1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

Vergelijkbare documenten
1.2 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 18 maart 2013 door de Beroepscommissie ontvangen verweerschrift.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 Tussenpersoon heeft het beroep bestreden bij een op 13 juli 2012 bij de Beroepscommissie binnengekomen verweerschrift.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 11 november 2013 heeft ontvangen.

1.2 De bank heeft een op 7 januari 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 16 september 2013 heeft ontvangen.

1.2 [naam creditcardmaatschappij] heeft een op 4 februari 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerder in beroep (hierna: de tussenpersoon) heeft een op 21 juli 2010 gedateerd verweerschrift ingediend.

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 Belanghebbende heeft bij brieven van 16 mei 2011 en 23 juli 2011 nog stukken in het geding gebracht.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 De tussenpersoon heeft een op 5 juli 2012 gedateerd verweerschrift ingediend.

Fiën Adviesgroep Haarlemmermeer B.V., gevestigd te Haarlem, hierna te noemen Aangeslotene.

1.3 Verweerster (verder: de verzekeraar) heeft bij een op 6 september 2010 gedateerd verweerschrift verzocht het beroep af te wijzen.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Uitspraak van de Commissie van Beroep d.d. 22 november 2010

2. De verdere beoordeling van het principaal en het incidenteel beroep

1.4 Verzekeraar heeft een op 17 november 2015 gedateerd verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 De Bank heeft zich bij brief van 15 mei 2015 uitgelaten over de ontvankelijkheid van Belanghebbenden in het beroep.

1.2 Verweerder in beroep (hierna: belanghebbende) heeft een op 13 september 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 Van de Bank is op 6 september 2016 een verweerschrift, gedateerd 2 september 2016, ontvangen.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 Belanghebbende heeft een op 3 juni 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

ASR Levensverzekering N.V., gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 Verzekeraar heeft een verweerschrift ingediend gedateerd (zo leest de Commissie van Beroep) op 14 mei 2018.

Consument 1 en Consument 2 hierna ook tezamen te noemen: Consumenten,

prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. R.J.F. Thiessen en drs. P.H.M. Kuijs AAG.

Samenvatting. Wet op de medische keuringen. Arbeidsgeschikt. Verzekeraar verplicht tot uitkering over te gaan.

1.2 Bij brief van 28 maart 2016, ontvangen op 30 maart 2016, hebben Belanghebbenden de gronden van hun beroep aangevuld.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

AEGON Spaarkas N.V, gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: Aangeslotene.

AEGON Levensverzekering N.V., gevestigd te Den Haag, hierna te noemen Aangeslotene.

1.2 De Tussenpersoon heeft bij een op 17 juni 2014 gedateerd verweerschrift met één bijlage het beroep bestreden.

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

: Assurantiekantoor E. van der Roest B.V., gevestigd te Huizen, verder te noemen Adviseur

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

Samenvatting. 1. Procedure

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

ABN AMRO Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. C.I.S. Dankelman, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

de naamloze vennootschap Achmea Pensioen- en Levensverzekering N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Commissie van Beroep d.d. 28 november 2012 Samenvatting

Vervolg op tussenuitspraak van 1 december Onjuist financieel advies. Schadebegroting.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L.Hendrikse, voorzitter en mr. M.B.Beunders, secretaris)

Hypothecaire geldlening. Zorgplicht bank. Gedragscode Hypothecaire Financieringen. Overkreditering. Bank heeft voldaan aan zorgplicht.

prof. mr. F.R. Salomons (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. A. Rutten-Roos en mr. FP. Peijster.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

Coöperatieve Rabobank Sneek Zuidwest Friesland U.A., gevestigd te Sneek, hierna te noemen Aangeslotene.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

2. Feiten Begripsomschrijvingen spaarsaldo Kosten Vaststelling van het spaarsaldo

Het Servicekantoor B.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Tussenpersoon.

t Twaalfuurtje van deze week 4 maart 2015

Samenvatting. 1. Procedure

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 19 mei 2015 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

1.2 De vennootschap heeft bij brief van 6 februari 2013, door de Beroepscommissie ontvangen op 7 februari 2013, het beroep aangevuld.

1.3 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 4 april 2013 gedateerd verweerschrift.

