Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers



Vergelijkbare documenten
Werkloosheid in : stromen en duren

Werkloosheid Redenen om niet actief te

Statistisch Bulletin. Jaargang

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

Managers zijn de meest tevreden werknemers

Statistisch Bulletin. Jaargang

8. Werken en werkloos zijn

Statistisch Bulletin. Jaargang

Langdurige werkloosheid in Nederland

Statistisch Bulletin. Jaargang

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

27 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Verhuizingen 0n n van personen tussen Twentse gemeenten, 2007

Baanvindduren, hoe snel vinden werklozen een baan?

Jongeren op de arbeidsmarkt

Uitstroom uit de WW binnen twee jaar na instroom

Pensioenfondsen ndsen en hun deelnemers,

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Bevolkingstrends Bevolkingsgroei in grote steden vooral dankzij Vinex-wijken

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

Langdurige werkloosheid,

De Conjunctuurklok; 0t patronen in de Nederlandse e conjunctuur

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Titel Belemmerd bij het verkrijgen van werk

Statistisch Bulletin. Jaargang

VUT-fondsen kalven af

Daling omvang VUT-fondsen in 20060a

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Het werkende leven van twintigers

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Statistisch Bulletin. Jaargang

De vergrijzing komt, de VUT gaat

Oordelen over jongere en oudere werknemers

Kernprognose : tijdelijk minder geboorten

Statistisch Bulletin. Jaargang

Meningen over het takenpakket van de overheid

25 maart Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

VUT-fondsen op weg naar het einde

De Nederlandse landbouwexport De publicatie is tot stand gekomen in samenwerking met: De Nederlandse landbouwexport 2017

Einde in zicht voor de VUT

Voortijdig schoolverlaten 0c het voortgezet et onderwijs in

Werkzaam als zzp er. huishoudensprognose

Verschillen in cijfers over huisartscontacten. en de statistiek tiek Geregistreerde contacten met de huisarts

Herintreders op de arbeidsmarkt

Arbeidsdeelname van paren

Statistisch Bulletin. Jaargang

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Rendementen en CO -emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2012

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Voortijdig schoolverlaters 0c van misdrijf in Nederland, naar woongemeente ente (G4) en schoolsoort

22 september Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Voortijdig schoolverlaters: een kwetsbare groep op de arbeidsmarkt

Statistisch Bulletin. Jaargang

Binnensteden en hun bewoners

Jongeren die niet meer leren, maar ook niet werken

Jongeren met een tijdelijk contract in 2009 en 2010

De onzekere toekomst van de pensioengerechtigde leeftijd

Statistisch Bulletin. Jaargang

VUT wordt vervangen door langer werken. Drs. J.L. Gebraad en mw. T.R. Pfaff

Beleggingen institutionele beleggers 1,5 biljoen euro in 2010

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

Toerisme in Caribisch Nederland 2016

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

Maandelijkse cijfers over de werkloze beroepsbevolking van het CBS en nietwerkende werkzoekenden van het UWV

Groot vertrouwen onder hoger opgeleiden. Hans Schmeets en Bart Huynen

Prijsindexcijfers 0f Reclamediensten

Toelichting op de revisie van de onderwijsuitgaven

van de COROP-gebieden Achterhoek en Arnhem/Nijmegen

Statistisch Bulletin. Jaargang

Bevolkingstrends Allochtonen en geluk. Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober

21 juni Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Niet-werkende werkzoekenden en uitkeringsgerechtigden

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking

Jongeren en ouderen zonder startkwalificatie op de arbeidsmarkt

Centraal Bureau voor de Statistiek. Maandelijkse cijfers over de werklozen en niet-werkende werkzoekenden van het CBS en UWV.

