Tweede Kamer der Staten-Generaal



Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 20 december 2007 over het wapenexportbeleid.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Aan: de Minister-President de Minister van Defensie de Minister van Buitenlandse Zaken. Van: Coördinator Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

TRANSATLANTIC TRENDS 2004 NETHERLANDS

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

BIJLAGE. bij. Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Faculteit der Rechtsgeleerdheid Amsterdam Center for International Law Postbus BA Amsterdam

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Instelling expertgroep voor vraagstuk politieke steun bij interstatelijk geweld en humanitaire interventie

REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE DEFENSIE GENEESKUNDIGE ZORG Per 1 januari 2016

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

TRANSATLANTIC TRENDS - NETHERLANDS

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

*** ONTWERPAANBEVELING

Come home or go global, stupid

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Voorzitter van de Adviesraad Internationale Vraagstukken De heer Mr. F. Korthals Altes Postbus EB Den Haag. Den Haag, november 2004

Toekomst missie Uruzgan ( )

Datum 8 mei 2018 Betreft Beantwoording vragen van het lid Karabulut over het uitzetten van twee Russische inlichtingenmedewerkers

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Regels inzake de inrichting van het landelijke gebied (Wet inrichting landelijk gebied)

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 7 januari 2009 (09.01) (OR. fr) 17438/1/08 REV 1 ATO 133

Tweede Kamer der Staten-Generaal

7 november Onderzoek: Wapenindustrie

Ank Bijleveld-Schouten

HOW TO GET RID OF THE BOMB IN 5 STEPS. Praktische voorstellen voor Kamerleden om Nederland kernwapenvrij te maken

De EU-lijst van personen, groepen en entiteiten waarvoor specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme gelden

Tweede Kamer der Staten Generaal

ONTWERP VAN MEMORIE VAN TOELICHTING

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

1red , NOS, Gesprek met de minister-president, Ned.2, uur

Voor de delegaties gaan hierbij de conclusies van de Raad over Iran, die op 4 februari 2019 door de Raad zijn aangenomen.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

BIJLAGEN. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

Samenvatting Geschiedenis Koude oorlog h1 en h2

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 18 oktober 2016 Betreft Beantwoording vragen over geheime beïnvloedingsoperaties door Rusland

HAAGSE VERKLARING INZAKE GEMEENSCHAPPELIJKE PERSPECTIEVEN:

DE EUROPESE GEMEENSCHAP (hierna "de Gemeenschap" te noemen) enerzijds, en

Lijst van vragen en antwoorden

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Tweede Kamer der Staten-Generaal

vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

vaste commissie voor Buitenlandse Zaken

INTERNATIONAAL COMITÉ TER BJSVOEDERING VAN DE HANDEL. S_a menvatting

Datum 21 mei 2015 Betreft Beantwoording vragen over de aanwijzing Extern optreden in relatie tot de vrijheid van meningsuiting

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

Datum 14 februari 2018 Betreft Beantwoording feitelijke vragen inzake de ontwikkelingen in de bilaterale relatie met Turkije

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 april 2002 (02.05) (OR. en) 8318/02 LIMITE PROCIV 16 FSTR 3

5. Protocol tot vaststelling van het statuut van de. Europese Investeringsbank

Tweede Kamer der Staten-Generaal

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 100

*** ONTWERPAANBEVELING

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

12756/1/16 REV 1 pro/van/ev 1 DG C 1

18475/11 las/gra/fb 1 DG H 2A

2013D25064 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

KOUDE OORLOG. Opgavenblad

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Bijlage I - Conceptbrief aan de Europese Commissie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

2018D22525 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

- een bijgewerkte lijst van landen die onderworpen zijn aan een EU-embargo op de uitvoer van wapens (bijlage I);

VERORDENING PARTICIPATIE SCHOOLGAANDE KINDEREN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE BORSELE 2012

452 ( ) Nr juli 2015 ( ) ingediend op. Ontwerp van decreet

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Datum 4 juli 2016 Betreft Kabinetsreactie op moties ingediend bij het debat over het burgerinitiatief Teken tegen kernwapens"

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

BS Kamervragen over het uitdelen van korans in Afghanistan. Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de volgende vragen:

