PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen



Vergelijkbare documenten
PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2007:BB4709

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Uitspraak /1

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

ECLI:NL:RVS:2007:BB1302

ECLI:NL:RVS:2015:2365

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen


ECLI:NL:RVS:2015:1791

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2014:3368

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

/1. Datum uitspraak: 19 december 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543

ECLI:NL:RVS:2014:2812

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen


Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2013:5574, Bekrachtiging/bevestiging

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2017:1481

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2014:1642

ECLI:NL:RVS:2012:BY5138

ECLI:NL:RVS:2016:2348

het college van burgemeester en wethouders van Son en Breugel proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Overige

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2007:BB0409

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RVS:2017:1997

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Musselkanaal. Bijlagen bij de toelichting NL.IMRO BP0602- vastgesteld: 29 oktober 2007 goedgekeurd: 24 juni 2008 onherroepelijk: 30 juli 2009

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 14 mei 2004 in het geding tussen:

Bij besluit van 26 januari 2012 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2009, reparatieplan (BP1065)" vastgesteld.

ECLI:NL:RVS:2008:BG4692

ECLI:NL:RVS:2014:3854

het college van gedeputeerde staten van Zeeland.

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak /1/A3

ECLI:NL:RVS:2011:BP3671

GEMEENTE VALKE NSWAARD

ECLI:NL:RVS:2009:BJ2630

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

ECLI:NL:RVS:2008:BF7235

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:1444, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RVS:2016:1061

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

ECLI:NL:RVS:2012:BX6487

ECLI:NL:RVS:2017:2013

Raad. A1l5š.l,lt*lš.1n1g3;ll:~<:sït 1,1fsfrs<.:š'.tïspz1;t;,i.k. Postbus AA DALFSEN. 17 december /2/R1

tegen de uitspraak van de rechtbank Assen van 31 december 2009 in zaak nr. 09/272 in het geding tussen:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

ECLI:NL:RVS:2013:BZ7733

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2009:BK5057

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RVS:2012:BY3743

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

Transcriptie:

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/37852 Please be advised that this information was generated on 2016-02-06 and may be subject to change.

Gst. 2007, 84: 84. ABRvS 2-5-07. Grond voor eengezinswoning. Huisvesting seizoenarbeiders, strijd met bestemming. (Helmond) m.nt. A.G.A. Nijmeijer Gst. 2007, 84: 84. ABRvS 2-5-07. Grond voor eengezinswoning. Huisvesting seizoenarbeiders, strijd met bestemming. (Helmond) m.nt. A.G.A. Nijmeijer Instantie: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Datum: 2 mei 2007 Magistraten: mr. Offers Zaaknr: 200603867/1 Conclusie: - LJN: BA4193 Roepnaam: - Noot: A.G.A. Nijmeijer WRO art. 10; Awb art. 5:21; Gem.w art. 125 Essentie Samenvatting Snel naar: Essentie Partijen Uitspraak Noot Grond bestemd voor eengezinswoningen. Huisvesting seizoenarbeiders in een eengezinswoning is in strijd met de bestemming. Samenvatting Appellanten betogen dat het gebruik van de percelen beschouwd kan worden als de huisvesting van één afzonderlijk huishouden als bedoeld in art. 1 aanhef en onder g Planvoorschriften. Appellanten verwijzen hierbij naar de verschillende woonvormen die onder de bestemming Woondoeleinden kunnen vallen. Dit betoog treft geen doel. Weliswaar verdragen naast zelfstandige bewoning door een gezin, ook minder traditionele woonvormen zich in beginsel met een algemene woonbestemming, indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning, maar in dit geval zijn de percelen met de bestemming Woondoeleinden uitsluitend bestemd voor woningen. Ingevolge art. 1 aanhef en onder g Planvoorschriften wordt onder woning verstaan een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. De bewoning door seizoenarbeiders van één pand betreft niet de huisvesting van een huishouden in de gewone zin van dat woord en is daarmee ook niet op één lijn te stellen. Hierbij is immers geen sprake van continuïteit in de samenstelling ervan, nu de seizoenarbeiders slechts ongeveer drie maanden in de panden zijn gehuisvest, en is evenmin sprake van onderlinge verbondenheid. De door appellanten genoemde omstandigheden dat de seizoenarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen zijn hiervoor onvoldoende. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het gebruik van de percelen strijdig is met de bestemming. Partij(en) - 1 -