1.2 De Verzekeraar heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief van 2 mei 2014.

Effectenportefeuille. Betekenis van risico-ondergrens. Informatieplicht van de bank.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. S.J.A. Koster, secretaris)

Delta Lloyd Levensverzekeringen N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. A.M.S. Westenbrink, secretaris)

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

Beleggingsadviesrelatie. Samenvoeging van portefeuilles. Complianceformulier. Niet gebleken dat een van de portefeuilles een pensioenbestemming had.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

prof. mr. F.R. Salomons (voorzitter), mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs, mr. F.H.J. Mijnssen en mr. F.P. Peijster.

3. Inleiding op de beoordeling van het principale en het incidentele beroep

1.2 De bank heeft een op 16 februari 2012 gedateerd verweerschrift ingediend.

Monuta Verzekeringen N.V, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen: Aangeslotene,

Achmea Pensioen en Levensverzekeringen N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

prof. mr. A. S. Hartkamp, voorzitter, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. A. Rutten-Roos.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.A. Blom, secretaris)

1.2 De Instelling heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift, met bijlage, ingediend. Daarbij is tevens incidenteel appel ingesteld.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

1.2 De Instelling heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift, met bijlage, ingediend. Daarbij is tevens incidenteel appel ingesteld.

Allianz Nederland Levensverzekering N.V., gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. F.P. Peijster en mr. A. Rutten-Roos.

1.2 De Bank heeft een op 30 november 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

ING Bank N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. R.J. Paris, voorzitter en mr. M.A. Kleijer, secretaris)

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. dr. S.O.H. Bakkerus, voorzitter en mr. M.B. Beunders, secretaris)

Consument 1 en Consument 2, hierna ook tezamen te noemen: Consumenten

Transcriptie:

Uitspraak Commissie van Beroep 2014-029 d.d. 23 september 2014 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. W.J.J. Los en mr. F.H.J. Mijnssen, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris) Samenvatting In 1992 gesloten pensioenverzekering. In koopsom begrepen afsluitprovisie. Bij de uitvoering van de opdracht was de tussenpersoon gebonden aan de voorwaarde dat de pensioenverzekering zou worden afgesloten bij een grote verzekeraar. Dat een andere grote verzekeraar destijds een (substantieel) lagere provisie zou hebben betaald, is niet aannemelijk geworden, zodat niet is komen vast te staan dat belanghebbende schade heeft geleden door de aan de tussenpersoon verweten tekortkoming. Ten tijde van het afsluiten van de pensioenverzekering geen verplichting voor tussenpersoon om belanghebbende te informeren over de hoogte van de afsluitprovisie. Ook geen reden om aan te nemen dat belanghebbende schade heeft geleden door de verweten tekortkoming, omdat niet aannemelijk is dat informatie over de hoogte van de provisie ertoe zou hebben geleid dat een pensioenverzekering zou zijn afgesloten bij een verzekeraar die een lagere provisie betaalde. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep 1.1 Bij een op 19 maart 2014 door de Commissie van Beroep Financiële Dienstverlening (verder: Commissie van Beroep) ontvangen beroepschrift met bijlagen heeft Belanghebbende een uitspraak van de Geschillencommissie Financiële Dienstverlening (verder: Geschillencommissie) van 11 februari 2014 (dossiernr. [nummer]) ter toetsing voorgelegd. 1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld. 1.3 Belanghebbende heeft in het incidenteel beroep een op 26 juni 2014 gedateerd verweerschrift ingediend. 1.4 De Commissie van Beroep heeft het beroep mondeling behandeld op 7 juli 2014. Beide partijen waren aanwezig. Belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd. 2. De procedure in eerste aanleg Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst de Commissie van Beroep naar de aan deze uitspraak gehechte uitspraak van de Geschillencommissie.