Stuk 1966 ( ) Nr. 1. Zitting november 2008 ONTWERP VAN DECREET

XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2005

Datum 9 december 2013 Betreft Kamervraag/vragen van het lid Klaver over investeringen van financiele instellingen in kernwapens

College voor geschillen medezeggenschap defensie

PUBLIC 9334/16 1 DG C LIMITE NL. Raad van de Europese Unie Brussel, 2 juni 2016 (OR. en) 9334/16 LIMITE PV/CONS 26 RELEX 424. ONTWERPNOTULEN Betreft:

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Datum Antwoorden op schriftelijke vragen naar aanleiding van het stopzetten van de uitbesteding van de cateringdiensten bij Defensie

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Zitting 1980-1981 Rijksbegroting voor het jaar 1981 16400 Hoofdstuk V Departement van Buitenlandse Zaken Hoofdstuk X Departement van Defensie (NAVO-deel) Nr. 20 VERSLAG Vastgesteld 21 oktober 1980 De vaste Commissies voor Buitenlandse Zaken 1 en voor Defensie 2 ontvangen gaarne, ter voorbereiding van de openbare beraadslaging over de z.g. NAVO-delen van die beide hoofdstukken, antwoord op de navolgende vragen, gerangschikt onder verwijzing naar de bladzijden van de memorie van toelichting waaropzij betrekking hebben. HOOFDSTUK V (BUITENLANDSE ZAKEN) Blz.2 1 Kan de Regering een evaluatie geven van de Oost-West-betrekkingen in verband met de recente ontwikkelingen in Polen? ' Samenstelling: Portheine (VVD), Mommersteeg (CDA), Van Thijn (PvdA), Van Rossum (SGP), Wolff (CPN), Dankert (PvdA), Van der Stoel (PvdA), Roethof (PvdA), Scholten (CDA), ondervoorzitter, Ter Beek (PvdA), voorzitter, Ploeg (VVD), Waltmans (PPR), Patijn (PvdA), Meijer (PvdA), Van den Broek (CDA), J. de Boer (CDA), Brinkhorst (D'66), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), Van der Linden (CDA), Lubbers (CDA), Bolkestein (VVD), Blaauw(VVD) 2 Samenstelling: Wolff (CPN), Van der Stoel (PvdA), De Beer (VVD), Van Dis (SGP), Ter Beek (PvdA), Wisselink (CDA), Keja (VVD), Ploeg (VVD), ondervoorzitter, Kombrink (PvdA), Waltmans (PPR), De Vries (PvdA), voorzitter, De Kwaadsteniet (CDA), Stemerdink (PvdA), J. de Boer (CDA), Brinkhorst (D'66), Gualthérie van Weezel (CDA), Van den Bergh (PvdA), De Hamer (PvdA), Korte-van Hemel (CDA), Frinking (CDA), Blaauw (VVD), Wuthrich-van Vlist (PvdA), Couprie (CDA) Kunt u de zinsnede «deze kritische opstelling zal evenwel nimmer de basis van solidariteit inzake de wezenlijke vraagstukken die de Atlantische democratieën bindt, mogen aantasten» toelichten? Zijn alle democratieën zich bewust van het feit, dat men zich moet aaneensluiten? Hoe komt dat tot uiting? Tot welke conclusies heeft de herbezinning op de perspectieven van de ontspanningspolitiek naar aanleiding van de gebeurtenissen in Afghanistan geleid? Welke andere dan verbale steun geeft de Regering aan «het streven van het Afghaanse volk naar vrijheid»? 6 Welke betekenis kent de Regering toe aan het verdrag tussen de Sovjet- Unie en Afghanistan? 3 vel Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk V en X, nr. 20 1

