.1 Inleiding... 33 4.2 Voordelen en nadelen van de evaluatiewet modernisering... 33 4.2.1 De rechtzoekende... 33 4.2.2 De rechterlijke macht... 35 4.2.3 De rechtsbijstandverlener... 35 4.3 Toegankelijkheid rechtspraak: tot nu toe... 37 4.4 Bijkomende factoren... 38 4.5 Deelconclusie... 38 4

5. Het griffierechtenstelsel: van toen tot nu... 40 5.1 Inleiding... 40 5.2 Wetsgeschiedenis: Wet tarieven in burgerlijke zaken... 40 5.3 Het huidige griffierechtenstelsel... 42 5.4 Deelconclusie: toegankelijkheid tot nu toe... 44 6. Kostendekkende griffierechten... 46 6.1 Inleiding... 46 6.2 De wijzigingen... 46 6.3 De achterliggende redenen... 49 6.4 Deelconclusie: toegankelijkheid tot nu toe... 49 7. Conclusie... 51 Literatuurlijst... 55 Bijlage 1 Interview met kantonrechter en griffier van de rechtbank Haarlem... 59 Bijlage 2 Artikel Mr. Magazine Online... 64 5

Samenvatting Dit product is het resultaat van een onderzoek naar de gevolgen die zullen intreden naar aanleiding van de evaluatiewet modernisering RO welke onder andere met zich mee zal brengen dat de bevoegdheid van de kantonrechter zal worden verruimd van 5.000,- naar 25.000,-. Daarnaast zullen consumentenkoop en consumentenkrediet (tot 40.000,-) aan de zogenaamde aardzaken van de kantonrechter worden toegevoegd. Er zal antwoord worden gegeven op de vraag: In hoeverre leiden de gevolgen van de Evaluatiewet modernisering van de rechterlijke organisatie tot meer toegankelijkheid van de rechtspraak voor de rechtzoekende en hoe staat dit in verhouding tot de advocatuur, de rechterlijke macht en de kostendekkende griffierechten?. Het wetsvoorstel, wat inmiddels is aangenomen door de Eerste Kamer en vermoedelijk per 1 juli 2011 in werking zal treden, zal de competentiegrens van de kantonrechter verruimen, waarmee de rechtspraak toegankelijker zou moeten worden voor de rechtzoekende. Om de toegankelijkheid van de rechtspraak te bepalen is in kaart gebracht welke mogelijke gevolgen deze wijzigingen zullen hebben voor de rechtzoekende. Daarbij is tevens in aanmerking genomen welke gevolgen dit zal hebben voor de rechterlijke macht en de advocatuur en hoe deze toegankelijkheid in verhouding staat tot de kostendekkende griffiegelden. Doordat de rechtzoekende nu meer zaken aan de kantonrechter kan voorleggen, is uit de analyse gebleken dat de rechtzoekende nu bij minder zaken een advocaat in hoeft te schakelen, wat aanzienlijk in de kosten zal schelen. Echter is de rechtzoekende zonder advocaat vaak minder goed af, aangezien hij of zij over het algemeen geen juridische kennis heeft en het risico loopt juridische missers te begaan in een gerechtelijke procedure. Dit zou zelfs tot het verliezen van de zaak kunnen leiden. Voor de rechterlijke macht zullen de wijzigingen tot gevolg hebben dat de werklast bij de sector civiel aanzienlijk zal verlagen en bij de sector kanton zal vergroten. Er zullen immers een flink aantal zaken overgaan van de civiele sector naar de sector kanton. Daarnaast doet zich de mogelijkheid voor dat de verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter een aanzuigende werking zal hebben, waardoor de werklast bij de sector kanton nog meer zal vergroten. Voor de advocatuur zal de verruiming van de competentiegrens van de kantonrechter tot gevolg hebben dat zij wordt geschaad in haar procesmonopolie. Daar waar de rechtzoekende nu nog verplicht een advocaat vanaf 5.000,- dient in te schakelen, zal dit straks pas vanaf 25.000,- gelden. Dit zal tot minder werk voor de advocatuur kunnen leiden. Doordat de overheid onlangs heeft aangekondigd dat de griffierechten per 2013 kostendekkend gemaakt zullen worden, wat inhoudt dat de rechtspraak dient te worden bekostigd door degenen die daar gebruik van maken, zullen de griffiegelden aanzienlijk omhoog gaan. Deze zullen zo hoog worden dat het risico groot is dat de rechtzoekende zich dit niet kan veroorloven en daarom van een gerechtelijke procedure af moet zien. De rechtzoekende wordt hierbij in zijn recht tot toegang van de rechtspraak geschaad. De verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter kan dan wel meer bijdragen aan toegankelijkheid van de rechtspraak, de rechtzoekende is er vaak niet bij gebaat om zonder rechtsbijstandverlener in het geding te verschijnen. Daarbij worden de griffierechten zodanig hoog, dat ook dit aspect de toegankelijkheid van de rechtspraak in de weg zal staan. 6

