Betreft: uitspraak Raad van State over de saneringsbeschikking (DCMR)van de Rhoonse stort van 4 november 2016

Vergelijkbare documenten
AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273


Uitspraak /2/R3

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Uitspraak /1/A2

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RVS:2016:2861

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

Afd eli n g bes tuursrechtspraak TEAM: Behandelend amhten.iar P. Slappendel

Afdeling bestuursrechtspraak. Voorstel behandelwijze; jlbicid raaddd: 2^ v \ Uw kenmerk

Uitspraak /5/R1

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /2/R3

Bestemmingsplan Doublet- en Geleenstraat 1e herziening. Vastgesteld

HABITAT ADVOCATENKANTOOR OMGEVINGSRECHT WONEN I ONDERNEMEN I NATUUR

ECLI:NL:RVS:2016:1268

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

1)estuursreclaqirA,IL

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 3 mei 2016 in zaak nr. 15/6422 in het geding tussen:

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

Uitspraak /1/A1

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar J.P. van het Hul

ECLI:NL:RVS:2015:3038

Uitspraak /1/R1

ECLI:NL:RVS:2016:3050

Uitspraak /1/R4

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink

Verwerking Uitspraken bestemmingsplan Buitengebied Alphen Zuid

Uitspraak /1/A2

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Uitspraak /1/R2

ECLI:NL:RVS:2014:3026

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:


het college van gedeputeerde staten van Limburg Ruimtelijke-ordeningskamer - Natuurbescherming

ECLI:NL:RVS:2017:1059

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Musselkanaal. Bijlagen bij de toelichting NL.IMRO BP0602- vastgesteld: 29 oktober 2007 goedgekeurd: 24 juni 2008 onherroepelijk: 30 juli 2009

Uitspraak /1/R1

het college van burgemeester en wethouders van Hoogeveen Eerste aanleg - meervoudig

Afdeling bestuursre c h tsp raak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar. F. Sardar


Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

Aan de gemeenteraad van Nijmegen. Geachte leden van de raad,

ECLI:NL:RVS:2014:1722

ECLI:NL:RVS:2007:BB7292

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

Uitspraak /1/R3

ECLI:NL:RVS:2016:3390

S QÉMEEKT 1 ING. r j in hh. i i l. Uw kenmerk

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:RVS:2014:3559 Deeplink

Uitspraak /1/A3

ECLI:NL:RVS:2016:2348

ECLI:NL:RVS:2016:2279

het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.

/1/R4 woensdag 13 februari de raad van de gemeente Lansingerland,

Uitspraak /1/R3

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Uitspraak /1/R1 Raad van State

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

ECLI:NL:RVS:2014:2812

Geachte raadsleden, Gemeenteraad van Albrandswaard p/a de griffie

** [ /1/M1.], [10 november 2010]: [afstandseis tussen een lpg tankstation en een scholengemeenschap ], [Harlingen]

ECLI:NL:RVS:2015:3233

J.R.S. de Groot Heupner Niet vaststellen ontwerp-bp. Tiel-Oost Grotebrugse Grintweg 59 Procedure Beroep

Raad. A1l5š.l,lt*lš.1n1g3;ll:~<:sït 1,1fsfrs<.:š'.tïspz1;t;,i.k. Postbus AA DALFSEN. 17 december /2/R1

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2005:AT6935

AR 2017/318 H.J. de Vries annotatie in TBR 2017/45

ECLI:NL:RVS:2006:AV6241

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:CRVB:2008:BC1824

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Essentie uitspraak: Casus: Noot

Uitspraak /1/R3

Uitspraak /1/R1

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak /1/A4

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

ECLI:NL:CRVB:2016:3651

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. de Raad voor Rechtsbijstand 's-gravenhage, appellant,

Uitspraak /1/R2

' Raad. IBİM» Hill VanState Stuknummer: GEMEENTE SCHAGEI. Raad van de gemeente Harenkarspel Postbus AA SCHAGEN

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

Uitspraak /1

ECLI:NL:RVS:2012:BY2512

ECLI:NL:RVS:2012:BV6555

Afde1ing besruursrechtspraak. 9 \--1 S t_lv\ 3 1~u:. P. Slappendel

ECLI:NL:RVS:2015:1768

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, appellant,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie:

