9 Trends inzake sportinfrastructuur M. Van Espen



Vergelijkbare documenten
177 Zwevegem 105,7 003E N ND

Overzicht van de steden en gemeenten die een informatieveiligheidsconsulent hebben aangesteld en waarvoor de VTC een advies heeft gegeven

Gezonde Gemeente aantal deelnemende gemeenten. Stand van zaken 30 juni 2015

gemeente Hove* gemeente Ingelmunster gemeente Kampenhout gemeente Kapellen* gemeente Kaprijke gemeente Knokke-Heist gemeente Kortemark gemeente

Spreiding van de gezinszorg in Vlaanderen per gemeente in 2004

gemeente Kaprijke gemeente Knokke-Heist gemeente Kortemark gemeente Kortenaken gemeente Kortenberg gemeente Kruibeke gemeente Kruishoutem gemeente

prognose aandeel gf 2016 gemeente prognose aandeel gf 2016 OCMW

Gemeenten en inwoners per zorgregio kleine stad (60)

TREKKINGSRECHTEN LOKALE NETWERKEN ARMOEDE ( )

Code OCMW (NIS) Verhoogde Staatstoelage art in

Deze bedragen zijn louter informatief en er kunnen geen rechten aan ontleend worden.

Oktober 2015 Gemeentelijke statistieken EPC-residentieel

Rapportering over 2017

Rapportering over 2016

verdeling contingent van 616 takenpakketten voor de jaren

Aantal productie-installaties en geïnstalleerd vermogen per technologie en per gemeente dat in aanmerking komt voor warmtekrachtcertificaten

Overzicht van de steden en gemeenten die een informatieveiligheidsconsulent hebben aangesteld en waarvoor de VTC een advies heeft gegeven

Aantal productie-installaties en geïnstalleerd vermogen per technologie en per gemeente dat in aanmerking komt voor warmtekrachtcertificaten

Kinderen Eerst! Op weg naar een Huis van het Kind in Heist-op-den- Heist-op-den-Berg Mortsel Huis van het Kind Boechout Boechout

Aantal productie-installaties en geïnstalleerd vermogen per technologie en per gemeente dat in aanmerking komt voor warmtekrachtcertificaten

Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (8) Indeling in acht gebieden op basis van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.

NR NAAM DEELNEMER. CIPAL DV Deelnemersregister - laatste aanpassing ingevolge AV 12/06/2015 Ondernemingsnummer /8

Aantal productie-installaties en geïnstalleerd vermogen per technologie en per gemeente dat in aanmerking komt voor warmtekrachtcertificaten

Toegezegde bedragen Openbare bibliotheek (Vlaamse beleidsprioriteit LCBVBP02)

VRIND-classificatie. Meer info:

Kansarmoedecijfer 2016 (gemiddeld aantal 2014 tot 2016) Welke aanvragen mogelijk in 2018?

Overzicht dossierbeheerders

Lijst projectzones per artikeljaar aanmaakproduct

Gemeentelijke productiedruk per gemeente

gemeente Bevolking vr27 vr28 vr29 vr30 vr31 vr32 vr33 vr34 vr35 vr36 vr37 ANTWERPEN Aartselaar 14.

Niscode Gemeente publicatie pl en verg reg in bs datum Aalst 27 okt Aalter 15 jul Aartselaar 23 okt Alken 14

Opgelet: in 2018 kan enkel een aanvraag ingediend worden in gemeenten die in het groen gemarkeerd zijn! Aandeel niet IKT (T0 en T1)

Aandeel plussubsidie (T3) T0 Totale subcap Aandeel niet IKT (T1) Aandeel IKT (T2) Aandeel zonder subsidie (T0)

gemeente Damme gemeente De Haan gemeente Denderleeuw gemeente Dentergem gemeente De Panne gemeente De Pinte gemeente Dessel gemeente Destelbergen

T0 Totale subcap Aandeel niet IKT (T1) Aandeel IKT (T2) Aandeel plussubsidie (T3)

Sociale kavels. aandeel Vlabinvest-kavels gerealiseerd. op 31/12/2017. provincie. aandeel SHM gerealiseerd op 31/12/2017

% inwoners met 30 ha binnen 1,6km. Inwoners met 30ha binnen 1,6km. Natuur 30 ha in m². m²natuur 30ha /inwoner. % natuur /opp

Bijlage 3: vergelijking tussen VGT 2012, 2014, 2016 en 2018

in aanmerking voor subsidiëring (JA/NEE)

Bijlage 3: vergelijking tussen VGT 2012, 2014 en 2016

Gemeenten en inwoners per zorgregio kleine stad (60)

Andries Gryffroy Vlaams Volksvertegenwoordiger N-VA. Vermogen PV-panelen tot 10kW in Vlaanderen

Wie is de rioolbeheerder in mijn gemeente? Deze lijst geeft per gemeente weer wie uw rioolbeheerder is. Situatie op: 04/08/2011. Gemeente.