Verklarende woordenlijst Aardzaken Aardzaken zijn zaken die een arbeidsovereenkomst, een collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaarde bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst, een vut-overeenkomst als bedoeld in de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel of een agentuur-, huur-, of huurkoopovereenkomst als onderwerp hebben. Deze zaken zijn "in hun aard" toegewezen aan de kantonrechter. Agentuurovereenkomst In de agentuurovereenkomst staan afspraken over de rechten en plichten van een handelsagent en de opdrachtgever. Appel Hoger beroep; de mogelijkheid om, als men het niet eens is met een rechterlijke uitspraak, een nieuwe uitspraak van een hogere rechter te vragen. Als een zaak bij de rechtbank heeft gediend en hoger beroep wordt ingesteld, wordt de zaak behandeld door het gerechtshof. In beroep gaan bij de Hoge Raad wordt ook wel cassatie genoemd. Burgerlijk procesrecht Het burgerlijk procesrecht is het geheel van rechtsregels die het verloop van een procedure voor de burgerlijke rechter regelen Cassatie Hoger beroep bij de Hoge Raad tegen een beslissing van een lagere rechter. Competentiegrens Competentie wordt ook wel bevoegdheid, rechtmatig oordeel of recht van spreken of oordelen genoemd. De competentiegrens van de kantonrechter bepaalt dus over welke zaken hij of zij mag beslissen. Conclusie van antwoord Het eerste verweer van de gedaagde tegen hetgeen de eiser stelt in een dagvaarding. Conclusie van dupliek Nadere antwoord van gedaagde op conclusie van repliek van eiser. Comparitie van partijen Het persoonlijk verschijnen van partijen voor de rechter, meestal om een schikking proberen te treffen of nadere inlichtingen te verschaffen. Conclusie van repliek Nadere conclusie van eiser in het burgerlijk geding na de conclusie van antwoord van gedaagde. Dagvaarding Officieel geschrift (deurwaardersexploot) dat iemand oproept op een bepaalde tijd voor de rechter te verschijnen in verband met het beslechten van een geschil. 7

Europees verdrag voor de rechten van de mens Een Europees verdrag waarin de mensen- en burgerrechten voor alles inwoners van verdragsluitende staten is geregeld. Griffierechten/griffiegeld Bedrag dat aan een gerecht moet worden betaald wanneer men een civiele of bestuursrechtzaak start. Objectieve cumulatie Er is sprake van objectieve cumulatie indien de eiser in één dagvaarding meerdere vorderingen tegen de gedaagde instelt. Procesmonopolie In gerechtelijke procedures waar procesvertegenwoordiging verplicht is, heeft de advocatuur een monopolie op dit termijn. Dit zijn zaken bij de civiele rechter, momenteel nog vanaf 5.000,-. Rechterlijke organisatie De organisatie van de rechterlijke macht, de organen die met rechtspraak zijn belast. Sector Organisatorische eenheid binnen de rechtbank, toegespitst op rechtsgebied. Subjectieve cumulatie Er is sprake van subjectieve cumulatie indien meer eisers tegen één gedaagde, één eiser tegen meer gedaagden of meerdere eisers tegen meer gedaagden optreden. Toevoeging Het via een Raad voor de Rechtsbijstand toegewezen krijgen van een advocaat of deurwaarder die (grotendeels) door de overheid wordt betaald. Wet op de rechtsbijstand Wet van 23 december 1993, houdende regelen omtrent de door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Zaaksdifferentiatie Differentiatie staat ook wel voor afwisseling, uiteenlopen, onderscheid, variatie, variëteit of verscheidenheid. Zaaksdifferentiatie in een gerechtelijke procedure is een wijze van behandeling die optimaal rekening houdt met de eisen qua snelheid van afdoening, vakinhoudelijke deskundigheid of bijzondere vaardigheden van de rechter die daarin voor bepaalde (soorten) zaken gelden. 8

Lijst met afkortingen Art. BW EVRM Jo. Raio Rio RO Rv Wet OBG Wtbz Wgbz Artikel Burgerlijk Wetboek Europees verdrag voor de rechten van de mens Juncto Rechterlijk ambtenaar in opleiding Rechter in opleiding Rechterlijke Organisatie Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Wet Organisatie en Bestuur Gerechten Wet Tarieven in Burgerlijke Zaken Wet Griffiegelden in Burgerlijke Zaken 9

