Woensdag 24 mei, uur

Vergelijkbare documenten
EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Maandag 15 juni, uur

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Woensdag 21 mei, uur

Naam: examennummer:.

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

Opgave 2 Caravan. Havo Na1,2 Natuur(kunde) & techniek 2004-II.

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Dit examen bestaat uit dertien opgaven Bijlage : 2 antwoordbladen

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

TENTAMEN NATUURKUNDE

TENTAMEN NATUURKUNDE

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

1ste ronde van de 19de Vlaamse Fysica Olympiade 1. = kx. = mgh. E k F A. l A. ρ water = 1, kg/m 3 ( θ = 4 C ) c water = 4, J/(kg.

VAK : NATUURKUNDE DATUM : VRIJDAG 04 JULI 2008 TIJD : UUR (Mulo III kandidaten) UUR (Mulo IV kandidaten)

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

VAK: natuurkunde KLAS: Havo 4 DATUM: 20 juni TIJD: uur TOETS: T1 STOF: Hfd 1 t/m 4. Opmerkingen voor surveillant XXXXXXXXXXXXXXXXXXX

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Naam: Klas: Repetitie natuurkunde voor havo (versie A) Getoetste stof: elektriciteit 1 t/m 5


Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde januari Beschikbare tijd: 2 klokuren

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Examentraining (KeCo) SET-B HAVO5-Na

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

Fysica. Indien dezelfde kracht werkt op een voorwerp met massa m 1 + m 2, is de versnelling van dat voorwerp gelijk aan: <A> 18,0 m/s 2.

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Y rijdag 14 mei, uur

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

Vlaamse Fysica Olympiade 31ste editie Eerste ronde

In autotijdschriften staan vaak testrapporten van nieuwe auto s. In de figuur op de bijlage is zo n overzicht afgedrukt.

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Vrijdag 15 juni, uur

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

d. Bereken bij welke hoek α René stil op de helling blijft staan (hij heeft aanvankelijk geen snelheid). NB: René gebruikt zijn remmen niet.

J De centrale draait (met de gegevens) gedurende één jaar. Het gemiddelde vermogen van de centrale kan dan berekend worden:

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlage: 2 antwoordpapieren

BEWEGING HAVO. Raaklijnmethode Hokjesmethode

... - Examen LEAO-LHNO-LLO-MAV0-0

Mooie samenvatting: Stencil%20V4%20samenvatting.doc.

Vrijdag 8 juni, uur

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

Examen HAVO. natuurkunde 1

Nationale Natuurkunde Olympiade. Eerste ronde Beschikbare tijd: 2 klokuren

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 2 antwoordbladen

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

jaar: 1989 nummer: 17

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

natuur- en scheikunde 1 CSE GL en TL

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELUK ONDERWIJS IN 1979 , I. Dit examen bestaat uit 4 opgaven. " '"of) r.. I r. ',' t, J I i I.

Voortgangstoets NAT 4 HAVO week 11 SUCCES!!!

Examen HAVO. natuurkunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2006-I

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-D NATUURKUNDE. Vrijdag 15 juni, uur

Juli blauw Vraag 1. Fysica

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1-2 vwo 2004-II

Eindexamen natuurkunde havo II

Examentraining HAVO5 Oriëntatietoets 1

R Verklaar alle antwoorden zo goed mogelijk

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Vrijdag 19 augustus, uur

Woensdag 30 augustus, uur

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 NATUURKUNDE. Vrijdag 25 mei, uur

Examentraining Leerlingmateriaal

Mkv Dynamica. 1. Bereken de versnelling van het wagentje in de volgende figuur. Wrijving is te verwaarlozen. 10 kg

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2014 TOETS APRIL uur

6.2 Elektrische energie en vermogen; rendement

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlagen: 2 antwoordpapieren

Transcriptie:

-- ~--------- -- --- -~~-~=============--- EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN OORTGEZET ONDERWIJS IN 1978 MAO4 Woensdag 24 mei, 9.30-11.30 uur NATUUR-EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.