Sociale kavels provincie

Opmerking: aan deze bedragen kunnen geen rechten worden ontleend. TREKKINGSRECHTEN LOKALE NETWERKEN ARMOEDE ( )

GEMEENTE (inw/km²) / GinwVL % bebo / G%bebOVL score open ruimte ALVERINGEM 0,115 0,204 0,319 LO-RENINGE 0,099 0,241 0,340 ZUIENKERKE 0,107 0,233

Overzicht gemeentelijke productiedruk

1. Informatie per gemeente In onderstaande tabel wordt per gemeente weergegeven: - welke kaartbladen de gemeente bedekken; - wat de procentuele wolken

Sociale koopwoningen provincie

Gemeenten en inwoners per zorgregio kleine stad (60)

Vlaanderen (308) Antwerpen (70)

Bijlage 2. De lijst van de gemeentelijke productiedruk, vermeld in artikel 3.1.3

Gemeente (inrichtende macht) 0,15 euro subsidie personeelssubsidie bibliotheek (status: uitbetaald) 2011 (status: uitbetaald)

31/12/ /12/2017. sociaal huuraanbod. op 31/12/2017. aandeel VWF gerealiseerd op. aandeel SVK in huur op 1/11/2017

Gemeente Provincie Datum OntvoogdingOntvoogd Aantal VW GSA Plannenregister Structuurplan Vergunningenregist ROP Aalst Oost-Vlaanderen 1 mrt 2012 Ja 6

Sociale koopwoningen provincie

Aantal scholen in het gewoon en buitengewoon basis- en secundair onderwijs naar soort inrichtende macht

Abonnementen in omloop op 31/12/2003

Begunstigde (gemeente of organisatie) Opmerking: aan deze bedragen kunnen geen rechten worden ontleend.

Schelle Niel Boom Aartselaar Rumst. Sint-Amands Puurs Willebroek. Antwerpen 9. Antwerpen 2020 Antwerpen Malle Schilde Wijnegem Zoersel Zandhoven

Aantal honden geregistreerd in Vlaanderen dd 10 april 2019

2.1.7 Vervoergebieden Bevolking per vervoergebied

Sociale koopwoningen provincie

geactualiseerde toegenomen geëxporteerde gemeentelijke gemeentelijke productie productie (kg P2O5) (kg P2O5) AALST , *

Pagina 1 van 7. Bijlage I. Omslagwaarde per gemeente als vermeld in artikel 2, 2

Pagina 1 van 7. Bijlage I. Omslagwaarde per gemeente als vermeld in artikel 2, 2

11053 WUUSTWEZEL ANTWERPEN ZANDHOVEN ANTWERPEN ZOERSEL ANTWERPEN ZWIJNDRECHT ANTWERPEN LIER ANTWERPEN MALLE ANTWERPEN

Bijlage 1: voortgangstoets gerealiseerd en gepland sociaal huuraanbod per gemeente

2. Welk subsidiebedrag werd aan elk van deze erkende Huizen van het Kind toegekend?

Gemeente

December 2017 Gemeentelijke statistieken EPC-residentieel

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP. Vlaamse Landmaatschappij

Belfius-indeling. Indeling van de gemeenten in zestien clusters op basis van een sociaaleconomische studie.

STEDELIJK GROEN

Bijlage 1. Werkingsgebieden als vermeld in artikel 1, 15. Schelle Niel Boom Aartselaar Rumst. Sint-Amands-Puurs Willebroek

Uitgezuiverde Uitgezuiverde subcap Aandeel niet IKT (T1) ifv 40%

Gemeente (inrichtende macht) Forfaitaire personeelssubsidie bibliotheek 0,15 eurosubsidie

Gemeente (inrichtende macht) Forfaitaire personeelssubsidie bibliotheek 0,15 eurosubsidie

Gemeenten raadsleden schepenen

SAMENSTELLING VAN DE CLUSTERS VLAANDEREN

Overzicht van de intermediaire partners per provincie

aandeel VWF gerealiseerd op 31/12/2016 aandeel lokaal bestuur gerealiseerd op sociale huurwoningen totaal gerealiseerd aanbod sociale huurwoningen

WIE IS MIJN RIOOLBEHEERDER/DRINKWATERBEDRIJF

SAMENWERKINGSOVEREENKOMST LOKALE OVERHEDEN OVERZICHT INTEKENINGEN 2009 (situatie 19/01/2010) 1 = basisniveau, 2 = onderscheidingsniveau

CLUSTER GEMEENTES BINNEN CLUSTER

Verhoging financiële ondersteuning van 28 naar 50 plaatsen Oproep naar aanvragen voor nieuwe IKG-plaatsen (inkomensgerelateerde plaatsen)

