RAADSBERICHT (voor de leden van de raad en de algemene raadscommissie)



Vergelijkbare documenten
Transcriptie:

RAADSBERICHT (voor de leden van de raad en de algemene raadscommissie) Van Aan : het college van burgemeester en wethouders : de raads- en commissieleden Datum : 23 juni 2015 Nr. : 2015-66 Portefeuillehouder: wethouder Duursma Onderwerp : heroriëntatie vrij toegankelijke voorzieningen Geachte raads- en commissieleden, Waarover gaat dit raadsbericht? Dit raadsbericht gaat over de start van het proces van de heroriëntatie op de vrij toegankelijke voorzieningen. Nadere toelichting De gemeenteraad van Dinkelland heeft in het beleidsplan Omzien naar elkaar besloten de manier waarop de vrij toegankelijke voorzieningen zijn ingevuld, opnieuw vorm te geven. Dit project heeft de naam Heroriëntatie van de vrij toegankelijke voorzieningen gekregen. In dit raadsbericht lichten wij het vraagstuk toe waar wij (gemeente, professionele organisaties en inwoners) de komende jaren voor staan. Voordat de probleemstelling verder wordt uitgewerkt, wordt kort toegelicht waar het project betrekking op heeft. Wat zijn vrij toegankelijke voorzieningen? Vrij toegankelijke voorzieningen zijn voorzieningen in de samenleving waar elke inwoner toegang toe heeft. Het is niet nodig om een verwijzing te hebben vanuit bijvoorbeeld het Team Ondersteuning en Zorg. Vrij toegankelijke voorzieningen noemen we ook wel algemene voorzieningen. Vrij toegankelijke voorzieningen hebben een preventieve functie. Dit komt doordat ze laagdrempelig en breed van aard zijn. Door de inzet van deze voorzieningen hoeven inwoners geen gebruik te maken van (duurdere) maatwerkvoorzieningen. De inwoner krijgt hiermee een eerdere en informele oplossing van zijn ondersteuningsvraag. Dit levert inhoudelijk voordeel op. Voor de gemeente zijn de inzet van deze voorzieningen in plaats van maatwerkvoorzieningen ook financieel voordelig. Vrij toegankelijke voorzieningen zijn

immers goedkoper. Het resultaat van het goed inrichten van de vrij toegankelijke voorzieningen is dus een win - win situatie. Er is grofweg onderscheid in individuele vrij toegankelijke voorzieningen en collectieve vrij toegankelijke voorzieningen. Denk bij de eerste aan bijvoorbeeld het maatschappelijk werk, bij het tweede bijvoorbeeld aan bewegen voor ouderen vanuit het welzijnswerk. De individuele vrij toegankelijke voorzieningen zijn een gezamenlijke verantwoordelijkheid van inwoners (of belangenbehartigers van inwoners) en overheid (en organisaties). Bij de collectieve vrij toegankelijke voorzieningen zijn de inwoners zelf aan zet. Dit project behandelt de vrij toegankelijke voorzieningen in het sociaal domein. Het gaat dan om de volgende (bestaande) voorzieningen: - Ouderenwerk - Jeugd- en jongerenwerk - Maatschappelijk werk - Vrijwillige ondersteuning - Mantelzorgondersteuning - Clientondersteuning - Preventieve activiteiten op het gebied van Publieke Gezondheid (volksgezondheid) Cultuur en sport zijn niet opgenomen in het project om zo de focus te kunnen bewaren. Wellicht dat we deze disciplines in de toekomst wel op dezelfde manier gaan vormgeven. Als in dit project wordt gesproken over inwoners moet hier gelezen worden: inwoners en/of inwonersvertegenwoordiging. Er is immers niet sprake van alle inwoners, maar in sommige gevallen van een vertegenwoordiging. Het goed vormgeven van deze vertegenwoordiging is overigens een vraagstuk op zich. Wat is het vraagstuk? Vanuit minder overheid, meer samenleving zien wij een verschuiving van de rolverdeling tussen overheid, professionele organisaties en inwoners. Deze verschuiving ziet men ook bij projecten als gebiedsontwikkeling en mijn dorp. De zoektocht naar nieuwe rolverdelingen en verantwoordelijkheden is wat ons bindt. De veranderingen in het sociale domein geven hier een extra impuls aan. Bij de Jeugdzorg, WMO en participatie staat maatwerk, eigen kracht, zelfredzaamheid en deelname in de eigen omgeving centraal. Het aloude noaberschap en Eigen Kracht spelen een belangrijke rol. Inwoners, verenigingen, kerken en andere vrijwilligersorganisaties in de kernen vervullen hierin al een belangrijke taak. Die kracht die er nu al is, willen wij beter gaan gebruiken. Dit vraagt om: een andere invulling van het aanbod van activiteiten in de kernen (aansluitend op de behoeftes van de inwoners) en een andere invulling van de samenwerking, taakverdeling en verantwoordelijkheid tussen gemeente, professionele zorgen welzijnsorganisaties en inwoners.