Inleiding De rechtspraak in Nederland moet toegankelijker worden voor de burger. Om dit te kunnen realiseren werd op 18 juli 2009 het wetsvoorstel voor de Evaluatiewet modernisering Rechterlijke Organisatie 1, hierna te noemen RO, ingediend door de toenmalige Minister van Justitie bij de Tweede Kamer. Zoals de naam doet vermoeden, voorziet dit wetsvoorstel in een aantal grootse veranderingen met betrekking tot de Nederlandse rechterlijke organisatie alsmede het burgerlijk procesrecht. Zo zijn er voorstellen gedaan om de samenwerking tussen de gerechten te veranderen, om de aanwijzing van nevenvestigingsplaatsen te veranderen, de samenstelling van gerechtsbesturen te veranderen, het klachtenrecht met betrekking tot rechterlijke ambtenaren en de ressortelijke herindeling. Echter, voornaamste verandering in dit wetsvoorstel is de uitbreiding van de bevoegdheid van de kantonrechter, wat in dit onderzoeksrapport dan ook centraal zal staan. Op 20 mei 2010 is het wetsvoorstel aangenomen door de Tweede Kamer en op 17 mei 2011 tevens door de Eerste Kamer. De evaluatiewet modernisering RO zal dus binnenkort, naar verwachting per 1 juli 2011, in werking treden. Op dit moment is de kantonrechter bevoegd om over zaken te beslissen met een financieel belang tot en met 5.000,- en zogenaamde aardzaken (bijvoorbeeld arbeidszaken en huurzaken). Door de evaluatiewet modernisering RO zal deze grens verhoogd worden tot 25.000,- en zullen consumentenzaken en consumentenkrediet (tot 40.000,-) worden toegevoegd aan de aardzaken. Omdat de rechtzoekende bij de kantonrechter in persoon dan wel bij gemachtigde mag procederen (en dus zonder verplichte advocatenbijstand) zou dit tot meer toegankelijkheid van de rechtspraak en kostenbesparing moeten leiden. In dit onderzoeksrapport zal deze aankomende wetswijziging nader onderzocht worden, waarbij een analyse wordt gemaakt van de mogelijke gevolgen van deze wijzigingen voor alle betrokken partijen. Naast de evaluatiewet modernisering RO zal tevens het fenomeen kostendekkend griffiegeld centraal staan. De huidige regering heeft aangekondigd het griffierechtenstelsel zodanig te willen veranderen dat degenen die gebruik maken van de rechtspraak dit ook zelf dienen te bekostigen. Doelstelling van dit rapport is dan ook het in kaart brengen van de toegankelijkheid van de rechtspraak voor de nabije toekomst. In samenhang met de verhoging van de competentiegrens van de kantonrechter en de kostendekkende griffiegelden zal er in dit rapport worden bezien of deze aspecten daadwerkelijk bijdragen aan de toegankelijkheid van de rechtspraak. De vraag die hier op aansluit en centraal zal staan in dit gehele onderzoeksrapport luidt dan ook als volgt: In hoeverre leiden de gevolgen van de Evaluatiewet modernisering van de rechterlijke organisatie tot meer toegankelijkheid van de rechtspraak voor de rechtzoekende en hoe staat dit in verhouding tot de advocatuur, de rechterlijke macht en de kostendekkende griffierechten? 1 Kamerstukken II 2008/09, 32 021, nr. 2. 10

Deze vraag zal beantwoord worden met behulp van de volgende deelvragen: - Hoe luidt de wetgeschiedenis met betrekking tot het Nederlandse burgerlijk procesrecht en de rechterlijke organisatie? - Hoe zit het rechterlijke stelsel vandaag de dag in elkaar met betrekking tot het Nederlandse burgerlijk procesrecht en de rechterlijke organisatie? - Wat gaat er veranderen c.q. welke (formele) wijzigingen zullen er plaatsvinden na de invoering van de evaluatiewet modernisering RO? - Wat zijn de achterliggende redenen voor de wijzigingen die zullen intreden door de evaluatiewet modernisering RO? - Wat zullen de gevolgen zijn van de evaluatiewet modernisering RO voor de betrokken partijen, de rechterlijke macht, de rechtzoekende en de rechtsbijstandverlener (en in het bijzonder voor de advocatuur)? - Wat zullen de voor- en nadelen zijn van de gevolgen van de evaluatiewet modernisering RO voor alle betrokken partijen en hoe verhouden deze zich tot meer toegankelijkheid van de rechtspraak? - Welke aspecten komen er nog meer kijken bij toegankelijkheid van de rechtspraak? - Hoe verhoudt de wet griffierechten in burgerzaken zich tot meer toegankelijkheid van de rechtspraak? - Hoe verhoudt het wetsvoorstel voor de kostendekkende griffierechten zich tot toegankelijkheid van de rechtspraak? Om een antwoord te geven op de centrale vraag dienen een aantal van de begrippen die daarin geformuleerd staan te worden afgebakend. Zoals reeds aangegeven, zal er met betrekking tot de evaluatiewet modernisering RO in dit rapport voornamelijk worden ingegaan op de verruiming van de competentiegrens van de kantonrechter. Daarnaast zullen tevens de afschaffing van de verplichte sector kanton en de invoering van meervoudige kantonrechtspraak worden behandeld. Met betrekking tot de toegankelijkheid van de rechtspraak en de rechterlijke macht zal het in dit rapport gaan om de rechtbanken in Nederland en in het bijzonder om de sector kanton en de sector civiel. Toegankelijkheid van overige sectoren, zoals bestuursrecht en strafrecht, worden in dit rapport buiten beschouwing gelaten. Tenslotte zal er met betrekking tot het griffierechtenstelsel worden uitgegaan van de griffierechten die worden geheven bij de rechtbank voor de sector kanton en de sector civiel. Griffierechten voor andere gerechten (zoals het gerechtshof en de Hoge Raad) en andere sectoren (zoals sector bestuursrecht) zullen buiten beschouwing worden gelaten. Het voornaamste onderzoek dat is uitgevoerd om een antwoord te kunnen geven op de centrale vraag is een literatuuronderzoek en een bronnenonderzoek. Er is gebruik worden gemaakt van handboeken, parlementaire stukken, rapporten van commissies en tijdschriftartikelen. Het onderzoek was grotendeels een juridisch bureauonderzoek, aangezien de wijzigingen gaan plaatsvinden en welke gevolgen deze zullen hebben voor de betrokken partijen dienen te worden weergegeven. Teven zijn er een kantonrechter en een griffier geïnterviewd. Er is hen gevraagd naar hun mening over de huidige situatie en hun mening over de toekomstige situatie zoals deze is weergegeven in het wetsvoorstel. De interviews zijn persoonlijk afgenomen, waarvan de resultaten in dit onderzoek zijn verwerkt. In hoofdstuk 1 zal de wetsgeschiedenis en het huidige systeem met betrekking tot het burgerlijk procesrecht en de rechterlijke organisatie worden besproken. In hoofdstuk 2 zullen de wijzigingen die door de evaluatiewet modernisering RO zullen intreden worden besproken alsmede de aanleiding voor het wetsvoorstel en de achterliggende redenen. Vervolgens zal er 11