Watermaatschappijen en rioolbeheerders 2015

nr. 403 van BERT MAERTENS datum: 29 februari 2016 aan LIESBETH HOMANS Integratie OCMW en gemeentebestuur - Decretale graden

Rioolbeheerder in Vlaanderen 2016

Forfaitaire personeelssubsidie bibliotheek

Naam samenwerkingsverband (SWV): Vlaams instituut voor sportbeheer en recreatiebeleid

Lijst van alle zorgregio's en gemeenten met capaciteit voorschoolse opvang

Gewest Gemiddeld aantal taxi's per inwoners

Bijlage 3: Samenstelling van de sociaal-economische clusters Vlaamse gemeenten en hun restafvaldoelstellingen

Forfaitaire personeelssubsidie bibliotheek

Toelichting: Geografische indeling: De geografische indeling geeft de fusiegemeente van de vestigingsplaats waar de leerling is ingeschreven.

Gegevens bibliotheek beschikbaar vanaf. Gegevens werkjaar 2016 op kennisportaal?

Gegevens bibliotheek beschikbaar vanaf. Gegevens werkjaar 2016 op kennisportaal?

Gegevens bibliotheek beschikbaar vanaf. Gegevens werkjaar 2016 op kennisportaal?

Jaarboek van het personenvervoer over de weg in Vlaanderen

Transcriptie:

9 Trends inzake sportinfrastructuur M. Van Espen 1. Belang van sportaccommodaties Sportinfrastructuur is belangrijk en meestal bepalend voor een degelijk sportbeleid: wil er gesport worden dan moeten de noodzakelijke accommodaties voorhanden zijn. De natuurlijke mogelijkheden om in West-Europa en dus ook in Vlaanderen aan sport te doen zijn beperkt, rekening houdend met: klimatologische omstandigheden de gevolgen van de industrialisering en de verstedelijking, waarbij hoe langer hoe meer aandacht wordt besteed aan een geordende ruimtelijke invulling, met afgebakende bestemmingen en activiteiten de bewustwording voor het milieu en voor de aanwezige natuurwaarden, waarbij sommige sporten en actieve recreatievormen in hun natuurlijk (avontuurlijk) habitat worden beperkt. Bovendien evolueerde de klassieke sportbeoefening in de laatste decennia tot een belangrijk vrije tijdsgebeuren met een zeer grote verscheidenheid, zowel inzake sport en recreatieactiviteiten als inzake beoefenaars. Naast de klassieke sportbeoefening in club- of schoolverband wil de (individuele) recreant gaan fitnessen, squashen, muurklimmen, joggen, golven, enz., liefst kaderend in een algemeen wellnessbeleven. Hoe meer de sportbedrijvigheid groeide, des te groter de vraag werd naar aangepaste sportvoorzieningen en hoe meer de overheid onder druk werd geplaatst en gesensibiliseerd om hieraan te verhelpen. Evolutie bouw nieuwe overdekte zwembaden 2. Sportinfrastructuur in Vlaanderen vanuit een historisch perspectief Einde 19de eeuw, begin 20ste eeuw, toen de bakens werden uitgezet voor de huidige sportbeoefening, werden tal van sportvoorzieningen (turn- en bokszalen, voetbalvelden, wielerbanen, enz.) gerealiseerd en uitgebaat door het particulier initiatief. Met het oog op de algemene hygiëne, de openbare volksgezondheid en het onderwijs beperkte het overheidsinitiatief zich vooral tot de realisatie van overdekte zwembaden, speelpleinen en turnzalen. In steden werden geleidelijk aan de turnactiviteiten in de volkshuizen en de parochiezalen verplaatst naar de turnzalen van de stedelijke scholen. Ook voetbalstadions, al dan niet in combinatie met een atletiekpiste in gras of in half-verhard materiaal (aarde) én (openlucht)wielerbanen werden gerealiseerd. In 1960 telde Vlaanderen 31 sporthallen (d.w.z. overdekte sportruimten met een minimale oppervlakte van 22m x 13m x 7m hoogte) en 15 overdekte zwembaden. Als gevolg van de stijgende welvaart, de ontluikende vrijetijdsgedachte en de geleidelijke toename, diversificatie en democratisering van de sport, werd in het begin van de sixties een stijging inzake de bouw van sportaccommodaties vastgesteld. Eerst schoorvoetend in de steden, geleidelijk aan versnellend en culminerend eind zestiger, Evolutie bouw nieuwe sporthallen 25 90 80 aantal aantal 20 70 60 15 50 10 40 30 5 20 10 0 1930 1933 1939 1947 1951 1960 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1984 1985 1986 1987 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1998 1999 Figuur 1: Bouw van nieuwe overdekte zwembaden in Vlaanderen (aantal) 0 1923 1932 1937 1945 1950 1954 1955 1958 1959 1960 1961 1962 1963 1964 1965 1966 1967 1968 1969 1970 1971 1972 1973 1974 1975 1976 1977 1978 1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 1986 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 Figuur 2: Bouw van nieuwe sporthallen in Vlaanderen (aantal) 127