De hoofdvraag is dus: Hoe krijgt de nieuwe rolverdeling tussen overheid, professionele organisaties en inwoners vorm als het gaat om de vrij toegankelijke voorzieningen? Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het noodzakelijk eerst het antwoord te krijgen op de volgende subvragen: SUBVRAAG 1. Hoe wil de gemeente sturen in het sociaal domein? SUBVRAAG 2. Hoe gaan we invulling geven aan de vraagsturing vanuit de inwoners? SUBVRAAG 3. Hoe gaan we de vraag vanuit de inwoners verbinden aan het aanbod (binnen de gemeentelijke kaders) SUBVRAAG 4. Welke taken (resultaten) horen primair tot de professionele organisaties en welke niet? Uitwerking SUBVRAGEN AD 1. Hoe wil de gemeente sturen in het sociaal domein? Voordat we met de samenleving (inwoners en professionele organisaties) in gesprek kunnen gaan over de inhoudelijke heroriëntatie, is het belangrijk dat de gemeente helder heeft hoe ze zelf wil sturen in het sociaal domein en welk deel ze daarvan wil overdragen naar professionele organisaties of inwoners. Hierbij zijn een aantal aspecten van belang: 1a. Het niveau van sturen / de maatschappelijke opdracht 1b. Hoe de relatie tussen de gemeente en professionele organisaties en/of inwoners vorm wordt gegeven 1c. De inrichting en vorming van het systeem AD 2. Hoe gaan we invulling geven aan de vraagsturing vanuit de inwoners? Eén van de gestelde uitgangspunten voor de heroriëntatie is de vraagsturing vanuit inwoners. Niet langer moet alleen de overheid of professionele organisatie bedenken wat de ondersteuningsvraag van inwoners is, maar inwoners moeten zelf aan zet zijn bij het bepalen van deze vraag. Deze vraag ligt in het verlengde van de vorige vraag en hangt ook samen met het niveau van sturing. De gemeente bepaalt immers haar beleid (ideaal doelen etc.) al in samenspraak met de inwoners. Het ligt het meest voor de hand om de vraagsturing vanuit inwoners te positioneren op het niveau van activiteiten omdat hier specifieke behoeften liggen. Daarnaast ligt het voor de hand om de vraagsturing ook deels op het terrein van resultaten neer te leggen omdat het beleid daarmee dynamischer wordt. Het is echter wel nodig dat hiervoor een aantal spelregels worden bepaald. Het antwoord op deze vraag hangt samen met andere projecten, zoals mijn dorp. Er bestaat bij dit vraagstuk daarnaast een risico dat niet de juiste vragen gesteld worden of dat slechts de vraag van een aantal prominente inwoners wordt beantwoord. Er bestaat immers een risico dat het belang van minder mondige of zwakke burgers niet goed vertegenwoordigd is in de vraagsturing. Daarnaast bestaat er een risico dat als gevolg van

tegenstrijdige belangen de vraagsturing niet goed tot uiting komt. Het is dus van groot belang dat de vraagsturing goed ingericht wordt. AD 3. Hoe gaan we de vraag vanuit de inwoners verbinden aan het aanbod (binnen de gemeentelijke kaders) Er zijn kortweg vier manieren om aan vraagsturing invulling te geven: 3a. Inwoners geven invulling aan de vraagsturing 3b. Professionele organisaties geven invulling aan de vraagsturing 3c. De overheid geeft invulling aan de vraagsturing 3d. Een combinatie van deze vormen Overigens hoeft niet voor alle voorzieningen dezelfde vorm gekozen te worden. Zo kunnen we bijvoorbeeld voor de wettelijke voorzieningen kiezen voor de variant waarin de overheid invulling geeft aan de vraagsturing terwijl voor de collectieve voorzieningen de inwoners invulling geven aan de vraagsturing. Daarnaast moeten we bij het beantwoorden van deze vraag de juridische en praktische overwegingen niet vergeten. Bij dit punt is het van belang te vermelden dat de gemeente wel kaders stelt voor de vraagsturing. Het is immers niet de bedoeling dat inwoners een paintball centrum aan gaan leggen omdat dit de sociale cohesie ten goede zou komen. De kaders moeten echter wel ruim genoeg zijn om de wens en creativiteit van inwoners niet in te perken. AD 4. Welke taken(resultaten) horen primair tot de professionele organisaties en welke niet? Als op basis van de voorgaande vragen de spelregels, rollen en verantwoordelijkheden helder zijn gemaakt (het sturingsvraagstuk) kunnen we stil staan bij het financieringsvraagstuk. Het financieringsvraagstuk houdt in dat bepaald wordt welke taken behoren tot het domein van de professionele organisaties en welke niet. Zoals eerder aangegeven kunnen deze taken het best worden bepaald op het niveau van resultaten. We spreken dan ook bewust niet over activiteiten omdat deze slechts een uitwerking zijn van de taken. Het is belangrijk dat er voor alle partijen helder wordt wie welke taken krijgt en welke resultaten daarbij worden nagestreefd. Het onderscheid in collectieve vrij toegankelijke voorzieningen en individuele vrij toegankelijke voorzieningen met daaraan resultaten gekoppeld per partij maakt ook het financieringsvraagstuk een extra uitdaging. Het antwoord op deze vraag resulteert in de daadwerkelijke opdracht aan de professionele organisaties en de opdracht aan de inwoners om de vrij toegankelijke voorzieningen in te richten. Een aspect van de financieringsvraag is hoe de gemeente omgaat met het innen van eigen bijdragen voor vrij toegankelijke voorzieningen. Resultaatbeschrijvingen project heroriëntatie vrij toegankelijke voorzieningen - Visie op sturing van vrij toegankelijke voorzieningen - Visie op invulling vraagsturing vanuit inwoners - Visie verbinden vraag en aanbod