Blz.3 7 Waarom dient de rol van Europa in de wereld zich te beperken tot een economisch-politieke samenwerking? Sluit dat een verder gaande samenwerking op het gebied van buitenlandse politiek en defensie uit? 8 In hoeverre zijn de VS zich op hun beurt bewust van het essentiële belang van vriendschappelijke betrekkingen en brengen zij dit tot uitdrukking door middel van consultaties in de verschillende samenwerkingsverbanden? 9 Welke druk oefent Nederland uit om de VS te bewegen SALT II te ratificeren? Blz. 7 10 Is de Regering bereid om ten aanzien van het uitstel van de ratificatie van het SALT-ll-verdrag te interveniëren bij de Verenigde Staten in de geest zoals hier verwoord? 11 Wanneer kunnen resultaten van de vier werkgroepen van de CD worden tegemoetgezien? 12 Op welke wijze wordt een onderzoek ingesteld naar de grond van waarheid van de geruchten over gebruik van chemische wapens? Blz. 8 13 Op welke onderwerpen hebben de komende twee rapporten van de Adviescommissie inzake Vraagstukken van Ontwapening en Internationale Veiligheid en Vrede betrekking? 14 Wat is het oordeel van de Regering over de rapporten van de Adviescorrv missie inzake Vraagstukken van Ontwapening en Internationale Veiligheid en Vrede? Heeft de Regering de conclusies bij haar overwegingen betrokken? Zo ja, op welke wijze? 15 Welke is de stand van zaken betreffende een verdrag dat voorziet in een verbod van produktie, opslag en gebruik van radiologische wapens? 16 Welke zijn de resultaten van de tweede zitting van de Conferentie van de VN inzake een verbod of een beperking van het gebruik van bepaalde conventionele wapens die buitensporig leed veroorzaken of een niet-onderscheidende werking hebben? 17 Kan de Regering een overzicht geven van de stand van zaken betreffende de Indische Oceaan als vredeszone, zoals van belang binnen de betreffende VN-ad hoe-commissie? Tot welke concrete resultaten is de VN-ad hoc-commissie gekomen? Welke voorstellen zijn door Nederland (mede) gedaan? 18 Was niet juist de relatieve eenstemmigheid waarmee het Russische beleid inzake Afghanistan werd afgekeurd een opmerkelijke verrassing? Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk V en X, nr. 20 2

Blz.9 19 Aan welke criteria denkt de Regering, als zij zich afvraagt, of de Nederlandse deelname aan UNIFILna 1980 wenselijk is? 20 Wanneer is de volgende conferentie met de overige troepenleverende landen? 21 Om welke redenen werden Frankrijk en China in de opsomming in de zesde alinea weggelaten? 22 Wat bedoelt de Regering met de aanduiding «waar verantwoord» als zij spreekt over het inrichten van kernwapenvrije zones? Blz. 71 23 Betekent het feit dat de Regering de bezetting van Afghanistan centraal stelt in de beschouwing over de Oost-Westverhouding dat zij andere kwesties, zoals niet-goedkeuring van SALT II, de Amerikaanse gijzeling in Iran of de voortgaande modernisering van kernwapens, van minder betekenis acht voor de Oost-Westverhouding? 24 Hoe verhoudt de eerste zin van de derde alinea («een dergelijke ontwikkeling zal, indien die zich zou voortzetten, ver strekkende gevolgen hebben voor de toekomst van de ontspanning...») zich tot de tweede zin van de laatste alinea («de Regering is daarom van mening dat slechts een terugkeer naar zekere fundamentele uitgangsposities de voorwaarden kan scheppen waarop met enige kans van slagen verder gebouwd kan worden aan ontspanning.»)? 25 Hoe verhoudt de uitspraak dat de ontspanning in geografische en functionele zin ondeelbaar is zich tot de wens om in het kader van de CVSE-bijeenkomst in Madrid nieuwe initiatieven te nemen om de ontspanning te verbreden en te verdiepen? Volgt hieruit niet dat de ontspanning in feite wel deelbaaris? 26 Wat wil het zeggen dat de ontspanning niet onomkeerbaar is? 27 Geldt de uitspraak «Een land dat er niet voor terugdeinst zijn militaire middelen in te zetten in één deel van de wereld, kan er niet aanspraak maken op in een andere regio als een betrouwbare partner te worden aanvaard» ook voor een bondgenoot van Nederland, zoals de VS? 28 Wanneer zal de Sovjet-Unie van een olie-exporteur olie-importeur geworden zijn (zulks gezien het in de toelichting genoemde opschuiven van de USSR in het Nabije Oosten)? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 3