begin zeventiger jaren, in een bouwwoede vanwege de lokale overheden in overdekte zwembaden. Een decennium later werd eenzelfde evolutie opgemerkt inzake de bouw van sporthallen. Ook de aanleg van openlucht sportcentra, kunststofatletiekaccommodaties en polyvalente sportterreinen kende vanaf 1980 een gestage groei. legde inzake de oprichting van nieuwe Bloso-centra, steeg het aantal Bloso-centra systhematisch maar waren de beschikbare middelen ontoereikend voor een degelijke uitbouw ervan. 3. De sportinfrastructuur in Vlaanderen vanaf 1990 De investeringen in sportinfrastructuur van de meeste lokale besturen bleven voornamelijk beperkt tot sporthallen. Bovendien schafte de Vlaamse overheid in 1990 de toelagemogelijkheid af aan gemeente- en provinciebesturen voor de bouw of renovatie van sportinfrastructuur (en hevelde deze middelen over naar het zgn. Investeringsfonds ), waardoor ook deze incentive verdween. Slechts vanaf 1999 wordt een stijgende interesse bij de lokale besturen voor de grondige renovatie van overdekte zwembaden vastgesteld, in functie van de noodzakelijke aanpassingen die door de Vlarem II-wetgeving werden opgelegd. De lokale besturen werden in deze periode geconfronteerd met de stijgende noden van de bevolking en speelden hierop in, financieel ondersteund (via subsidies) door de Vlaamse overheid. De beperkte financiële overheidsmiddelen en de interesse in andere beleidsdomeinen leidden uiteindelijk in de tachtiger jaren tot minder initiatieven van de lokale besturen inzake de bouw van sportaccommodaties. Daarnaast werden er belangrijke inspanningen gedaan vanwege de particuliere (sport-)sector. In clubverband werden tal van kleinschalige, relatief gemakkelijk te bouwen sportvoorzieningen gerealiseerd zoals voetbal- en tennisterreinen, clublokalen en specifieke sportlokalen (voor vechtsporten, tafeltennis, enz.). Bovendien werden mode-gebonden duurdere sportvoorzieningen met commerciële bedoeling opgericht zoals manèges, tennishallen, powerzalen of golfterreinen. Immers tot dan toe beperkten de aanpassingen aan zwembaden zich in het algemeen tot elementaire onderhoudswerkzaamheden. Soms werden weliswaar recreatieve toestellen, zoals een waterglijbaan, geïnstalleerd, zonder dat het globale concept van het zwembad evenwel aangepast werd aan het ondertussen geëvolueerd zwemgedrag (recreatiegericht) van de bevolking. Door de ingrijpende Vlarem II-wetgeving werden evenwel heel wat zwembadeigenaars voor de keuze gesteld: het doorvoeren van een grondige renovatie of sluiting, enz. Alhoewel door het toenmalige Bloso planningsstudies voor de bouw van sportinfrastructuur in Vlaanderen werden opgemaakt, werd hiermee nauwelijks rekening gehouden. Het autonomieprincipe en politieke motieven lagen hieraan ten grondslag. Het gevolg was een wildgroei en zelfs een saturatie in een aantal Vlaamse regio s van sommige sportvoorzieningen. Vooral kleinere overdekte zwembaden en private overdekte zwembaden werden van deze al te strenge wettelijke benadering het slachtoffer en werden gesloten. In deze periode werd ook de basis gelegd van de huidige Bloso-centra. Uitgangspunt vormde de uitbouw van sportcentra met een duidelijk bovenlokale functie. In de planning werd een onderscheid gemaakt tussen provinciale, regionale en gespecialiseerde centra. Het grootste aantal sluitingen werd vastgesteld bij de