in hoofdstuk 3 worden ingegaan op de gevolgen van deze wijzigingen voor de betrokken partijen. In hoofdstuk 4 wordt er een tussenmeting gemaakt met betrekking tot de toegankelijkheid van de rechtspraak: in hoeverre leidt de evaluatiewet modernisering RO nou eigenlijk tot meer toegankelijkheid en welke aspecten zijn hierbij nog meer van belang? In hoofdstuk 5 wordt er een beeld gegeven van de wetsgeschiedenis alsmede de huidige situatie van het Nederlandse griffierechtenstelsel. Vervolgens wordt er in hoofdstuk 6 in gegaan op het wetsvoorstel omtrent de invoering voor kostendekkende griffiegelden. Tenslotte wordt in hoofdstuk 7 een conclusie geformuleerd, waarbij antwoord wordt gegeven op de hierboven geformuleerde hoofdvraag. 12

1. Het Nederlandse Burgerlijk Procesrecht: van toen tot nu 1.1 Inleiding Door de invoering van de evaluatiewet modernisering RO zal de bevoegdheid van de kantonrechter worden verruimd. Hierdoor zal de kantonrechter de bevoegdheid krijgen om vorderingen te behandelen met een geldelijk belang tot 25.000,- en zullen consumentenkoop en consumentenkrediet (tot 40.000,-) worden toegevoegd als zogenaamde aardzaak. Tevens zal een verplichte sector kanton worden afgeschaft en zal meervoudige kantonrechtspraak worden ingevoerd. Om de gevolgen van deze wijzigingen te kunnen analyseren, zal in dit hoofdstuk eerst het huidige systeem met betrekking tot de rechterlijke organisatie worden besproken. Bij het analyseren van een wetswijziging en de gevolgen daarvan, dient men steeds rekening te houden met enerzijds maatschappelijke factoren die tot de gewenste wijziging hebben geleid en anderzijds met de totstandkomingsgeschiedenis. De evaluatiewet modernisering RO zal verstrekkende wijzigingen met zich mee brengen ten aanzien van het burgerlijke procesrecht, zodat een nader onderzoek van de wetsgeschiedenis van het burgerlijk procesrecht onontbeerlijk is in deze. Zo werd het Nederlandse burgerlijk procesrecht met ingang van 1 januari 2002 drastisch veranderd met de inwerkingtreding van de Wet herziening van het procesrecht in burgerlijke zaken. In het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg (wetsvoorstel 26 855) en enkele daarmee samenhangende regelingen waarvan de Wet organisatie en bestuur gerechten (wetsvoorstel 27181) en de Wet Raad voor de Rechtspraak (wetsvoorstel 27 182) in dat kader van belang zijn. Derhalve zal in dit hoofdstuk eerst in vogelvlucht de geschiedenis van het vernieuwde burgerlijk procesrecht de revue passeren. Vervolgens zal het huidige systeem betreffende de rechterlijke organisatie worden behandeld. De deelvragen die in dit hoofdstuk aan bod zullen komen, luiden als volgt: - Hoe luidt de wetgeschiedenis met betrekking tot het Nederlandse burgerlijk procesrecht en de rechterlijke organisatie? - Hoe zit het rechterlijke stelsel vandaag de dag in elkaar met betrekking tot het Nederlandse burgerlijk procesrecht en de rechterlijke organisatie? 1.2 Wetsgeschiedenis 1.2.1 De geschiedenis van het Vernieuwde Burgerlijk Procesrecht De huidige indeling van de rechterlijke organisatie vindt haar oorsprong in het besluit van de toenmalige regering in de jaren tachtig van de vorige eeuw om de Nederlandse organisatie gefaseerd te herzien. In het begin van de jaren negentig werd de eerste fase van deze herziening uitgevoerd. De negentien rechtbanken werden uitgebreid met een sector bestuursrecht. De tweede fase betrof de integratie van de afzonderlijke kantongerechten als sector van de rechtbanken. De derde fase was het veranderen en voornamelijk vernieuwen van het toen geldende wetboek van burgerlijke rechtsvordering. 2 Vooral de laatste twee fases van deze herziening van de rechterlijke organisatie zullen in dit hoofdstuk centraal staan. 2 Nispen 2001, p. 568-567 13