Opkomende e groeimarkten voor Nederland steeds belangrijker

Verandering van werkgever, beroep en lonen

Onzekerheidsmarges rond regionale bevolkings- en huishoudensprognose

Kwartaalrapportage 1/08

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

23 december Statistisch Bulletin. no. Jaargang. Centraal Bureau voor de Statistiek

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Breuk in de tijdreeks internationale ale handel in diensten0t

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

Uitstroom uit het mbo schooljaar 2006/ 07

Mantelzorgers maken weinig gebruik van verlofregelingen

Aan het werk met re-integratieondersteuning

Werkloosheid: twee afbakeningen. Stromen en duren. Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking. Wendy Smits Harry Bierings

veiligheid en economische zaken, minder voor bijstand en onderwijs

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Gemeenten voegen 2,3 miljard euro toe aan eigen vermogen

Beleggingen n institutionele beleggers maken pas op de plaats in 2007

Transcriptie:

Sociaaleconomische trends 213 Verwachte baanvindduren werkloze 45-plussers Harry Bierings en Bart Loog juli 213, 2 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1

De afgelopen tien jaar duurde het voor oudere werklozen aanmerkelijk langer om een baan te vinden dan voor de jongere werklozen. In 212 had 34 procent van de in totaal 179 duizend werklozen van 45 tot 65 jaar een verwachte baanvindduur van twee jaar of langer. Bij werklozen van 25 tot 45 jaar was dat 18 procent en bij jonge werklozen van 15 tot 25 jaar 8 procent. De conjunctuur, maar vooral ook hoe lang ze al op zoek zijn naar werk, beïnvloedt de verwachte baanvindduur van oudere werklozen. Is de reeds verstreken werkloosheidsduur een half jaar of langer, dan neemt het aandeel lange verwachte baanvindduren fors toe. Onder niet-westers allochtone oudere werklozen en onder laagopgeleide oudere werklozen komen lange baanvindduren naar verhouding het meest voor. 1. Inleiding Oudere werklozen hebben vaak grote moeite een baan te vinden (Smits, Bierings en de Vries, 213). Zo n 3 procent van de werklozen van 45 tot 65 jaar in 211 had een jaar later een baan gevonden. Bij de 25- tot 45-jarige werklozen was dit bij ruim de helft het geval en bij de 15- tot 25-jarige werklozen bij iets minder dan de helft. Oudere werklozen zijn bovendien relatief dikwijls langdurig werkloos. In 212 betrof het ongeveer de helft. Gangbare statistieken over werkloosheidsduren brengen in kaart hoe lang huidige werklozen al werkloos zijn. Deze statistieken houden geen rekening met het feit dat werkloosheidsperioden nog doorlopen in de toekomst. Daarom heeft het CBS de statistiek van verwachte baanvindduren ontwikkeld. Statistieken over de verwachte baanvindduur geven een actueel beeld van de duur die huidige werklozen nog nodig hebben om een baan te vinden. De verwachte baanvindduur is geschat op basis van een zogenaamd duurmodel waarin de uitstroomkans van werkloosheid naar een baan wordt gerelateerd aan persoonskenmerken (Bierings, Kerkhofs en de Vries, 21). Dit artikel brengt de verwachte baanvindduur van werklozen van 45 tot 65 jaar in kaart. Behalve voor de ontwikkeling in de tijd is er aandacht voor de samenhang van de baanvindduur met geslacht, herkomst en onderwijsniveau. Ook is gekeken naar de invloed van de werkloosheidsduur en worden de kenmerken van de banen van oudere baanvinders beschreven. 2. Werkloosheid ouderen De werkloosheid onder ouderen was in 212 met 5,4 procent van de beroepsbevolking bijna net zo hoog als onder de 25-tot 45-jarigen. Met 179 duizend werklozen waren de ouderen goed voor 35 procent van de totale werkloze beroepsbevolking van 57 duizend personen. Tien jaar geleden was dat nog 26 procent. Deze toename is deels een afspiegeling van de vergrijzing. Daarnaast is het werkloosheidpercentage voor ouderen ten opzichte van 23 CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 2

