Instantie. Onderwerp. Datum



Vergelijkbare documenten
Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 JUNI DE KAMER Arbeidsongeval Tegensprekelijk Definitief.

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr. 2011/AB/1037 OPENBARE TERECHTZITTING VAN 2 NOVEMBER DE KAMER Bediendecontract Tegensprekelijk Definitief

chgf /[ ~30 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

Fke: 2009/AR/296I EINDAR~~ST. Rep. rif.: Zitting van: Nummer:

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST * * A.R.Nr. 2010/AB/187 le blad. ]'0.11 } 2..83~ OPENBARE TERECHTZITTING VAN 31 OKTOBER 2011.

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

A.R. nr. 2011/AB/663. rep.nr. 2012/1332 ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. OPENBARE TERECHTZITTING VAN 10 MEl 2012

Arbeidshof te Gent Afdeling Gent --- tweede kamer

Instelling. Onderwerp. Datum

Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/15 OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ELF

Instantie. Onderwerp. Datum

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 13 FEBRUARI In de zaak: Mevrouw D.M. Ann, wonende te [xxx],

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST. A.R.Nr le blad. OPENBARE TERECHTZITTING VAN EENENTWINTIG NOVEMBER TWEEDUIZEND EN ZES.

Auteur. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF 11 mei 2009 TE GENT

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 24 JUNI DE KAMER Arbeidscontract Op tegenspraak conform art G.W. Definitief. G., wonende te xxx.

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Gent Afdeling: Gent --- achtste kamer

, geboren te op ' met ondernemingsnummer ~ wonende te. eisende p a r tij: vertegenwoordigd door mr te

Arbeidshof te Brussel

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Gent. 11 januari Afdeling Gent. tweede kamer. A.R. nr. : 2009/AG/78

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 15 MEI In de zaak: Mevrouw H. B., De Heer F. J., Gelet op de stukken van de rechtspleging, meer bepaald op :

ARBEIDSRECHTBANK TE HASSELT.

13 december 2000 RS OPENBARE TERECHTZITTING VAN DERTIEN DECEMBER

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Gent Afdeling Brugge --- vijfde kamer

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSRECHTBANK TE ANTWERPEN VAN 8 MEI 2014

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Rep. nr... Eindarrest op tegenspraak. Tweede kamer. Arbeidsovereenkomst voor bedienden ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN. Afdeling Antwerpen ARREST A.R.

Auteur. Bernard Waûters. Onderwerp. Dit is een uittreksel uit het boek:

HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN Arrest van 15 oktober Rol nr 2001/AR/ 328

Hof van beroep Antwerpen

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

OPENBARE TERECHTZITTING VAN 15 MEI In de zaak: De Heer D. P.,

Auteur. Arbeidshof te Brussel. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN 14 JULI 2009

Cour du travail de Bruxelles (3e ch.) - Arrêt du 8 octobre Rôle n 2012-AB-740

Hof van beroep Antwerpen

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN ARREST. Afdeling Antwerpen A.R. 2010/AA/232 OPENBARE TERECHTZITTING VAN VIER APRIL TWEEDUIZEND EN ELF

Auteur. Arbeidshof te Gent. Onderwerp

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Transcriptie:

Instantie Arbeidshof van Gent Onderwerp Arbeidsovereenkomsten Algemene regeling - Arbeidsovereenkomst - Afstand van recht Dading - Vaststellingsovereenkomst - Toestemming Wilsgebrek Datum 8 juni 2001 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M & D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars - 1 februari 2002 M&D CONSULT BVBA HUBERT-FRERE-ORBANLAAN 47 9000 GENT TEL 09/224 31 46 FAX 09/225 32 17 E-mail: info@mdseminars.be www.mdseminars.be

