Datum van inontvangstneming : 31/08/2015



Vergelijkbare documenten
Datum van inontvangstneming : 16/09/2013

Datum van inontvangstneming : 28/02/2013

Datum van inontvangstneming : 23/03/2017

Vertaling C-441/13-1. Zaak C-441/13. Verzoek om een prejudiciële beslissing

Datum van inontvangstneming : 25/08/2014

Datum van inontvangstneming : 19/07/2016

Datum van inontvangstneming : 18/09/2017

Datum van inontvangstneming : 23/01/2019

Datum van inontvangstneming : 17/12/2013

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 04/03/2013

Datum van inontvangstneming : 26/06/2014

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

Datum van inontvangstneming : 10/01/2018

Datum van inontvangstneming : 11/06/2013

Datum van inontvangstneming : 23/07/2013

Datum van inontvangstneming : 28/12/2015

Datum van inontvangstneming : 07/02/2017

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Datum van inontvangstneming : 07/07/2017

Datum van inontvangstneming : 22/08/2013

Datum van inontvangstneming : 31/01/2013

Datum van inontvangstneming : 24/03/2016

Datum van inontvangstneming : 23/10/2015

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstneming : 03/02/2015

Datum van inontvangstneming : 06/03/2017

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 12/08/2016

Datum van inontvangstneming : 13/11/2018

Datum van inontvangstneming : 22/05/2014

Date de réception : 01/03/2012

Datum van inontvangstneming : 08/07/2016

Datum van inontvangstneming : 11/12/2012

Datum van inontvangstneming : 20/09/2016

Datum van inontvangstneming : 25/07/2014

Datum van inontvangstneming : 04/11/2013

Datum van inontvangstneming : 13/11/2015

Datum van inontvangstneming : 01/09/2015

Datum van inontvangstneming : 27/11/2012

Datum van inontvangstneming : 13/08/2015

Jurisprudentie. BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 14 juni 2017 *

Datum van inontvangstneming : 30/07/2014

Datum van inontvangstneming : 14/06/2013

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 13/10/2017

Datum van inontvangstneming : 19/03/2019

Datum van inontvangstneming : 17/07/2019

Datum van inontvangstneming : 21/03/2017

Datum van inontvangstneming : 30/07/2017

Date de réception : 18/10/2011

Datum van inontvangstneming : 07/04/2017

Datum van inontvangstneming : 22/06/2017

Datum van inontvangstneming : 07/02/2018

Datum van inontvangstneming : 02/07/2015

Datum van inontvangstneming : 04/07/2017

Datum van inontvangstneming : 05/08/2014

ECLI:NL:PHR:2013:873 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04481

Datum van inontvangstneming : 20/11/2015

Datum van inontvangstneming : 07/08/2014

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Datum van inontvangstneming : 19/06/2015

Datum van inontvangstneming : 26/04/2016

Datum van inontvangstneming : 08/11/2013

Datum van inontvangstneming : 04/04/2016

Datum van inontvangstneming : 13/03/2019

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

Datum van inontvangstneming : 13/12/2016

Datum van inontvangstneming : 26/02/2019

Datum van inontvangstneming : 07/05/2015

Publicatieblad van de Europese Unie. (Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

Datum van inontvangstneming : 04/01/2018

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

BESCHIKKING VAN HET HOF (Zesde kamer) 5 april 2001 *

Datum van inontvangstneming : 05/09/2016

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 19/04/2013

Datum van inontvangstne ming : 01/05/2012

Datum van inontvangstneming : 02/10/2015

Datum van inontvangstneming : 15/05/2015

Vertaling C-125/14-1. Zaak C-125/14. Verzoek om een prejudiciële beslissing. Fővárosi Törvényszék (Hongarije)

Date de réception : 07/02/2012

Datum van inontvangstneming : 07/09/2018

Datum van inontvangstneming : 03/07/2017

Datum van inontvangstneming : 10/10/2017

Datum van inontvangstneming : 08/04/2014

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

Date de réception : 24/02/2012

Datum van inontvangstneming : 02/04/2018

Datum van inontvangstneming : 25/04/2016

Datum van inontvangstneming : 07/06/2016

Datum van inontvangstneming : 19/11/2015

Datum van inontvangstneming : 22/05/2017

Hof van Cassatie van België

Datum van inontvangstneming : 27/07/2015

Datum van inontvangstneming : 06/02/2014

Datum van inontvangstneming : 22/07/2016

Datum van inontvangstneming : 07/06/2016

Datum van inontvangstneming : 11/07/2014

Datum van inontvangstneming : 04/06/2015

Transcriptie:

Datum van inontvangstneming : 31/08/2015

Vertaling C-417/15-1 Zaak C-417/15 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 29 juli 2015 Verwijzende rechter: Landesgericht für Zivilrechtssachen Wien (Oostenrijk) Datum van de verwijzingsbeslissing: 23 juli 2015 Verzoekende partij: Wolfgang Schmidt Verwerende partij: Christiane Schmidt BESLISSING In de zaak Verzoekende partij: Ir.Wolfgang Schmidt [OMISSIS] 3040 Neulengbach, [OMISSIS] [omissis] Verwerende partij: Christiane Schmidt 90489 Nürnberg, [OMISSIS] [OMISSIS] wegens: beroep tegen een schenkingsovereenkomt en doorhaling in het kadaster NL

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 23. 7. 2015 ZAAK C-417/15 1.) Het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt overeenkomstig artikel 267 VWEU verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag: Valt een procedure over het ongedaan maken van een schenkingsovereenkomst wegens handelingsonbekwaamheid van de schenker en registratie van het doorhalen van het eigendomsrecht ten behoeve van de ontvanger onder de bepaling van artikel 24, punt 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december [Or. 2] 2012, Publicatieblad L 351 [blz. 1], dat voorziet in een exclusieve bevoegdheid voor zakelijke rechten op een onroerend goed? 2.) [OMISSIS] [Schorsing van de behandeling] Motivering: Feiten: Verzoekende partij was eigenaar van een in het kadaster geregistreerd onroerend goed, gelegen 1100 Wenen, Sickingengasse 13. Bij schenkingsovereenkomst van 14 november 2013 heeft hij het onroerend goed geschonken aan zijn dochter, de verwerende partij, die op grond van de schenkingsovereenkomst in het kadaster als eigenaresse werd geregistreerd. Verwerende partij was op het moment van de schenking in Duitsland woonachtig en woont daar nog steeds. Verzoekende partij eist met onderhavige vordering nietigverklaring van de schenkingsovereenkomst en doorhaling van de registratie van het eigendomsrecht op het desbetreffende onroerend goed ten gunste van verwerende partij. Samengevat voert hij aan dat hij op het moment van de schenking handelingsonbekwaam was, waardoor hij niet rechtsgeldig eigendom kon overdragen. Op vordering van verzoekende partij werd bij een verbindende beslissing van de rechter van 25 maart 2015 de vordering tot doorhaling op grond van 61, lid 1, GBG, toegewezen en vervolgens in het kadaster ten uitvoer gebracht. Verwerende partij heeft de vordering bestreden, de onbevoegdheid van de aangezochte rechter ingeroepen en aangevoerd dat de desbetreffende vordering geen zakelijk recht in de zin van artikel 24, punt 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad [Or. 3] van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken betrof. 2

SCHMIDT Grondslagen in het Unierecht: Op grond van artikel 24, punt 1, van verordening (EU) nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken zijn de gerechten van de lidstaat waar het onroerend goed gelegen is bij uitsluiting bevoegd in gedingen die zakelijke rechten op en huur en verhuur, pacht en verpachting van onroerende goederen tot onderwerp hebben. Grondslagen in het Oostenrijkse recht: De beslissende bepalingen van het Allgemeines Bürgerliches Gesetzbuch (ABGB, Oostenrijks burgerlijk wetboek) luiden als volgt: 380. Zonder titel en zonder wettelijke wijze van verwerving kan geen eigendom worden verkregen. 425. De titel alleen geeft nog geen eigendom. De eigendom en alle zakelijke rechten in het algemeen kunnen, behalve in de bij wet bepaalde gevallen, slechts door juridische overdracht en aanvaarding worden verworven. 431. Voor overdracht van de eigendom van onroerende goederen moet de transactie door middel waarvan de goederen worden verworven in de daartoe bestemde openbare registers worden ingeschreven. Deze inschrijving noemt men registratie (intabulatio). De beslissende bepalingen van het Grundbuchgesetz (GBG, Oostenrijkse kadasterwet) luiden als volgt: 8. Inschrijvingen in het kadaster zijn: 1. registraties (onvoorwaardelijke wettelijke verwervingen of doorhalingen intabulationes of extabulationes), die zonder nadere rechtvaardiging of 2. voorlopige aantekeningen van wijziging in het kadaster (voorwaardelijke wettelijke verwervingen of doorhalingen praenotationes), die slechts op voorwaarde van een daaropvolgende rechtvaardiging leiden tot de verwerving, [Or. 4] de overdracht, de beperking of de doorhaling van kadastrale rechten, of 3. losse aantekeningen. 9. Slechts zakelijke rechten en lasten, het recht op wederverkoop en van voorkoop ( 1070 en 1073 ABGB) en het pachtrecht ( 1095 ABGB) kunnen in het kadaster worden ingeschreven. [...] 3

VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 23. 7. 2015 ZAAK C-417/15 6. Vorderingen tot doorhaling en aantekeningen inzake gedingen 61. (1) Wanneer iemand die door een registratie in zijn kadastrale rechten lijkt te zijn geraakt, de registratie met een beroep op nietigheid voor de rechter bestrijdt en eist dat de kadastrale status quo ante wordt hersteld, kan hij gelijktijdig met zijn vordering of later verlangen dat van een dergelijk geding een aantekening wordt gemaakt in het kadaster. Zowel voor de rechter als bij het kadaster kan worden gevorderd dat van het geding een aantekening wordt gemaakt. (2) Het maken van een aantekening van het geding heeft tot gevolg dat de uitspraak op de vordering ook jegens personen die eerst na het moment waarop aan het kadaster het verzoek om een aantekening van het geding is gericht, kadastrale rechten hebben verkregen, haar volle werking heeft. 65. (1) Indien de vordering door de verzoekende partij wordt ingetrokken of bij een verbindend vonnis wordt afgewezen of indien de vordering in het geval van 63 niet binnen de voorgeschreven termijn is ingediend, kan op verzoek van de verwerende partij de aantekening van het geding worden doorgehaald. (2) Wordt echter bij een verbindend vonnis of in een schikking de bestreden registratie in haar geheel of ten dele nietig verklaard, dan moet op verzoek van de verzoekende partij op de in het vonnis of de schikking verwoorde wijze en omvang worden overgegaan tot het doorhalen van de bestreden registratie en tevens tot het doorhalen van zowel de aantekening van het geding als alle registraties en voorlopige aantekeningen van wijziging, waarom met betrekking tot het door te halen recht eerst na het moment waarop het verzoek tot het maken van een aanmerking van het geding het kadaster bereikte, is gevraagd. Krachtens het Oostenrijkse recht gaat het bij [Or. 5] onderhavige vordering om een vordering tot doorhaling op grond van 61, lid 1, GBG. Een vonnis waarbij de vordering wordt toegewezen werkt op grond van 65, lid 2, GBG jegens een ieder. Het kan zowel jegens verwerende partij als ten gevolge van de aantekening van de vordering uit hoofde van 61, lid 2, GBG jegens een ieder die tijdens het geding kadastrale rechten op het onroerend goed mocht hebben verkregen, ten uitvoer worden gebracht. Voor een beslissing ten principale moet een oordeel worden gegeven over de exceptie van onbevoegdheid van de aangezochte rechter. De aangezochte rechter is slechts bevoegd, indien artikel 24, punt 1, van de aangehaalde verordening van toepassing is. De bepaling van artikel 24, punt 1, van de aangehaalde verordening moet naar de heersende mening autonoom worden uitgelegd. Voor zover te overzien, zijn er twee arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie met betrekking tot deze bevoegdheidsbepaling (om preciezer te zijn: met betrekking tot eerdere bepalingen met dezelfde inhoud), waarin verschillend werd geoordeeld en die niet zonder meer in de onderhavige procedure kunnen worden toegepast. 4

SCHMIDT Het arrest van het Hof van Justitie in zaak C-518/99, waarin ontkennend werd geantwoord op de vraag of artikel 16, punt 1, van het verdrag van 27 september 1969 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken kon worden toegepast, betrof een vordering tot ongedaanmaking van een koopovereenkomst aangaande een onroerende zaak en schadevergoeding wegens het niet-nakomen van contractuele verplichtingen. De zaak is naar de opvatting van het Landesgericht in zoverre niet te vergelijken, als het voorwerp van deze procedure de (ex ante) nietigheid van het eigendomsrecht van de ontvangster is, omdat bij vaststelling van de handelingsonbekwaamheid van verzoekende partij geen sprake was van een geldige titel voor de registratie [Or. 6] van het eigendomsrecht van verwerende partij, zodat haar eigendomsrecht moet worden doorgehaald en verzoekende partij als voorheen als eigenaar van het onroerend goed moet worden beschouwd. Ook heeft het vonnis jegens een ieder gelding. In het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-438/12 werd bepaald, dat artikel 22, punt 1, van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing is op een vordering tot vaststelling van de ongeldigheid van een voorkooprecht, dat op een onroerend goed rust en jegens een ieder gelding heeft. Dat geval is naar de opvatting van het gerecht in zoverre niet met deze procedure te vergelijken, daar het voorkooprecht als zakelijk recht niet was bestreden en het om de uitoefening van het zakelijke recht ging. Het Landesgericht ziet zich derhalve verplicht de voornoemde prejudiciële vraag door het Hof van Justitie van de Europese Unie in het kader van een prejudiciële verwijzing te laten ophelderen. Landesgericht für Zivilrechtssachen Wien [omissis] Tweede afdeling, 23 juli 2015 [omissis] 5