Blz. 12 29 Hoe ziet de Regering de verhouding tussen de z.g. associated measures, van Westelijke zijde voorgesteld in het kader van de MBFR-onderhandelingen, en het streven naar afspraken in het raam van de CVSE over de totstandkoming van een pakket betekenisvolle vertrouwenwekkende maatregelen? Blz. 13 30 Kan de Regering een overzicht geven van de Westelijke respectievelijk Oostelijke voorstellen die sinds december 1979 in het kader van de MBFR zijn ingediend? 31 Waar zitten volgens de Regering op dit moment de onevenwichtigheden op conventioneel gebied? 32 Welke wapensystemen vindt de Regering bij uitstek defensief? Acht de Regering mogelijkheden aanwezig het defensieve karakter van de NAVO-strijdkrachten te accentueren? Zo ja, welke gevolgen heeft dat voor bij voorbeeld de beoordeling van het tankoverwicht van de Sovjet-Unie? 33 Denkt de Regering aan concrete voorstellen waar zij stelt dat de inspanningen ter bevordering van een zo goed mogelijke bondgenootschappelijke consultatie worden voortgezet? Blz. 14 34 Kan de Regering haar beschouwingen in verband met de modernisering van middellange-afstandskernwapens actualiseren, met inbegrip van de recente ontwikkelingen in België? 35 Is de moderniseringsbeslissing van de NAVO noodzakelijk geworden als gevolg van de SS-20-raket en de Backfire-bommenwerper, dan wel op grond van de algemene moderniseringstrend in de Sovjet-Unie? 36 Wordt volgens de Regering door het Amerikaanse besluit (Presidentiële Richtlijn) tot een «counter force strategy» een van de essentiële beginselen inzake de modernisering van kernwapens, nl. geen grotere rol van de kernwapens, negatief beïnvloed? 37 Welke 1000 kernladingen zijn uit Europa teruggetrokken? Bij welk wapensysteem horen de kernladingen? 38 Welke wapensystemen deelt de Regering in de laatste alinea in bij «korte afstand» en welke bij «langere afstand»? 39 Welke resultaten zijn er sinds december 1979 geboekt bij hetwapenbeheersingsoverleg? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 4

40 Welke problemen zouden zich op het gebied van de korte-afstandswapens voordoen? Hoe luidt de studie-opdracht ter zake van het genoemde onderzoek en hoe staat het met de voortgang daarvan? Blz. 15 41 Hoe verhoudt zich de uitspraak dat de ontwikkeling in de krachtsverhouding tussen Oost en West zorgwekkend is met de recente uitspraak van minister Muskie, dat de Verenigde Staten <sterkerzijn dan de Sovjet-Unie»? Heeft deze uitspraak alleen betrekking op Europa of op alle bondgenoten gezamenlijk? Blz. 20 42 Aan welke actuele en toekomstige accentverschuivingen denkt de Regering in het kader van de Europees-Amerikaanse verhouding? 43 Sluit het feit dat voor de Amerikaanse nucleaire bescherming geen verantwoord alternatief denkbaar is een intensivering van de militaire en buitenlands-politieke samenwerking in Europees verband uit? 44 Moet uit de vijfde alinea worden afgeleid dat de Regering een voorrang toekent aan Atlantische samenwerking boven de samenwerking in het kader van de EPS? 45 Geldt de uitspraak dat de noodzaak van Westelijke eenheid dient te prevaleren ten aanzien van het veiligheids- en ontspanningsbeleid ook met betrekking tot probleemgebieden buiten Europa? 46 Aan welke concrete vorm denkt de Regering met betrekking tot een verdieping van het overleg tussen de Europese en transatlantische partners? 47 Kan de Regering een nadere aanduiding geven van wat zij onder historisch-politieke constanten verstaat? Blz. 21 48 Kunt u toelichten aan welke bedragen u denkt als u stelt dat Europa een groter deel van de financiële last moet gaan dragen in het bijzonder wat betreft de verdediging in NAVO-verband? 49 Hoe verhoudt zich de uitspraak in de memorie van toelichting: «Een Europa dat zijn eigen identiteit meer wil doen gelden en een groter aandeel opeist in de Westelijke besluitvorming zal uiteraard tevens bereid moeten zijn een groter deel te dragen van de materiële last die zovele jaren Amerika torste, wil het aan zijn wens naar meer gezag en invloed een werkelijke betekenisvolle inhoud kunnen geven», tot het besluit van het kabinet om het komendejaarde aan de NAVO-topconferentie in Washington in mei 1978 toegezegde reële groei van de defensie-uitgaven met 3 % per jaar terug te brengentot1,8%? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 5

