Longembolie Albert Schweitzer ziekenhuis december 2014 pavo 1117
Inleiding U bent in het ziekenhuis opgenomen met een longembolie. In deze folder leest u meer over wat een longembolie is en hoe uw behandeling er uit ziet. Uw behandelend arts is dr.. Dit is een: Longarts Internist 1 van 7
Een longembolie Bij een longembolie zit er een bloedprop (stolsel) in één of meer bloedvaten (slagaders) van de long. Het stolsel ontstaat meestal in de bloedvaten van de benen of het bekken. Via de bloedbaan wordt het stolsel meegevoerd naar de longen. Bij een longembolie loopt er minder bloed naar delen van de long die achter de verstopping liggen. Daardoor kan het achterste deel van de long geen zuurstof opnemen en komt er minder zuurstof in het bloed terecht. Als de verstopping in de longslagader groot is, ontstaat er een tekort aan zuurstof. Daardoor krijgt u het benauwd. Wanneer heeft u meer kans op een longembolie? U heeft meer kans op het ontstaan van een bloedprop door: Ouder worden Lange tijd stil zitten of lange tijd op bed liggen Verlamming Een operatie die u kortgeleden heeft ondergaan Een botbreuk Kanker 2 van 7
Stollingsstoornissen in uw bloed Overgewicht Roken Zwangerschap en kraambed Het gebruik van de anticonceptiepil Welke klachten kunt u hebben? Een longembolie kan verschillende klachten geven: Een benauwd gevoel Pijn op de borst bij het ademen Hoesten, soms zit daar bloed bij Versnelde ademhaling Verhoogde hartslag Zweten Licht in het hoofd Via de website van ons ziekenhuis www.longziekten.asz.nl kunt u een filmpje over een longembolie bekijken. Gesprek met de arts De afdelingsarts heeft met u besproken wat de (vermoedelijke) oorzaak van uw longembolie is en hoe u behandeld gaat worden. Op de dag van uw opname spreekt de arts met u af wanneer u een uitgebreider gesprek heeft over het verloop van de behandeling. Uw familie mag bij dit gesprek aanwezig zijn. Uw behandeling U krijgt bloedverdunners toegediend om te voorkomen dat het bloedstolsel groter wordt en dat er geen nieuwe bloedstolsels ontstaan. Uw lichaam zorgt er zelf voor dat het bestaande bloedstolsel wordt opgeruimd. 3 van 7
We proberen u zo goed mogelijk te laten herstellen van uw longembolie zodat u na twee of na vijf dagen weer naar huis kunt gaan. Uw behandeling leggen we vast in het zogeheten zorgpad longembolie. Wat is het zorgpad longembolie? In het zorgpad longembolie maken de artsen en alle andere zorgverleners, waar u mee te maken krijgt, samen een behandelplan voor u. Hierin beschrijven we per dag hoe uw behandeling eruit ziet. Op werkdagen komt een arts bij u langs om te kijken hoe het met u gaat. Hij bespreekt dan uw behandeling met u. Toedienen van de bloedverdunners U krijgt de bloedverdunners op verschillende manieren toegediend. Bloedverdunners via injecties Direct nadat de longembolie is vastgesteld, start u met antistolling in de vorm van een injectie. Deze antistolling werkt direct. De injecties worden één keer per dag op een vaste tijd gedurende minimaal zes dagen voorgeschreven. (Zie ook het kopje Injecties thuis.) Bloedverdunners in tabletvorm U krijgt daarbij meestal ook bloedverdunners in tabletvorm. Het duurt wat langer voordat deze goed werken. Dit wordt gemeten door in uw bloed de INR te bepalen. Met de INR wordt gemeten hoe dik of dun uw bloed is. Als uw bloed dun genoeg is kunnen de injecties stoppen. De tabletten moet u minimaal drie maanden gebruiken, soms langer. Dit bepaalt uw arts. Hoog en laag risico Het risico op het groter worden van het bestaande bloedstolsel of het ontstaan van nieuwe bloedstolsels is niet voor iedereen gelijk. Dit is bijvoorbeeld afhankelijk van uw leeftijd, hoe ziek u was tijdens de opname, of u extra zuurstof nodig heeft etc. 4 van 7
