MAV04. NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Woensdag 30 augustus,

Vergelijkbare documenten
EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4 NATUUR- EN SCHEIKUNDE I. Zie ommezijde. Vrijdag 19 augustus,

Woensdag 24 mei, uur

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1976

Maandag 15 juni, uur

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 MAVO4

NATUURKUNDE. Donderdag 5 juni, uur. MAVO-C Il EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN C - niveau

Dit examen bestaat uit 11 opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1985 MAVO-C NATUURKUNDE. Donderdag 13 juni, uur. MAVO-C Il

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1984 MAVO-C NATUURKUNDE. Dinsdag 8 mei, uur

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM HEREXAMEN HAVO 2015

Dit examen bestaat uit negen opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit dertien opgaven Bijlage : 2 antwoordbladen

Woensdag 21 mei, uur

EXAMEN M!DJ) ELBAAR A.LGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Vraag 1 Vraag 2 Vraag 3 Vraag 4 Vraag 5

Opgave 5 Een verwarmingselement heeft een weerstand van 14,0 Ω en is opgenomen in de schakeling van figuur 3.

MAVO-D II. Donderdag 13 junj, uur. Dit examen bestaat uit elf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Als de trapper in de stand van figuur 1 staat, oefent de voet de in figuur 2 aangegeven verticale kracht uit op het rechter pedaal.

natuurkunde 1,2 Compex

Toelatingstoets havoniveau natuurkunde max. 42 p, vold 24 p

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

ALGEMEEN 1. De luchtdruk op aarde is ongeveer gelijk aan. A 1mbar. B 1 N/m 2. C 13,6 cm kwikdruk. D 100 kpa.

TENTAMEN NATUURKUNDE

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1977 NATUURKUNDE. Vrijdag 19 augustus, uur

UNIFORM EINDEXAMEN MULO tevens TOELATINGSEXAMEN VWO/HAVO/NATIN 2009

Opgave 1 Afdaling. Opgave 2 Fietser

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

2 V-14 EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976 (GYMNASIUM EN ATHENEUM)

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

HEREXAMEN EIND MULO tevens IIe ZITTING STAATSEXAMEN EIND MULO 2009

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

Dit examen bestaat uit 12 opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

... - Examen LEAO-LHNO-LLO-MAV0-0

TENTAMEN NATUURKUNDE

Examen VWO. natuurkunde 1. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde 1 vwo II

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN HAVO 2015

Dit examen bestaat uit vier opgaven Bijlage: 1 antwoordpapier

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Woensdag 11 mei, uur


Examen HAVO. Natuurkunde 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 27 mei totale examentijd 3 uur

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

Woensdag 30 augustus, uur

Opgave 2 Vuurtoren Natuurkunde N1 Havo 2001-II opgave 3

Vrijdag 19 augustus, uur

Oefenopgaven havo 5 et-4: Warmte en Magnetisme Doorgestreepte vraagnummers (Bijvoorbeeld opgave 2 vraag 7) zijn niet van toepassing.

Y rijdag 14 mei, uur

RBEID 16/5/2011. Een rond voorwerp met een massa van 3,5 kg hangt stil aan twee touwtjes (zie bijlage figuur 2).

Naam: examennummer:.

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 NATUURKUNDE. Vrijdag 25 mei, uur

2 H-ll EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 NATUURKUNDE. Woensdag 28 augustus, uur. Zie ommezijde

Dit examen bestaat uit 4 opgaven

Dit examen bestaat uit twaalf opgaven Bijlage: 1 antwoordblad

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1976

DEZE TAAK BESTAAT UIT 36 ITEMS.

Dit examen bestaat uit 4 opgaven Bijlage: 2 antwoordpapieren

Opgave 2 Caravan. Havo Na1,2 Natuur(kunde) & techniek 2004-II.

EXAMEN HOGER ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1975

Q l = 23ste Vlaamse Fysica Olympiade. R s. ρ water = 1, kg/m 3 ( ϑ = 4 C ) Eerste ronde - 23ste Vlaamse Fysica Olympiade 1

Examen HAVO. natuurkunde 1. tijdvak 1 woensdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen natuurkunde pilot havo II

HerSE4 6V Natuurkunde 1 Periode Versie 10/4/2008

Opgave 1. Voor de grootte van de magnetische veldsterkte in de spoel geldt: = l

Eindexamen natuurkunde 1-2 havo 2007-I

Examen VWO. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2013 TOETS APRIL :00 12:45 uur

Wat gaan we doen? Koken van water: wat gebeurt er ( temperatuur, energie, druk) Leren opzoeken in stoomtabellen. Diagrammen van water en stoom

Hoofdstuk 7 Stoffen en materialen. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012

TWEEDE RONDE NATUURKUNDE OLYMPIADE 2019 TOETS APRIL 2019 Tijdsduur: 1h45

Examen HAVO. natuurkunde (pilot) tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Havo 5 oefen et

Woensdag 30 augustus, uur

Examen HAVO. natuurkunde 1,2. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Fysica. Een voorwerp wordt op de hoofdas van een dunne bolle lens geplaatst op 30 cm van de lens. De brandpuntsafstand f van de lens is 10 cm.