3. Inleiding op de beoordeling van het beroep 3.1 De Commissie van Beroep gaat uit van de door de Geschillencommissie onder 3.1 tot en met 3.8 van haar uitspraak vermelde feiten. 3.2 Kort gezegd gaat het om het volgende. 3.2.1 Belanghebbende heeft zich in 1992 tot de Bank gewend met het verzoek hem te adviseren over de overdracht van het bij Stichting [naam] naam (hierna: [naam P]) opgebouwde pensioen. Vervolgens heeft [naam P] als verzekeringnemer ten behoeve van Belanghebbende als verzekerde een pensioenverzekering bij [naam] (verder: [naam X]) afgesloten. Daarbij is de Bank opgetreden als tussenpersoon. De koopsom ten bedrage van fl. 293.846 is gestort door overdracht aan [naam X] van de waarde van de pensioenaanspraken van Belanghebbende bij [naam P]. Het verzekerd kapitaal bedroeg fl. 791.962, uit te keren op de einddatum 1 november 2013 of bij eerder overlijden. Op de verzekering was een winstdelingsregeling van toepassing. 3.2.2 Bij brief van 4 juni 2010 heeft [naam X] aan Belanghebbende onder meer meegedeeld dat van de koopsom 38.000 aan administratie- en beheerkosten, premie voor het overlijdensrisico en afsluitprovisie was ingehouden. De provisie bedroeg 9.334 en is door [naam X] aan de Bank betaald. 3.2.3 De verzekering is op 1 november 2013 geëindigd. Aan Belanghebbende is een kapitaal van 373.121 uitgekeerd voor de aankoop van pensioen. Belanghebbende heeft met [naam X] een minnelijke regeling getroffen over de kosten van de verzekering. 3.3 Belanghebbende heeft gevorderd, kort gezegd, dat de Bank hem zal uitkeren wat hij aan eindkapitaal op grond van de pensioenverzekering zou hebben ontvangen indien op de koopsom geen, althans alleen redelijke kosten, premie en provisie zou zijn ingehouden. Die uitkering heeft Belanghebbende berekend op 523.713, althans 468.726. 3.4 De Geschillencommissie heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van 4.334, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 oktober 2011. Daartoe heeft de Geschillencommissie het volgende overwogen, kort gezegd: a. Het beroep van Belanghebbende op dwaling wordt verworpen omdat niet de Bank maar [naam X] zijn contractspartij was. b. De klachten van Belanghebbende dat de Bank hem niet heeft geïnformeerd over de hoogte van de afsluitprovisie en geen alternatieve verzekeringen heeft voorgesteld, stuiten erop af dat de Bank naar de in 1992 geldende maatstaven niet was gehouden Belanghebbende te informeren over de hoogte van de afsluitprovisie en dat thans niet meer valt te achterhalen of de bank alternatieven heeft voorgesteld. c. Het valt niet in te zien hoe de belangen van Belanghebbende werden gediend met een advies om een pensioenverzekering af te sluiten, waarbij de Bank, naar haar bekend was, een afsluitprovisie van 7% van de bruto koopsom zou ontvangen, ten koste van het te bereiken eindkapitaal. De provisie was bovendien excessief, in verhouding tot de koopsom en de te verrichten werkzaamheden. Dat levert een tekortkoming van de Bank op. De

schade is de teveel betaalde provisie, dat wil zeggen het bedrag dat meer is betaald dan naar de in 1992 geldende maatstaven redelijk is te achten. De redelijk te achten afsluitprovisie heeft de Geschillencommissie vastgesteld op 5.000. 4. Beoordeling van het beroep 4.1 Belanghebbende heeft bezwaar tegen de hoogte van de toegewezen vergoeding. De Bank heeft in incidenteel beroep onder meer bestreden dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar zorgplicht jegens Belanghebbende en dat Belanghebbende schade heeft geleden door de beweerde tekortkoming. De Commissie van Beroep ziet reden het incidenteel beroep eerst te behandelen. 4.2 Ten tijde van het afsluiten van de onderhavige pensioenverzekering was het gebruikelijk dat de provisie voor de tussenpersoon werd bepaald en betaald door de verzekeraar, met dien verstande dat de verzekeraar rekening hield met de te betalen provisie bij de vaststelling van de hoogte van de premie en/of het verzekerde kapitaal. In het onderhavige geval is de Bank opgetreden als tussenpersoon. De tekortkoming bij de advisering over de afsluiting van een pensioenverzekering die Belanghebbende de Bank verwijt is tweeërlei, namelijk dat de Bank niet heeft gezocht naar een verzekeraar die haar minder provisie betaalde en dat de Bank Belanghebbende geen informatie heeft gegeven over de hoogte van de provisie. 4.3 Ten aanzien van het verwijt dat de Bank niet heeft gezocht naar een verzekeraar die minder provisie betaalde, overweegt de Commissie van Beroep het volgende. Bij de uitvoering van de opdracht van Belanghebbende was de Bank gebonden aan de voorwaarde die [naam P] had gesteld aan de overdracht van de waarde van de pensioenaanspraken van Belanghebbende, te weten dat Belanghebbende de nieuwe pensioenverzekering zou afsluiten bij een grote verzekeraar, zoals [naam X], die destijds volgens Belanghebbende de preferente financiële dienstverlener van zijn toenmalige werkgever was. Als voorbeelden van andere grote verzekeraars heeft Belanghebbende [naam 1, [naam 2] en [naam 3] genoemd. Dat een andere grote verzekeraar zoals [naam X] destijds een (substantieel) lagere provisie zou hebben betaald, is niet aannemelijk geworden. De conclusie is dat niet is komen vast te staan dat Belanghebbende schade heeft geleden door de aan de Bank verweten tekortkoming, daargelaten of het verwijt terecht is. 4.4 Ten aanzien van het verwijt dat de Bank Belanghebbende niet heeft geïnformeerd over de hoogte van de (te) ontvangen provisie, geldt dat niet kan worden aangenomen dat ten tijde van het afsluiten van de onderhavige pensioenverzekering de Bank als tussenpersoon daartoe was verplicht op grond van de toen geldende regelgeving. Het verwijt is daarom niet gegrond. Overigens geldt ook hier dat er geen reden is om aan te nemen dat Belanghebbende schade heeft geleden door de verweten tekortkoming. Niet aannemelijk is immers dat informatie over de hoogte van de provisie ertoe zou hebben geleid dat een pensioenverzekering zou zijn afgesloten bij een verzekeraar die een lagere provisie betaalde.

