Draaiboek Boviene Spongiforme Encephalopathie (BSE)



Vergelijkbare documenten
Draaiboek Scrapie Afdeling Incidentmanagement, Meldkamer en Dierziektebestrijding

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

TRA 3047 Uitsnijden, uitbenen en (opnieuw) onmiddellijk verpakken van vers vlees - TRACEERBAARHEID [3047] v1

Symposium GKZ & Hygieia - Import, o.d.z. Better safe than sorry. Dierziektebestrijding bij het invoeren van (volgens de GWWD ) besmette dieren

VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018)

Publicatieblad van de Europese Unie L 274/3

Reglement Certificering IBR bij Runderen 1997 gewijzigd per 1 juli 2013

TRA 3028 Vlees en afgeleide producten - TRACEERBAARHEID [3028] v1

Protocol statusbeheer IBR-vrij (route intake bloed, bewaking tankmelk) Versie 1.0 (juli 2018)

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis. 3 Begrippen. 4 Benodigdheden

L 165/8 Publicatieblad van de Europese Unie

PRI 2440 Vlees - Verpakking en etikettering (inclusief handelsnormen) [2440] v4

DIS 3006 Vleeswinkel -TRACEERBAARHEID [3006] v1

SGIU-001 bijlage 9.1.8b Bijlage 5

Rundertuberculose. (Boviene tuberculose) Informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor dierhouders

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds handelende in overeenstemming met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

code SGIU-002 versie 1.2 ingangsdatum pag. 1 van 9

Titel: BIPVS_11 Doorgereden veterinaire partijen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vertaling. Overwegende:

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 20 augustus 2010 Betreft Q-koorts. Geachte Voorzitter,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

01 Waarom moet ieder paard een paspoort hebben?

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis. Erkende quarantainevoorzieningen voor vogels afkomstig uit 3 e landen

PRI 3133 Houden van runderen en kalveren (vetmesten) - Traceerbaarheid [3133] v1

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis

Publicatieblad van de Europese Unie L 77/25

Publicatieblad van de Europese Unie L 116/9

Omzendbrief met betrekking tot particuliere slachtingen

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum januari 2017

1 Onderwerp. 2 Wettelijke basis

titel Overdracht werkzaamheden pluimvee- en konijnenslachthuizen code PA-40 versie 9 ingangsdatum pag. 1 van 6

Voorschriften module tweede verzamelslag en weideschapen

Aan geadresseerde. Geachte heer/mevrouw,

Inhoudsopgave I. BASISREGELS. A. Substantiële regels

(Voor de EER relevante tekst)

komen uit een beslag dat (beslagen die) officieel brucellosevrij is (zijn), en [II [II Deze optie aanvinken. II [II

gebruikers (verzamelaars) vervoerders

oktober 2013 Veterinair certificaat voor de uitvoer van fokrunderen afkomstig uit België naar Marokko

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De onderdelen d tot en met h worden geletterd e tot en met i.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Protocol statusbeheer BVD-vrij (route oorbiopten) Versie 1.1 (juli 2018)

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Algemene Informatie (ALIM08) Bestemmingscontrole kanalisatieprocedure volgens art. 8, 15 en 17 van Richtlijn 97/78/EG Versie 1.1.

Titel Feedban Nummer DV-01 Datum juli 2016

oktober 2013 Veterinair certificaat voor de uitvoer naar Marokko van runderen bestemd voor de vetmesting afkomstig uit België

Papegaaienziekte. (Psittacose) Informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor vogelhouders en -handelaren

9UDJHQ HQ DQWZRRUGHQ RYHU 76(V ELM VFKDSHQ HQ JHLWHQ

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van (datum), nr., Directie Wetgeving en Juridische Zaken;

AFRIKAANSE VARKENSPEST

Kanalisatie van dierlijke bijproducten bij slagerijen en poeliers

Verzoekcertificering (VCA-01) 3 juli 2014 Versie: DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

Publicatieblad van de Europese Unie L 326/3

Bijlage 4 PROTOCOL T.B.V DE HANDHAVING DOOR DE NVWA BIJ OMISSIES EXPORTCERTIFICERING EN CONTROLES SCHAPEN EN GEITEN

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit FOUT: BRON VAN VERWIJZING NIET GEVONDEN

titel Voorschrift Destructieadministratie code NVWA_WIEP_005 versie 3 ingangsdatum pag. 1 van 7

GD Salmonella JongveeMonitor Gewijzigd per 15 november 2018

Protocol statusbeheer BVD-vrij (route jongvee antistoffen) Versie 1.2 (januari 2019)

GD Programma BVD-vrij Certificering Gewijzigd per maart 2016

Controleer of het Nederlandse verzamelcentrum een procedure heeft voor de beoordeling van kalveren op genoemde aandoeningen en ook toepast.

Presenteren huidige stand onderzoek naar juistheid ruimingsbesluiten MKZ in 2001

Veel gestelde vragen (FAQ) Identificatie van paarden

AGRIBEX 2013 Conditions sanitaires Sanitaire voorwaarden Version/versie 25/09/2013

code RNDA-003 versie 3 ingangsdatum pag. 1 van 7

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

Protocol statusbeheer BVD-vrij (route tankmelk) Versie 1.1 (juli 2018)

Opstellen, beheren, wijzigen, verspreiden en actueel houden van BIP kwaliteitsdocumenten. BPR 15 versie 12 ingangsdatum pag.

PRI 3045 Dierlijke producten (rauwe melk) - geneesmiddelen en bedrijfsbegeleiding [3045] v1

code INV VS 07 versie 01 Ingangsdatum pag. 1 van 5

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Paratuberculose Programma Gewijzigd per augustus 2015

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

TRA 3255 Uitsnijderij van vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren - INFRASTRUCTUUR, INRICHTING EN HYGIENE (VERHOOGDE FREQUENTIE) [3255] v1

Algemene Informatie T5-Instructie (ALIM08) 04 maart 2014 Versie 1.0.8

Algemene Informatie M-Controle Frequentie Reduced Checks (ALIM06) 29 December 2015 Versie: 1.1.1

Augustus Deze instructiebundel beschrijft de modaliteiten inzake pre-attestatie en precertificatie.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Gelet op de artikelen 17 en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; BESLUIT:

Hierbij gaat voor de delegaties document D048570/03.

Bijlage B1: Runderen Melding in SANITEL van geboorte of vertrek van een rund

Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2008) 1995.

Vragen en antwoorden over TSE's bij schapen en geiten

Verificatielijst specifieke eisen voor slachthuis pluimvee en lagomorfen

Erkenningen Buitengrens Inspectie Post / Sub Inspectiepost Verlenen en onderhoud erkenning (HPIE0201) 8 juni 2016 Versie: 1.1.1

Raad van de Europese Unie Brussel, 17 juli 2017 (OR. en)

DPA 2099 RUNDEREN - IDENTIFICATIE EN REGISTRATIE [2099] v2

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

L 179/60 Publicatieblad van de Europese Unie

Niet technische samenvatting. 1 Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Hoofdstuk II. Specifieke voorschriften voor bepaalde producten van dierlijke oorsprong Afdeling III. Vlees van vrij wild

Certificaat voor de intracommunautaire handel Deel I: Informatie betreffende de aangeboden zending

gearchiveerd DIS 2211 Vleeswinkel: Traceerbaarheid rundvlees [2211] v1 Provinciale dienst van:... Datum:... Verantwoordelijke Controleur:... Nr:...

titel Voorschrift Destructieadministratie code NVWA_WIEP_005 versie 2 ingangsdatum pag. 1 van 9

L 249/20 Publicatieblad van de Europese Unie

Protocol statusbeheer BVD-vrij (route intake virus, bewaking jongvee antistoffen) Versie 1.1 (juli 2018)

Omzendbrief omtrent de verschillende statuten met betrekking tot klassieke scrapie

Transcriptie:

Draaiboek Boviene Spongiforme Encephalopathie (BSE) Nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit, divisie Dier Team VWA Incident en Crisiscentrum Juni 2010 versie 2.0

Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Algemeen... 2 H 1.1 Inleiding... 2 H 1.2 Wettelijk kader BSE... 3 H 1.3 Leeswijzer... 4 H 1.4 Globaal processchema BSE... 6 H 1.5 Wijzigingen ten opzichte van eerdere versie(s)... 8 Hoofdstuk 2 Boviene Spongiforme Encephalopathie... 9 H 2.1 Inleiding... 9 H 2.2 Infectieroute en symptomen...10 H 2.3 Diagnostiek en diagnose...11 Hoofdstuk 3: Maatregelen mogelijk besmet bedrijf...13 H 3.1 Inleiding...13 H 3.2 Opstarten traject verdenking...13 H 3.3 Uitvoeren maatregelen slachthuis...14 H 3.4 Opstarten traject mogelijk besmet bedrijf...15 H 3.5 Uitvoeren tracering...16 H 3.6 Evalueren tracering...17 H 3.7 Besmet verklaren bedrijf...18 Hoofdstuk 4 Uitvoeren werkzaamheden...19 H 4.1 Inleiding...19 H 4.2 Taxeren dieren...19 H 4.3 Afvoeren dieren...20 Hoofdstuk 5 Opheffen besmet status...22 H 5.1 Inleiding...22 H 5.2 Verwerken uitslagen en bijwerken I&R-systeem...22 H 5.3 Uitvoeren opheffen besmet status...23 Bijlagen...24 Bijlage I Lijst met afkortingen...24 Bijlage II Overzicht werkinstructies en formulieren...25 Draaiboek: BSE 1 van 25 Versie: 2.0

Hoofdstuk 1 Algemeen H 1.1 Inleiding Boviene Spongiforme Encephalopathie (BSE) heeft invloed op zowel volks- als diergezondheid en is direct gekoppeld aan voedselveiligheid. Daarom is het noodzakelijk een actueel draaiboek beschikbaar te hebben op basis waarvan BSE doelmatig wordt bestreden. De wettelijke basis inzake de preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE s), waaronder Boviene Spongiforme Encephalopathie (BSE), wordt beschreven in de Europese Verordening 999/2001/EG. Het draaiboek BSE geeft aan de hand van deze wettelijke basis aan, welke maatregelen er moeten worden genomen indien BSE wordt geconstateerd. De afgelopen jaren zijn er diverse werkgroepen georganiseerd met de verschillende lidstaten van de Europese Unie (EU) waar gediscussieerd werd over de TSE bestrijding volgens Verordening 999/2001/EG. Aan de hand van deze werkgroepen en wetenschappelijk onderzoek is besloten de TSE Verordening aan te passen. 1.1.1 Ontwikkeling draaiboek en BSE status Nederland In 2001 is de laatste versie (versie 1.07) van het draaiboek BSE officieel gepubliceerd. BSE was toen erg actueel en er kwamen jaarlijkse enkele positieve (klinisch of Post Mortem) gevallen van BSE voor. In de afgelopen jaren is het aantal positieve gevallen van BSE sterk teruggelopen. In 2009 is er zelfs geen enkel positief BSE geval geconstateerd, ondanks de vele monsters (+/- 450.00) die jaarlijks worden onderzocht op BSE in het kader van het verplichte EU monitoringsprogramma. De BSE status van Nederland is een gecontroleerd risico, onder meer dankzij dit uitgebreide monitoringsprogramma dat reeds enkele jaren loopt. In 2007 kwam er een nieuwe versie uit van het BSE draaiboek, welke niet officieel is aangeboden aan LNV. Deze versie is wel verschenen op het intranet en internet. Er zijn toen een aantal ingrijpende wijzigingen doorgevoerd in het draaiboek. Dit was noodzakelijk omdat de voorgaande versie, ondanks de in januari 2006 opgestelde wijzigingsbijlage, sterk verouderd was. De in 2007 uitgekomen versie van het BSE draaiboek (versie 1.2) moet worden beschouwd als een tussenversie. Inmiddels zijn er diverse wijzigingen gepubliceerd in de tekst van de TSE Verordening. Dit is de reden dat er dit jaar een herziene versie (versie 2.0) van het BSE uitvoeringsdraaiboek wordt gepubliceerd.* De afhandeling van elke BSE verdenking of besmetting is vanzelfsprekend wel altijd volgens de actueel geldende regelgeving uitgevoerd. 1.1.2 Indeling draaiboek Het draaiboek bestaat uit twee delen, te weten: de tekstgedeelten (hoofdstukken) inclusief het globale processchema BSE en de Bijlagen. De tekstgedeelten en het processchema beschrijven het verloop van de afhandeling van een BSE besmetting en de maatregelen die hieraan zijn verbonden. De Bijlagen verwijzen naar werkinstructies en formulieren die worden gebruikt. Al deze werkinstructies en formulieren zijn afkomstig uit het Draaiboek Verdenkingen (versie1.3). * Voor een meer gedetailleerde beschrijving van de wijzigingen van dit draaiboek (2.0) ten opzichte van de laatste versie (1.07) en de tussenversie (1.2), zie hoofdstuk 1.5. Draaiboek: BSE 2 van 25 Versie: 2.0

H 1.2 Wettelijk kader BSE 1.2.1 Inleiding Het wettelijk kader van de dierziektebestrijding wordt bepaald door Europese wetgeving (richtlijnen, verordeningen en beschikkingen) en Nationale wetgeving (Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, besluiten en regelingen). Voor BSE betreft dit de volgende Europese en Nationale wetgeving. 1.2.2 Europese wetgeving Beschikking 2009/719/EG tot machtiging van bepaalde lidstaten om hun jaarlijkse programma voor toezicht op BSE te herzien Verordening 854/2004/EG houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong Verordening 999/2001/EG houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën Verordening 1760/2000/EG tot vaststelling van een identificatie- en registratieregeling voor runderen en inzake de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 820/97 van de Raad 1.2.3 Nationale wetgeving Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) (artikel 15 en artikel 24) Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s Besluit verdachte dieren (artikel 2) Regeling identificatie en registratie van dieren Besluit identificatie en registratie van dieren Regeling erkenning en aanwijzing veterinaire laboratoria Regeling vleeskeuring Draaiboek: BSE 3 van 25 Versie: 2.0

H 1.3 Leeswijzer 1.3.1 Inleiding Het draaiboek bestaat zoals reeds in de inleiding aangegeven uit twee delen: tekstgedeelten (hoofdstukken) inclusief het globale processchema (GPS) en de Bijlagen (I en II). 1.3.2 Tekstgedeelten inclusief GPS De tekstgedeelten beschrijven het verloop van de afhandeling van een BSE besmetting en de maatregelen die hieraan zijn verbonden. Het draaiboek BSE bestaat uit vijf hoofdstukken. Globale processchema (GPS) Het GPS geeft in één oogopslag de samenhang van de uit te voeren werkzaamheden weer. Het draaiboek BSE heeft één processchema: het GPS BSE. In een GPS kan je zien welke processen in de hoofdstukken worden uitgevoerd en in welke volgorde. Het GPS kan worden gezien als een schematische samenvatting van de hoofdstukken. Het GPS bestaat uit een schema (flowchart) en een bijbehorende instructietekst in een tabel. Het schema geeft de samenhang tussen de processen weer. Voor de volgorde waarin processen worden uitgevoerd wordt het schema altijd van boven naar beneden via de lijn gevolgd. De lijn kan eventueel teruggaan naar een vorig proces als deze opnieuw wordt gestart. In het globaal processchema kunnen drie symbolen voorkomen: Dit symbool staat voor een activiteit. Dit symbool wordt gebruikt als de activiteit de start of het einde van een globaal proces aangeeft. Eén proces kan op meerdere manieren eindigen. Dit symbool wordt gebruikt om een keuze aan te geven. Het betekent dat afhankelijk van een keuze in de voorgaande activiteit verschillende richtingen op kan worden gegaan. 1.3.3 Bijlagen (I en II) I. Lijst met afkortingen In deze lijst worden alle afkortingen die zijn gebruikt in dit draaiboek uitgeschreven en/ of toegelicht. II. Overzicht werkinstructies en formulieren Een werkinstructie of formulier dat wordt uitgebracht door het VWA Incident en Crisiscentrum (VIC) van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nvwa) heeft een naam, een code en een versienummer. De naam geeft het onderwerp van het document weer. De code begint altijd met een drie- of vierletter combinatie die aangeeft van welk draaiboek (dierziekte) het document een onderdeel is. Vervolgens wordt met een drieletter combinatie aangegeven om wat voor soort document het gaat. Daarna volgt het documentnummer, welke bestaat uit vier cijfers. Onder aan het document wordt het versienummer genoemd. Dit versienummer correspondeert bij het uitkomen van het draaiboek met het versienummer van het betreffende draaiboek. Echter deze versie kan veranderen als het document wordt aangepast, maar het bijbehorende draaiboek niet. De volgende lettercoderingen worden in dit draaiboek gebruikt: VERD = verdenkingen, PRO = protocol (werkinstructie), FOR = formulier. Voorbeeld VERD PRO 1001 Werkinstructie Hygiëneregels bij bedrijfsbezoeken (versie 1.3). Draaiboek: BSE 4 van 25 Versie: 2.0