openlucht zwembaden omwille van de vaak sterk verouderde accommodaties en de onzekere, weersafhankelijke exploitatie, waardoor de financiële en sociale rendabiliteit negatief uitvalt. In tal van zwembaden die tengevolge van de Vlarem II-wetgeving werden aangepast, werden deze werken aangegrepen om Aangezien elke voor sport bevoegde minister eigen klemtonen Hoogstraten Essen Baarle-Hertog De Haan Bredene Middelkerke Koksijde Oudenburg Brugge Jabbeke Maldegem Gistel Nieuwpoort Wachtebeke Oostkamp Alveringem Lo-Reninge Poperinge Pittem Ardooie Staden Zonnebeke Moorslede Ledegem Tielt Deinze Dentergem Meulebeke Oostrozebeke Wielsbeke Lendelede Menen Zulte Kruishoutem Deerlijk Harelbeke Kortrijk Zwevegem Hamme Laarne Melle Berlare Wetteren Lede Mesen SpiereHelkijn Maarkedal Opwijk Aalst Affligem Haaltert Zottegem Brakel Herzele Liedekerke Ninove Roosdaal Lierde Gooik Ronse Galmaarden Bever Herne Merchtem Asse Meise Wemmel Dilbeek Grobbendonk Dessel meerbeek Zemst Overpelt Herentals Geel Olen Westerlo Leopoldsburg Houthalen-Helchteren Heusden-Zolder Rotselaar Herent Kortenberg Leuven Lubbeek Huldenberg Overijse Herk-de-Stad Geetbets Hasselt Linter 0-20 % + 20 % Hoeselt Sint-Truiden Riemst Borgloon Tongeren Landen Heers Voeren Gingelom Herstappe 0-20 % 20-100 % + 100 % Figuur 3: Spreiding en behoeftebepaling van de overdekte zwembaden in Vlaanderen, per regio 128 Sportbeleid in Vlaanderen Volume I: Trends, visies, cases en cijfers Lanaken Bilzen Kortessem Overschot: Tekort: Maasmechelen Diepenbeek NiewerkerkenAlken Hoegaarden Halle Dilsen As Zutendaal Wellen Tienen Opglabbeek Zonhoven Genk Halen Bekkevoort Kortenaken GlabbeekZuurbemde Kraainem Wezenbeek- Bertem Boutersem Oppem Bierbeek Tervuren Oud-Heverlee Maaseik Meeuwen-Gruitrode Lummen Aarschot Scherpenheuvel- Diest Zichem Holsbeek Tielt-Winge Peer Beringen Tessenderlo Herselt Kinrooi Bree Hechtel-Eksel Ham Laakdal Hulshout Putte Bocholt Balen Meerhout Haacht Neerpelt Lommel Mol Herenthout dijk Lennik Drogenbos Sint-Pieters-Leeuw Linkebeek Sint- Hoeilaart Beersel GenesiusPepingen Rode Hamont-Achel Kasterlee Bonheiden Zaventem Brussel Arendonk Vorselaar Berlaar Heist-op-den-Berg Grimbergen Kampenhout Vilvoorde SteenokkerMachelen zeel Ternat Lille Zandhoven Lier OudTurnhout Retie Zoersel Nijlen Sint-Katelijne-Waver Mechelen Londerzeel Kapelleop-denBos Lebbeke Oosterzele Sint-LievensErpeHoutem Mere Gavere Willebroek Sint-Amands Dendermonde Wichelen Merelbeke Nazareth Puurs Zele Destelbergen Zwalm Wortegem- Oudenaarde Petegem Horebeke Anzegem Avelgem Kruibeke Hemiksem Edegem Hove Aartselaar Kontich Lint Schelle Niel Bornem Boom Rumst Duffel Waasmunster Lokeren Lochristi Gent SintMartensLatem De Pinte Zingem Sint-Niklaas Waregem Kuurne Wevelgem Wervik Heuvelland Nevele Ruiselede Roeselare Izegem Ingelmunster LangemarkPoelkapelle Ieper Wingene Lichtervelde Hooglede Houthulst Vleteren Aalter Torhout Kortemark Moerbeke Temse Lovendegem Schilde Wijnegem Antwerpen Vosselaar Malle Wommelgem Borsbeek Ranst MortselBoechout Evergem Zomergem Koekelare Diksmuide Veurne Waarschoot Zwijdrecht Beveren Sint-GillisWaas Stekene Zelzate Eeklo Knesselare Zedelgem Schoten Assenede Kaprijke Beernem Ichtegem De Panne Sint-Laureins Damme Turnhout Beerse Brasschaat Zuienkerke Oostende Merksplas Rijkevorsel Brecht Stabroek Kapellen Knokke-Heist Blankenberge Ravels Wuustwezel Kalmthout