Nummer : RS53156_1 Datum : 2001-06-08 Juridictie : ARBEIDSHOF TE GENT, AFDELING GENT, 8E KAMER Rolnummer : 402/2000 Kop BETREFT:ARBEIDSOVEREENKOMSTEN - ALGEMENE REGELING - Arbeidsovereenkomst - Afstand van recht Dading - Vaststellingsovereenkomst - Toestemming Wilsgebrek. Samenvatting Een werknemer kan na het einde van de arbeidsovereenkomst afstand doen van de rechten die hij put uit bepalingen van openbare orde of dwingend recht, hetzij in een dading, hetzij in een andere vaststellingsovereenkomst. Deze vaststellingsovereenkomst moet aan de gewone geldigheidsvoorwaarden voldoen. Inzonderheid mag de toestemming van de werknemer niet gebrekkig zijn, wat in casu niet het geval is. Noot Eveneens gerangschikt in de Nat. Doc onder ref. I B artt. 1109 en 1118. Wettelijke basis -BURGERLIJK WETBOEK,ART 1109 -WET VAN 08-07-1978,ART 6 Tekst A.R. nr. : 402/2000 Rep.nr. OPENBARE TERECHTZITTING VAN ACHT JUNI TWEEDUIZEND EN EEN. IN DE ZAAK VAN: C.G., wonende te, APPELLANTE, ter openbare terechtzitting vertegenwoordigd door meester G. Suy, advocaat te Aalst, TEGEN : N.V. W. met zetel te, GEINTIMEERDE, ter openbare terechtzitting vertegenwoordigd door meester B. Gies, advocaat te Aalst (Erembodegem). Gelet op de stukken van het dossier van de rechtspleging en inzonderheid op het voor eensluidend verklaard afschrift van het op tegenspraak gewezen eindvonnis van de 1

Arbeidsrechtbank te Dendermonde, afdeling Aalst, tweede kamer, d.d. 7 april 2000 (A.R. nr. 44.294), waarvan geen betekening wordt overgelegd. Gelet op het verzoekschrift tot hoger beroep, neergelegd ter griffie van het Arbeidshof te Gent, afdeling Gent, op 8 september 2000. 1. Nopens de feiten De partijen ondertekenden op 1 januari 1995 een arbeidsovereenkomst voor werklieden waarbij de appellante vanaf deze datum in dienst werd genomen met een bruto-uurloon van 250 BEF. Deze arbeidsovereenkomst werd op 26 april 1995 vervangen door een tweede overeenkomst waarvan de uitvoering op 2 mei 1995 zou aanvangen. Deze arbeidsovereenkomst maakte melding van een tewerkstelling gedurende 20 uur per week gemiddeld, volgens het in de overeenkomst bepaalde uurrooster, dat wel slechts indicatief was en aangepast kon worden aan de omstandigheden eigen aan de sector (sic). Aan de arbeidsovereenkomst kwam op 1 april 1998 een einde. Op 3 april 1998 ondertekenden de partijen alsook de echtgenoot van de appellante, een "overeenkomst van dading", met de volgende inhoud: "Ondergetekenden, enerzijds G.C.en echtgenoot Julien Jooris, St. Annastr 39, 9308 Hofstade, verder de eerstgenoemden en anderzijds NV Weyvelt, St.-Annastr 39, 9308 Hofstade, verder tweedegenoemde en vertegenwoordigd door Jan Van Herreweghen, afgevaardigd bestuurder, komen overeen als volgt: betreffende de stopzetting van de functie van G.C.in de NV Weyvelt, verklaren eerstgenoemden dat alle financiële verplichtingen ten opzicht van elkaar door beide partijen steeds correct en volledig werden nagekomen. Beide partijen zijn ten opzichte van elkaar geen enkele vergoeding meer verschuldigd. beide partijen verklaren dat alle onderlinge afspraken correct en volledig werden nagekomen en dat zij afzien van elke verdere vordering ten opzichte van elkaar, van welke aard ook en betrekking hebbende op de periode van onderlinge samenwerking tot op heden. beide partijen verklaren dat alle formaliteiten inzake stopzetting van de samenwerking correct en volledig afgehandeld naar ieders voldoening en volgens de geldende wetgeving. eerstgenoemden verklaren geen enkele vertrouwelijke informatie over tweedegenoemden aan derden door te spelen en zich te onthouden van elke activiteit die schade kan berokkenen aan de goede naam en werking van tweedegenoemde. Beide partijen verklaren zich uitdrukkelijk en uit vrije wil akkoord met bovenstaande tekst en tekenen voor gelezen en goedgekeurd, op datum van 3 april 1998 te Hofstade Aalst. Elke partij erkent een exemplaar getekend en ontvangen te hebben op 3 april 1998". 2. Nopens de procedure in eerste aanleg Bij dagvaarding, betekend op 17 september 1998, stelde de appellante een vordering in tegen de geïntimeerde, strekkende tot veroordeling van deze laatste om aan haar te betalen, 1) achterstallig loon ingevolge haar tewerkstelling als werkster, ten belope van 400.000 BEF; 2) loon ingevolge haar tewerkstelling als conciërge, ten belope van 1.000.000 BEF, de beide bedragen te vermeerderen met verwijlintrest vanaf 30 juli 1998 en met gerechtelijke intrest; 3) één BEF provisioneel als loon voor overuren, op een geschatte eis van 500.000 BEF, desgevallend na het bevelen van een verhoor van getuigen. Zij vorderde de verwijzing van de geïntimeerde in de betaling van de gedingkosten. Tenslotte vorderde zij het tussen te komen vonnis uitvoerbaar te verklaren bij voorraad. 2