Uitspraak op het hoger beroep van: [appellanten], wonend te [woonplaats], tegen de uitspraak in de zakennr. AWB 05/485 en 05/486 van de Rechtbank 's-hertogenbosch van 13 april 2006 in het geding tussen: appellanten tegen het college van burgemeester en wethouders van Helmond. Uitspraak 1. Procesverloop Bij besluiten van 10 juni 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Helmond (hierna: het college) [appellant 1] wat betreft de panden op de percelen [locaties 1] en [appellant 2] wat betreft de panden op de percelen [locaties 2] te Helmond (hierna: de percelen) onder oplegging van een dwangsom gelast vóór 15 juli 2004 het gebruik daarvan ten behoeve van de huisvesting van seizoenarbeiders in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan Rijpelberg (hierna: het bestemmingsplan) blijvend te beëindigen. Bij besluiten van 14 december 2004 heeft het college de door appellanten daartegen gemaakte bezwaren, voor zover thans van belang, ongegrond verklaard. Het college heeft hierbij een nieuwe termijn gesteld waarbinnen het strijdige gebruik moet worden beëindigd. Bij uitspraak van 13 april 2006, verzonden op 19 april 2006, heeft de rechtbank 's-hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellanten tegen deze besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 24 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2006, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 23 juni 2006. Deze brieven zijn aangehecht. Bij brief van 31 juli 2006 heeft het college van antwoord gediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. P.J.M. Boomaars, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door mr. P. Helmus en mr. E. Verhagen, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1 Vaststaat dat in de panden die in eigendom toebehoren aan appellanten, Poolse seizoenarbeiders zijn gehuisvest die werkzaam zijn op de elders gesitueerde tomatenkwekerij van appellanten. 2.2 Ingevolge het bestemmingsplan rust op de percelen de bestemming Woondoeleinden (WO). Ingevolge artikel 4, lid A, aanhef en eerste gedachtestreepje, van de planvoorschriften zijn de op de kaart als zodanig aangewezen gronden bestemd voor woningen, bestaande uit eengezinshuizen, benedenwoningen en bovenwoningen. Ingevolge artikel 4, lid C, van de planvoorschriften moeten burgemeester en wethouders de onder lid A genoemde bestemming uitwerken met inachtneming van het bepaalde in artikel 22 van deze voorschriften. Ingevolge artikel 4, lid D, onder 1, van de planvoorschriften, is het verboden de als zodanig bestemde gronden en opstallen te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de bestemming. 2.2.1-2 -

