A D V I E S Nr. 1.594 ----------------------------- Zitting van dinsdag 30 januari 2007 ----------------------------------------------- Stelsel van de gelegenheidswerknemers in de sector van de witlofteelt 2.236-1 Blijde Inkomstlaan, 17-21 - 1040 Brussel Tel: 02 233 88 11 - Fax: 02 233 88 59 - E-mail: griffie@nar-cnt.be - Website: www.nar-cnt.be
A D V I E S NR. 1.594 -------------------------------- Onderwerp : Stelsel van de gelegenheidswerknemers in de sector van de witlofteelt De minister van Sociale Zaken heeft bij brief van 9 januari 2007 een nota toegezonden met een samenvatting van het voorstel van de sociale partners van het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf betreffende een tijdelijke verhoging van het aantal dagen tewerkstelling als gelegenheidswerknemer in de sector van de witlofteelt en heeft erop gewezen dat de ministerraad op 21 december 2006 heeft besloten er een gunstig gevolg aan te geven. In die brief heeft de minister ook aangekondigd dat de Nationale Arbeidsraad eerlang zou worden geraadpleegd over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 8 bis en 31 bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. De Raad heeft dat ontwerp op 15 januari 2007 ontvangen. De commissie Individuele Arbeidsverhoudingen werd met de bespreking van dat vraagstuk belast. Op verslag van die commissie heeft de Nationale Arbeidsraad op 30 januari 2007 het volgende advies uitgebracht.
- 2 - ADVIES VAN DE NATIONALE ARBEIDSRAAD ------------------------------------------------------------------- I. ONDERWERP EN DRAAGWIJDTE VAN HET ADVIES De minister van Sociale Zaken heeft bij brief van 9 januari 2007 een nota toegezonden met een samenvatting van het voorstel van de sociale partners van het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf betreffende een tijdelijke verhoging van het aantal dagen tewerkstelling als gelegenheidswerknemer in de sector van de witlofteelt en heeft erop gewezen dat de ministerraad op 21 december 2006 heeft besloten er een gunstig gevolg aan te geven. In die brief heeft de minister ook aangekondigd dat de Nationale Arbeidsraad eerlang zou worden geraadpleegd over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 8 bis en 31 bis van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. De Raad heeft dat ontwerp op 15 januari 2007 ontvangen. In hoofdzaak voorziet dit ontwerp van koninklijk besluit voor de periode van 1 januari 2007 tot 30 juni 2008 in een tijdelijke afwijking van het in de sector van de witlofteelt van toepassing zijnde stelsel door het aantal dagen tewerkstelling als gelegenheidswerknemer in die sector te verhogen van 65 tot 100 dagen per kalenderjaar, voor zover gelijktijdig aan de volgende voorwaarden is voldaan : - De betrokken werkgever moet ten minste drie vierde van de omzet van het voorgaande kalenderjaar gerealiseerd hebben met de witlofteelt; dit bewijs wordt geleverd via de landbouwtelling en de belastingaangifte. - In afwachting dat dit dubbele bewijs wordt geleverd, moet de betrokken werkgever in een verklaring op eer bevestigen dat aan de voornoemde voorwaarde is voldaan. - De betrokken werkgever kan die 35 extra dagen enkel gebruiken voor de witlofteelt. - De betrokken werkgever mag zich niet in een van de situaties bevinden als bedoeld in artikel 38, 3 octies van de wet van 29 juni 1981, namelijk zwartwerk en nietnaleving van de voorwaarden voor het gebruik van de 35 extra dagen.