Zoals reeds gesteld in de inleiding werd het Nederlands burgerlijk procesrecht met ingang van 1 januari 2002 drastisch veranderd. Door de invoering van de Wet herziening burgerlijk procesrecht 3 werd voornamelijk de wijze van procederen in eerste aanleg wezenlijk veranderd. Met de invoering van deze wet trachtte de overheid de rechtspraak toegankelijker te maken en te moderniseren. Voor civiele procedures moest er meer efficiency gecreëerd worden. Zo werd de regeling versneld regime in dagvaardingszaken ingevoerd, bedoeld om de grote hoeveelheid bulkzaken (zaken die feitelijk en/of juridisch betrekkelijk eenvoudig en ongecompliceerd van aard zijn 4 ) versneld en vereenvoudigd af te doen 5. Zo werden er verder met betrekking tot de dagvaardingsprocedure substantiële wijzigingen doorgevoerd. Thans moet eiser reeds in zijn inleidende dagvaarding al ingaan op het verweer van de gedaagde, voor zover dit voor hem bekend is. Ook dient eiser in de dagvaarding al aan te geven over welke bewijsmiddelen en getuigen hij beschikt. Er is gekozen voor een standaard opzet van de dagvaarding waaraan deze moet voldoen, zoals dit reeds al het geval was bij een verzoekschrift. Tot voorheen bestonden er namelijk verschillende soorten opzetten van de dagvaarding voor bijvoorbeeld kleine zaken en voor overige zaken 6. Daarnaast werd er een bepaling ingevoerd dat na dagvaarding en conclusie van antwoord in beginsel een comparitie van partijen volgt, daar waar partijen voorheen eerst nog konden concluderen voor repliek en dupliek en vervolgens konden vragen om pleidooi ex art. 131 Rv jo. art. 132 lid 1 Rv jo. art. 134 lid 1 Rv. Wanneer er in een zaak een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, kan de rechter nu beslissen dat er niet meer om pleidooi kan worden gevraagd. Niet alleen de wijze van procederen in eerste aanleg werd per 1 januari 2002 wezenlijk veranderd, maar ook de kantonrechter werd aan wijzigingen blootgesteld. De Wet organisatie en bestuur gerechten 7 (hierna Wet OBG) regelde de invoering van het zogenaamde Integraal Management bij de afzonderlijke gerechten 8. Door het integraal management wordt als het ware het beheer van de organisatie en dat van de procesvoering bij de rechtsprekende macht in één hand gebracht. Het belangrijkste gevolg van de introductie van deze nieuwe organisatiestructuur is de afschaffing per 1 januari 2002 van de afzonderlijke kantongerechten. De 61 voorheen afzonderlijke kantongerechten zijn dan ook vanaf 1 januari 2002 als sector kanton ondergebracht bij de huidige 19 rechtbanken. De kantongerechten werden als het ware bestuurlijk gebundeld. Dit betekent echter niet dat er hierdoor een einde is gekomen aan de kantonrechtspraak. De kanonrechters gingen immers verder als afzonderlijke sector van de rechtbank en zijn niet ondergebracht bij sector civiel. 9 Ook de vestigingen waar de kantonrechters gevestigd zaten werden in stand gelaten, deze werden opgenomen worden als nevenvestiging of nevenzittingsplaats. De wijze van procederen wijzigde door dit wetsvoorstel op zich niet. De veranderingen die worden doorgevoerd wijzigen naar aanleiding van de Wet herziening burgerlijk procesrecht welke, zoals hierboven reeds aangegeven, leidde tot veranderingen in de wijze van procederen in eerste aanleg. Deze veranderingen gelde dus zowel voor de wijze van procederen bij de kantonrechter alsmede bij de civiele rechter zal gelden. Echter, door de wijziging in 2002 werden kantonzaken in hoger beroep nu behandeld door de gerechtshoven, daar waar deze eerst door de rechtbanken werden behandeld. Dit is wenselijk aangezien de kantongerechten als sector kanton als 3 Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 1 (voorstel van wet) 4 Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3, p. 4 (memorie van toelichting) 5 Nispen 2001, p. 569 6 Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3, p. 4 (memorie van toelichting) 7 Kamerstukken II 1999/00, 27 181, nr 1 (voorstel van wet) 8 Hendrikse 2007, p. 24 9 Hofhuis 2001, p. 16 14

onderdeel in de rechtbank zullen zijn opgenomen en er anders een vorm zou ontstaan van ongewenst intern appel. 10 Samenhangend met de Wet OBG werd tevens per 1 januari 2002 de Wet Raad voor de Rechtspraak 11 ingevoerd. Met deze wet werd de invoering van de Raad voor de Rechtspraak geregeld. Deze Raad kreeg voornamelijk taken opgelegd op het gebied van bedrijfsvoering en het toedelen van de financiële middelen binnen de gerechten en werd als het ware tussen de overheid en de gerechten geplaatst. 12 1.2.2 De uitgangspunten van het Vernieuwde Burgerlijk Procesrecht Bovengenoemde vernieuwing van het burgerlijk procesrecht werd ingevoerd aan de hand van een aantal uitgangspunten. Gestreefd werd naar verruiming c.q. vergroting van de toegankelijkheid van de rechter binnen het burgerlijke procesrecht voor de rechtzoekende en wel aan de hand van de navolgende uitgangspunten 13 : Vereenvoudiging van het procesrecht De herinrichting van het procesrecht moet gericht zijn op het versneld en vereenvoudigd afdoen van zogenaamde bulkzaken, waarbij tevens ruimte blijft bestaan voor meer ingewikkelde en bewerkelijke zaken. Zoals reeds in de vorige paragraaf is aangegeven, wordt de schriftelijke ronde beperkt tot dagvaarding en conclusie van antwoord waarna er een comparitie van partijen zal plaatsvinden. Blijkt tijdens deze comparitie dat de zaak toch ingewikkelder blijkt te zijn, krijgen partijen nog mogelijkheid om te concluderen voor repliek en dupliek en een mogelijkheid tot het voeren van pleidooi. Deformalisering Het burgerlijk procesrecht wordt verder gedeformaliseerd. Dit begrip houdt in dat fouten alleen moeten worden bestraft indien het belang dat de geschonden norm beoogt te beschermen, daadwerkelijk is aangetast. Een voorbeeld hiervan is dat een verkeerde start van een procedure niet meer direct leidt tot niet-ontvankelijkheid. De rechter moet eenvoudigweg het wissel omzetten waarna er na herstel van de fout op correcte wijze doorgeprocedeerd kan worden. Modernisering van de verhouding tussen rechter en partijen Dit uitgangspunt ziet toe op de lijdelijkheid van de rechter en de (processuele) partijautonomie. Partijen zijn vrij zelf hun rechtspositie te bepalen en de rechter beslist op grond van wat partijen naar voren brengen. In verband met het streven naar een meer doelmatig verloop van een procedure, wordt de lijdelijkheid van de rechter meer teruggedrongen. Zo dient de rechter te waken tegen onnodige vertraging van de procedure en kan de rechter partijen verplichten om stellingen toe te lichten en bewijsstukken te overleggen. Daarnaast wordt er in beginsel alleen nog geconcludeerd voor re- en dupliek en pleidooi gehouden als de rechter dit nodig acht. 10 Hofhuis 2001, p. 16 11 Kamerstukken II 1999/00, 27 182, nr. 1 (voorstel van wet) 12 Hofhuis 2001, p. 16 13 Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3, p. 4-10 (memorie van toelichting) 15