50 Aan welke elementen denkt de Regering, wanneer zij spreekt over een «vertrouwensvol samenspel in de natuurlijke verbondenheid tussen Europa en Amerika»? 51 Wat zijn de cijfermatige verhoudingen van de financiële inspanningen met betrekking tot defensie sinds 1975, gezien in het licht van de verschillende inflatiepercentages? Blz. 35 52 Welke concrete ideeën heeft de Regering met betrekking tot een intensivering van het overleg in het kader van de Negen en dat met de VS? Zijn de VS van hun kant bereid tot een intensivering van het overleg in het kader van de Negen? 53 Blijft de Minister bij zijn oordeel (Handelingen Tweede Kamer, 29 juni 1980, blz. 5647) dat het voor toetreding van Spanje tot de NAVO een essentiële voorwaarde is dat dit de duidelijke wens is van de overgrote meerderheid van het Spaanse volk? Kan hij ermee instemmen, dat, gezien het verzet tegen deze gedachte van een sterke oppositie, aan de door hem geformuleerde voorwaarden thans geenszins is voldaan? HOOFDSTUK X (DEFENSIE) Blz. 3 54 Kan inzicht gegeven worden in de uitvoering door Nederland en de andere geallieerde landen van de in mei 1978 in NAVO-verband vastgestelde ministeriële richtlijn met betrekking tot de overeengekomen 3%-groeinorm en de verdeling hiervan over begrotings- en planningscategorieën? 55 Kan de Minister mededelen welk standpunt de bondgenoten, alsmede de NAVO als organisatie innemen ten aanzien van het voornemen om de overeengekomen reële groei van 3% voor het jaar 1981 te verminderen tot 1 1 /2%? Blz. 5 56 Wat is de bedoeling van de in het midden der pagina gememoreerde consultaties over Afghanistan en Iran? Komen naast de algemene politieke situatie in dat gebied, voor zover van belang voor de veiligheid van het bondgenootschap en de eventueel in dat verband binnen het bondgenootschap te nemen voorzorgsmaatregelen, daarin ook nog de niet in bondgenootschappelijk verband te nemen tegenmaatregelen aan de orde, die afzonderlijke landen in dat kader menen te moeten nemen? Blz. 6 57 Hoe staat het in verband met de «essential equivalence» met de kwetsbaarheid van de Sovjet-systemen, die meer ICBM's hebben en minder kernwapens op onderzeeërs en vliegtuigen? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 6

58 Op welke wijze draagt de invoering van «air launched cruise missiles» bij tot het behoud van een toestand van essentiële equivalentie gezien het gevaar dat de USSR over enkele jaren met een naar verhouding gering deel van haar zware ICBM's alle VS-landintercontinentale raketten zou kunnen uitschakelen? Welke kans is er dat het nemen van dit soort wederzijdse maatregelen het gevaar van de «pre-emptive attack» vergroot? 59 Betekent het gestelde dat «de Sovjet-Unie over enkele jaren met een naar verhouding klein deel van haar zware ICBM's alle Amerikaanse op het land geplaatste intercontinentale raketten zal kunnen uitschakelen» dat er een breuk ontstaat in de toestand van wezenlijke gelijkwaardigheid? Op basis van welke gegevens wordt in de VS aangenomen dat de SU over enkele jaren meteen naarverhouding gering deel van haarzware ICBM's alle Amerikaanse op het land geplaatste intercontinentale raketten zal kunnen uitschakelen? Hoeveel strategische kernwapens (ter zee en in de lucht) houden de VS in een dergelijk geval over? 60 Zij de ontwikkelingen in de SU strijdig met het SALT-ll-verdrag? Zo nee, waarom niet? 61 Op welke wijze zijn de percentages van de groei van de Russische defensie-uitgaven vastgesteld? Wat is het oordeel van de Regering over de onlangs in de VS verschenen publikaties (Herald Tribune van 21 augustus), waarin de toeneming van de jaarlijkse groei van de USSR-defensie-inspanning in twijfel werd getrokken? 62 Op welke wijze en aan de hand van welke criteria worden de aan het Warschaupact toegeschreven kwalitatieve verbeteringen precies vastgesteld? Blz.7 63 Hoe verhoudt zich het tempo van modernisering van de Nederlandse krijgsmacht sinds 1974 tot dat van het Warschaupact? Hoe dat van de andere bondgenoten sinds 1974 tot dat van Nederland? Zijn de Nederlandse strijdkrachten kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot het Warschaupact achteruitgegaan? Zo ja, in welke sectoren? 64 Hoe verhoudt zich het programma voor scheepsvernieuwing van de NAVO tot dat van het WP? Welke plaats neemt Nederland daarin in? 65 Kan een overzicht over de laatste 10 jaar verstrekt worden betreffende vervangingsnieuwbouw, aanvullingsnieuwbouw en vernieuwbouw (bij voorbeeld mid-life) van de vloten van de Sovjet-Unie en de NAVO? 66 Beschikken de VS over een zuiver defensieve of een meer offensief gerichte marine? 67 Kan het aantal oppervlakteschepen (van 200 naar 275) worden uitgesplitst naar categorie en taakstelling? 68 Welke percentage van de Sovjet-vloot en de NAVO-vloot met inbegrip van de VS bevindt zich gewoonlijk op zee? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 hoofdstuk V en X, nr. 20 7