4.5 Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat de Bank jegens Belanghebbende niet is gehouden tot vergoeding van schade wegens tekortkomingen in haar advisering bij de totstandkoming van de pensioenverzekering. In zoverre slaagt het incidenteel beroep. Bij deze stand van zaken behoeft het principaal beroep dat de hoogte van de vergoeding betreft geen bespreking meer. 4.6 Belanghebbende heeft, met name ter onderbouwing van zijn stelling dat de provisie buiten proportie was, ook aangevoerd dat de Bank na het afsluiten van de pensioenverzekering weinig meer heeft gedaan dan het fungeren als doorgeefluik naar [naam X] voor zijn vragen. De Geschillencommissie heeft naar aanleiding daarvan overwogen dat ook overigens (..) niet is gebleken dat [de Bank Belanghebbende] adequaat heeft bijgestaan. Voor zover Belanghebbende heeft willen aanvoeren dat hierin een zelfstandige tekortkoming is gelegen, overweegt de Commissie van Beroep het volgende. De afsluitprovisie had betrekking op de dienstverlening gedurende de gehele looptijd van de verzekering. Wat een adequate of behoorlijke dienstverlening is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij is onder meer van belang of en welke diensten Belanghebbende nodig had. Het enkele feit dat de dienstverlening van de Bank in het geval van Belanghebbende zich heeft beperkt tot het doorgeven van vragen aan de verzekeraar, betekent niet dat de Bank minder heeft gedaan dan waartoe zij op grond van de overeenkomst was gehouden, mede in aanmerking genomen dat het een pensioenverzekering betrof met een gegarandeerd eindkapitaal, waarvan de premie bij de aanvang van de verzekering door betaling van een koopsom was voldaan. Belanghebbende heeft geen concrete feiten of omstandigheden genoemd die de conclusie rechtvaardigen dat de Bank in de gegeven omstandigheden, bij de uitoefening van haar werkzaamheden niet de zorg van een goed tussenpersoon in acht heeft genomen. Daarbij geldt dat de Bank als tussenpersoon niet was gehouden, anders dan Belanghebbende in beroep heeft aangevoerd, de klacht van Belanghebbende over de hoogte van de provisie over te nemen. Dit brengt mee dat ook hierin geen grondslag voor schadevergoeding is gelegen, daargelaten of de beweerde tekortkoming op dit punt tot schade heeft geleid. 4.7 Ook voor het overige zijn geen gronden aangevoerd voor het aannemen van een verplichting van de Bank tot schadevergoeding, op welke verplichting de vorderingen van Belanghebbende zijn gebaseerd. De Commissie van Beroep neemt daarbij mede in aanmerking dat de Geschillencommissie de stellingen van Belanghebbende over het ontbreken van wilsovereenstemming en dwaling, voor zover daarin al een verplichting tot schadevergoeding kan zijn gelegen, ten aanzien van de pensioenverzekering terecht heeft gepasseerd omdat de pensioenverzekering niet met de Bank maar met [naam X] is afgesloten. 4.8 De slotsom is dat het incidenteel beroep van de Bank slaagt. Het beroep van Belanghebbende kan buiten behandeling blijven. De Commissie van Beroep zal de navolgende beslissing in de plaats stellen van de bestreden beslissing.

5. Beslissing De Commissie van Beroep stelt de volgende beslissing in de plaats van de bestreden beslissing: De klacht van Belanghebbende is ongegrond.