conceptwijzigingen inzake een meer recreatief gebruik door te voeren. In enkele uitzonderlijke gevallen werd ook een totaal nieuwe zweminfrastructuur gebouwd. Inzake de aanleg van openlucht sportvelden hadden de lokale besturen vooral oog voor: de verbetering/aanleg van populaire sportvoorzieningen (voetbalvelden en tennisterreinen), alhoewel het particulier clubinitiatief hierin toonaangevend bleef de aanleg van sportcentra en sportparken, met meerdere en verschillende sport- en recreatievoorzieningen de aanleg en renovatie van die accommodaties die door de verenigingen zelf onmogelijk konden worden gerealiseerd. Typisch zijn de kunststofatletiek-voorzieningen, waarvan in sommige regio s evenwel een overaanbod dreigt te ontstaan. Het is kenmerkend voor deze periode dat de initiatieven van de lokale besturen inzake sportinfrastructuur, weinig vernieuwend zijn en weinig rekening houden met nieuwe sporttendensen. De aandacht blijft gericht op de realisatie/aanpassing van traditionele sportaccommodaties zoals sporthallen, openlucht sportvelden en overdekte zwembaden. De particuliere sector blijft actief vanuit 2 invalshoeken: enerzijds de realisatie van clubgebonden, eerder gemakkelijk te realiseren sportvoorzieningen, anderzijds de bouw van commercieel georiënteerde accommodaties. Door in te spelen op nieuwe voorzieningen, vooral gericht op individuele sportvormen, wordt getracht om de individuele sportieve recreant aan te spreken die ook bereid is hogere lidgelden en tarieven te betalen. Op diverse plaatsen worden dan ook squashcentra, klimhallen, bowlingbanen en fitnesscentra gebouwd. De commerciële projecten die zich richtten tot het traditionele sportclubgebonden milieu of tot de recreatieve zwembadsector, kenden namelijk doorgaans geen succes wegens de te lage tarieven die de gebruikers ervan wensen te betalen. Het sportinfrastructuurbeleid vanwege de Vlaamse overheid werd ondersteund vanuit 2 invalshoeken: 1. De subsidiëring van bovenlokale sportaccommodaties en van topsport-infrastructuur Tussen 1990 (afschaffing van de subsidiëring voor sportinfrastructuur van lokale en provinciale besturen) en 2000 bestond er vanwege de Vlaamse overheid geen directe financiële ondersteuning voor de bouw van sportinfrastructuur. Zeer uitzonderlijk werden via kredieten van Buitenlands Beleid, beheerd door de toenmalige minister-president van de Vlaamse regering, enkele topsportaccommodaties gesubsidieerd, o.a. het Jan Breydelstadion te Brugge en Topsporthal Vlaanderen te Gent. In 2001 werd op de begroting van de cel Sport van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap opnieuw een beperkt subsidiebedrag ingeschreven voor de ondersteuning van bovenlokale sportaccommodaties. Namelijk : 2001: 1.239.467,62 euro 2002: 1.276.000,00 euro 2003: 1.295.000,00 euro 2004: 444.000,00 euro 2005: 451.000,00 euro 2006: 459.000,00 euro Bovendien werden in 2003 en 2004 via het Financieringsfonds voor Eenmalige Uitgaven (FFEU) van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap specifieke kredieten toegekend voor de ondersteuning van sportaccommodaties van regionaal belang en topsportinfrastructuur. Deze middelen (7,25 miljoen euro in 2003 en 3,57 miljoen euro in 2004) werden niet meer voorzien in 2005 en 2006. 2. De uitbouw van de Bloso-centra In 1991 (start van de VOI Commissariaat-generaal Bloso) beschikte het Bloso over 23 eigen centra + 9 gehuurde centra, met een haast onoverzichtelijk en weinig gestructureerd potentieel aan mogelijkheden, gaande van zeer lokaal tot internationaal gebruiksniveau. Bovendien verkeerde een groot gedeelte van deze accommodaties in een versleten of verouderde toestand wegens het gebrek aan middelen en de steeds wisselende keuzes voor de aanwending ervan. In 1991 werd een eerste beperkte rationalisering doorgevoerd door de exploitatie van de buitenlandse centra te Menaggio (Italië) en Obertauern (Oostenrijk) stop te zetten Vervolgens werd in 1992 de exploitatie beëindigd van de gehuurde centra en van de Bloso-centra in Brasschaat en Oostende. Eind 1995 werden de beleidsprincipes in verband met de Bloso-centra duidelijk gedefinieerd in de vorm van specifieke opdrachten en criteria. Rekening houdend met de resultaten van een externe audit en van een extern behoefteonderzoek naar sportend en niet-sportend Vlaanderen, kwam het Strategisch Plan voor Sportend Vlaanderen tot stand. Eén van de krachtlijnen van dit door de Vlaamse regering goedgekeurd Strategisch Plan was de optimalisering van de Bloso-centra inzake infrastructuur, bezetting en personeel, waarbij de financiële middelen werden geconcentreerd op een beperkt aantal Bloso-centra met een boven-lokale uitstraling. In dit Strategisch Plan werden aldus 11 prioritaire Bloso-centra weerhouden. Deze werden ingedeeld in provinciale en specifieke centra : Provinciale centra: Herentals Genk Gent Hofstade-Zemst Brugge Specifieke centra: Willebroek-Hazewinkel Hasselt Oordegem Blankenberge Nieuwpoort Woumen Twee Bloso-centra werden in een zgn. schemerzone geplaatst 129