In deze versie van het BSE draaiboek is er voor gekozen geen aparte BSE instructies of formulieren op te stellen. Er wordt gebruik gemaakt van de meest recente versie van de Personal Digital Assistant (PDA) en de instructies en formulieren van het Draaiboek Verdenkingen. De overige bedrijfsbezoek gerelateerde instructies worden door het VIC per e-mail doorgegeven aan de nvwa dierziektedeskundige (DZD). Op het slachthuis is een aparte nvwa instructie van toepassing: Transmissible Spongiforme Encephalopathie. Deze TSE-instructie is uitsluitend via het nvwa Intranet te raadplegen. Naast de werkinstructies en formulieren van het VIC, worden er tijdens de bedrijfsbezoeken soms ook algemene nvwa doordrukformulieren en stickers gebruikt. Deze formulieren hebben een code die bestaat uit zes cijfers. Ze worden gedrukt bij een daartoe aangewezen drukker en zijn via het regiokantoor te verkrijgen. Draaiboek: BSE 5 van 25 Versie: 2.0

H 1.4 Globaal processchema BSE Opstarten traject verdenking (3.2) Post mortem slachthuis? Ja Uitvoeren maatregelen slachthuis (3.3) Opstarten traject mogelijk besmet bedrijf (3.4) Nee Uitvoeren tracering (3.5) Nee Evalueren tracering (en verwerken uitslag confirmatie NRL ) (3.6) Besmet verklaren bedrijf? Nee Einde proces Ja Besmet verklaren bedrijf (3.7) Taxeren dieren (4.2) Afvoeren dieren (4.3) Verwerken uitslagen cohort dieren en bijwerken I&R systeem (5.2) Uitslagen NRL negatief? Ja Uitvoeren opheffen besmet status (5.3) Draaiboek: BSE 6 van 25 Versie: 2.0

Globale procesbeschrijving BSE Detailproces Opstarten traject verdenking (3.2) Post mortem slachthuis? Uitvoeren maatregelen slachthuis (3.3) Opstarten traject mogelijk besmet bedrijf (3.4) Uitvoeren tracering (3.5) Evalueren tracering (en verwerken uitslag confirmatie NRL) (3.6) Besmet verklaren bedrijf? Einde proces Besmet verklaren bedrijf (3.7) Taxeren dieren (4.2) Afvoeren dieren (4.3) Verwerken uitslagen cohort dieren en bijwerken I&R systeem (5.2) Uitslagen NRL negatief? Uitvoeren opheffen besmetstatus (5.3) Beschrijving Een BSE verdenking kan op verschillende manieren bij het nvwa Incident en Crisiscentrum (VIC) binnenkomen: vanuit een klinische verdenking of uit Post Mortem (PM) onderzoek. De verdenkingsfase wordt afgehandeld volgens het Draaiboek Verdenkingen van het VIC. Indien de verdenking afkomstig is van een PM onderzoek op het slachthuis, dan dienen er maatregelen te worden getroffen op het slachthuis. Op het slachthuis worden door de nvwa dierenarts de noodzakelijke maatregelen getroffen. Het aanwezige risicomateriaal (karkassen, huiden en bijproducten) gaat met uitzondering van de kop van het verdachte dier, onder toezicht ter destructie. De gegevens van het betreffende dier (oornummer en vervoersdocument) worden verzameld en doorgegeven aan het VIC. De kop van het verdachte dier gaat voor onderzoek naar het Nationaal Referentie Laboratorium (NRL) en het slachthuis wordt verdacht verklaard door de officiële nvwa dierenarts. Nadat ten gevolge van een positieve snelle test (afkomstig van NRL) een bedrijf verdacht is verklaard, wordt de tracering door de afdeling Dierregistraties van Dienst Regelingen (DR) in gang gezet. Tevens worden onder andere diverse partijen binnen de nvwa en de Bestuursraad LNV geïnformeerd. De tracering wordt in opdracht van het VIC uitgevoerd. Traceringsteams voeren de traceringbezoeken uit op het herkomstbedrijf en de contactbedrijven. Tijdens het bezoek aan het herkomstbedrijf vindt een klinische inspectie, een inventarisatie en de tracering (I&R controle) plaats. Op de contactbedrijven worden de cohort dieren geïdentificeerd en individueel geblokkeerd. Aan de hand van de tracering en de confirmerende uitslag van het NRL wordt een traceringsrapport opgemaakt door het VIC. Op basis hiervan wordt beslist of het herkomstbedrijf besmet wordt verklaard en welke cohort dieren worden overgenomen voor destructie. Het herkomstbedrijf wordt besmet verklaard en dieren op contactbedrijven geblokkeerd. Het VIC zorgt voor het opstellen en overhandigen van de door de daartoe gemandateerde nvwa ambtenaar ondertekende besmetbrief met vermelding van de maatregelen voor de eigenaar van het herkomstbedrijf en alle betrokken partijen. Ook de contactbedrijven ontvangen een brief met daarin de levensnummers van de geblokkeerde dieren en de opgelegde maatregelen. Nadat de cohort dieren zijn aangewezen (op het herkomstbedrijf en de contactbedrijven) moeten ze worden getaxeerd door een beëdigd deskundige. Hierbij is een nvwa ambtenaar aanwezig. Zodra de taxatie waarde overeengekomen is, kunnen de dieren worden afgevoerd naar een daartoe aangewezen slachthuis. Dit gebeurd onder toezicht van een nvwa ambtenaar (zowel de afvoer als de aanvoer van de dieren). Alle cohort dieren die zijn overgenomen in het kader van een positieve BSE worden door het NRL getest op BSE. Tevens worden alle runderen die blijven staan op het herkomstbedrijf gemerkt (gevlagd) in het I&R systeem. Aan de hand van de BSE-test uitslagen wordt bepaald of de besmetstatus of blokkade op een bedrijf kan worden opgeheven. Zodra de uitslagen van de BSE testen van de cohort dieren bekend zijn en tevens negatief zijn bevonden, wordt de besmet status van het herkomstbedrijf opgeheven. Mogelijke blokkades worden ook opgeheven. De betrokken bedrijven worden hierover middels een brief van de nvwa geïnformeerd. Draaiboek: BSE 7 van 25 Versie: 2.0