- 3 - Dat ontwerp van koninklijk besluit heeft bovendien tot doel vanaf 1 januari 2007 het forfaitaire dagloon van de gelegenheidsarbeiders die zijn tewerkgesteld in de witlofteelt aan te passen en dat loon elk jaar op 1 januari aan te passen aan de ontwikkeling van de regelingslonen - buiten index - van de werknemers in de tuinbouwsector. II. STANDPUNT VAN DE RAAD De Raad heeft het voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit aandachtig onderzocht en spreekt zich positief uit over het initiatief van de regering voor een tijdelijke afwijking van de arbeidsregeling van de gelegenheidswerknemers in de witlofteelt. Hij formuleert evenwel een aantal algemene opmerkingen over de voornoemde problematiek. De Raad constateert in eerste instantie dat de nota ter voorbereiding van het voornoemde ontwerp van koninklijk besluit verduidelijkt dat de sociale partners van het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf in april 2008 een grondige evaluatie zullen uitvoeren van de gevolgen van het stelsel voor de reguliere arbeid en de impact op het sociaal statuut van de werknemers; hij wijst erop dat die evaluatie niet is opgenomen in de tekst zelf van het ontwerp van koninklijk besluit. Hij merkt ook op dat diezelfde voorbereidende nota bepaalt dat een eventuele verlenging van de afwijkende regeling ten gunste van de gelegenheidswerknemers in de sector van de witlofteelt maar mogelijk zal zijn na de goedkeuring van het betrokken paritair comité en een unaniem positief advies van de Raad zelf. Om zich met kennis van zaken over een eventuele verlenging van dat stelsel te kunnen uitspreken, zou het volgens de Raad nuttig zijn dat die evaluatie met name betrekking heeft op de punten die hij hieronder uiteenzet. De Raad deelt in eerste instantie de bezorgdheid van de inspectiediensten, die van mening zijn dat de afwijkende regeling waarin het ontwerp van koninklijk besluit voorziet hun niet de nodige controlemiddelen ter beschikking stelt om de naleving van de toepassingsvoorwaarden in verband met de uitbreiding van het stelsel te waarborgen. Hij drukt bijgevolg de wens uit dat op basis van de toekomstige evaluatie wordt bepaald of voldoende controlemiddelen vastgesteld konden worden om de naleving van die toepassingsvoorwaarden te waarborgen.
- 4 - De Raad wil ten slotte een technische correctie aanbrengen in het voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit. Hij wijst erop dat artikel 2, tweede alinea het volgende bepaalt : "In afwijking van het vorige lid worden, wat betreft de handarbeiders tewerkgesteld aan werken in de witloofteelt, de verschuldigde bijdragen berekend op een forfaitair dagloon van respectievelijk 14,13 EUR voor de eerste 65 dagen van tewerkstelling en van 17, 66 EUR voor de 35 extra dagen bedoeld in artikel 8bis, 2, tweede lid." De Raad constateert dat in dat artikel een rekenfout staat. De berekeningsbasis op grond waarvan het bedrag van het forfaitaire dagloon van de handarbeiders die zijn tewerkgesteld in de witlofteelt werd aangepast, lijkt overeen te stemmen met het forfaitaire dagloon van 1999 en niet met dat van 1994, zoals bepaald in de toegepaste berekeningswijze voor de aanpassing van het forfaitaire dagloon. De Raad verduidelijkt dat die nieuwe berekeningsbasis voor de verhoging van het forfaitaire dagloon 11,18 euro bedraagt. Hij besluit daaruit dat, met toepassing van de door de regering vastgestelde berekeningswijze voor het basisbedrag, het exacte forfaitaire dagloon dan ook 13,64 euro bedraagt voor de eerste 65 dagen van tewerkstelling en 17,05 euro voor de 35 extra dagen. De Raad constateert ten slotte dat hij ter kennisneming een nieuw ontwerp van koninklijk besluit betreffende het stelsel van de gelegenheidswerknemers in de sector van de witlofteelt heeft ontvangen. Dienaangaande verzoekt hij de bevoegde autoriteiten met aandrang dat alle middelen worden aangewend om te zorgen voor een reële en effectieve controle van de naleving van de toepassingsvoorwaarden in verband met de uitbreiding van het stelsel van de werknemers tewerkgesteld in de sector van de witlofteelt. --------------------------