(Liedekerke en Waregem): hierover werd door de Vlaamse regering geen uitsluitsel gegeven. Nadien besliste de toenmalige minister L. Martens om Waregem als een prioritair Bloso-centrum te beschouwen. Aangezien geen valabele kandidaten voor de overdracht van het Bloso-centrum te Liedekerke werden gevonden besliste het Bloso in 2002 om dit centrum als een prioritair Bloso-centrum te beschouwen. 8 Bloso-centra werden als niet meer prioritair beschouwd. De meeste werden aan lokale of regionale besturen overgedragen. Voor de 13 overblijvende Bloso-centra werd een Beleidsplan prioritaire Bloso-centra opgesteld. Op vraag van de Vlaamse regering voor een maximale exploitatie van de overblijvende centra en de financiële consequenties voor de komende jaren werd in dit beleidsplan uitgegaan van een vijfjarenplan 1998-2002, te realiseren vanaf 1999 tot en met 2003. Hierin werd o.m. per Bloso-centrum een prioriteitenlijst van infrastructuur-investeringen vooropgesteld. Voor de uitvoering van dit investeringsplan was vanaf 1999 een jaarlijks bedrag noodzakelijk van 183,2 miljoen BEF, exclusief de investeringen voor de modernisering van de Bloso-centra te Liedekerke en Waregem en exclusief indexeringen. Alhoewel er door de Vlaamse regering toezeggingen werden gedaan over het ter beschikking stellen van deze kredieten, én de financiële middelen vanaf 2000 ook effectief een weinig werden verhoogd, bereikten zij nooit de vooropgestelde 183,2 miljoen BEF. Bij gebrek aan kredieten kon het voor 1999-2003 voorziene investeringsprogramma in de Bloso-centra derhalve niet binnen de voorziene termijn worden uitgevoerd. Met uitzondering van een relatief klein aantal werken die vooral omwille van stedenbouwkundige redenen niet konden gerealiseerd worden (zonevreemde situering van de beoogde voorzieningen) of waarvan de behoeften inmiddels op een andere wijze werden ingevuld, kan worden gesteld dat in 2006 de in 1998 vooropgestelde vijfjarenplanning 1999-2003 inzake de uitbouw van de Bloso-centra zal worden gefinaliseerd. De realisatie van het vijfjarenplan duurde dus in feite 8 jaar. Via samenwerkingsovereenkomsten met andere openbare besturen en privé-organisaties konden ook meerdere projecten in de Bloso-centra worden gerealiseerd onder de vorm van een gedeelde financiële inbreng. Het Bloso was hiermee trendsetter voor andere soortgelijke samenwerkingsverbanden in de sportsector. In totaal werden in de laatste 8 jaar voor ruim 600 miljoen BEF. extra middelen geregenereerd, maar dienden soms ook toegevingen te worden gedaan inzake de programmatie van accommodaties die in het oorspronkelijk 5-jarenplan niet waren opgenomen. Hoe dan ook werden in deze periode de accommodaties in de meeste Bloso-centra sterk verbeterd. Bloso-centra zoals te Herentals, Gent, Genk, Oordegem, Woumen en weldra ook te Blankenberge, zijn ingrijpend gemoderniseerd en gerenoveerd. In het Vlaams sportlandschap vormen zij hoe langer hoe meer een begrip en vervullen zij een voorbeeldfunctie. Desondanks blijven er probleemcentra waarin bij gebrek aan middelen of omwille van externe problemen (stedenbouw, discussies met de natuursector, enz.) de infrastructuur in zijn totaliteit of sommige belangrijke deelaccommodaties niet meer aangepast zijn aan de actuele (sport-) behoeften. Dit is o.m. het geval in Hofstade, Nieuwpoort, Brugge, Waregem en Willebroek. 4. Te verwachten tendensen De toekomsttendensen inzake sportinfrastructuur zijn in belangrijke mate afhankelijk van de te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de sport en de sportieve recreatie. Specifiek inzake clubgebonden accommodaties kan gesteld worden dat de traditionele sportsector hoe langer hoe meer zal geconfronteerd worden met: een nood aan specifieke accommodaties omwille van de evolutie van de sportbeoefening en de steeds verder gaande eisen van de sportwereld zelf (kunstgras in hockey en voetbal, gymnastiekhallen, steeds hogere sportzalen, kunststofatletiekaccommodaties, enz.); steeds hogere investeringsprijzen; een dalend enthousiasme van de sportwereld tot zelfwerkzaamheid; specifieke veiligheidsinfrastructuurvereisten, vooral bij topsportmanifestaties; organisatorische en beheersmatige (infrastructuur)aspecten. Bovendien wordt een verdere toename verwacht van diverse vormen van individuele sportbeoefening, zowel indoor als outdoor (inclusief de bestendiging van avontuurlijke recreatievormen), kaderend in een globale wellnesscultuur. Meer specifiek kunnen de verwachtingen inzake sportaccommodaties als volgt worden ingeschat: 1. Indoorsportaccommodaties 1. De huidige tekorten in Vlaanderen inzake traditionele sporthallen kunnen geraamd worden op 200 à 230 middelgrote sporthallen (van ± 1000m² netto-sporthaloppervlakte). 2. Tal van bestaande indoorsportaccommodaties (vooral sportlokalen, maar ook sporthallen) zijn meer dan 25 jaar oud. Niet alleen zijn een aantal deelvoorzieningen (sportvloeren, technische installaties, daken, enz.) aan renovatie toe, maar bovendien is het comfort van vooral sportlokalen minimaal (geen of weinig sanitair, geen of onvoldoende ventilatie, slechte verlichting, afwezigheid van sportvloer, enz.). 3. De bouw van meer specifieke, op de beoefening van één enkele sporttak afgestemde binnensportaccommodaties (bijvoorbeeld gymnastiekhallen, basketbalhallen, enz.). Vooral bij topsportaccommodaties en commercieel opgevatte indoorsportvoorzieningen, is een schaalvergroting (zowel geografisch als inhoudelijk) te verwachten. Hierbij zal zowel de nadruk worden gelegd op het aanbieden van een globaal wellnessaanbod, als op een weloverwogen combinatie met een aangepaste horecabedrijvigheid, winkelcentrum, hotel, woongelegenheden, enz. Eén van 130 Sportbeleid in Vlaanderen Volume I: Trends, visies, cases en cijfers