Bij conclusie, op 15 september 1999 neergelegd ter griffie van de arbeidsrechtbank, vroeg de geïntimeerde de afwijzing van de eis als onontvankelijk minstens ongegrond, met verwijzing van de appellante in de kosten van het geding. Bij conclusie, op 5 november 1999 ter griffie van de arbeidsrechtbank neergelegd, vroeg de appellante ook dat het vonnis voorlopig uitvoerbaar zou verklaard worden ondanks elk verhaal en zonder borgstelling, en met uitsluiting van de mogelijkheid van kantonnement. Bij eindvonnis, op 7 april 2000 op tegenspraak gewezen door de tweede kamer van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, afdeling Aalst, werd de vordering ontoelaatbaar verklaard en werd de appellante veroordeeld tot het betalen van de kosten van het geding. De eerste rechter was inzonderheid van oordeel: dat de overeenkomst van dading pas nà het einde van de arbeidsovereenkomst werd ondertekend; dat uit dit geschrift, met name uit de titel, de tekst en de wijze van ondertekening voorafgegaan door de eigenhandig aangebrachte vermelding "gelezen en goedgekeurd", bleek dat de appellante haar "uit vrije wil" gegeven akkoord niet meer kon betwisten nu geen bedrog of geweld was aangetoond en er evenmin bleek dat haar toegevingen in een abnormale verhouding stonden ten overstaan van de toegevingen van de geïntimeerde; dat de schuldbekentenis ten belope van 24.584 BEF reeds op 1 oktober 1997 ten voordele van de appellante was ondertekend en dat het bijgevolg om een afzonderlijke "overeenkomst" ging die door de dading niet werd opgeheven, zodat de verdere uitvoering ervan, zelfs na de dading, enkel kaderde in de correcte uitvoering van de eerder door de partijen overeengekomen verplichtingen; dat de vordering ontoelaatbaar was bij gebrek aan belang. 3. Nopens de procedure in hoger beroep In haar akte van hoger beroep vordert de appellante dat het hoger beroep ontvankelijk en gegrond zou verklaard worden, dat het bestreden vonnis zou worden tenietgedaan en dat het Arbeidshof, opnieuw wijzende, de oorspronkelijke vordering gegrond zou verklaren, één en ander met verwijzing van de geïntimeerde in de kosten van de beide aanleggen. Bij conclusie, neergelegd op 29 maart 2001, vordert de geïntimeerde dat het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond zou verklaard worden, dat het bestreden vonnis zou bevestigd worden en dat de appellante zou veroordeeld worden tot het betalen van de kosten van het geding. De partijen worden in de uiteenzetting van hun middelen en conclusies gehoord op de openbare terechtzitting van 11 mei 2001. 4. Nopens de grieven van het hoger beroep De appellante acht zich gegriefd door het bestreden vonnis. Zij wijst er inzonderheid op: dat er in casu geen sprake was van een kwijting van saldo van rekening of van een ondubbelzinnige afstand van rechten; dat het door haar ondertekende document een door de geïntimeerde eenzijdig opgesteld document was, waarbij het enkel haar bedoeling was om door misbruik van haar machts positie te ontsnappen aan haar financiële verplichtingen ten overstaan van de appellante; dat een dergelijke overeenkomst geen toelating kon inhouden de Loonbeschermingswet te overtreden; dat de overeenkomst van 3 april 1998 overigens geen dading was nu er geen sprake was van een ondubbelzinnige afstand van rechten en evenmin van wederzijdse toegevingen; dat de appellante de overeenkomst had ondertekend terwijl zij dwaalde nopens haar rechten en dit ingevolge door de geïntimeerde uitgeoefend geweld; 3