De arts bespreekt met u of u een hoog of een laag risico heeft. Als u een laag risico heeft, dan mag u op dag twee naar huis. Als u een hoger risico heeft willen we u graag wat langer observeren. Op dag vier beoordelen we of u de volgende dag naar huis kunt. Soms extra zuurstof nodig Iedere dag meten we bij u uw bloeddruk, pols, temperatuur en zuurstofgehalte in het bloed. Als het zuurstofgehalte in uw bloed te laag is, kan de arts u tijdelijk extra zuurstof voorschrijven. Naar huis Tijdens de opname bespreekt de verpleegkundige met u of u thuis extra zorg nodig heeft. Mogelijk kunnen uw familieleden of naasten u helpen. Als dat niet mogelijk is wordt er samen met u naar een oplossing gezocht. Trombosedienst Na ontslag uit het ziekenhuis neemt de trombosedienst het doseren van de bloed verdunnende tabletten over. Tijdens de opname wordt u bij de trombosedienst aangemeld. De trombosedienst komt de eerste keer bij u thuis bloedprikken. De arts van de trombosedienst bepaalt hoeveel tabletjes u moet gebruiken en of en wanneer u mag stoppen met de injecties. U krijgt hierover tijdig bericht van de trombosedienst. Injecties thuis U leert tijdens de ziekenhuisopname hoe u zichzelf de injecties geeft. Thuis moet u daar nog een aantal dagen mee doorgaan. Mocht dit niet lukken, dan kan de verpleegkundige een familielid leren hoe te injecteren of de verpleegkundige van de thuiszorg vragen dit voor u te doen. Voor thuiszorg betaalt u een eigen bijdrage. Deze is afhankelijk van uw inkomen en een deel van uw vermogen. 5 van 7
De injecties kunnen worden gestopt als de bloedverdunning via tabletten goed is ingesteld. Het stoppen gaat altijd in overleg. Uw specialist of arts van de Trombosedienst bepalen wanneer u mag stoppen. Adviezen voor thuis Nadat u met de bloedverdunners bent gestart, zullen uw klachten vrij snel afnemen. Wij adviseren u om uw dagelijkse activiteiten weer langzaam aan op te bouwen. Daarbij is het belangrijk dat u luistert naar uw lichaam, dat geeft aan wat wel en wat niet kan. Leefregels Het is belangrijk dat u de tabletten inneemt zoals de trombosedienst dat voorschrijft. Wanneer u vergeten bent de tabletten in te nemen, neemt u dan contact op met de trombosedienst. Andere medicijnen kunnen invloed hebben op de werking van de antistolling tabletten. Neemt u daarom geen andere medicijnen in zonder overleg met uw specialist of de Trombosedienst. Geef wijzigingen altijd door. Door het gebruik van antistolling tabletten kunt u makkelijker blauwe plekken of bloedneuzen krijgen. Wondjes kunnen ook langer doorbloeden. Waarschuw uw huisarts en de trombosedienst als er bloed in de urine zit, uw ontlasting gitzwart is geworden of als u een bloedneus heeft die maar niet wil stoppen. Als u ziek wordt, meldt dit dan bij de trombosedienst. Het ziek zijn kan invloed hebben op werking van de bloedverdunnende tabletten. Als u een tand of kies moet laten trekken of een operatie moet ondergaan, meldt dan dat u bloedverdunnende tabletten gebruikt. Meldt de ingreep ook bij de trombosedienst. De trombosedienst kan rekening houden met uw vakantie. Geef even door wanneer u op vakantie gaat. 6 van 7
Als u zwanger bent, moet u dit direct doorgeven aan de trombosedienst, de medicijnen moeten dan worden aangepast. Vermijd blessuregevoelige sporten en contactsporten om bloedingen te voorkomen. Roken zorgt ervoor dat het bloed sneller stolt. Als u rookt adviseren wij u te stoppen. Uw huisarts kan u hierin begeleiden. Als u een anticonceptiepil gebruikt, dan kunt u deze tijdens de behandeling met bloedverdunners het beste doorgebruiken. Als u mag stoppen met de bloedverdunners, kunt u met uw huisarts, internist of longarts bespreken welke andere vorm van anticonceptie u kunt gaan gebruiken. Controle bij de specialist U krijgt een afspraak mee voor controle bij de specialist op de polikliniek. Tot slot Als u na het lezen van deze folder nog vragen heeft, dan kunt u deze stellen aan de verpleegkundige of arts. Als u thuis nog vragen heeft, bel dan gerust tijdens kantooruren bellen naar de polikliniek. Als u door de longarts bent behandeld, belt u de polikliniek Longziekten, tel. (078) 652 33 28. Als u door de internist behandeld bent, belt u de polikliniek Interne Geneeskunde, tel. (078) 654 64 64. Deze folder is getest door een onafhankelijk patiëntenpanel 7 van 7