Appellanten betogen dat de rechtbank het vermeende illegale gebruik ten onrechte niet heeft getoetst aan de uitgewerkte bestemming, waarmee dit gebruik volgens hen in overeenstemming is. 2.2.2 Dit betoog faalt. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het bestemmingsplan Rijpelberg in zoverre nog niet is uitgewerkt, waardoor het huidige gebruik getoetst moet worden aan het bestemmingsplan. 2.3 Appellanten betogen dat het gebruik van de percelen beschouwd kan worden als de huisvesting van één afzonderlijk huishouden als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder g, van de planvoorschriften. Appellanten verwijzen hierbij naar de verschillende woonvormen die onder de bestemming Woondoeleinden kunnen vallen. 2.3.1 Dit betoog treft geen doel. Weliswaar verdragen naast zelfstandige bewoning door een gezin, ook minder traditionele woonvormen zich in beginsel met een algemene woonbestemming, indien daarbij sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning, maar in dit geval zijn de percelen met de bestemming Woondoeleinden uitsluitend bestemd voor woningen. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder g, van de planvoorschriften wordt onder woning verstaan een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. De bewoning door seizoenarbeiders van één pand betreft niet de huisvesting van een huishouden in de gewone zin van dat woord en is daarmee ook niet op één lijn te stellen. Hierbij is immers geen sprake van continuïteit in de samenstelling ervan, nu de seizoenarbeiders slechts ongeveer drie maanden in de panden zijn gehuisvest, en is evenmin sprake van onderlinge verbondenheid. De door appellanten genoemde omstandigheden dat de seizoenarbeiders hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen zijn hiervoor onvoldoende. De rechtbank heeft derhalve met juistheid overwogen dat het gebruik van de percelen strijdig is met de bestemming. 2.4 De conclusie is dat het huidige gebruik van de percelen strijdig is met artikel 4, lid D, onder 1, van de planvoorschriften, zodat het college terzake handhavend kon optreden. 2.5 Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. 2.6 Appellanten betogen dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college niet in redelijkheid handhavingsmaatregelen kon treffen, aangezien het gemeentelijke beleid de bewoning van een woning door seizoenarbeiders toestaat. Daarbij wijzen appellanten op het beleid dat is neergelegd in de notitie Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (hierna: de notitie). 2.6.1 Dit betoog slaagt niet. Op pagina 1 van de notitie staat dat deze tot doel heeft de provincie Noord-Brabant en de gemeenten in de regio Eindhoven te informeren over de verschillende voorhanden zijnde mogelijkheden om buitenlandse werknemers tijdelijk te huisvesten. Gebleken is dat het college de inhoud van de notitie niet tot zijn beleid heeft gemaakt. Aan de notitie komt als zodanig dan ook geen betekenis toe. - 3 -

2.7 Appellanten betogen verder dat zij mochten verwachten dat ten tijde van de beslissing op bezwaar het gebruik van de percelen in overeenstemming was met de bestemming. Appellanten verwijzen hierbij naar een brief van 15 april 2005 waarin het college onder andere aan appellanten meedeelt dat de huisvesting van seizoenarbeiders in een reguliere woning wordt toegestaan indien het aantal personen niet meer dan vijf bedraagt. 2.7.1 Ook dit betoog slaagt niet. De brief houdt in dat het college onlangs een besluit heeft genomen inzake de huisvesting van seizoenarbeiders. Uit de brief blijkt niet dat hieraan terugwerkende kracht kan worden toegekend en evenmin dat ten tijde van de beslissing op bezwaar al beleid werd gevoerd dat met dit besluit overeen kwam. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat het college jegens appellanten geen rechtens te honoreren verwachtingen heeft gewekt dat tegen het gebruik van de percelen in strijd met het bestemmingsplan niet zou worden opgetreden. 2.7.2 Voorts kan het beroep van appellanten op het gelijkheidsbeginsel op grond van voornoemde brief niet slagen, nu uit deze brief niet kan worden opgemaakt dat het college in een ander geval dan thans aan de orde, onder gelijke feiten en omstandigheden, een andersluidende beslissing heeft genomen. Ook anderszins is daarvan niet gebleken. 2.8 Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Met noot van A.G.A. Nijmeijer Naschrift: 1 De huisvesting van met name Poolse arbeiders in Nederland stuit niet zelden op bezwaren bij Nederlandse buren. Met name het nuttigen van alcoholische versnaperingen door Polen in hun vrije tijd, schijnt in dat verband een bron van ergernis te zijn. Zo viel bijvoorbeeld op 28 mei 2007 in het dagblad BN/De Stem te lezen dat in de gemeente Zundert een alcoholverbod is ingesteld voor openbare ruimten waar Polen plegen samen te komen om te drinken. Maar het terugdringen van overlast in de openbare ruimte is nog iets anders dan het aan banden leggen van overlast die seizoensarbeiders in hun woning veroorzaken. Dergelijke overlast vindt in beginsel immers plaats in de privésfeer. Diegenen die op zoek zijn naar een juridisch middel om de huisvesting van Polen of iedere andere seizoenarbeider tegen te gaan, heeft met bovenstaande uitspraak in bestemmingsplantechnisch opzicht wellicht een houvast. Benadrukt moet wél worden dat van groot belang is welke bestemming en bijbehorende doeleindenomschrijving precies rust op het pand waarin de seizoenarbeiders zijn gehuisvest. De Afdeling beklemtoont immers dat in casu alleen woningen door het bestemmingsplan worden toegestaan waarin één afzonderlijk huishouden is gehuisvest. Volgens de Afdeling valt de huisvesting van seizoenarbeiders daaronder niet te begrijpen. Twee argumenten spelen daarbij een rol: de seizoenarbeiders die in een woning zijn gehuisvest vormen geen continue leefgemeenschap en er is geen sprake van onderlinge verbondenheid. Wat betreft dat laatste - 4 -