H 1.5 Wijzigingen ten opzichte van eerdere versie(s) 1.5.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de wijzigingen ten opzichte van de eerdere versies toegelicht. Hiermee worden de belangrijkste veranderingen naar aanleiding van gewijzigde wetgeving of gemaakte interne afspraken in één overzicht weergegeven. 1.5.2 Wijzigingen ten opzichte van versie 1.07 Structuur en opbouw draaiboek De opbouw van het draaiboek is een meer chronologische opeenvolging van werkzaamheden in de tijd geworden. Hierdoor krijg je een overzicht van wie, wat, wanneer moet doen. De inhoudsopgave en ook de hoofdstukken hebben een nieuwe opbouw gekregen. Verdenkingsfase De verdenkingsfase (DEEL I van versie 1.07) is niet meer beschreven, aangezien voor de afhandeling hiervan het Draaiboek Verdenkingen wordt gebruikt. Prionics test De snelle prionics test wordt niet meer uitsluitend uitgevoerd door het NRL (Nationaal Referentie Laboratorium), maar wordt ook gedaan door een aantal daartoe aangewezen particuliere laboratoria. Deze laboratoria staan onder strikt toezicht van het NRL. Afvoeren en overnemen dieren Tot juli 2001 werden alle herkauwers op het herkomstbedrijf afgevoerd en gedood (dus geen onderscheid tussen grote en kleine herkauwers en geen partiële overnames). Vanaf juli 2001 werden nog uitsluitend de grote herkauwers afgevoerd en kon de eigenaar (onder bepaalde voorwaarden) kiezen voor partiele overname. Sinds maart 2003 is er geen keuze meer voor de eigenaar. Tegenwoordig worden nog uitsluitend de cohort dieren en nakomelingen overgenomen. Definitie cohort De definitie van cohort werd tot en met 31 december 2005, bij een rund met BSE ouder dan 5 jaar, verhoogd met de periode die het betreffende rund ouder is dan 5 jaar. Per 1 januari 2006 is de definitie van cohort gewijzigd conform de Verordening 999/2001/EG. Dit houdt in dat deze regel niet meer wordt toegepast. Overige aanpassingen Er zijn diverse naamswijzigingen doorgevoerd. Er wordt geen onderscheid meer gemaakt in het afhandelen van een positieve snelle test vanuit het slachthuis, de destructor of elders. Al deze positieve uitslagen worden op dezelfde manier afgehandeld. Het wettelijk kader van de handel in dieren en dierlijke producten is weggelaten, aangezien het hier niet meer de bestrijding van BSE betreft. Hiervoor zijn aparte nvwa instructies beschikbaar, die in de regio s worden gebruikt. 1.5.3 Wijzigingen ten opzichte van de tussenversie 1.2 Structuur en opbouw draaiboek Bij het herschrijven van dit draaiboek is de opbouw en indeling gevolgd zoals beschreven in het draaiboek Scrapie (versie 6.4, januari 2009). Daarbij is ook, voor zover dat mogelijk was, het Globaal processchema van scrapie gevolgd. Leeftijdsgrens testen dieren De grens voor het testen van runderen is gewijzigd van 30 naar 48 maanden. Voor de exacte omschrijving van de toepassing hiervan, zie paragraaf 3.2.3 en de Transmissible Spongiforme Encefalopathie (TSE-instructie) genoemd in Bijlage II. Overige wijzigingen Er zijn wederom een aantal naamswijzigingen doorgevoerd. Het Hoofdstuk 2 is op diverse punten aangepast op aanwijzen van het NRL. Draaiboek: BSE 8 van 25 Versie: 2.0

Hoofdstuk 2 Boviene Spongiforme Encephalopathie H 2.1 Inleiding BSE is een ziekte bij runderen en behoort tot de Overdraagbare Spongiforme Encephalopathieën (Transmissible Spongiform Encephalopathies (TSE s). Tot de groep van TSE s wordt nog een aantal andere ziekten van dieren en mensen gerekend, zoals b.v. Creutzfeldt-Jakob-disease (CJD) bij de mens, scrapie bij de kleine herkauwers, Feline Spongiforme Encephalopathie (FSE) bij de kat, Chronic Wasting Disease (CWD) bij herten en Transmissible Mink Encephalopathie (TME) bij nertsen. Vooropgesteld dient te worden dat BSE een ziekte is met duidelijke risico s voor de volksen diergezondheid (veroorzaakt vcjd = variant Creutzfeldt-Jakob disease) en met een totaal andere epidemiologie dan bijvoorbeeld Mond- en klauwzeer (MKZ) of Klassieke Varkenspest (KVP). 2.1.1 Kenmerken BSE is een ziekte die bij runderen voorkomt, die zich kenmerkt door een lange incubatietijd en een slepend verloop. De ziekte wordt bij volwassen runderen voornamelijk op een leeftijd van 4 tot 7 jaar (gemiddeld 6,5 jaar) gediagnosticeerd. De aandoening beperkt zich gewoonlijk tot één rund op een bedrijf. Alle ziekten die tot de TSE s behoren hebben dezelfde kenmerken: De oorzaak is een agens dat extreem resistent is tegen desinfectiemiddelen. Ophoping van niet afbreekbare eiwitten in het centraal zenuwstelsel. Ontstekingen en immunologische reacties treden niet op. Degeneratieve veranderingen (vacuolen) in de hersenen. Een zeer lange incubatietijd. Progressief verloop eindigend met de dood. 2.1.2 Agens Klassieke BSE wordt beschouwd als een prionziekte, waarbij het agens is gedefinieerd als een infectieus eiwit (protinaceous infectious particle). Een gastheereigen eiwit (prioneiwit of PrP C ) neemt, indien het in contact komt met het infectieuze eiwit, dezelfde structuur aan (PrP Sc ) en wordt daarmee zelf weer infectieus. Het agens is buitengewoon resistent tegen desinfectiemiddelen, ultraviolette straling, ioniserende straling en hitte. Voor proteasen (eiwit verterende stoffen) is het deels gevoelig. Momenteel wordt aangenomen dat een eiwit dat normaliter aanwezig is in het centrale zenuwstelsel onder invloed van een extern eiwit langzaam en progressief verandert tot een infectieuze vorm, die verantwoordelijk is voor de ziekteverschijnselen. In de laatste 10 jaar zijn in Nederland en wereldwijd ook een beperkt aantal gevallen van BSE vastgesteld, die worden aangemerkt als atypische BSE. Deze sporadische vorm (te onderscheiden in het zogenaamde H-type en het L-type) wordt vooral aangetroffen bij oude runderen als een toevallige bevinding in de actieve surveillance. Verondersteld wordt dat deze vormen van atypische BSE spontaan ontstaan. Experimenteel zijn ze wel overdraagbaar. Draaiboek: BSE 9 van 25 Versie: 2.0

H 2.2 Infectieroute en symptomen 2.2.1 Inleiding BSE kent verschillende infectieroutes, waarbij de incubatietijd erg lang is. De symptomen zijn vrij specifiek voor de ziekte. Algemeen wordt aangenomen dat runderen geïnfecteerd raken door het eten van voedsel dat vlees- of beendermeel bevat dat geïnfecteerd is met het klassieke BSE agens. 2.2.2 Infectieroute Aanvankelijk kwam BSE alleen voor in het Verenigd Koninkrijk. Oorzaken van BSE in andere landen waren veelal import van runderen uit het Verenigd Koninkrijk en/of vervoedering van uit het Verenigd Koninkrijk geïmporteerd besmet diermeel. Daarna is het endemisch geworden in een groot aantal Europese landen, waaronder Nederland en een aantal landen buiten Europa. Bij klassieke BSE is de meest voorkomende infectiebron tot nu toe het veevoeder dat met BSE agens geïnfecteerd vlees- of beendermeel bevat. In mindere (vrijwel verwaarloosbare) mate is dat verticale transmissie, de overdracht van BSE van het moederdier op haar nakomeling. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat verticale transmissie in 0 tot 10 procent van de gevallen plaatsvindt en derhalve niet is uit te sluiten. Genetische veranderingen zijn een andere theoretische mogelijkheid. Horizontale overdracht van dier naar dier is tot nu toe nog niet aangetoond. Om die redenen wordt BSE op een duidelijk afwijkende manier bestreden dan andere besmettelijke dierziekten. Bij vormen van atypische BSE wordt verondersteld dat het spontaan ontstaat. 2.2.3 Incubatietijd BSE kent een zeer lange incubatietijd (periode tussen de besmetting en het optreden van de ziekte). Deze periode is gemiddeld 4 tot 6 jaar, maar kan korter of veel langer zijn. 2.2.4 Symptomen Opvallend is dat BSE gewoonlijk optreedt bij één enkel rund op een bedrijf en dat deze runderen over het algemeen goed blijven eten en geen koorts hebben. De ziekte kent een progressief verloop en de meeste runderen kwijnen enkele maanden na het begin van de klinische verschijnselen weg. De klinische symptomen manifesteren zich over het algemeen bij runderen met een leeftijd rond de vijf jaar. Neurologische verschijnselen kunnen zich manifesteren als: Overgevoeligheid voor geluid Gedragsveranderingen Abnormale angstige reacties Tandenknarsen Spiertrekkingen Neervallen bij draaien Locomotie stoornissen kunnen zich manifesteren als: Ongecoördineerde bewegingen Zwaaiende gang Hanentred Wijd plaatsen en hoog optillen van de achterbenen Moeilijk kunnen opstaan Spiertrillingen Draaiboek: BSE 10 van 25 Versie: 2.0