69 Wat betekent het dat de «vloot van de Sovjet-Unie nu al over de hele wereld kan optreden»? 70 Over hoeveel onderzeeboten met nucleaire raketten beschikt de Sovjet- Unie? 71 Welke criteria hanteert de Regering bij de vaststelling van de conventionele krachtsverhoudingen tussen Warschaupact en NAVO? 72 Kan de Minister een overzicht geven van de steunpunten waarover de Sovjet-Unie beschikt bij bevriende landen? Welke steunpunten heeft ze de laatste jaren verloren? Blz.8 73 Welke toezeggingen heeft Nederland in mei 1980 in de NAVO-ministerraad in het kader van de LTDP-prioriteitenstelling gedaan naast het op een vroeger tijdstip ter beschikking stellen van opvangfaciliteiten voor versterkingen uit de VS? Betreft dit reeds extra belastingen voor de begrotingen 1980 en 1981? Welke? 74 Kan de Minister nadere bijzonderheden geven omtrent de nieuw te formeren Standing Naval Force? Welke bondgenoten nemen eraan deel? Op welke wijze zal de «force» worden samengesteld en voor welk gebied zal de nieuwe Stanavfor worden ingezet? 75 Wat is het doel van de oprichting van een nieuwe Standing Naval Force: meer schepen van NAVO-landen in hun totaliteit op zee brengen of wel meer schepen tegelijk onder feitelijk NAVO-commando te hebben? Als het dat laatste is, bestaat dan ook de mogelijkheid om in plaats van een extra multilateraal smaldeel een aantal van de reeds aanwezige nationale scheepsformaties al in vredestijd onder feitelijk NAVO-commando te brengen? 76 Hoe is precies de afweging voor de Regering tussen de verplaatsing van Amerikaanse schepen naar de Perzische Golf en het geven van een duidelijk signaal naar de Sovjet-Unie bij haar initiatief om een nieuwe Standing Naval Force te vormen? 77 Welke modellen staan de bewindsman ten aanzien van STANAV FORLANT voor ogen? 78 Betekent het in de eerste zin gestelde dat een zekere achterstand wel aanvaardbaar wordt geacht door de NAVO-bondgenoten? Hoe valt zulks te rijmen met de evenwichtsgedachte? Blz.9 79 Op welke basis (charter of vordering) zullen de - ook door Nederland ter beschikking te stellen - civiele schepen en vliegtuigen ter beschikking worden gesteld? 80 Welke gevolgen heeft dit voor het betreffende personeel? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 8