dat haar toestemming aldus gebrekkig was; dat deze overeenkomst ongeldig was nu er in werkelijkheid nog loonachterstallen door de geïntimeerde moesten betaald worden, hetgeen ook daadwerkelijk is gebeurd; dat geen betalingen waren bewezen, andere dan 10.000 BEF voorschotten per maand; dat op het verschuldigde loon vanzelfsprekend geen aftrek mocht toegepast worden wegens het gebruik van een flat, inzonderheid nu dit voordeel niet werd geschat. 5. Bespreking 5.1. Nopens de ontvankelijkheid van het hoger beroep Het hoger beroep werd tijdig en regelmatig naar de vorm ingesteld. Het is ontvankelijk. 5.2. Nopens de gegrondheid van het hoger beroep 5.2.1. "Dading" is een contract waarbij partijen een gerezen geschil beëindigen of een toekomstig geschil voorkomen door middel van wederzijdse toegevingen (art. 2044, eerste lid, B.W.; B. TILLEMAN, I. CLAEYS, C. COUDRON en K. LOONTJENS, Dading, in A.P.R., Antwerpen, 2000, nrs. 1-3). Wanneer de geïntimeerde voorhoudt dat de "overeenkomst van dading" die de partijen ondertekenden, daadwerkelijk een "dading" is, moet zij dit bewijzen. Zij laat echter na aan te tonen welke het geschil is dat de partijen wilden beëindigen of voorkomen alsook welke de wederzijdse toegevingen zijn die zij hebben gedaan. Het Arbeidshof aanvaardt dus niet dat er in casu van een dading sprake is geweest. 5.2.2. Anderzijds is de "overeenkomst van dading" evenmin een "kwijting van saldo van rekening" in de zin van artikel 42 van de Arbeidsovereenkomstenwet of artikel 12 van de Loonbeschermingswet (zie A. VAN OEVELEN, "Afstand van recht en rechtsverwerking", in M. RIGAUX (ed.), Actuele problemen van het arbeidsrecht 4, Antwerpen 1993, nr. 42). 5.2.3. De "overeenkomst van dading" is niets anders dan een "vaststellingsovereenkomst" waarbij de partijen hun vermogensrechtelijke verhouding hebben vastgelegd om te vermijden dat hierover nog onzekerheid zou bestaan (zie E. DIRIX, "De kwijting 'voor saldo van rekening'", noot onder Arbrb. Brussel, 12 maart 1981, R.W., 1981-82, 192). Een dergelijke overeenkomst kan gepaard gaan met een gehele of gedeeltelijke afstand van rechten. 5.2.4. Een werknemer kan nà het einde van de arbeidsovereenkomst afstand doen van verworven rechten die hem worden toegekend door bepalingen van openbare orde of van dwingend recht, inzonderheid deze van de Arbeidsovereenkomstenwet, de Loonbeschermingswet of algemeen verbindend verklaarde CAO's (zie A. VAN OEVELEN, l.c., nrs. 46-49). Hij kan dit in voorkomend geval in een vaststellingsovereenkomst doen. 5.2.5. De appellante betwist niet dat de "overeenkomst van dading" nà het einde van de arbeidsovereenkomst werd ondertekend. De bewoordingen van deze overeenkomst zijn voor geen interpretatie vatbaar: de appellante erkent dat de geïntimeerde al haar financiële verplichtingen "betreffende de stopzetting van de functie" is nagekomen en dat haar geen enkele vergoeding meer verschuldigd is, zodat zij afziet van elke verdere vordering tegen de geïntimeerde. Eén en ander in ruim genoeg geformuleerd opdat het zou slaan op alle rechten die de appellante uit de arbeidsovereenkomst putte. Er is geen bewijs van het feit dat de appellante rechten zou kunnen putten uit een andere rechtsverhouding, inz. een arbeidsovereenkomst, dan deze waarop de "overeenkomst van dading" betrekking heeft. 4