H 2.3 Diagnostiek en diagnose 2.3.1 Inleiding Zolang er nog geen sprake is van klinische verschijnselen is het niet mogelijk een diagnose te stellen aan het levende dier. De diagnose wordt derhalve bepaald door het klinische beeld - rekening houdend met ziekteduur, leeftijd en de reactie op een behandeling - gecombineerd met een snelle BSE-test (diverse immunoassay s op prionen in de hersenstam) en een bevestiging middels histopathologisch en/ of immunohistochemisch onderzoek van de hersenstam door het Nationaal Referentie Laboratorium (NRL). Een positieve snelle test moet altijd door het NRL worden bevestigd om te kunnen spreken van een positieve uitslag op BSE. 2.3.2 Klinisch Naar aanleiding van de klinische symptomen zoals hierboven genoemd, kan de klinische diagnose BSE worden vermoed. De diagnose kan vervolgens door een zogenaamde snelle test worden gesteld en moet uiteindelijk via histopathologisch en/ of immunohistochemisch onderzoek van de hersenstam worden bevestigd. 2.3.3 Positieve snelle test Privaat laboratorium De snelle tests op runderen ouder dan 48 maanden geslacht voor humane consumptie, worden tegenwoordig uitgevoerd door een aantal private laboratoria. Deze laboratoria zijn hiertoe specifiek aangewezen en staan onder strikt toezicht van het NRL. Indien de snelle test positief is, wordt de snelle test nogmaals uitgevoerd door het NRL. Nationaal Referentie Laboratorium De snelle tests op overige runderen ouder dan 48 maanden die niet bestemd zijn voor humane consumptie worden uitsluitende uitgevoerd door het NRL. Dit zijn noodslachtingen, dood aangevoerde runderen bij de destructor, dieren ter sectie aangeboden aan diagnostische centra en gestorven runderen met een klinische verdenking van BSE (kunnen ook jonger zijn dan 48 maanden) en cohort dieren die zijn gedood in het kader van een besmetting. Ook voert het NRL altijd de tweede (confirmerende) snelle test uit op dieren, die door een privaat laboratorium positief zijn getest. 2.3.4 Bevestigende test Bij een positieve of onduidelijke (onbepaalde) snelle test wordt de hersenstam voor een bevestigend onderzoek bij het NRL onderzocht. De kop wordt in zijn geheel naar Lelystad verzonden, zodat men nog extra materiaal ter beschikking heeft om te onderzoeken, indien nodig. Histopathologisch onderzoek Met behulp van histopathologisch onderzoek van de hersenstam is het mogelijk de verdenking van BSE te bevestigen. Door bepaalde kleuringstechnieken zijn histopathologische afwijkingen (vacuolen) zichtbaar te maken. Alleen een positieve histologie uitslag is van betekenis. Een negatieve of dubieuze uitslag sluit de diagnose niet uit. Immunohistochemie (in Nederland) of andere bevestigingsmethodes die door de EU zijn geaccepteerd (immunoblotting of het aantonen van scrapie associated fibrils) moeten dan de uiteindelijke diagnose opleveren. Indien om welke reden deze technieken niet uitvoerbaar zijn, kan een andere snelle test dan de snelle test waarmee de eerste diagnose werd gesteld worden gebruikt, mits één van beide een Western blot (Prionics Check Western) is. Draaiboek: BSE 11 van 25 Versie: 2.0

Immunohistochemie/ immunoblotting Ter bevestiging van histopathologisch onderzoek (o.a. indien de uitslag negatief of onduidelijk is) of indien histopathologisch onderzoek niet mogelijk is wegens autolyse van het materiaal, dient het weefsel te worden onderzocht met immunocytochemie of immunoblotting. Het NRL voert altijd tegelijkertijd histologie en immuunhistochemie uit. Een histopathologisch en immunocytochemisch onderzoek duurt 5 tot 10 dagen. Bloedonderzoek Momenteel is het nog niet mogelijk om de verdenking BSE door bloedonderzoek te bevestigen. 2.3.5 Aanvullend onderzoek Het NRL doet nog aanvullend onderzoek uit oogpunt van het verzamelen van gegevens over onder andere de genotypering. Tevens bewaren ze materialen (zoals bloed en delen van de hersenstam) om eventueel later nog nader te kunnen onderzoeken en daarmee eventueel de identiteit (afstamming) van het positieve dier te kunnen vaststellen bij twijfel. 2.3.6 Differentieel diagnose Andere oorzaken, zowel infectieuze als niet-infectieuze, moeten worden uitgesloten. Infectieuze oorzaken kunnen zijn: Rabiës Listeriose (bij vroegtijdige behandeling kan genezing optreden) Ziekte van Aujeszky Niet-infectieuze oorzaken zijn: Intoxicaties Hypomagnesaemie Nerveuze vorm van acetonaemie. Abcessen Sinusitis Indien niet-infectieuze oorzaken aan het ziektebeeld ten grondslag liggen, kan er bij behandeling herstel volgen. Bij BSE is altijd sprake van een progressief verloop dat zich over meerdere weken uitstrekt. Draaiboek: BSE 12 van 25 Versie: 2.0

Hoofdstuk 3: Maatregelen mogelijk besmet bedrijf H 3.1 Inleiding Een BSE melding kan op verschillende manieren bij de (veterinaire) piketmedewerker van het nvwa Incident en Crisiscentrum (VIC) binnenkomen. Indien het een klinische verdenking betreft wordt dit gemeld via het Landelijk meldpunt dierziekten van LNV. Indien het een positieve uitslag van een snelle test betreft, is de melding afkomstig van het Nationaal Referentie Laboratorium (NRL) of van een privaat laboratorium. H 3.2 Opstarten traject verdenking 3.2.1 Inleiding Een verdenking die binnenkomt bij de (veterinaire) piketmedewerker van het VIC, wordt afgehandeld volgens het Draaiboek Verdenkingen. Dit draaiboek is te vinden op het intranet van de nvwa. De verdenkingsfase wordt opgestart en aangestuurd door het nvwa Incident en Crisiscentrum (VIC). 3.2.2 Klinische verdenking Indien er sprake is van een klinische verdenking, dan wordt het bedrijf bezocht door een nvwa dierziektedeskundige (DZD) vanuit de regio waar de klinische verdenking is geconstateerd. Zie voor de uitvoering het Draaiboek Verdenkingen. Als de uitslag van de snelle test en de bevestigende test door het NRL negatief is, wordt de klinische verdenking opgeheven middels een brief. Deze brief wordt verzonden vanuit het VIC. Is de bevestigende snelle test door het NRL positief is, dan treedt het draaiboek BSE in werking. 3.2.3 Positieve snelle test Indien er sprake is van een positieve uitslag van de snelle prionics test, dan moet deze uitslag worden bevestigd door het NRL. Zie ook hoofdstuk 2.3. De snelle tests kunnen zijn uitgevoerd om verschillende redenen. Private laboratoria die in het kader van de monitoring alle voor humane consumptie geslachte Nederlandse runderen vanaf 48 maanden testen op BSE. Indien de runderen afkomstig zijn uit een nieuwe lidstaat, dan worden ze getest vanaf 30 maanden. Het NRL dat in het kader van de monitoring alle Nederlandse runderen vanaf 48 maanden die dood zijn aangevoerd bij de destructor test op BSE. Indien de runderen afkomstig zijn uit een nieuwe lidstaat, dan worden ze getest vanaf 24 maanden. Het NRL dat in het kader van de monitoring alle Nederlandse in nood geslachte runderen (die ter sectie worden aangeboden) vanaf 48 maanden test op BSE. Indien de runderen afkomstig zijn uit een nieuwe lidstaat, dan worden ze getest vanaf 24 maanden. Het NRL dat PM onderzoek doet op de gedode cohort dieren in het kader van een besmetting. Het NRL dat PM onderzoek doet op gedode klinisch zieke of gestorven (verdachte) runderen. Deze dieren kunnen jonger zijn dan 48 maanden. Het NRL dat een tweede snelle test uitvoert ter confirmatie van de eerste snelle test uitgevoerd door een privaat laboratorium. Als de uitslag van de snelle test (en de bevestigende test) door het NRL negatief is, wordt de verdenking opgeheven middels een brief. Deze brief wordt verzonden vanuit het VIC. Is de bevestigende snelle test door het NRL positief, dan treedt het draaiboek BSE in werking. Draaiboek: BSE 13 van 25 Versie: 2.0