argument verdient vermelding dat die verbondenheid in de zin van familiaire of gezinsbanden veelal ook ontbreekt bij zogenaamde alternatieve woonvormen. Toch heeft de Afdeling in het verleden een alternatieve woonvorm bestaande uit het samenwonen van een achttal bejaarde personen in één woning niet in strijd met de bestemming eengezinshuis geacht. Ik verwijs naar ABRvS 29 oktober 1998, Gst. 2001, 7111, 8 (m.nt. Teunissen). Van belang is mijns inziens en daar zit een verschil met het in bovenstaande uitspraak aan de orde zijnde bestemmingsplan dat het bestemmingplan in de zaak van de bejaardenwoning weliswaar bepaalde dat onder een eengezinshuis moest worden verstaan een gebouw dat één woning omvat, maar dat de planvoorschriften géén nadere omschrijving van de begrippen wonen en bewoning bevatten. Om die reden oordeelde de Afdeling dat bij de uitleg van het begrip eengezinshuis behalve aan zelfstandige bewoning door een gezin, ook aan minder traditionele woonvormen moest worden gedacht. Vergelijk ook ABRvS 28 juni 2006, Gst. 2007, 7265, nr. 5. 2 De huisvesting van seizoenarbeiders vindt ook op grote schaal plaats op recreatieparken. De vraag rijst of het bestemmingsplan in dat geval houvast kan bieden om die huisvesting te beletten. Dat lijkt mij lastig als het bestemmingsplan volstaat met het toekennen van een bestemming voor niet permanente bewoning. Ook de seizoenarbeiders hebben hun hoofdverblijf elders zodat zij in beginsel niet in strijd handelen met een bestemming die ziet op niet-permanente bewoning. Als echter in de bestemming of de doeleindenomschrijving (mede) tot uitdrukking komt dat het gebruik moet zijn gericht op recreatie en/of toerisme, dan zou de zaak anders kunnen liggen. Immers, de huisvesting van de seizoenarbeiders vindt niet plaats met het oog op recreatief of toeristisch gebruik maar is bedoeld bij wijze van logies. Dat men in de vrije tijd in de woning aanwezig is al dan niet onder het genot van een alcoholische versnapering maakt mijns inziens nog niet dat sprake is van recreatief of toeristisch gebruik. 3 Tot slot aandacht voor de brief die in r.o. 2.7 wordt genoemd en die blijkbaar moet worden gezien al beleid inhoudende dat de huisvesting van seizoenarbeiders in een reguliere woning wordt toegestaan indien het aantal personen niet meer dan vijf bedraagt. De vraag die in bovenstaande uitspraak overigens niet aan de orde komt rijst in hoeverre dat beleid rechtmatig kan worden geacht. Verdedigd kan worden dat een dergelijk beleid leidt tot een algemeen gedoogbeleid waarmee wordt afgeweken van de geldende bestemming. Eerder is zo'n type algemeen beleid, waarmee een geldende bestemmingsregeling de facto wordt omzeild, door de Afdeling niet toelaatbaar geacht. Ik verwijs naar ABRvS 22 juli 1999, BR 2000, 124 (Dalfsen): De beleidsregels hebben niet betrekking op het verlenen van vrijstelling van het bestemmingsplan maar op het afzien van handhavend optreden; aldus zijn buiten de in de WRO voorziene mogelijkheden om planologische maatregelen getroffen; een algemeen en verstrekkend gedoogbeleid als het onderhavige is niet aanvaardbaar ( ). A.G.A. Nijmeijer - 5 -

Copyright Kluwer 2012 Kluwer Online Research Dit document is gegenereerd op 22-06-2012 Op dit document zijn de algemene leveringsvoorwaarden van Kluwer van toepassing. - 6 -