ADMINISTRATIEVE CHECKLIST NIEUWE KLANTCABINE 2015-11-03 (in te vullen door de DNG of zijn afgevaardigde)



Vergelijkbare documenten
C2/112 TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR AANSLUITING OP HET HS-DISTRIBUTIENET BIJLAGEN

ADMINISTRATIEVE CHECKLIST NIEUWE KLANTENCABINES (in te vullen door de DNG of zijn afgevaardigde)

C2-112 TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR AANSLUITING OP HET HS-DISTRIBUTIENET. Uitgave

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR DE AANSLUITING OP HET LS-DISTRIBUTIENET VAN TIJDELIJKE INSTALLATIES VOOR WERVEN

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN VOOR HET AANSLUITEN VAN VASTE PROFESSIONELE INSTALLATIES ZONDER METER

Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG. VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 25 A. Max.

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Regionaal Technologisch Centrum Mechelen

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 6 mm² Type electrode: Max. beveiliging: 2 x 20 A. # verdeelborden: Type: X2,5: 40 A.

POLITIEVERORDENING. Addendum Veiligheidsmaatregelen bij het gebruik van occasionele installaties voorzien van een fotovoltaïsche zonne-energiesysteem

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Reglement voor de netkoppeling van fotovoltaïsche cellen

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

PRAKTISCHE FICHE / DE VOORBEREIDING Beschikbaar op

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM. Huisnummer 12 Postcode 9270

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Historie. Revisie 07/2012

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

VERSLAG VAN ONDERZOEK VAN EEN HOOGSPANNINGSINSTALLATIE (uitgevoerd onder BELAC accreditatie volgens interne procedure QPRO/ELE/001, 7.

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

KEURINGSVERSLAG 0,00. Adres eigenaar: VOB 2 x 4 mm² Type electrode: 2 x 20 A. Max. beveiliging: # verdeelborden: Bescherming:

VERSLAG VAN ONDERZOEK

Bijlage: Lastenboek - Export vermogen begrenzing bij rechtstreekse klanten_v1.0

Hoe keuringsverslagen elektrische installaties interpreteren meest voorkomende inbreuken

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie CONFORM

Pagina 1 of 5 EK 1. Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie DIFFERENTIEELSCHAKELAAR

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ATECON vzw Britselei 94 ñ bus Antwerpen Tel: 03/ / N 618-INSP KEURINGSVERSLAG.

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Welkom. Partnerwerking Eandis. oktober 2015

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

SPECIFIEKE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN WAARAAN DE NETTEN VAN DE DISTRIBUTIENETBEHEERDERS MOETEN VOLDOEN INZAKE BESCHERMING TEGEN OVERSTROOM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Meensesteenweg 338, 8800 Roeselare TEL: 051/ FAX: 051/ / Ondernemingsnummer: BE

Forfaitaire verbruiken. Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie NIET CONFORM

C4/12.1 Regels van goed vakmanschap van apparatuur en steunen vreemd aan OV

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

KEURINGSVERSLAG. Adres eigenaar: VVB 4 x 10 mm² Type electrode: Max. beveiliging: 4 x 25 A. # verdeelborden: Type: X2,5: 40 A.

Pagina 1 of 9 EK 1. Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie DIFFERENTIEELSCHAKELAAR

CLASSIFICATIEPROCEDURE VOOR HS MATERIEEL VOLGENS DE TECHNISCHE VOORSCHRIFTEN C2/112. (C2/113 Revisie maart 2009)

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ELEKTRICITEITSKEURING

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

ACA vzw Erkend controle organisme Huishoudelijke installaties

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

VERSLAG VAN ONDERZOEK

WKK en slimme netten

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

C2/119. Symboliek van de functionele eenheden van installaties aangesloten op het HS verdeelnet

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Keuringsverslag van een elektrische laagspanning- en zeer lage spanningsinstallatie

Historie. Revisie 07/2012

Transcriptie:

ADMINISTRATIEVE CHECKLIST NIEUWE KLANTCABINE 2015-11-03 (in te vullen door de DNG of zijn afgevaardigde) De Word versie is te verkrijgen via de lokale DNB. Distributienetgebruiker Cabine Installateur Datum EAN-nummer Versie 3/11/2015