de kritische succesfactoren bij de uitbouw van dergelijke centra, vormt de inplantingsplaats. 2. Zwembaden De nood aan nieuwe overdekte zwembaden in Vlaanderen is beperkt. In totaal is er, verspreid over een aantal achtergebleven regio s, nog een behoefte aan een 13-tal supplementair overdekte zwembaden. Vooral de renovatietendens van de laatste jaren van overdekte en openlucht zwembaden zal zich ook in de nabije toekomst verder zetten. Afhankelijk van de uitbatingsformule kan deze renovatie gepaard gaan met de uitbouw van vooral watergebonden wellnessvoorzieningen. Een uitbreiding met andere sport-en recreatievormen valt evenwel niet uit te sluiten. len alle 13 Bloso-centra op een optimale wijze uitgebouwd zijn en zullen zij de regionale en Vlaamse uitstraling bezitten die bij de oprichting ervan werd beoogd. 5. Investerings- en uitbatingswijze Meer dan in het verleden worden voor de toekomstige realisatie van sportaccommodaties diverse samenwerkingsvormen verwacht, hetzij publiek-publiek, hetzij publiek-privaat. Ook inzake exploitatie zal meer aandacht worden geschonken aan gemengde formules, waarbij de sterke punten van de verschillende belanghebbenden optimaal zullen aangewend worden. Zoals bij overdekte zwembaden zal bij openlucht zwembaden nog grondiger de effectieve haalbaarheid van grote renovatieen nieuwbouwprojecten dienen onderzocht te worden. Rekening houdend met maatschappelijke evoluties zijn uit planningsoogpunt, openluchtzwembaden slechts verantwoord in grotere steden of in de directe omgeving ervan, eventueel aansluitend op een overdekt zwembad en/of op andere accommodaties. Inzake het concept dient resoluut geopteerd te worden voor een overwegend recreatief publiek, met speciale aandacht voor randaccommodaties en omgevingsaanleg. 3. Openlucht sportaccommodaties Momenteel bestaan reeds uitgesproken behoeften inzake ruimte- en milieugelieerde openluchtsportruimten (golf, natuursporten, moto-en autocross, enz.). Het inlossen van deze noden zal in de toekomst een knelpunt blijven. Specifiek inzake traditionele sporttakken (tennis, voetbal, atletiek, enz.) worden in de eerstvolgende jaren weinig uitgesproken nieuwe sportaccommodaties verwacht. Wél zullen nieuwe, gegroepeerd ingeplante velden worden aangelegd, ter vervanging van zonevreemde inplantingen. Ook zullen bestaande terreinen gerenoveerd en degelijk heraangelegd worden, waarbij ook nieuwe materialen (o.a. kunstgras voor voetbalterreinen) zullen aangewend worden. Het concept sportpark zal verder worden ontwikkeld. Aandacht zal bovendien gaan naar wijkgebonden, polyvalente en inzake concept aantrekkelijke kleinere sportvelden, hetzij door aanpassing van schoolse accommodaties, hetzij door de aanleg van nieuwe terreinen. 4. Bloso-centra Voor de uitbouw van de Bloso-centra werd voor de eerstvolgende 8 jaar (2007-2014) een nieuw investeringsprogramma opgemaakt, rekening houdend met: de kerntaken van de Bloso-centra een maximale exploitatie een permanent onderhoud wijzigende sporttendensen (bijv. inzake topsportscholen, de aanleg van een publieke golf, enz.) mogelijkheden tot samenwerking met externe partners. Indien het Bloso erin slaagt om dit 8-jarenplan te realiseren zul- 131