H 3.3 Uitvoeren maatregelen slachthuis 3.3.1 Inleiding Indien een BSE monster afkomstig van het slachthuis positief wordt getest door een privaat laboratorium middels een snelle test, dan moeten er op het slachthuis maatregelen worden genomen. Hiermee wordt voorkomen dat de producten van het verdachte dier voor menselijke of dierlijke consumptie kunnen worden aangewend. Deze producten worden, met uitzondering van de kop, afgevoerd naar de destructor als Specifiek Risico Materiaal (SRM). De kop dient voor verder aanvullend onderzoek (bevestigende test) naar het NRL te worden gezonden. 3.3.2 Taken en verantwoordelijkheden Dierenarts nvwa op slachthuis Het VIC geeft (eventueel via de piketmedewerker van de regio) aan de officiële nvwa dierenarts van het slachthuis opdracht om: Het slachthuis verdacht te verklaren. Het karkas met alle bijbehorende organen, slachtafvallen en de huid (+ eventuele, in batch aanwezige onderdelen van andere dieren) te traceren en af te keuren. Afhankelijk van het door de nvwa goedgekeurde BSE protocol van het slachthuis worden soms ook andere karkassen afgekeurd (voor meer informatie hierover zie genoemde TSE instructie in Bijlage II). De afgekeurde karkassen met alle bijbehorende organen, slachtafvallen en de huid door het slachthuis onder toezicht te laten afvoeren ter destructie. Een formulier in te vullen waarmee (achteraf) een bureautaxatie kan worden uitgevoerd (zie Bijlage II). Telefonisch verslag uit te brengen van bevindingen op het slachthuis aan het VIC. Een verslag van de uitgevoerde maatregelen te mailen naar het VIC en de overige documenten en formulieren zo spoedig mogelijk per post te verzenden naar het VIC. Ervoor te zorgen dat de geïdentificeerde kop in een verzegelde verpakking en voorzien van de juiste monsterbegeleidingsformulieren wordt verzonden naar het NRL. Tevens stuurt het private laboratorium het onderzochte materiaal (hersenstam), waarop de positieve snelle test gebaseerd is, door naar het NRL. Nadat alle afgekeurde karkassen en al het bijbehorende risicomateriaal is getraceerd en onder toezicht is afgevoerd wordt de verdacht status van het slachthuis opgeheven. De overige uit te voeren werkzaamheden op het slachthuis staan beschreven in de nvwa instructie: Transmissible Spongiforme Encefalopathie (TSE-instructie), zie Bijlage II. Nationaal Referentie Laboratorium (NRL) Met al het opgestuurde onderzoeksmateriaal (hersenstam en kop) kan het NRL de positieve snelle test confirmeren en de uitslag op BSE bevestigen (middels histopathologisch en/ of immunohistochemisch onderzoek). Het NRL stuurt de uitslag van de confirmatie van de snelle test naar het VIC. Enkele dagen later (5-10 dagen) volgt de uitslag van de bevestigende test. Draaiboek: BSE 14 van 25 Versie: 2.0

H 3.4 Opstarten traject mogelijk besmet bedrijf 3.4.1 Inleiding Het opstarten van het traject van een mogelijk besmet herkomstbedrijf en daarmee de inwerkingtreding van het BSE draaiboek, begint na de confirmatie van de positieve snelle test van het Nationaal Referentie Laboratorium (NRL). De positieve snelle test moet uiteindelijk nog bevestigd worden (door histopathologisch en/of immunohistochemisch onderzoek) door het NRL om te mogen spreken van een besmetting. Dit onderzoek duurt 5 tot 10 dagen. Als er een positieve melding van BSE bij het VIC binnenkomt, dan moeten er een aantal maatregelen worden getroffen en dit brengt diverse werkzaamheden met zich mee. 3.4.2 Taken en verantwoordelijkheden De confirmerende positieve uitslag van de snelle prionics test wordt door het NRL telefonisch doorgegeven aan de (veterinaire) piketmedewerker van het VIC en vervolgens per fax en/of e-mail doorgegeven aan het VIC. De (veterinaire) piketmedewerker van het VIC informeert zijn of haar leidinggevende, de Inspecteur Generaal van de nvwa, de Directeur Divisie Dier, de Chief Veterinary Officer (CVO), de Chief Veterinary Inspector (CVI) en Directie Regionale Zaken van LNV. Ook wordt een nota voor de Bestuursraad LNV opgesteld, waarin de positieve uitslag van de snelle test van het NRL wordt meegedeeld. Vervolgens geeft hij of zij opdracht tot de verzending van de verdachtbrieven. Daarnaast start hij aan de hand van de reeds bekende gegevens van het verdachte dier (UBN, oornummer en eventuele vervoersdocumenten) de procedure van tracering op. Naast het informeren van diverse nvwa partijen, wordt de eigenaar van het betreffende verdachte dier en de bedrijfsdierenarts door het VIC geïnformeerd. Dit in verband met het inplannen van een bedrijfsbezoek in het kader van de klinische inspectie, inventarisatie en tracering. Het VIC zendt de door de daartoe gemandateerde nvwa ambtenaar getekende verdachtbrief naar het mogelijk besmette herkomstbedrijf. Hiermee wordt dit bedrijf onderworpen aan een officiële verplaatsingsbeperking. Daarnaast verstuurt het VIC opdrachtbevestigingen en bewaakt de voortgang van de activiteiten. Dossier Vanaf het moment dat melding wordt gemaakt van een verdenking van BSE wordt een bedrijfsdossier en een logboek bijgehouden op het VIC ten behoeve van de bewaking van de verrichte (veterinaire) handelingen en de financiële verantwoording. Draaiboek: BSE 15 van 25 Versie: 2.0