Streven naar efficiency Er bestaat behoefte aan een snellere en efficiëntere rechtsgang in civiele zaken. Procedures dienen een voor alle betrokken partijen acceptabele duur te hebben. Hiervoor dienen alle partijen hun steentje bij te dragen aan het vlot laten verlopen van procedure. De rechterlijke macht kan hieraan bijdragen door zich in te zetten voor een vlot en efficiënt verloop van de procedure waardoor het op korte termijn krijgen van een beslissing mogelijk zal zijn. Zo kan de advocatuur (of andere rechtsbijstandverleners) een bijdrage leveren door conflicten in der minne op te lossen en alleen een beroep te doen op de rechter als dit echt nodig is. Ook de wetgever draagt zijn steentje bij, door bijvoorbeeld het verkorten van termijnen voor het nemen van conclusies en het invoeren van de mogelijkheid tot het direct na comparitie van partijen wijzen van vonnis. Harmonisering van het procesrecht Harmonisering van het procesrecht is terug te vinden in verschillende punten. Zo is zij terug te vinden in de eisen die worden gesteld aan de dagvaarding wat leidt tot meer eenheid en systeem te brengen in de dagvaardingsprocedure. Daarnaast worden onnodige verschillen tussen dagvaardingsprocedures en verzoekschrift procedures opgeheven. Het vernieuwde burgerlijk procesrecht moet bijdragen aan de interne harmonisering van het burgerlijk procesrecht. 1.2.3 Veegwet 1 mei 2003 Wetsvoorstel aanpassing van enkele onderdelen Nadat het vernieuwde burgerlijk procesrecht in werking is getreden is naar aanleiding hiervan op 1 mei 2003 een wetsvoorstel 14 ingediend bij de Tweede Kamer wat toezag op enkele aanpassing van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering en enige andere wetten die in verband staan met het vernieuwde burgerlijk procesrecht. Dit wetsvoorstel, ook wel de Veegwet genoemd, beoogde om enkele verschrijvingen recht te zetten en enkele praktijkproblemen op te lossen 15. In deze wet wordt onder andere naar aanleiding van de op 1 maart 2002 in werking getreden EEX-verordening een bepaling ingevoerd waarin wordt bepaald dat de Nederlandse rechter bevoegd is over zaken te beslissen met betrekking tot (ver)koop van roerende zaken en uitvoering van diensten als de grondslag hiervan in Nederland liggen. Voorts worden er regels gegeven omtrent het betekenen van een dagvaarding met betrekking tot zaken waarop de EGbetekeningsverordening van toepassing is. Ook worden er enkele bepalingen met betrekking tot (de bevoegdheid van) de (kanton)rechter aangepast. Zo wordt er een regel ingevoerd dat de kantonrechter ambtshalve dient te controleren of hij relatief bevoegd is kennis te nemen van een bepaalde zaak, daar waar de civiele rechter dit slechts hoeft te controleren als een der partijen een daartoe strekkend verweer opvoert (ex artikel 110 lid 1 Rv). Daarnaast wordt de bevoegdheid van de kantonrechters in kort geding uitgebreid. Zo krijgt de kantonrechter nu ook de bevoegdheid om een voorziening te treffen met betrekking tot zaken die door een verzoekschrift worden ingeleid. 16 Ook worden er met deze Veegwet nog een aantal vereisten gegeven aan de dagvaarding in hoger beroep en cassatie. 14 Kamerstukken II 2002/03, 28 863, nr. 1 (voorstel van wet) 15 Hendrikse 2007, p. 37 16 Kamerstukken II 2002/03, 28 863, nr. 3, p. 9 (memorie van toelichting) 16