81 Welke regeling is ontwikkeld met betrekking tot de Nederlandse zeggenschap over de inzet ervan nadat alle jachtvliegsquadrons de «command forces»-status hebben gekregen? Wanneer gaat deze status voor de betreffende squadrons in? 82 Zal de verlenging van de periode van zes jaar van het NAVO-planningsysteem ertoe kunnen leiden, dat de technologische ontwikkelingen in de onderscheiden NAVO-landen in het systeem worden opgenomen? Hoe kan het Nederlandse parlement daarbij zijn eigen verantwoordelijkheid tot uitdrukking brengen? 83 Hoe valt de behoefte aan een systeem van lange-termijnplanning dat ver-. der reikt dan het huidige NAVO-planningsysteem te rijmen met de omstandigheid dat de internationale situatie steeds aanleiding geeft tot een herziening c.q. versnelde uitvoering van bepaalde plannen? 84 Op welke wijze kan in een aangepast lange-termijnplanningsysteem, zoals voorgestaan, voldoende ruimte worden ingepast voor een wapenbeheersingsbeleid? 85 Wat wordt verstaan onder het begrip ofgewogen proces van bewapening»? Waarom worden niet meer de gangbare termen «wapenbeheersing en ontwapening», maar «wapenbeheersing en wapenbeperking» gehanteerd? Blz. 10 86 Hoe wordt de verhouding tussen de wapenbeheersingscoördinator op het Ministerie van Defensie en de betreffende instantie op het Ministerie van Buitenlandse Zaken geregeld? Welke Minister is primair verantwoordelijk? 87 Gaat de Regering voortaan systematischer z.g. «armscontroll-impact-statements» maken? Zo ja, welk ministerie zal daarvoor de eerste verantwoordelijkheid dragen en welke criteria zullen worden aangelegd? 88 Wat wordt bedoeld met de zin: «organisatorische verbijzondering van de wapenbeheersingscomponent in het beleid kan ertoe leiden dat deze in een onvruchtbaar isolement geraakt»? 89 Op welke wijze vindt de toetsing plaats van belangrijke nieuwe beslissingen over taak, samenstelling en materiële uitrusting van de Nederlandse krijgsmacht aan wapenbeheersing? Worden hierbij algemene of per geval specifieke normen gehanteerd? 90 Heeft de Minister de door de Kamer aanvaarde motie (16 249 nr. 7) in het voorbereidende MBFR-overleg ingebracht? Zo ja, wat was de reactie van de bondgenoten? 91 Welke rol spelen thans in het MBFR-overleg nog de tactische nucleaire wapens in Europa? Wat is in dit verband de huidige status van «optie drie»? Tweede Kamer, zitting 1980-1981, 16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 9

Blz. 11 92 Betekent het hier gestelde (tweede volle alinea) dat de z.g. optie III thans in MBFR-verband geheel van de baan is? 93 Aan welke nucleaire wapensystemen wordt door de Nederlandse Regering gedacht voor een inbreng in de tweede fase van de onderhandelingen? Blz. 11 94 Kan de Regering een vollediger overzicht geven van de Franse voorstellen met betrekking tot een Europese ontwapeningsconferentie? 95 Wat bedoelt de Minister met voorstellen van louter declaratoire aard? En aan welke criteria dienen deze voorstellen naar het oordeel van de Minister te voldoen? Blz. 12 96 Wat is de inhoud van het mandaat waarover tussen de VS en de SU overeenstemming is bereikt in verband met het begin van de onderhandelingen over middellange-afstandskernwapens? Blz. 13 97 Is, na de beslissing daarover in december 1979, inmiddels het arsenaal aan Amerikaanse kernladingen in Europa eenzijdig met 1000 verminderd? 98 Acht de Regering tegen de tijd dat de produktie van kruisraketten en Pershingraketten zodanig gevorderd is dat tot stationering in West-Europa zou kunnen worden overgegaan (eind 1983) een algehele heroverweging van het in december 1979 door de NAVO genomen besluit in elk geval geboden in het licht van het verloop van de onderhandelingen over wederzijdse beperking van middellange-afstandssystemen in Europa? 99 Kan de Regering haar oordeel geven over de volgende uitspraak die het nut van z.g. «battlefield nuclear weapons» sterk in twijfel trekt: «in de eerste plaats zijn zij minder aantrekkelijk geworden doordat zij buitengewoon kwetsbaar zijn aan het front en in de tweede plaats zijn zij minder aantrekkelijk... omdat het voor een effectief gebruik nodig zou zijn om een zeer vroege beslissing van de Amerikaanse president te krijgen. Tenslotte, in de derde plaats, geloof ik, dat het, gezien de nieuwe technologische ontwikkelingen op conventioneel gebied niet nodig is om in het gebied dicht bij het front depots en afvuursystemen van dit type te bezitten» (Dr. Christoph Bertram, International Institute for Strategie Studies, in een hoorzitting van de kamercommissies voor Buitenlandse Zaken en voor Defensie, zitting 1978-1979, 15 300nr. 131, blz. 13)? 100 «Improvements in conventional capabilities have made battlefield nuclear weapons a dangerous anachronism» (Alton Frye, Washington Director Council of foreign relations, Survival May-June 1980, blz. 100). Kan de Regering, mede in het licht van deze uitspraak, nader aangeven welke resultaten zij van de niet voor 1981 gereedkomende z.g. shift-studies verwacht? Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 10