H 3.5 Uitvoeren tracering 3.5.1 Inleiding Na de confirmatie van de positieve snelle test door het Nationaal Referentie Laboratorium (NRL) zorgt de afdeling Dierregistraties van Dienst Regelingen (DR,) in opdracht van het VIC, voor de eerste tracering van de cohort dieren en nakomelingen. Vervolgens worden er enkele traceringsbezoeken uitgevoerd. 3.5.2 Voorbereiden tracering Na ontvangst van de confirmerende positieve uitslag van de snelle test door NRL wordt de tracering verder in gang gezet. Hiertoe ontvangt de afdeling Dierregistraties van het VIC een schriftelijke opdracht tot tracering van alle cohort dieren en de nakomelingen van het verdachte dier. Daarnaast brengt het VIC de eigenaren reeds telefonisch op de hoogte van de geplande bedrijfsbezoeken. 3.5.3 Cohort dieren en nakomelingen Zowel het geboorte als voeder cohort van het verdachte rund worden getraceerd. Het totale cohort van het besmette rund, omvat alle runderen die in de 12 maanden voor of na de geboorte van het zieke rund geboren zijn in het beslag waarin het zieke rund geboren is of op een bepaald moment in de eerste 12 maanden van hun leven samen met het zieke rund opgefokt zijn en wellicht hetzelfde voeder hebben gehad als het zieke rund in zijn eerste levensjaar. Daarnaast worden de nakomelingen van een vrouwelijk dier waarbij BSE is bevestigd, die zijn geboren in de laatste twee jaar vóórdat of in de periode nadat de eerste klinische verschijnselen van de ziekte zich hebben voorgedaan, getraceerd. 3.5.4 Tracering uit I&R-systeem De eerste tracering wordt vanuit het I&R-systeem uitgevoerd door de afdeling Dierregistraties van DR. Dit gebeurt aan de hand van de reeds bekende I&R- gegevens van de verschillende bedrijven. De oude I&R gegevens van de dieren die al uit het I&R systeem zijn verwijderd, worden opgevraagd bij de Koninklijke Coöperatie Rundveeverbetering Delta (CR Delta). Aan de hand van alle verzamelde gegevens wordt een traceringsverslag opgesteld, dat vervolgens wordt doorgestuurd naar het VIC. Het herkomstbedrijf en de contactbedrijven zullen naar aanleiding van deze tracering worden bezocht door de diverse traceringsteams. Indien uit de tracering blijkt dat er runderen zijn geëxporteerd naar het buitenland dan wordt dit doorgegeven aan de Chief Veterinary Officer (CVO) van het betreffende land via de CVO van Nederland. 3.5.5 Traceringsbezoeken Het herkomstbedrijf van het verdachte dier wordt bezocht door een team dat bestaat uit een nvwa dierziektedeskundige (DZD), een nvwa medewerker van de Algemene Inspectie Dienst (AID), de eigen bedrijfsdierenarts en een regionale LNV -medewerker. Tijdens dit bezoek wordt het herkomstbedrijf klinisch geïnspecteerd en worden alle dieren en o.a. ook de aanwezige diervoeders geïnventariseerd en geïdentificeerd. Alle overige bedrijven (contactbedrijven) uit de tracering waar cohort dieren en nakomelingen zijn getraceerd, worden bezocht door een nvwa dierziektedeskundige (DZD) en de eigen bedrijfsdierenarts. Tijdens dit bezoek worden de cohort dieren geïnventariseerd en geïdentificeerd. De cohort dieren worden op dierniveau (I&R levensnummer) geblokkeerd. Afronden bedrijfsbezoek De nvwa dierziektedeskundige voert een afrondend gesprek met de veehouder. Hij of zij geeft voor het verlaten van het bedrijf een telefonische melding van alle bevindingen aan de (veterinaire) piketmedewerker van het VIC. De nvwa dierziektedeskundige vult deze bevindingen in op de PDA en/ of op de daarvoor bestemde formulieren. Vervolgens worden alle gegevens (het dossier) digitaal, per fax en per post verzonden naar het VIC. Voor de te gebruiken werkinstructies en formulieren tijdens het bedrijfsbezoek zie Bijlage II in dit draaiboek. Draaiboek: BSE 16 van 25 Versie: 2.0

H 3.6 Evalueren tracering 3.6.1 Inleiding Het VIC ontvangt de bevestigende test van het Nationaal Referentie Laboratorium (NRL) en de traceringsverslagen (afkomstig van de afdeling Dierregistraties van DR en de uitgevoerde bedrijfsbezoeken door de traceringsteams). Deze gegevens worden uitgewerkt in een traceringrapport. Aan de hand van dit rapport wordt bepaald welke dieren er overgenomen moeten worden in het kader van de BSE bestrijding. 3.6.2 Uitvoering evaluatie Bevestiging van positieve snelle test De positieve uitslag van de snelle test wordt bevestigd door histopathologisch onderzoek uitgevoerd door het NRL. Indien histopathologie niet mogelijk is wegens autolyse van het materiaal of indien de uitslag negatief of onduidelijk is, dient het weefsel te worden onderzocht middels één van de andere confirmatietesten genoemd in paragraaf 2.3.4. De bevestigende uitslag van het onderzoek wordt door het NRL telefonisch doorgegeven aan het VIC en vervolgens per fax en/ of e-mail doorgegeven aan het VIC. Op de melding van de bevestiging dient minimaal vermeld te worden: Het UBN, naam en adres van het herkomstbedrijf waarvan het dier afkomstig is. Het levensnummer (oornummer) van het betreffende dier. Het monsternamenummer van het dier. De datum van de laboratoriumuitslag. De laboratoriumuitslag. Handtekening verantwoordelijke laborant. Als de bevestigende test van het NRL binnen is, kan het verdachte herkomstbedrijf officieel besmet worden verklaard. De eigenaar ontvangt hierover een besmetbrief van het VIC (zie H 3.7). Traceringsverslag(en) Het VIC ontvangt van de afdeling Dierregistraties van DR de traceringsverslagen die zijn opgesteld naar aanleiding van een administratieve inventarisatie en de verslagen van de uitgevoerde traceringsbezoeken. Uit deze gegevens wordt, samen met de bevestigende test van het NRL, een traceringsrapport samengesteld. Traceringsrapport Aan de hand van het traceringsrapport worden de bedrijven waar de cohort dieren staan, bij voorkeur binnen 7 dagen zowel telefonisch als schriftelijk ingelicht. In de hen toegezonden brief wordt aangegeven welke van de dieren van het bedrijf tot de cohort (geboorte dan wel voeder cohort) of de nakomelingen van het besmette rund behoren en daarom geruimd gaan worden. Tevens wordt hierin meegedeeld wat voor maatregelen er noodzakelijk zijn en wat voor consequenties dit heeft voor het betreffende bedrijf. Draaiboek: BSE 17 van 25 Versie: 2.0

H 3.7 Besmet verklaren bedrijf 3.7.1 Inleiding Bij ontvangst van de bevestigende (confirmerende) test op BSE door het NRL zijn de traceringsbezoeken reeds afgerond en wordt het herkomstbedrijf indien van toepassing besmet verklaard en de dieren op contactbedrijven geblokkeerd. 3.7.2 Taken en verantwoordelijkheden De (veterinaire) piketmedewerker van het VIC ontvangt de bevestigende test op BSE van het NRL. Vervolgens informeert de (veterinaire) piketmedewerker van het VIC zijn of haar leidinggevende, de Inspecteur Generaal van de nvwa, de Directeur Divisie Dier, de Chief Veterinary Officer (CVO), de Chief Veterinary Inspector (CVI) en Directie Regionale Zaken (DRZ) van LNV. Ook wordt een nota voor de Bestuursraad LNV opgesteld, waarin de positieve bevestigende uitslag van het NRL en besmetverklaring van het bedrijf wordt meegedeeld. Daarnaast zorgt het VIC voor het overhandigen van de door de daartoe gemandateerd nvwa ambtenaar ondertekende besmetbrief aan de eigenaar, waarin het herkomstbedrijf besmet wordt verklaard en waarin de te nemen maatregelen worden meegedeeld. Een kopie van deze brief wordt aan het bedrijfsdossier toegevoegd. Ook informeert het VIC schriftelijk de burgemeester van de betreffende gemeente. Een kopie van deze brief wordt aan het bedrijfsdossier toegevoegd. Er wordt voor gezorgd dat de melk vanaf het moment dat de besmetstatus op het herkomstbedrijf ingaat, niet meer wordt opgehaald. Vervolgens wordt de voortgang bewaakt van de te verrichten veterinaire handelingen en uit te voeren opdrachten (zoals taxatie). Het (veterinaire) piketmedewerker van het VIC zorgt dat er opdrachtbevestigingen wordt verzonden naar de verschillende uitvoerende partijen. Op de contactbedrijven worden de cohort dieren op dierniveau geblokkeerd. Ook deze bedrijven ontvangen hierover een brief van de nvwa (zie procedure hierboven). Dossier Er wordt per UBN een bedrijfsdossier bijgehouden door het VIC, waarop alle bezoeken en de voortgang van de te verrichten handelingen worden geregistreerd. Een kopie van de verzonden (besmet) brieven aan de verschillende partijen worden hierin ook opgenomen. 3.7.3 Vervolgtraject na besmet verklaring Na het ingaan van de besmetstatus kan worden begonnen met het uitvoeren van de vervolgmaatregelen, welke worden beschreven in het volgende hoofdstuk, Hoofdstuk 4: Taxeren dieren (en dierlijke bijproducten) Afvoeren dieren Draaiboek: BSE 18 van 25 Versie: 2.0