/.. Examenopgaven VMBO-VBO 2002 VMBO BASISBEROEPSGERICHTE LEERWEG. djexamen

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (55 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

Bepaal k met behulp van de grafiek. Geef de uitkomst in twee significante cijfers.

Eindexamen natuurkunde 1 havo 2005-I

1. Een karretje op een rail

Examen HAVO. natuurkunde 1

Eindexamen havo natuurkunde pilot II

Vlaamse Fysica Olympiade Eerste ronde

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, WETENSCHAP EN CULTUUR UNIFORM EXAMEN VWO 2015

Uitwerking examen Natuurkunde1,2 HAVO 2007 (1 e tijdvak)

krachten kun je voorstellen door een vector (pijl) deze wordt op schaal getekend en heeft: Als de vector 5 cm is dan is de kracht hier 50 N

Vlaamse Fysica Olympiade 27 ste editie Eerste ronde

Hoofdstuk 6 Energie en beweging. Gemaakt als toevoeging op methode Natuurkunde Overal

aluminium 2,7 0, ,024 ijzer 7,9 0, ,012 lood 11,2 0, ,0 4,2 100

EXAMEN VOORBEREIDEND WETENSCHAPPELIJK ONDERWIJS IN 1974

Tijdsduur 100 minuten. Deze toets bestaat uit 4 opgaven (54 punten). Gebruik eigen grafische rekenmachine en BINAS toegestaan. Veel succes!

De hoogte tijd grafiek is ook gegeven. d. Bepaal met deze grafiek de grootste snelheid van de vuurpijl.

Leerstof: Hoofdstukken 1, 2, 4, 9 en 10. Hulpmiddelen: Niet grafische rekenmachine, binas 6 de druk. Let op dat je alle vragen beantwoordt.

Transcriptie:

\_, EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1978 MAV04 Woensdag 30 augustus, 9.30-11.30 uur NATUUR- EN SCHEIKUNDE I (Natuurkunde) Zie ommezijde Deze opgaven zijn vastgesteld door de commissie bedoeld in artikel 24 van het Besluit eindexamens v.w.o.-h.a.v,o,-m.a.v.o. 819147F-IO

2 Waar nodig mag bij de volgende opgaven gebruik gemaakt worden van het gegeven dat de valversnelling g = 10 m/s 2 1. Iemand wil de lengte PQ van de gloeidraad van een lampje bepalen (zie figuur 1.1 ). Hij maakt daarvoor gebruik van een lens, die een vergroot beeld van het lampje op een scherm geeft. a. Leg uit, dat hij een bolle lens moet gebruiken. Op het scherm ontstaat een scherp beeld als de afstan(l vn de gloeidraad. tot de lens 5 cm is en de afstand van de lens tot het'sëlierm 2Q cm bedraagt. \ b. Bereken de brandpuntsafstand van de lens. Het beeld van de gloeidraad PQ op het scherm blijkt een lengte :van 8,4 cm te hebben. c. Bereken de lengte van de gloeidraad PQ. Op het bijlagepapier is in figuur 1.2 de situatie op schaal weergegeven. De gloeidraad PQ bevindt zich op de getekende stippellijn. RS is het beeld van de gloeidraad PQ op het scherm. d. Construeer in figuur 1.2 op de bijlage de gloeidraad PQ. e. Construeer in figuur 1.2 op de bijlage de beide brandpunten van de lens. '\ Q 11 fig. 1.1-2. In figuur 2.1 is schematisch een gasfles met toebehoren getekend. 75% van het volume van de fles bevat vloeibaar propaan. Daarboven bevindt zich gasvormig propaan. figuur 2.1 K1 en K 2 zijn afsluitkranen M is een metaalmanometer die de druk binnen de fles meet als K 1 open en K 2 gesloten is. a. Noem twee manieren waarop men een gas vloeibaar kan maken. Nadat de gasfles enige tijd gebruikt is, is het vloeistofvolume verminderd tot 30% van het volume van de fles. b. Leg uit of de damp boven de vloeistof nu verzadigd of onverzadigd is. Iemand wil weten hoe de druk van het gas in de fles verandert bij verandering van de temperatuur. Met behulp van manometer M vindt hij bij verwarmen van de fles de volgende resultaten: temperatuur [KJ 265 275 285 295 305 druk [ 10 5 Pa] 3,5 4,8 6,1 8,5 11,0 :." cd 3 i 819147F-10 --- ).f!._