Raadsinformatiebrief De gemeenteraad van Albrandswaard Uw brief van: kenmerk: 1276525 Uw kenmerk: Contact: Corry de Klerk Bijlage(n): Doorkiesnummer: 0105061704 E-mailadres: c.d.klerk@bar-organisatie.nl Datum: 31 oktober 2017 Betreft: uitspraak Raad van State over de saneringsbeschikking (DCMR)van de Rhoonse stort van 4 november 2016 Geachte raadsleden, INLEIDING Op 11 oktober 2017 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in de beroepszaak, die de Stichting Bomenridders Albrandswaard en de Vereniging Agrarische Belangen IJsselmonde hadden gestart, tegen de beschikking van de DCMR van 4 november 2016 op het saneringsplan van de Rhoonse stort. Kernboodschap De bestuursrechter heeft bepaald, dat het besluit van 4 november 2016 van de sanering Rhoonse stort geldig blijft en de rechtsgevolgen van dit besluit geheel in stand blijven. Dit is ook relevant voor de vaststelling door u in november 2017 van het bestemmingsplan Rhoonse en Carnisse Grienden. Daarin wordt een bestemmingsregeling vastgesteld, waarmee de aanplant van bomen ter plaatse Rhoonse stort niet meer mogelijk is. CONSEQUENTIES Doordat het saneringsbesluit in stand is gebleven verandert er voor u niets aan de behandeling van het raadsvoorstel over de actualisering van het bestemmingsplan Rhoonse en Carnisse Grienden. Bijlagen 1276523 Uitspraak Raad van State over de saneringsbeschikking van de Rhoonse stort van 4 november 2016 Met vriendelijke groet, het college van de gemeente Albrandswaard, de secretaris, de burgemeester, Hans Cats drs. Hans-Christoph Wagner Hofhoek 5-3176 PD Poortugaal - Postbus 1000-3160 GA Rhoon - T (010) 506 11 11 - E info@albrandswaard.nl

pagina 1 van 4 Uitspraak 201608635/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 11 oktober 2017 Tegen: het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland Proceduresoort: Eerste aanleg - enkelvoudig Rechtsgebied: Algemene kamer - Milieu - Bodembescherming ECLI: ECLI:NL:RVS:2017:2745 201608635/1/A1. Datum uitspraak: 11 oktober 2017 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: 1. Stichting Bomenridders Albrandswaard (hierna: de stichting), gevestigd te Albrandswaard, 2. [appellant sub 2], wonend te Rhoon, gemeente Albrandswaard, 3. Vereniging Agrarische Belangen IJsselmonde (hierna: de vereniging), gevestigd te Barendrecht, appellanten, en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland, verweerder. Procesverloop Bij besluit van 4 november 2016 heeft het college ingestemd met een door de provincie Zuid-Holland ingediend saneringsplan voor de Rhoonse stort, gelegen aan de Zegenpoldersedijk te Rhoon (hierna: de locatie). Tegen dit besluit hebben de stichting, [appellant sub 2] en de vereniging beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. De stichting en het college hebben nadere stukken ingediend. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2017, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. M. van Duijn, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. F.C.S. Warendorf, F.J. van der Ham, drs. A.M. Ticheler, ing. T.M. Schuring-Beindorff, ing. H.W. Hermans en ing. W. Cornelissen, zijn verschenen. Overwegingen

pagina 2 van 4 Inleiding 1. Op de locatie is tot eind jaren zestig huishoudelijk afval en bedrijfsafval, waaronder afval uit de petrochemische industrie, gestort. Aan het eind van de jaren zestig is de stortplaats afgedekt met een laag puin en slib en is het gebied ingericht als natuur- en recreatiegebied. Uit diverse bodemonderzoeken is gebleken dat het stortmateriaal sterk tot zeer sterk verontreinigd is met onder meer zware metalen, polycyclische aromatische koolwaterstoffen en minerale olie. Ook in de afdeklaag van de stortplaats zijn plaatselijk sterke verontreinigingen aangetroffen. De huidige ontoereikende afdekking van het stortmateriaal leidt tot onaanvaardbare ecologische risico s op de locatie. Het saneringsplan waarmee bij het besluit van 4 november 2016 is ingestemd voorziet daarom in het aanbrengen van een leeflaag met een dikte van 50 cm. Het beroep van de stichting 2. De stichting kan zich niet verenigen met het besluit tot instemming met het saneringsplan, omdat bij de gekozen wijze van sanering een kenmerkende bomenrij van ongeveer 1.200 m lang en 50 m breed wordt gekapt, zonder dat ter plaatse herplant plaatsvindt. Er had volgens de stichting gekozen moeten worden voor een alternatieve wijze van sanering, waarbij de bomenrij geheel of gedeeltelijk kan blijven staan of herplant kan plaatsvinden. Volgens de stichting blijkt uit een advies van de Werkgroep Rhoonse Stort, waarbij onder meer de provincie betrokken was, dat in zoverre alternatieven bestaan. De stichting voert verder aan dat van een daadwerkelijke en effectieve sanering geen sprake is, aangezien de verontreiniging niet wordt verwijderd. Dit maakt het verdwijnen van de kenmerkende bomenrij onnodig en disproportioneel, aldus de stichting. De stichting acht het besluit tot instemming met het saneringsplan verder in strijd met onder meer natuurbeschermingsregels, het ter plaatse geldende bestemmingsplan en het Europees Verdrag inzake de bescherming van het Archeologisch Erfgoed, ook wel het Verdrag van Malta genoemd. 2.1. Artikel 38, eerste lid, van de Wet bodembescherming luidt: "Degene die de bodem saneert, voert de sanering zodanig uit dat: a. de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt waarbij het risico voor mens, plant of dier als gevolg van blootstelling aan de verontreiniging zoveel mogelijk wordt beperkt; b. het risico van de verspreiding van verontreinigende stoffen zoveel mogelijk wordt beperkt; c. de noodzaak tot het nemen van maatregelen en beperkingen in het gebruik van de bodem als bedoeld in artikel 39c en artikel 39d zoveel mogelijk wordt beperkt." Artikel 39, tweede lid, luidt, voor zover hier van belang: "Het saneringsplan behoeft de instemming van gedeputeerde staten, die slechts met het plan instemmen indien door de daarin beschreven sanering naar hun oordeel wordt voldaan aan het bij of krachtens artikel 38 bepaalde. Gedeputeerde staten kunnen hun instemming aan het plan onthouden, indien niet is voldaan aan het bepaalde bij of krachtens het eerste lid." 2.2. De Afdeling stelt voorop dat uit artikel 39, tweede lid, van de Wet bodembescherming volgt dat het college uitsluitend instemming aan het saneringsplan mag onthouden indien de daarin beschreven sanering niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 38 of indien het saneringsplan niet voldoet aan het bepaalde bij of krachtens artikel 39, eerste lid. Toetsing aan andere wet- of regelgeving, zoals het bestemmingsplan, natuurbeschermingsregels of regels ter bescherming van archeologisch erfgoed, kan bij de beslissing over instemming met een saneringsplan niet aan de orde zijn (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 17 september 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BF0959). 2.3. Ingevolge artikel 38, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet bodembescherming dient de sanering zodanig uitgevoerd te worden dat de bodem ten minste geschikt wordt gemaakt voor de functie die hij na de sanering krijgt. De door de provincie beoogde functie van de locatie na sanering is grasland en extensieve recreatie. Het college heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat het isoleren van de verontreiniging