Hoofdstuk 4 Uitvoeren werkzaamheden H 4.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt beschreven welke maatregelen er genomen moeten worden op de bedrijven die besmet zijn verklaard als gevolg van een bevestigde positieve BSE uitslag door het NRL. De voornaamste maatregelen die moeten worden genomen zijn het taxeren en afvoeren van de dieren. Beide activiteiten worden bij voorkeur aansluitend aan elkaar (op dezelfde dag) uitgevoerd. Het herkomstbedrijf wordt totdat alle maatregelen volgens Bijlage VII van de Verordening 999/2001/EG zijn uitgevoerd onder officieel toezicht geplaatst. H 4.2 Taxeren 4.2.1 Inleiding Wanneer in het kader van dierziektebestrijding wordt overgegaan tot uitkering van de tegemoetkoming in de schade, omdat besloten is tot het doden van dieren of het vernietigen van producten en voorwerpen, vindt dit plaats op basis van de getaxeerde waarde. De waarde van de dieren en dierlijke bijproducten wordt vastgesteld door een beëdigd deskundige (taxateur) die voldoet aan eisen met betrekking tot onafhankelijkheid, vakbekwaamheid en deskundigheid. De taxatie gebeurt onder toezicht van een ambtenaar van de nvwa. 4.2.2 Hoofdprincipes taxatie Er gelden bij taxatie drie hoofdprincipes: 1. Alleen die dieren worden vergoed waarvan is aangegeven dat deze, op het moment dat het besluit tot afvoer van de dieren werd genomen, aanwezig waren en bestemd voor overname. 2. De vaststelling van de waarde van deze dieren, moet een vaststelling van de actuele vervangingswaarde zijn. Dit kan een fok (gebruik)- of slachtwaarde zijn, waarbij ook het wel of niet drachtig zijn (en in welk stadium van de dracht) een rol kan spelen. 3. Tussen de taxatie en de afvoer van de dieren mag niet meer dan 5 werkdagen zitten, anders dient de taxatie opnieuw te worden uitgevoerd. Bij voorkeur zal de afvoer van de dieren aansluitend aan de taxatie plaatsvinden. 4.2.3 Uitvoering taxatie Voorbereiding De (veterinaire) piketmedewerker van het VIC zorgt voor het maken van een afspraak met de eigenaar voor taxatie en overname van de dieren. Tevens wordt ervoor gezorgd dat een beëdigd deskundige (taxateur) het bedrijf bezoekt. De beëdigd deskundige wordt hierbij voor de administratie bijgestaan door een nvwa ambtenaar die toezicht houdt op het correcte verloop van de procedure. Taxatiebezoek Het taxatierapport wordt door de beëdigd deskundige (taxateur) meegenomen naar het bedrijfsbezoek en vervolgens volledig ingevuld en ondertekend. Ook de eigenaar tekent het taxatierapport voor akkoord. Indien de eigenaar niet akkoord is met de taxatie, dan kan hij een hertaxatie aanvragen. Echter de aanvraag voor een hertaxatie heeft geen opschortende werking op de ruiming. De nvwa ambtenaar gecontroleerd het ingevulde rapport op volledigheid. Het rapport wordt vervolgens opgedeeld: Het witte deel is bestemd voor Dienst Regelingen (DR) en wordt afgegeven aan de nvwa dierenarts. De gele doorslag is bestemd voor de nvwa (de uitvoerende dienst) en wordt meegenomen door de aanwezige nvwa ambtenaar. De blauwe is bestemd voor de taxateur (beëdigd deskundige). De rose doorslag is bestemd voor de eigenaar (veehouder). Het (veterinaire) piketmedewerker van het VIC controleert aan de hand van het bedrijfsdossier of alle over te nemen runderen van het bedrijf zijn getaxeerd. Draaiboek: BSE 19 van 25 Versie: 2.0

4.2.4 Afronden taxatiebezoek De nvwa dierziektedeskundige (DZD) voert een afrondend gesprek met de veehouder. Hij of zij geeft voor het verlaten van het bedrijf een telefonische melding van alle bevindingen aan de (veterinaire) piketmedewerker van het VIC. De bevindingen worden in gevuld op de PDA en/ of op de daarvoor bestemde formulieren. Vervolgens worden alle gegevens (het dossier) digitaal, per fax en per post verzonden naar het VIC. Zie voor de te gebruiken werkinstructies en formulieren tijdens het bedrijfsbezoek Bijlage II in dit draaiboek. H 4.3 Afvoeren dieren 4.3.1 Inleiding Indien een bedrijf besmet is verklaard worden de getraceerde cohort dieren en nakomelingen van het besmette rund afgevoerd ter destructie. De dieren worden levend afgevoerd naar een daartoe aangewezen slachthuis (hiermee is een contract afgesloten). Indien het slechts enkele dieren betreft, dan kan besloten worden deze dieren rechtstreeks af te voeren naar het NRL. Zowel de voorafgaande taxatie als de uiteindelijke afvoer van het bedrijf en aanvoer naar het slachthuis van de dieren wordt uitgevoerd onder toezicht van de nvwa en wordt bij voorkeur aansluitend aan elkaar uitgevoerd (bij voorkeur op dezelfde dag). 4.3.2 Voorbereiden afvoeren dieren Het VIC controleert aan de hand van het traceringsrapport welke dieren afgevoerd dienen te worden. Deze lijst met dieren wordt gestuurd aan de nvwa ambtenaar die toezicht houdt op de afvoer van de cohort dieren. Vervolgens maakt het VIC een afspraak met een transporteur, de eigenaar, de destructor, de afvalverwerker, Stichting Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en de nvwa ambtenaar (en de nvwa regio) voor de afvoer van de over te nemen runderen. De (veterinaire) piketmedewerker van het VIC zorgt voor het aanwijzen van een slachthuis waar de dieren gedood worden, waarna zij ter destructie worden afgevoerd. Hij brengt het aangewezen slachthuis en de verantwoordelijke nvwa ambtenaar van het slachthuis op de hoogte. Ook zorgt hij voor de afvoer van de melk (laatste twee melkmalen) naar het slachthuis. Deze melk wordt samen met het bloed en spoelwater naar de destructor afgevoerd. Dit wordt ook geregeld door de (veterinaire) piketmedewerker van het VIC. Er wordt voor gezorgd dat er na het doden van de dieren monsters voor de monitoring op BSE worden genomen (door KDS). De gemaakte afspraken met externe partijen worden door het VIC middels standaard opdrachtbevestigingen bevestigd en verwerkt in het bedrijfsdossier. 4.3.3 Overnemen en afvoeren van de dieren De nvwa dierziektedeskundige op het bedrijf belast met het toezicht op de afvoer doet een overeenstemmingscontrole tussen de lijst van af te voeren dieren van het VIC en de dieren die op de veewagen worden geladen. Tevens ziet hij toe op de correcte afvoer van de melk naar het slachthuis. Hij zorgt voor het invullen van het Begeleidingsformulier voor afvoer van vee en/of voorwerpen bestemd ter destructie (Formulier 402704). Eén doordrukformulier blijft achter voor de eigenaar. Ook zorgt hij voor verzegeling van de veewagen, waarmee de dieren naar het slachthuis worden vervoerd en controleert of alle dieren zijn afgevoerd. De verantwoordelijk nvwa dierenarts op het slachthuis doet een overeenstemmingscontrole van de aangevoerde dieren en ziet erop toe dat de juiste dodingmethode wordt toegepast (in verband met dierenwelzijn). Hij zorgt ervoor dat er, ten behoeve van de monitoring op BSE, monsters worden genomen bij alle runderen die worden gedood. Ook wordt ervoor gezorgd dat de door KDS genomen monsters worden verzonden naar het NRL voor onderzoek. Hij of zij ziet toe op een gekanaliseerde afvoer van de kadavers en het overige Specifieke Risico Materiaal (zoals de melk, het bloed en Draaiboek: BSE 20 van 25 Versie: 2.0