1.3 Het huidige burgerlijk procesrecht Nu de wetsgeschiedenis uiteen is gezet, zal in deze paragraaf het huidige systeem omtrent het burgerlijk procesrecht in Nederland worden besproken. Geanalyseerd zal worden hoe het burgerlijk procesrecht nu is opgebouwd, waarin het verschil tussen de sector kanton en de sector civiel centraal zal staan. Daarbij zal worden uitgelegd hoe de rechtbank is ingedeeld (sectorindeling), welke rechter bevoegd is over welke zaken te beslissen, hoe een civiele procedure en een kanton procedure in zijn werking gaat en hoe dit in verhouding staat tot (verplichte) procesvertegenwoordiging. Ten slotte zal het onderscheid tussen enkelvoudige en meervoudige rechtspraak worden toegelicht. 1.3.1 Sectorindeling bij de rechtbank De Wet op de Rechterlijke Organisatie, hierna te noemen RO, bepaalt dat het bestuur binnen een gerecht verplicht is om maximaal vier organisatorische eenheden aan te stellen onder de benaming sectoren (art. 20 lid 1 Wet RO). Daarnaast is het op grond van artikel 47 Wet RO verplicht om een sector kanton aan te stellen. Bedoeld wordt hier dat gerechten naast de sector kanton nog vier andere sectoren mogen aan stellen. Ondanks deze mogelijkheid zijn er slechts enkele rechtbanken die vijf sectoren hebben aangesteld 17. De meest gangbare sector indeling binnen de gerechten ziet er als volgt uit: Sector bestuursrecht Sector strafrecht Sector civiel recht Sector kantonrecht 1.3.2 Absolute bevoegdheid Alle civiele zaken in eerste aanleg worden bij de rechtbank aangebracht, tenzij de wet anders bepaalt. Deze regel ligt vast in artikel 42 van de Wet RO. Dit houdt in dat in principe alle zaken bij de sector civiel worden aangebracht, tenzij de wet bepaalt dat een bepaalde zaak bij de sector kanton dient te worden aangebracht. Artikel 93 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaalt welke zaken de sector kanton bevoegd is te behandelen. De sector kanton behandeld op grond van dit artikel de volgende zaken: Vorderingen met een geldelijk belang - Met een totale waarde van 5.000 inclusief de wettelijke rente tot aan de dag dat de dagvaarding wordt betekend. Ook als het om meerdere vorderingen gaat mag dit niet boven de 5.000 uitkomen (ook ingeval van objectieve cumulatie, 94 lid 1 Rv). 17 Kamerstukken II 2008/09, 32 021, nr. 3, p. 21 (memorie van toelichting) 17

- Met een onbepaalde waarde, maar alleen zolang er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering(en) niet boven een waarde van 5.000 komt (ook in geval van objectieve cumulatie, art. 94 lid 1 Rv). - In geval van subjectieve cumulatie geldt voor elke vordering apart de waardegrens van 5.000. Aardzaken (ongeacht de waarde van de vordering) - Arbeidsovereenkomst; - Collectieve arbeidsovereenkomst; - VUT-overeenkomst als bedoeld in de Wet kaderregeling vut overheidspersoneel; - Huurovereenkomsten; - Agentuurovereenkomsten. Andere zaken waarvan de wet dit bepaalt - Bijvoorbeeld pachtzaken zoals bepaalt in artikel 48 lid 2 Wet RO jo. art. 1019j Rv. Naast deze wettelijke bepalingen, waarin wordt bepaalt dat de kantonrechter verplicht is om bepaalde zaken te behandelen, kunnen partijen er ook gezamenlijk voor kiezen om hun zaak door een kantonrechter naar keuze te laten behandelen. Dit kan slechts indien het in de betreffende zaak gaat om rechtsgevolgen die ter vrije bepaling van beide partijen staan. Dit wordt ook wel kantonrechtersarbitrage genoemd. 1.3.3 De procedure en procesvertegenwoordiging In zaken voor de kantonrechter kunnen partijen in persoon procederen (art. 79 lid 1 Rv). Dit houdt in dat zij voor een gerechtelijke procedure niet verplicht zijn om een advocaat in te schakelen. De rechtzoekende kan zelf de procedure voeren. Wel kan bij de kantonrechter gebruik worden gemaakt van een gemachtigde (art. 80 Rv). Dit houdt in dat de rechtzoekende iemand inschakelt die de procedure namens hem of haar voert. Dit hoeft dus geen advocaat te zijn, maar mag uiteraard wel. Voorbeelden van een gemachtigde die men kan inschakelen zijn bijvoorbeeld een deurwaarder, een bedrijfsjurist of een HBO-jurist. In een kantonrechterlijke procedure dient de dagvaarding schriftelijk te worden genomen. Conclusies en aktes kunnen echter bij de kantonrechter zowel mondeling als schriftelijk ter terechtzitting worden genomen (art. 82 lid 1 jo. lid 2 Rv). Dit in tegenstelling tot een procedure bij de sector civiel, waar dit slechts schriftelijk kan. Dit zal hieronder nader worden besproken. Ook kunnen de processtukken in een kantonprocedure schriftelijk ter griffie worden ingediend vóór de roldatum. Voor de procedures bij de sector kanton geldt het Landelijk Procesreglement voor de civiele rol van de kantonsectoren 18. Dit reglement bevat regels omtrent de te volgen procedure en de gang van zaken voor een procedure binnen de sector kanton en heeft als doel om landelijke uniformiteit omtrent de procedureregels te realiseren. 18 De thans geldende versie is te vinden op www.rechtspraak.nl 18