101 Is het feitelijk waar dat dit kabinet op zich heeft genomen het aantal nucleaire taken te vergroten en het aan het volgende kabinet wordt overgelaten een aantal taken af te stoten? Blz. 14 102 Op welk(e) ministerie(s) wordt het noodzakelijke voorwerk over alle aspecten van de Nederlandse nucleaire bijdrage verricht? Welke instructies heeft de Regering daarbij gegeven? 103 Betekent de zinsnede «zo ons land niet op de een of andere wijze aan het LRTNF-moderniseringsprogramma deelneemt enz.», dat de Regering ervan uitgaat dat er in ieder geval een moderniseringsprogramma zal komen? 104 Acht de Regering het ongewenst «eenzijdige afstoting van nucleaire taken» te gebruiken als drukmiddel om het terugdringen van de rol van de kernwapens daadwerkelijk op gang te brengen? 105 Wil de Minister met de zinsnede «dat een plaatsing van nieuwe kruisraketten op Nederlands grondgebied gepaard zal moeten gaan met een aanpassing van de overige nucleaire taken» tot uitdrukking brengen dat bij nietplaatsing van kruisraketten op Nederlands grondgebied geen aanpassing van de overige nucleaire taken zal (dienen) plaats (te) vinden? 106 Wat is het standpunt van de overige NAVO-bondgenoten in verband met de z.g. Shift-studie? Kan de Regering een opsomming geven van de voor- en nadelen van de nucleaire korte-afstandswapens? Blz. 15 107 Wat is de inhoud van de «gezamenlijke politieke actie» van de Unifil-landen in verband met het mandaat van de Veiligheidsraad en wat zijn de resultaten van deze actie? 108 Wat is het effect op de parate eenheden, die ter beschikking van de NAVO staan, van het feit dat het Unifil-bataljon thans reeds 1V» jaar in de Libanon is gevestigd? Blz. 16 109 Leidt het toegenomen belang van het Nederlandse grondgebied voor de bondgenootschappelijke verdediging en de noodzaak daarvoor de (o.a. luchtverdediging van dat grondgebied te verbeteren niet tot een uitbreiding van het totale Nederlandse takenpakket? Zo ja, komen de kosten daarvan dan alleen voor rekening van ons land? Blz. 17 110 Wat zijn de gevolgen van het verder versterken van de verdediging in Centraal-Europa vanuit Noord-Amerika en het Verenigd Koninkrijk naast de voorgenomen materieelopslag voor de Nederlandse krijgsmacht? Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 11

111 In welke opzichten legt de NAVO de laatste jaren een grotere nadruk op een snel nog verder versterken van de verdediging in Centraal-Europa vanuit Noord-Amerika en het Verenigd Koninkrijk? Blz. 110 112 Is post 10 onder paragraaf 1 (internationale verplichtingen) ook bestemd voor plaatsing van middellange-afstandsraketten? De voorzitter van de vaste Commissie voor Buitenlandse Zaken, Ter Beek De voorzitter van de vaste Commissie voor Defensie, K. G. de Vries De griffier van de Commissie voor Buitenlandse Zaken, De Beaufort Tweede Kamer, zitting 1980-1981,16 400 hoofdstuk Ven X, nr. 20 12