meer gestegen dan voor de 25- tot 45-jarigen, namelijk anderhalf tegenover één procentpunt. Bij jongeren was de stijging met twee procentpunten het grootst. 2.1 Werkloosheid naar leeftijd van de beroepsbevolking 14 12 1 8 6 4 2 23 24 25 26 27 28 29 21 211 212 45 tot 65 jaar 25 tot 45 jaar 15 tot 25 jaar 3. Verwachte baanvindduur ouderen 3.1 Baanvindduur en leeftijd In 212 deden oudere werklozen er doorgaans lang over om een baan te vinden. Ruim een derde van hen had een verwachte baanvindduur van twee jaar of langer. Bij de twee jongere leeftijdsgroepen lag dit aandeel duidelijk lager, 8 procent voor de jongeren en 18 procent voor de 25- tot 45-jarigen. Verwachte baanvindduren tot een half jaar kwamen bij oudere werklozen juist minder vaak voor dan bij jongeren. Terwijl slechts 35 procent van de oudere werklozen een verwachte baanvindduur van minder dan 6 maanden had, was dit percentage met 64 bij jongeren bijna tweemaal zo groot. De 25- tot 45-jarigen zaten hier met 49 procent precies tussenin. 3.2 Ontwikkeling in 23 212 De grote moeite die oudere werklozen doorgaans hebben om een baan te vinden, is structureel van karakter. Wel lijkt de situatie het afgelopen jaar iets te zijn verbeterd ten opzichte van eerdere jaren. In de periode 23 211 was het percentage ouderen met een baanvindduur van twee jaar of meer structureel groter dan het aandeel met een baanvindduur CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 3

3.1.1 Verwachte baanvindduur van werklozen naar leeftijd, 212 1 8 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden 6 4 2 Totaal 15 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar onder de zes maanden. Het verschil tussen deze groepen was met 26 procentpunten het grootst in 25 en is daarna aanzienlijk kleiner geworden. Dit uit zich zowel in een hoger percentage korte duren (tot 6 maanden) als een lager aandeel lange duren (twee jaar of meer). In 212 overtrof het aandeel ouderen met een baanvindduur van maximaal een half jaar met 35 procent zelfs dat van ouderen bij wie het naar verwachting minstens 24 maanden zou duren voordat ze (weer) aan het werk konden (34 procent). Deze ontwikkeling hangt mogelijk samen met de versobering van pensioenregelingen voor oudere werknemers sinds 26. Hierdoor zullen niet alleen oudere werknemers langer zijn 3.2.1 Korte en lange verwachte baanvindduur van werklozen naar leeftijd 7 6 5 4 3 2 1 23 212 15 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 4

blijven doorwerken, ook zal een groter aantal werkloos zijn worden. Omdat deze groep nog over recente werkervaring beschikt, is het denkbaar dat zij sneller een baan hebben gevonden. Hierover zijn echter geen specifieke gegevens beschikbaar. Feit is wel dat sinds 26 de nieuwe instroom van oudere werklozen vergeleken met de jaren daarvoor duidelijk vaker snel een baan vond (binnen een half jaar); minder vaak duurde het twee jaar of langer. 3.3 Invloed conjunctuur De verwachte baanvindduur volgt een conjunctuurpatroon. Dat geldt ook voor oudere werklozen. Wel profiteerden zij minder van de verbetering van de arbeidsmarkt vanaf 26 dan de werklozen in de twee jongere leeftijdsgroepen. Zo bleef bij de ouderen zowel het aandeel met een korte baanvindduur (tot een half jaar) en het aandeel met een lange baanvindduur (ten minste twee jaar) nagenoeg constant, terwijl er bij de jongere werklozen sprake was van een toe- respectievelijk afname. De baanvindduur van oudere werklozen fluctueert dus minder met de conjunctuur dan die van jongere werklozen. 3.3.1 Aandeel werklozen met een verwachte baanvindduur tot 6 maanden naar leeftijd 8 7 6 5 4 3 2 1 23 24 25 26 27 28 29 21 211 212 45 tot 65 jaar 25 tot 45 jaar 15 tot 25 jaar 4. Verwachte baanvindduur en persoonskenmerken 4.1 Geslacht Onder oudere werklozen was er in 212 een verschil tussen de verwachte baanvindduur van mannen en vrouwen. Mannen vonden iets vaker dan vrouwen binnen een half jaar werk CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 5