Voor zaken die bij de civiele rechtbank dienen, is de rechtzoekende verplicht om advocaat te stellen (art. 79 lid 2 Rv). De rechtzoekende kan dus niet in persoon procederen en ook niet door middel van een gemachtigde. Bij de civiele rechtbank kunnen processtukken slechts schriftelijk worden ingediend (art. 82 lid 2 Rv). Alle proceshandelingen worden door de griffier ingevoerd in de rol, het register van de zaken die bij de rechtbank aanhangig zijn. Voor dagvaardingsprocedures bij de sector civiel geldt het Landelijk Procesreglement voor de civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken 19. Net als het reglement voor de sector kanton bevat dit reglement omtrent de te volgen procedure en de gang van zaken voor een procedure binnen de sector civiel en heeft als doel om landelijke uniformiteit omtrent de procedureregels te realiseren. 1.3.4 Enkelvoudige en meervoudige rechtspraak In het Nederlandse rechtssysteem wordt recht gesproken aan de hand van zowel enkelvoudige alsmede meervoudige rechtspraak. Zo ook met betrekking tot de sector civiel. Artikel 15 lid 1 Rv bepaalt dat er bij de rechtbank zaken worden behandeld in een enkelvoudige kamer, behoudens de bij de wet genoemde uitzonderingen. Indien een bepaalde zaak, niet geschikt lijkt voor behandeling door een enkelvoudige kamer, kan de rechter van de enkelvoudige kamer de zaak doorverwijzen naar de meervoudige kamer (art. 15 lid 2 Rv). Een zaak is bijvoorbeeld niet geschikt voor behandeling door een enkelvoudige kamer, indien deze juridisch te ingewikkeld is of wanneer de zaak publicitair gevoelig is 20. Met betrekking tot de kantonrechtspraak bestaat er slechts enkelvoudige rechtspraak (met uitzondering van pachtzaken waarbij men wel zogenaamde meervoudige pachtkamers heeft die tevens onder de sector kanton vallen). Dit volgt uit artikel 47 Wet RO. Echter is het met betrekking tot een kantonzaak, waarbij er sprake is van cumulatie, uiteraard ook mogelijk dat de zaak niet geschikt is voor behandeling door één rechter. Voor de gevallen waarbij er sprake is van meerdere vorderingen is artikel 98 Rv in het leven geroepen. Dit artikel bepaalt dat indien de kantonrechter van oordeel is dat de zaak ongeschikt is voor behandeling en beslissing door één rechter, hij deze met toepassing van artikel 15 Rv kan doorverwijzen naar een meervoudige kamer van een andere sector dan de sector kanton. In de meeste gevallen zullen zulke zaken worden doorverwezen naar de meervoudige kamer van de sector civiel. 1.4 Deelconclusie In het Nederlandse burgerlijke procesrecht alsmede in de rechterlijke organisatie is de afgelopen tien jaar veel veranderd. In dit hoofdstuk stond dan ook de wetsgeschiedenis alsmede de huidige wetgeving omtrent deze onderwerpen centraal. 19 De thans geldende versie is te vinden op www.rechtspraak.nl 20 Rechtspreken: samen of alleen. Over meervoudige en enkelvoudige rechtspraak <http://www.rechtspraak.nl/gerechten/rvdr/actualiteiten/rechtspreken+samen+of+alleen.+over+meervoudige +en+enkelvoudige+rechtspraak.htm> 19

Per 1 januari 2002 werd de rechterlijke organisatie drastisch gewijzigd. Zo werden de 61 kantongerechten ondergebracht als sector kanton bij de rechtbank en werd er een Raad voor de Rechtspraak ingevoerd. Daarnaast werd ook het burgerlijk procesrecht ingrijpend veranderd. Vooral de wetgeving omtrent de dagvaardingprocedure werd flink onder de loep genomen en er werd een standaard opzet voor de inleidende dagvaarding gekozen. Er moest meer efficiency gecreëerd worden voor civiele procedures. Toegankelijkheid van de rechtspraak en het moderniseren van daarvan stond centraal. Het procesrecht moest vereenvoudigd, gedeformaliseerd en geharmoniseerd worden. Deze wetsgeschiedenis heeft geleid tot de wetgeving zoals deze vandaag de dag nog geldt. De sector kanton behandeld zaken met een geldelijk belang tot en met 5.000,- alsmede de zogenaamde aardzaken, zoals arbeidszaken en huurzaken. Alle overige zaken worden behandeld door de sector civiel. Deze twee sectoren vormen samen met andere sectoren, over het algemeen strafrecht en bestuursrecht, de rechtbank. Bij de sector kanton mag men in persoon of bij gemachtigde procederen. Bij zaken die dienen bij de sector civiel dient de rechtzoekende verplicht gebruik te maken van een advocaat. Daarnaast kan de rechtzoekende zijn standpunt mondeling ter zitting kenbaar maken (met uitzondering van de dagvaarding, welke schriftelijk ingediend moet worden). Bij de sector civiel dienen alle processtukken schriftelijk ingediend te worden. Voorts wordt er bij de sector kanton slecht door middel van enkelvoudige rechtspraak rechtgesproken, daar waar bij de sector civiel ook meervoudige kantonrechtspraak wordt gehanteerd. Nu in dit hoofdstuk de wetsgeschiedenis en het huidige beleid is besproken, zal er in hoofdstuk 2 nader worden ingegaan op de wijzigingen die de verruiming van de bevoegdheid van de kantonrechter met zich mee zal brengen. Daarnaast zullen ook de aanleiding en de achterliggende redenen voor de wijzigingen worden besproken. 20