- Verdeling welke taken behoren tot het domein van de professional en welke tot het domein van de inwoners Planning Wij willen voor 1 januari 2016 bovenstaande stappen hebben afgerond. Wij realiseren ons dat dit een groeitraject is. Voor de implementatie van de heroriëntatie gaan wij dan ook uit van een periode van meerdere jaren. Huidige subsidie professionele organisaties 2016 Vorig jaar juli heeft de gemeente aan de professionele organisaties een vooraankondiging gedaan van het mogelijk beëindigen van de subsidies per 1 januari 2016. Gelet op bovenstaande vraagstukken zet de gemeente de subsidies per 1 januari 2016 niet stop, maar gaat een aantal zaken al wel wijzigen. Vanaf 1 januari 2016 zal er sprake zijn van een nieuwe manier waarop de gemeente stuurt in het sociaal domein. De rollen, taken en verantwoordelijkheden zullen veranderen. Dit houdt ook in dat de manier van subsidiëren wijzigt. Over de subsidie 2016 hebben wij het volgende besloten: - Tot 1 juli 2016 ontvangen opdrachtnemers een subsidie die gelijk is aan de huidige subsidie teruggerekend naar een periode van 6 maanden. Hiervoor moeten zij ook de huidige resultaten behalen. Opdrachtnemers moeten hiervoor nog wel een aanvraag indienen. - Vanaf 1 juli 2016 tot 1 januari 2017 ontvangt de opdrachtnemer een subsidie die 80 procent van de huidige subsidie teruggerekend naar een periode van 6 maanden, bedraagt. Ze moeten hiervoor 80% van de resultaten behalen. Over de invulling van deze resultaten gaan wij de komende periode met alle opdrachtnemers in gesprek. Deze zijn voor 1 januari 2016 bekend zodat ze voldoende tijd hebben om hierop te anticiperen. Ook voor de tweede helft van 2016 moeten ze een subsidieaanvraag indienen. De overige 20 procent van uw subsidie komt beschikbaar voor vraagsturing. Er is dus geen sprake van een korting op het totale budget dat de gemeente beschikbaar stelt. Wel is er sprake van een allocatie van de middelen waardoor een opdrachtnemer minder structurele subsidie ontvangt. Doordat de gemeente kiest voor vraagsturing is niet van tevoren bepaald welke partij de middelen ontvangt voor realisatie van de resultaten. Het kan dus zijn dat een organisatie wel een deel van deze middelen ontvangt. De betreffende organisaties hebben wij schriftelijk op de hoogte gesteld. Innovatiefonds U heeft bij de vaststelling van het beleidsplan Omzien naar Elkaar besloten om een innovatiefonds in te stellen. Vanuit de samenleving komen veel vragen over de beschikbaarheid en de richtlijnen behorende bij dit innovatiefonds. Wij merken dat in veel dorpen nieuwe innovatieve initiatieven ontstaan die ten goede komen aan de versterking van de eigen kracht van de samenleving.

Daarom hebben wij besloten om met ingang van 1 januari 2016 te starten met het innovatiefonds. De komende tijd worden hiervoor de richtlijnen opgesteld. Ook hierbij gaan wij onze inwoners betrekken. 2017 en verder Zoals eerder aangegeven zien wij de heroriëntatie als een groeitraject dat de betrokken partijen (inwoners, professionele organisaties en gemeente) gezamenlijk doorlopen. De rollen, taken en verantwoordelijkheden zullen de komende periode veranderen. Vanzelfsprekend zal dan ook het financieringsvraagstuk veranderen. Waarom deze raadsbrief? In artikel 169, tweede lid, van de Gemeentewet staat dat wij de raad alle inlichtingen verschaffen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. Wij meenden er daarom goed aan te doen u van ons besluit op de hoogte te stellen. Wij stellen u voor dit raadsbericht voor kennisgeving aan te nemen. Met vriendelijke groet, Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dinkelland Namens dezen, Ilse Duursma wethouder