Nummer 52 van 2000 PROVINCIAAL BLAD VAN ZEELAND Besluit van 30 juni 2000, nummer WEB-236, directie Welzijn, Economie en Bestuur, afdeling Welzijn, tot afkondiging van het besluit van Provinciale Staten tot vaststelling van de Subsidieregeling activiteiten welzijn. Gedeputeerde Staten van Zeeland maken bekend, dat door de Staten in die provincie in hun vergadering van 30 juni 2000, onder nr. WEB-236, is vastgesteld de Subsidieregeling activiteiten welzijn. Subsidieregeling activiteiten welzijn Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Deze regeling verstaat onder: a. welzijn: het beleidsterrein welzijn en de grensvlakken daarvan met zorg, cultuur en/of onderwijs; b. provinciaal welzijnsbeleid: beleid zoals vastgelegd in actuele provinciale beleidsdocumenten op het terrein van welzijn; c. activiteiten welzijn: activiteiten die een concrete invulling geven aan het provinciaal welzijnsbeleid. Artikel 2 Op subsidies voor activiteiten welzijn zijn, voor zover in deze regeling niet anders is bepaald, de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Zeeland van toepassing.
Hoofdstuk 2 Reikwijdte subsidieregeling Artikel 3 1. Op grond van deze regeling kunnen Gedeputeerde Staten een incidentele subsidie verlenen voor een eenmalige activiteit die van belang is in het kader van het provinciaal welzijnsbeleid. 2. In bijzondere gevallen kunnen Gedeputeerde Staten op grond van deze regeling besluiten een meerjarige stimuleringssubsidie te verstrekken, waarbij een maximum geldt van drie jaar. 3. Geen beroep op deze regeling kan worden gedaan indien voor de activiteit op grond van een andere subsidieregeling van de Provincie Zeeland subsidie kan worden verleend. Hoofdstuk 3 Subsidiecriteria Artikel 4 1. Een activiteit komt slechts voor subsidie in aanmerking als deze bovenlokaal een concrete invulling geeft aan een of meer thema s van het provinciaal welzijnsbeleid. 2. Een op het algemeen publiek gerichte activiteit komt niet voor subsidie in aanmerking als deze plaatsvindt in een accommodatie of op een locatie die niet toegankelijk is voor mensen met een handicap. 3. De activiteit dient te worden uitgevoerd in de provincie Zeeland. Een uitzondering kan worden gemaakt als, naar de opvatting van Gedeputeerde Staten, sprake is van een zwaarwegend Zeeuws belang. 4. Bij subsidieverzoeken die een (nagenoeg) gelijke activiteit betreffen kan door Gedeputeerde Staten samenwerking van de organisaties of samenvoeging van de activiteiten als voorwaarde voor subsidiëring worden gesteld. Artikel 5 1. De te verlenen subsidie bedraagt ten hoogste 90% van de som van de door Gedeputeerde Staten subsidiabel verklaarde kosten van de activiteit, met uitzondering van de genormeerde bedragen, welke voor 100% subsidiabel zijn. De subsidie bedraagt niet meer dan het werkelijk tekort van de activiteit. 2. Bij de bepaling van subsidiabele kosten worden de door Gedeputeerde Staten vastgestelde Normen vergoeding subsidieregeling activiteiten welzijn gehanteerd. 2
Hoofdstuk 4 Wijze van aanvragen en wijze van behandelen Artikel 6 1. Verzoeken om subsidie kunnen twee keer per jaar worden ingediend. 2. In afwijking van het gestelde in de Algemene subsidieverordening Zeeland dient: a. een subsidieverzoek dat betrekking heeft op een activiteit die start in de eerste helft van een jaar, ingediend te worden voor 1 november van het voorafgaande jaar; b. een subsidieverzoek dat betrekking heeft op een activiteit die start in de tweede helft van een jaar, ingediend te worden voor 1 mei van dat jaar. Artikel 7 Voor het aanvragen van subsidie dient gebruik gemaakt te worden van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier. Artikel 8 Subsidieverzoeken op grond van deze regeling worden beoordeeld in het kader van het halfjaarlijks door Gedeputeerde Staten op te stellen welzijnsprogramma. Artikel 9 1. Gedeputeerde Staten kunnen de subsidieverzoeken in een prioriteitsvolgorde plaatsen. 2. Gedeputeerde Staten zullen bij de bepaling van de prioriteitsvolgorde rekening houden met het gestelde in artikel 4 en met de mate waarin activiteiten voldoen aan de volgende criteria: a. de mate waarin sprake is van een provinciaal belang; b. de mate waarin sprake is van een integrale benadering van maatc. schappelijke vraagstukken; d. de mate waarin activiteiten een vernieuwend karakter hebben; e. de mate waarin sprake is van een activiteit met een voorbeeldfunctie; f. de mate waarin bij voor het algemeen publiek bedoelde activiteiten gestreefd is naar participatie van moeilijk te bereiken groepen; g. de mate waarin activiteiten worden georganiseerd door samenwerkende organisaties. 3. Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat subsidie wordt verleend in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voorzover het, op de door Provinciale Staten van Zeeland vastgestelde begroting, beschikbaar gestelde bedrag dat toelaat. 3