Waar nodig mag bij de volgende opgaven gebruik gemaakt worden van het gegeven, dat de valversnelling g = 1 O m / s 2. 2 1. In figuur 1.1 zijn het lichtend voorwerp LL', het door een lens gevormde beeld BB' en de hoofdas van deze lens getekend. L' L B hoofdas figuur 1.1 B' a. Geef twee redenen waarom hier sprake moet zijn van een positieve (bolle) lens. Op de bijlage is figuur 1.1 nogmaals getekend. b. Construeer op de bijlage in figuur 1.1 de plaats van de lens in de getekende situatie. c. Bepaal in de situatie van figuur 1.1 de lineaire vergroting. In figuur 1.2 op de bijlage staat het voorwerp LL' voor een andere bolle lens. d. Construeer in figuur 1. 2 op de bijlage het verdere verloop van de reeds getekende lichtstraal L'A. 2. In onderstaande figuur 2.1 is het schema van een stroomkring weergegeven waarin geschakeld zijn: weerstand R;_ weerstand R2 schuifweerstand Rs lampje L 480 240 1 o tot 48 o 12-6W. De stroomkring wordt gevoed door een spanningsbron S, die een constante gelijkspanning levert van 36. De weerstand van de verbindingsdraden is te verwaarlozen. figuur 2.1 R 2 240 ~ S 36 l 1 L 12-6W Op de bijlage is figuur 2.1 nogmaals getekend.

a. Teken in figuur 2.1 op de bijlage hoe in de schakeling een voltmeter opgenomen moet worden die de spanning over het lampje L meet. b. Beredeneer dat de te gebruiken voltmeter een hoge weerstand moet hebben. De schuifweerstand Rs wordt op zijn maximale waarde ( 48 n) ingesteld. Het lampje L brandt dan op de juiste spanning. c. Bereken de stroomsterkte door het lampje. d. Laat door een berekening zien dat het lampje inderdaad op de juiste spanning brandt. De schuifweerstand Rs wordt nu op een kleinere waarde ingesteld. e. Beredeneer wat daardoor met de stroomsterkte door het lampje gebeurt. 3 3. Een leeg jampotje A wordt luchtdicht afgesloten. In het jampotje bevindt zich nu 0,50 dm 3 lucht met een temperatuur van 300 Ken een druk van 10 N/cm 2 In eenzelfde jampotje B wordt eerst 0, 18 dm 3 water van 300 K gedaan vóór het luchtdicht wordt afgesloten. In dit potje bevindt zich dus 0,32 dm 3 lucht met een temperatuur van 300 Ken een druk van 10 N/cm 2 Zie figuur 3.1. 0,50 dm 3 lucht ] p=lon/cm 2 --- ---~ T = 300K [ 0,32 dm3 lucht *--- -- P = 10 N/cm 2 T= 300K X---- --- 0,18 dm 3 water A figuur 3.1 B Beide potjes worden in het vriesvak van een koelkast gezet. Na verloop van tijd is de temperatuur van beide gedaald tot 270 K. De volumeverandering van de potjes kan worden verwaarloosd. a. Bereken de druk die de lucht in potje A nu heeft. Het water in potje Bis bevroren. Het volume van het gevormde ijs is 0,20 dm 3 b. Bereken de dichtheid (soortelijke massa) van het ijs als gegeven is dat de dichtheid van water 1,0 kg/dm 3 is. c. Bereken de druk die de lucht in potje B nu heeft. Met de aanwezige waterdamp hoeft geen rekening te worden gehouden. d. Bereken met behulp van onderstaande gegevens hoeveel warmte aan potje B onttrokken is. warmtecapaciteit van potje met deksel 150 J /K soortelijke warmte van water 4,2.10 3 J/kg.K (4200 J/kg.K) soortelijke warmte ijs 2,2.10 3 J /kg.k (2200 J /kg.k) "'- smeltwarmte ijs 3,3.10 5 J /kg (330.000 J /kg) De soortelijke warmte van lucht kan worden verwaarloosd. Zie ommezijde