Wanneer de appellante nog recht op enig loon had dat haar niet was betaald, heeft zij door het sluiten van deze overeenkomst, door haar "voor gelezen en goedgekeurd" ondertekend, hiervan daadwerkelijk afstand gedaan. Aan één en ander kan geen afbreuk gedaan worden door de overeenkomst van 1 oktober 1997 waarbij de partijen overeenkwamen dat een achterstal van 24.584 BEF door de geïntimeerde in 10 maandelijkse afkortingen zou worden betaald, zelfs zo deze overeenkomst op 3 april 1998 nog niet geheel was uitgevoerd. De geïntimeerde had zich integendeel mogelijk op de "overeenkomst van dading" kunnen beroepen om de betaling van hetgeen nog verschuldigd was op grond van de overeenkomst van 1 oktober 1997, te weigeren. De appellante had in deze overeenkomst immers erkend niets meer te vorderen te hebben. Dat de geïntimeerde dit niet heeft gedaan, betekent dat zij de eerdere overeenkomst heeft willen honoreren, niet dat zij erkende dat zij iets anders dan hetgeen op grond van die andere overeenkomst nog niet betaald was, aan de appellante verschuldigd kon zijn. 5.2.6. De vaststellingsovereenkomst dient aan de gewone geldigheidsvoorwaarden van elke overeenkomst te voldoen, d.w.z. dat inzonderheid - de toestemming van de appellante niet door een wilsgebrek mag aangetast zijn (zie B. TILLEMAN, I. CLAEYS, C. COUDRON en K. LOONTJENS, o.c., nr. 5). Benadeling komt bij een dergelijke overeenkomst als wilsgebrek niet in aanmerking (zie artikel 1118 B.W.) en de appellante toont niet aan dat er van een "gekwalificeerde benadeling" sprake is geweest (zie G. VAN MALDEREN, "Toestemming", in J. ROODHOOFT, Bestendig handboek verbintenissen, Antwerpen, losbl., nrs. 1511 e.v.). Geweld wordt door de appellante niet bewezen. Bedrog wordt niet ingeroepen. Blijft dwaling van de appellante nopens het bestaan of de omvang van haar rechten, voor zover zij één en ander al kan inroepen bij een vaststellingsovereenkomst (zie inderdaad, wat de rechtsdwaling bij dading betreft, art. 2053 B.W.; B. TILLEMAN, I. CLAEYS, C. COUDRON en K. LOONTJENS, o.c., nrs. 422-423; zie, ruimer, ook E. DIRIX, l.c., 198). Dwaling, voor zover inroepbaar en aanwezig, kan de toestemming echter slechts gebrekkig maken wanneer zij verschoonbaar is (B. TILLEMAN, I. CLAEYS, C. COUDRON en K. LOONTJENS, o.c., nr. 420; G. VAN MALDEREN, l.c., nrs. 1473 e.v.). Het komt het Arbeidshof voor dat dit in casu niet het geval kan zijn. Ofwel had de appellante (in haar optiek) méér arbeid verricht dan deze waarvoor zij krachtens de arbeidsovereenkomst (zie ook de sociale documenten) werd vergoed (of moest vergoed worden) en dan wist zij natuurlijk op 3 april 1998 dat zij hiervoor een vergoeding kon eisen. Van dwaling bij het sluiten van de overeenkomst was er dan geen sprake, laat staan van een verschoonbare dwaling. Ofwel had de appellante (steeds hypothetisch) enkel de arbeid verricht die zij op grond van de geschreven arbeidsovereenkomst moest verrichten doch had zij hiervoor niet de hele wettelijk of contractueel verschuldigde vergoeding ontvangen. Dat laatste wist zij - als redelijk handelend persoon die bovendien geacht moet worden de wet te kennen - dan op 3 april 1998 natuurlijk even goed en is er evenmin een verschoonbare dwaling. Zelfs wanneer in de laatste hypothese zou aangenomen worden dat de appellante mogelijk niet wist noch behoorde te weten dat de geïntimeerde niet het recht had een deel van het nettoloon in natura te betalen (zij wist dat einde juli 1998 kennelijk wel want zij heeft een raadsman geraadpleegd), en dat haar dwaling dus verschoonbaar was, moet de appellante van één en ander altijd nog het bewijs kunnen leveren en daarin slaagt zij niet. 5

5.2.7. De appellante is aldus gebonden door de door haar gesloten overeenkomst. De eerste rechter heeft haar vordering terecht ontoelaatbaar verklaard. Het hoger beroep is ongegrond. OP DIE GRONDEN, HET ARBEIDSHOF, Gelet op de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken en inzonderheid op artikel 24. Recht doende op tegenspraak. Alle andere en strijdige conclusies verwerpende. Verklaart het hoger beroep ontvankelijk doch ongegrond. Bevestigt dienvolgens het bestreden vonnis van 7 april 2000 van de Arbeidsrechtbank te Dendermonde, afdeling Aalst, tweede kamer (A.R. 44.294), in al zijn onderdelen. Veroordeelt de appellante overeenkomstig artikel 1017, eerste lid, Ger. W., tot het betalen van de kosten van de procedure in hoger beroep. Bepaalt de te vereffenen gerechtskosten als volgt: - aan de zijde van de appellante: uitgavenvergoeding: 2.100 BEF vaste rechtsplegingsvergoeding hoger beroep: 10.080 BEF - aan de zijde van de geïntimeerde: vaste rechtsplegingsvergoeding hoger beroep: 10.080 BEF Aldus uitgesproken op vrijdag acht juni tweeduizend en een in openbare terechtzitting door de achtste kamer van het Arbeidshof te Gent, zetelend te Gent en waarin zitting hadden: Jan Herman, raadsheer in het arbeidshof, voorzitter ; Vroman Roseline, raadsheer in sociale zaken, benoemd als werkgever; Hendrik Lootens, raadsheer in sociale zaken, benoemd als werknemer-arbeider en Lucienne Noerens, eerstaanwezend adjunct- griffier. 6