pagina 3 van 4 op de locatie met een leeflaag van 50 cm afdoende is om bij die beoogde functie te voldoen aan artikel 38 van de Wet bodembescherming en dat verwijdering van de verontreiniging daarvoor niet noodzakelijk is. Hetgeen de stichting aanvoert, geeft geen aanleiding om aan de juistheid van dit standpunt te twijfelen. Dat een leeflaag van 50 cm bij de beoogde functie, waarbij geen bomen zijn voorzien, te dun zou zijn om de verontreiniging afdoende te isoleren, heeft de stichting niet aannemelijk gemaakt. De stichting acht de beoogde functie en het verdwijnen van de bomen op de locatie onjuist en onverenigbaar met andere wet- en regelgeving, maar dat kan, zoals hiervoor is overwogen, in deze procedure op grond van de Wet bodembescherming niet aan de orde zijn. Het betoog faalt. De beroepen van [appellant sub 2] en de vereniging 3. [appellant sub 2] en de vereniging hebben in beroep aangevoerd dat het college in de Notitie Zienswijzen bij het besluit van 4 november 2016 ten onrechte niet is ingegaan op de door hen over het ontwerpbesluit naar voren gebrachte zienswijzen. 3.1. Het college heeft erkend dat het ten onrechte heeft nagelaten in te gaan op de door [appellant sub 2] en de vereniging naar voren gebrachte zienswijzen. Het besluit van 4 november 2016 berust in zoverre in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) niet op een deugdelijke motivering. Het betoog slaagt. Conclusie 4. Het beroep van de stichting is ongegrond. De beroepen van [appellant sub 2] en de vereniging zijn gegrond. Het besluit van 4 november 2016 dient te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. Bij brief van 18 januari 2017 heeft het college de motivering van het besluit van 4 november 2016 aangevuld door in te gaan op de door [appellant sub 2] en de vereniging naar voren gebrachte zienswijzen. [appellant sub 2] en de vereniging hebben de juistheid van de alsnog door het college gegeven reactie op hun zienswijzen niet betwist. Gelet hierop moet worden geoordeeld dat het aan het besluit van 4 november 2016 klevende motiveringsgebrek met de brief van 18 januari 2017 is hersteld. De Afdeling ziet daarom aanleiding de rechtsgevolgen van het besluit van 4 november 2016 geheel in stand te laten. 5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. verklaart het beroep van Stichting Bomenridders Albrandswaard ongegrond; II. verklaart de beroepen van [appellant sub 2] en Vereniging Agrarische Belangen IJsselmonde gegrond; III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 4 november 2016, kenmerk 99994308_9999214606; IV. bepaalt dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven; V. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van zijn beroep betaalde griffierecht ten bedrage van 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) vergoedt; gelast dat het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland aan Vereniging Agrarische Belangen

pagina 4 van 4 IJsselmonde het door haar voor de behandeling van haar beroep betaalde griffierecht ten bedrage van 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier. w.g. Wortmann w.g. Van Grinsven lid van de enkelvoudige kamer griffier Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2017 462.