4. Een automobilist A rijdt op een weg. oor deze weg geldt een maximumsnelheid van 30 km/h. Op een bepaald punt van deze weg controleert de politie de snelheid. De automobilist blijkt sneller te rijden dan 30 km/h. Een motoragent M zet 5 seconden na het passeren van de automobilist de achtervolging in. In onderstaand diagram (figuur 4.1) staat zowel van de automobilist A als van de motoragent M de af gelegde weg als functie van de tijd weergegeven. Als begintijd is genomen het moment waarop de automobilist het controlepunt passeert. 4 600 500 300 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24 figuur 4.1

- 5 a. Bereken met behulp van de gegevens uit de grafiek de snelheid van de automobilist A in km/h. b. Leg uit waarom de grafiek die de beweging van M voorstelt, de eerste 5 seconden samenvalt met de horizontale as. c. Bepaal hoeveel meter de agent heeft afgelegd op het moment dat hij de automobilist voorbij rijdt. d. Bereken met behulp van gegevens uit de grafiek de versnelling van de motoragent M. De beweging van de motoragent kan als eenparig versneld worden beschouwd. In figuur 4.1 zijn de grafieken doorgetrokken voorbij het moment dat de motoragent de auto passeert. In werkelijkheid geeft de agent een stopteken als hij naast de automobilist is gekomen. Beiden beginnen tegelijkertijd te remmen (eenparig vertraagd) en komen tegelijkertijd tot stilstand. e. Welk van onderstaande snelheid-tijd-diagrammen (figuur 4.2) geeft het best de beweging van beide voertuigen weer? --- ~ ' ' A B t--+ C t ----+- D t ----+ figuur 4.2 5. Opgave 5 staat op de volgende bladzijde. Zie ommezijde

6 5. In België bevindt zich het Canal du Centre. Men gebruikt daar scheepsliften in plaats van sluizen. Met een lift wordt een schip naar een hoger of lager gedeelte van het kanaal getransporteerd. In figuur 5.1 is een sterk vereenvoudigd zijaanzicht van een lift getekend. hooggelegen kanaal 1,6.10 6 kg 16 m 1,6.10 6 kg laaggelegen kanaal K.._.: : figuur 5.1 figuur 5.2 Een lift bestaat uit een bassin B dat door een pilaar P omhoog geduwd wordt. De pilaar beweegt zich in een reservoir R op en neer. Het reservoir is gevuld met olie. Er liggen altijd twee liften naast elkaar. Zie figuur 5.2. De reservoirs staan met elkaar in verbinding via een kraan K. Na het openen van de kraan zal het hoge bassin dalen en het lage stijgen. De massa van een pilaar met bassin en waterinhoud is 1,6.10 6 kg. Als een boot het bassin binnenvaart stroomt er water het bassin uit. De massa van deze boot is 1,5. 10 5 kg. a. Beredeneer dat de totale massa van pilaar en bassin met water en schip nog steeds 1,6.10 6 kg is. De doorsnede van een pilaar is 4,0 m 2 b. Bereken de druk die de onderkant van een pilaar op de olie in het reservoir uitoefent. Ga uit van de situatie in figuur 5.2. De kraan is juist geopend, de liften gaan bewegen. c. Beredeneer op welke pilaar de grootste kracht omhoog werkt. Als de kraan geopend blijft, bewegen de liften totdat zij een evenwichtsstand innemen. De optredende wrijving mag worden verwaarloosd. d. Leg uit dat er een evenwicht wordt bereikt. Na de evenwichtsstand moet het bassin B 1 nog 8 m dalen. Daartoe laat men een extra hoeveelheid water van 7,5. 10 4 kg in dit bassin lopen. e. Bereken in deze evenwichtsstand de potentiële energie van deze extra hoeveelheid water t.o.v. de laagste stand van het bassin.