(38 versus 31 procent), terwijl bij vrouwen lange baanvindduren van frequenter voorkwamen (37 versus 31 procent). Bij jonge werklozen waren de verschillen naar geslacht gering: voor 64 procent van zowel de jonge mannen als de jonge vrouwen was de geschatte werkloosheidsduur korter dan zes maanden. In de leeftijdsgroep van 25 tot 45 jaar waren de verschillen groter dan bij de jongeren, maar weer kleiner dan bij de 45-plussers. Van de 25- tot 45-jarigen treden met name vrouwen die vanwege zorg voor kinderen tijdelijk zijn gestopt met werken weer vaker toe tot de arbeidsmarkt. Hun verwachte baanvindduur is in het algemeen langer hetgeen kan samenhangen met de lange periode dat zij buiten het arbeidsproces waren. 4.1.1 Verwachte baanvindduur van werklozen naar leeftijd en geslacht, 212 1 8 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden 6 4 2 Man Vrouw Man Vrouw Man Vrouw 15 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 4.2 Herkomst Over het algemeen is de arbeidsmarktpositie van niet-westerse allochtonen minder gunstig dan die van autochtonen. Dat geldt ook voor de oudere niet-westerse allochtoon. In 212 was 12 procent van de oudere niet-westerse allochtonen werkloos, tweeëneenhalf keer zo veel als bij de autochtonen. Voor hen duurde het doorgaans ook langer voordat ze een baan vonden. Ruim een kwart van de oudere niet-westerse werklozen had in 212 een verwachte baanvindduur tot een half jaar. Bij hun autochtone leeftijdsgenoten lag dit aandeel met ruim een derde aanmerkelijk hoger. Lange baanvindduren van ten minste twee jaar kwamen juist vaker voor bij de oudere niet-westerse allochtonen: 46 procent tegenover 3 procent bij autochtone werklozen. Onder de 25- tot 45-jarigen was dit verschil procentueel gezien even groot, 28 versus 12 procent. 4.3 Onderwijsniveau In 212 had naar verwachting 32 procent van de laagopgeleide werkloze 45-plussers binnen een half jaar een baan. Met een diploma middelbaar of hoger onderwijs was dit percentage CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 6

4.2.1 Verwachte baanvindduur van werklozen naar leeftijd en herkomst, 212 15 tot 25 jaar Autochtoon Niet-westers allochtoon 25 tot 45 jaar Autochtoon Niet-westers allochtoon 45 tot 65 jaar Autochtoon Niet-westers allochtoon 2 4 6 8 1 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden met 36 iets hoger. Een lange baanvindduur van twee jaar of meer kwam onder oudere werklozen bij 35 procent van de laagopgeleiden en 32 procent van de hoogopgeleiden voor. Kortom, de verschillen in verwachte baanvindduur tussen onderwijsniveaus zijn voor oudere werklozen maar klein. Dit betekent dat de lange baanvindduren bij deze leeftijdsgroep niet verklaard kunnen worden uit een lager onderwijsniveau. Voor werklozen in de leeftijd van 25 tot 45 jaar verschilt de baanvindduur juist wel tussen onderwijswijsniveaus. Van de hoogopgeleide 25- tot 45-jarige werklozen vonden zes op de tien binnen een half jaar een baan. Bij de laagopgeleiden waren dat er bijna vier op de tien. Het aandeel met een baanvindduur van twee jaar of meer was respectievelijk 12 procent en 28 procent. 4.3.1 Verwachte baanvindduur van werklozen naar leeftijd en onderwijsniveau 1), 212 15 tot 25 jaar Lager onderwijs Middelbaar onderwijs 25 tot 45 jaar Lager onderwijs Middelbaar onderwijs Hoger onderwijs 45 tot 65 jaar Lager onderwijs Middelbaar onderwijs Hoger onderwijs 2 4 6 8 1 tot 6 maanden 6 tot 12 maanden 12 tot 24 maanden 1) Er ontbreken betrouwbare uitkomsten van de baanvindduur van jongere hoogopgeleide werklozen. CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 7