c. Teken op de bijlage in figuur 2.2 met behulp van bovenstaande gegevens de grafiek, die in deze situatie het verband tussen druk en tempratuur weergeeft. d. Toon met behulp van de grafiek of de gegevens uit de tabel aan dat de spanningswet van Gay-Lussac bij deze proef niet geldt. Na lang gebruik is geen vloeistof meer in de fles aanwezig. De temperatuur is dan 285 K en de druk van het gas bedraagt 5, 7 l 0 5 Pa. De gasfles wordt nu in de zon gezet. Daardoor stijgt de temperatuur van het propaan tot 345 K. De gasfles is getest op een maximaal toelaatbare druk van 30 l 0 5 Pa. e. Leg uit of er ontploffingsgevaar bestaat. 3. Hieronder is een vereenvoudigde tekening van een centrale verwarmingsinstallatie gegeven 16 J (figuur 3.1 ). 4, e '41. t1 1.:- o, / "-7. l., J.. ki.j J. s-"/:. :: /,/J. B 'jj ">4 expansf'evat 'J ".I. dj '"w: 17./, f: L lj r :: ç-j, )'. S-,...,., o,jfj. 1 }(), i/'.f. =-, l # { : ::: lj J / KJ / ov erloop 1. ff,/1/j 3 Y ";ttj-,-::: 71 :i i l--" \ ;.,#7, 4 f 7 - JA-. -.-JO/,/). kt,-0 : "JIJ l= 1/ J -. B - Il. --, '. -. A verwarmingsefel -.. figuur 3.1 De warmte wordt van de ketel naar de en getransporteerd. a. Hoe noemt men deze vorm van warmtetransport? In figuur 3.1 staan de letters A en B. b. Leg uit of het water van A naar B of van B naar A beweegt. Soms wordt de muur achter een beplakt met aluminiumfolie (,,zilverpapier"). c. Leg uit, dat men hierdoor energie bespaart. De eigenaar gaat twee weken naar de wintersport. Tijdens deze vakantie raakt de verwarming defect. Als de eigenaar thuiskomt, blijkt dat het water in de buizen bevroren is. De temperatuur is 268 K. De inwendige doorsnede van de buis is 10 cm 2 d. Bereken hoeveel wam1te minstens nodig is om het ijs dat zich in l m buislengte bevindt te laten smelten. _ Gegeven is: dièhtheiè:l lsqortelijke massa) van ijs soortelijke warmte van ijs smeltwarmte vn ijs Na het ontdooien blijkt een buis te zijn gescheurd. 0,9 kg/dm 3 2,2 l 0 3 J /kg K (2200 J /kg K) 330 10 3 J/kg (330000 J/kg) e. Verklaar of de scheur in de buis tijdens het bevriezen of tijdens het ontdooien is ontstaan. Q I 4-. ::: I O el,.,. T _ / cf' Ä 2.. j j d "ê. 10 C/k..,._ D,-20, -: v if}' s 19 t 47F-1 o 9i 0 1 1 c,t,i..,..j Zie ommezijde t (r'tjiq :, v -= lli, 't ('f/ 4. ()/J. ''*

_ J E::. Pi f'' 4! ':.. 2, '12.. z: 4. Een elektrische waterboiler is aangesloten op het lichtnet (spanning 220 V).,, / 1 De boiler heeft een verwarmingselement met een vermogen van 2420 W. ;: /l,, I,4,4,t/N ' - ' t, a. Bereken hoeveel kwh elektrische energie wordt gebruikt als de boiler 5 uur aanstaat. p: t- t 1" 1 b. Bereken de elektrische weerstand van de boiler. tl!{et verwarmingselement van de boiler bestaat uit twee verwarmingsspiralen R 1 en R 2 : 2, i.o. 1..s De weerstand van verwarmingsspiraal R 1 is 40 n. J 4f A..o I\\., c. Beredeneer welk van onderstaande schakelschema's (figuur 4.1 of figuur 4. 2) bij deze :: to Jl. boiler behoort. h Y / 220V 'v 220 V V / ------ - -----'.'IJ----- 40n 40n figuur 4.1 figuur 4.2 Al het water uit de boiler wordt gebruikt. De boiler vult zich daarna met koud water. Om dit koude water te verwarmen zijn 72,6 10 3 kj nodig. d. Bereken hoeveel tijd de boiler nodig heeft om deze hoeveelheid warmte te leveren. I 2.. ) I 819147F-10 \

5. Een fietser heeft samen met zijn fiets een massa van 80 kg. Hij wordt op een horizontale weg voortgetrokken. Mn moet voortdurend een kracht uitoefenen om te zorgen dat de fietser een constante snelheid houdt. a. Leg uit, dat de uitgeoefende kracht even groot moet zijn als de som van de wrijvingskrachten (luchtweerstand + wrijving in de draaipunten + wrijving met het wegdek). 5 Bij verschillende snelheiden wordt gemeten welke kracht nodig is om de snelheid constant te houden. De resultaten van deze metingen staan in onderstaande grafiek (figuur 5.1 ). F (N) t figuur 5.1 v(m/s) Bij een snelheid van 4 m/s houdt men op met trekken. b. Bereken de versnelling (vertraging) die de fiets op dat moment krijgt. ( c. Bereken hoeveel meter de fiets nu zal uitrijden, aannemende dat de som van de \_j wrijvingskrachten bij het uitrijden 20 N blijft d. Leg met behulp van de grafiek uit dat de werkelijke afstand waarover de fietser uitrijdt groter zal zijn. ;,f, /Ó-<'4 819147F-10*