4. Gedeputeerde Staten zijn gemachtigd, indien niet wordt voldaan aan de gestelde criteria en voorwaarden in deze regeling of als geen of onvoldoende middelen beschikbaar zijn, de aanvraag af te wijzen. Hoofdstuk 5 Slotbepalingen Artikel 10 1. Gedeputeerde Staten kunnen bij het verlenen van subsidie ontheffing verlenen van deze regeling als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden. 2. Bij het vaststellen van de subsidie kunnen Gedeputeerde Staten afwijken van de in deze regeling genoemde bepalingen, als onverkorte toepassing daarvan naar hun oordeel tot onbillijkheden of bijzondere hardheden zou leiden. 3. Bij twijfel over de uitleg van deze regeling en in de gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslissen Gedeputeerde Staten. Artikel 11 1. Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2001. 2. Bij de inwerkingtreding van deze subsidieregeling wordt de volgende regeling ingetrokken: Subsidieregeling t.b.v. provinciaal vrijwilligerswerk. 3. Deze subsidieregeling kan worden aangehaald als Subsidieregeling activiteiten welzijn Zeeland, 2001. Uitgegeven 19 december 2000. De griffier der Staten, mr. drs. L.J.M. VERDULT. Gegeven te Middelburg, 30 juni 2000. Gedeputeerde Staten voornoemd, drs. W. T. VAN GELDER, voorzitter. mr. J.A. LANDER, griffier. 4
Toelichting subsidieregeling activiteiten welzijn Algemeen Het welzijnsbeleid van de provincie Zeeland is gericht op een integrale benadering van maatschappelijke vraagstukken. Deze brede subsidieregeling vervangt in dat kader subsidieregelingen gericht op specifieke groepen, zoals jeugd en jongeren en culturele minderheden. artikel 1 Het provinciale welzijnsbeleid is in de eerste plaats vastgelegd in de meest actuele provinciale beleidsnota op het terrein van welzijn. Daarnaast kan er sprake zijn van aanvullend beleid in andere beleidsstukken. artikel 3 In beginsel worden subsidies alleen verstrekt aan organisaties die rechtspersoon zijn. Aan natuurlijke personen en groeperingen kan subsidie worden verstrekt als een rechtspersoon als tussenpersoon optreedt. Deze rol kan b.v. vervuld worden door een gemeente. Subsidies worden verleend voor eenmalige activiteiten en kleinschalige projecten; niet voor activiteiten die meerdere jaren achtereen op vrijwel gelijke wijze worden uitgevoerd. Een uitzondering zijn de in lid 2 genoemde meerjarige stimuleringssubsidies. Deze kunnen tijdelijk worden verstrekt, als er sprake is van een voor Zeeland nieuwe, jaarlijks terugkerende activiteit, die het provinciaal bestuur zodanig waardevol vindt dat ze de start daarvan (mede) mogelijk wil maken. artikel 5 Een eigen bijdrage benadrukt de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de betreffende organisatie. Mocht, in uitzonderlijke gevallen, een organisatie niet in staat zijn om een eigen bijdrage te financieren, dan kan door Gedeputeerde Staten een uitzondering worden gemaakt. artikel 6 De regeling kent twee subsidietijdvakken. Het eerste subsidietijdvak loopt van 1 januari t/m 30 juni; het tweede subsidietijdvak van 1 juli t/m 31 december. Wanneer een activiteit in twee subsidietijdvakken plaatsvindt, dan is de startdatum van de activiteit bepalend voor de vraag wanneer subsidie moet worden aangevraagd en eventueel wordt verleend. artikel 9 Provinciale Staten stellen jaarlijks het subsidieplafond voor deze regeling vast 5
in de provinciale begroting. Gedeputeerde Staten verdelen dit bedrag over de twee subsidietijdvakken. lid 2e: organisaties kunnen zich inzetten om bepaalde categorieën personen, waarbij sprake is van psychologische drempels, nadrukkelijk bij de activiteit te betrekken. Afhankelijk van de activiteit kan gedacht worden aan mensen met een handicap, vrouwen, jongeren, ouderen en allochtonen. 6