- - - 5. Hoe langer werkloos, hoe minder kans op een baan? Volgens Van de Berg en Van Ours (1994) wordt de kans op het vinden van een baan steeds kleiner naarmate men langer werkloos is. Kwalificaties zouden verouderen wanneer men langer buiten het arbeidsproces is. De relatie tussen de reeds verstreken werkloosheidsduur op het peilmoment en de verwachte baanvindduur vanaf het peilmoment wordt geïllustreerd in tabel 5.1. Hierin worden de verwachte baanvindduren weergegeven voor alle werklozen en nieuwe werklozen, dit wil zeggen werklozen die het afgelopen half jaar werkloos zijn geworden. Wat blijkt is dat in alle leeftijdsgroepen de nieuwe werklozen kortere verwachte baanvindduren hebben dan wanneer alle werklozen worden samengenomen. Voor de duren van ten minste 24 maanden geldt het omgekeerde. Zo wordt de verwachte baanvindduur voor 34 procent van alle oudere werklozen in 212 geschat op, bij de nieuwe werklozen geldt dat voor slechts 22 procent. Voor ouderen zijn de verschillen tussen instromers en de hele groep werklozen in de meeste jaren het grootst. In 212 lag het aandeel nieuwe werkloze 45-plussers met een baanvindduur van ten minste twee jaar 12 procentpunten lager dan gemiddeld voor deze leeftijdsgroep. Omgekeerd komt bij de nieuwe werklozen een duur van minder dan een half jaar juist vaker voor. In 212 bedroeg het verschil 1 procentpunten. Voor oudere werklozen verslechtert de kans op een baan het meest drastisch als de reeds verstreken werkloosheidsduur een half jaar of langer is. Dit blijkt onder andere uit de naar verhouding grote toename c.q. afname van het aandeel oudere werklozen met een verwachte baanvindduur van twee jaar of langer c.q. tot een half jaar. 5.1 Korte en lange verwachte baanvindduur van (nieuwe) werklozen naar leeftijd 29 21 211 212 29 21 211 212 15 tot 25 jaar werklozen totaal 67 72 71 64 7 4 5 8 nieuwe werklozen 69 72 69 64 8 4 4 7 25 tot 45 jaar werklozen totaal 53 55 51 49 17 13 15 18 nieuwe werklozen 58 62 56 56 13 7 11 12 45 tot 65 jaar werklozen totaal 3 3 3 35 4 35 36 34 nieuwe werklozen 45 42 37 45 24 26 28 22 - CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 8

6. Oudere baanvinders In 211 behoorde 152 duizend 45- tot 65-jarigen tot de werkloze beroepsbevolking. Ondanks de lange baanvindduren vond ruim een kwart van hen (4 duizend) een baan in 212. Bij meer dan de helft (56 procent) betrof het een flexibel dienstverband, 26 procent vond een vaste baan en 18 procent ging aan de slag als zelfstandige. Vergeleken met de twee jongere leeftijdsgroepen hadden oudere baanvinders vaker een baan als zelfstandige en iets minder vaak een flexibele baan verworven. Een derde van de baanvinders van 15 tot 25 jaar had een vaste baan, dat was het meest van alle leeftijdsgroepen. 6.1 Transitie van werkloos naar een baan naar leeftijd en arbeidsrelatie 1 8 Vast dienstverband Flexibel dienstverband Zelfstandige 6 4 2 15 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 tot 65 jaar 7. Conclusie Oudere werklozen hadden de afgelopen tien jaar doorgaans grote moeite om een baan te vinden. Baanvindduren van ten minste twee jaar zijn hierbij geen uitzondering. Evenals de jongere leeftijdsgroepen profiteerden ook de 45-plussers van de conjuncturele opleving na 26, echter voor hen was de positieve uitwerking op de verwachte baanvindduur naar verhouding kleiner. Meer dan voor jongere werklozen is voor oudere werklozen de tijd dat ze al op zoek zijn naar een baan bepalend voor de verwachte baanvindduur. Is men een half jaar of langer op zoek, dan neemt het aandeel met een baanvindduur van ten minste twee jaar duidelijk toe. Wanneer oudere werklozen een baan vinden, is dat overwegend een flexibele baan. CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 9

Technische toelichting Enquête Beroepsbevolking De gepresenteerde cijfers zijn ontleend aan de Enquête Beroepsbevolking (EBB). De EBB betreft een steekproefonderzoek dat maandelijks wordt gehouden onder personen van 15 jaar of ouder in Nederland, met uitzondering van personen in inrichtingen, instellingen en tehuizen. Hiervoor wordt elk jaar een steekproef getrokken van ongeveer 1 procent van de Nederlandse bevolking. Arbeidsrelatie Bij een flexibele arbeidsrelatie is sprake van een overeenkomst van beperkte duur of als geen vast aantal uren in dienst is overeengekomen. Bij een vaste arbeidsrelatie is sprake van een arbeidsovereenkomst die niet van beperkte duur is én een vast aantal uren in dienst is overeengekomen. Onderwijsniveau Lager onderwijs: basisonderwijs, vmbo, eerste 3 leerjaren van havo/vwo en mbo-1 (assistentenopleiding). Middelbaar onderwijs: bovenbouw van havo/vwo, mbo-2 (basisberoepsopleiding), mbo-3 (vakopleiding) en mbo 4 (middenkader- en specialistenopleiding). Hoger onderwijs: hbo- en universitaire opleidingen. Verwachte baanvindduur Om de (verwachte) duur te bepalen die een werkloze naar verwachting nog nodig heeft om een baan te vinden, is gebruik gemaakt van een duurmodel. Kern van het duurmodel is de uitstroomkans naar een baan. Deze kans is afhankelijk van allerlei achtergrondkenmerken van personen, waarvan wordt aangenomen dat zij de baanvindkans kunnen beïnvloeden. Door toepassing van een specifieke schattingsmethode kan het precieze verband tussen de baanvindkans en achtergrondkenmerken worden bepaald. Uit deze baanvindkans kan vervolgens de baanvindduur worden afgeleid (zie Kerkhofs, Bierings en De Vries, 29). Werkloosheid Werkloos is iedereen (15 tot 65 jaar) zonder werk of met werk voor minder dan twaalf uur per week, die werk van twaalf uur of meer per week wil hebben, daarnaar (actief) heeft gezocht en daarvoor direct beschikbaar is. Literatuur Gerard van den Berg en Jan van Ours (1994). Unemployment dynamics and duration dependence in France, the Netherlands and the United Kingdom. Economic Journal 14: 432 443. Harry Bierings, Marcel Kerkhofs en Robert de Vries (21). Baanvinduren, hoe snel vinden werklozen een baan? Sociaaleconomische trends, 2/21. CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 1

Harry Bierings, Léander Kuijvenhoven, Jan van der Laan en Robert de Vries (211). Langdurige werkloosheid, 22 29. Bevolkingstrends, 1/211. Marcel Kerkhofs, Harry Bierings en Robert de Vries (29). Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking, 22 27. Discussion paper CBS. Wendy Smits, Harry Bierings en Robert de Vries (213). Werkloosheid in 24 211: stromen en duren. Sociaaleconomische trends, maart 213. Verklaring van tekens. Gegevens ontbreken * Voorlopig cijfer ** Nader voorlopig cijfer x Geheim Nihil (Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met (,) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen 212 213 212 tot en met 213 212/213 Het gemiddelde over de jaren 212 tot en met 213 212/ 13 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 212 en eindigend in 213 21/ 11 212/ 13 Oogstjaar, boekjaar, enz., 21/ 11 tot en met 212/ 13 In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen. Colofon Uitgever Centraal Bureau voor de Statistiek Henri Faasdreef 312, 2492 JP Den Haag www.cbs.nl Inlichtingen Tel. 88 57 7 7, fax 7 337 59 94 Via contactformulier: www.cbs.nl/infoservice Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen, 213. Verveelvoudigen is toegestaan, mits het CBS als bron wordt vermeld. CBS Centraal Bureau voor de Statistiek Sociaaleconomische trends, juli 213, 2 11