Inhoud 1 VOLLEDIGHEID DOSSIER... 4 2 CONTROLE TYPE GEBOUW... 5 2.1 BB00 lokaal enkel nog bij sanering bestaande ruimte (zie C2/112-5.3)... 6 2.2 BB05 lokaal (zie C2/112-5.4)... 6 2.3 BB10 lokaal (zie C2/112 5.5)... 7 2.4 BB20 lokaal (zie C2/112 5.6)... 7 2.5 BB30 lokaal (zie C2/112 5.7)... 8 2.6 BB40 lokaal (Zie C2/112-5.8)... 9 2.7 BB50 lokaal (Zie C2/112-5.9)... 9 3 CONTROLE GEBOUW... 10 3.1 Afmetingen van het lokaal... 10 3.2 Hoogte kabelkanaal en eventuele sokkel in functie van de kabel en van HS-apparatuur... 10 3.3 Binneninrichting... 10 3.4 Deuren... 11 3.5 Kabeldoorgang voor meetwagen... 11 3.6 Ventilatie... 11 3.7 Verlichting... 11 3.8 Toegang... 11 3.9 Olieopvangbak... 11 3.10 Cabine met elektrisch geleidende wanden (metalen cabines)... 12 3.11 Leidingen en kanalen... 12 4 HS FU S... 12 4.1 AA10 Materiaal... 13 4.2 AA15 Materiaal... 13 4.3 AA20 Materiaal... 13 4.4 AA31/32 Materiaal... 13 4.5 AA33 Materiaal... 14 4.6 AA35 Materiaal... 14 4.7 AA40 Materiaal... 14 5 AARDING VAN DE CABINE... 14 5.1 In geval van globale aarding... 14 5.2 In geval van niet-globale aarding... 14 6 HULPVOEDINGEN... 15 7 ELEKTRISCHE BEVEILIGINGEN... 15 7.1 Beveiliging tegen overstromen... 15 7.1.1 Algemene beveiliging...15 7.1.2 Individuele beveiliging van de transformator...16 7.1.3 Stroomsterkte van de smeltveiligheid in geval van een gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden: stroomsterkte van de smeltveiligheid (gegeven door DNB) zie 13.2.2.2...17 7.1.4 Instelling van het relais in geval van vermogensschakelaar (gegeven door DNB)...17 7.1.5 Regeling van het contractueel aansluitvermogen aan de LS-zijde indien de algemene beveiliging gebeurt via een gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden..17 7.2 Minimumspanningsbeveiliging/ telegesignaleerde FSI... 17 7.2.1 Automatische wederinschakeling...18 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 2/23

8 VERMOGENTRANSFORMATOR... 18 8.1 In olie gedompelde transformatoren... 18 8.2 Droge transformator... 18 8.3 Gerecupereerde transformator... 18 9 METING... 19 9.1 Meting op LS... 19 9.2 Meting op HS... 19 9.3 Meterkast... 19 10 KABELS... 20 10.1 Kabels voor aansluiting op het distributienet... 20 10.1.1 Tracé van de HS-kabels buiten de gebouwen...20 10.1.2 Tracé van HS-kabels in de gebouwen...20 10.2 Kabels voor aansluiting op het intern distributienet van de DNG... 20 10.3 Kabels voor de aansluiting aan de HS-transformator... 21 10.4 LS-kabel tussen transformator en de algemene zichtbare scheiding op LS... 21 10.5 Kabels voor de hulpvoedingen... 21 11 ZICHTBARE SCHEIDING LS BORD... 21 12 DNG RECHTSTREEKS AANGESLOTEN OP EEN TS... 22 12.1 Elektrische karakteristieken van de FU... 22 13 DECENTRALE PRODUCTIE > 10 KVA... 22 13.1 Keuringsverslag... 22 13.2 Spanningsmeting voor de NOB... 22 13.3 Back-up beveiliging... 23 13.4 Ontkoppelrelais... 23 14 NET-NOODVOEDING... 23 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 3/23

1 VOLLEDIGHEID DOSSIER Het goedkeuringsdossier dat door de klant of zijn installateur wordt opgestuurd moet volgende onderdelen bevatten: Definitieve stedenbouwkundig plan (.dxf) 2.3 Uitvoeringsplannen van het lokaal (met de functionele HS-eenheden, leidingen, HSapparatuur, transfo, meting, stopcontacten, ) en aanduiding van alle afmetingen. 2.3 Zie C2/112 toegangsprocedure. Principeschema weergegeven a.h.v. de standaardsymbolen van de FU beschreven in C2/119, karakteristieken van de smeltveiligheden/instelling van het relais met de 2.3 nomenclatuur en de eigenschappen volgens het model in C2/119 Bekabelingsschema van de beveiligingsinrichtingen en instellingen van de FU alsook de schema s van de hulpvoedingen. 2.3 MS- en LS-aardingsplan en aardingsstaven, aansluitingsschema aardingslat (equipotentiale verbindingen) H14 Keuze en eigenschappen van het afdichtingssysteem 12.3.6 12.B Indien van toepassing: Uitvoeringsschema s van de decentrale productie-eenheid 19.3 Inplantingsschema van de verschillende onderdelen van de decentrale productieeenheid 19.3 Uitvoeringsschema van de noodvoeding 20.3 Verklaring van de architect (belastingen ten gevolge van een interne boog) 2.3, 5.2 5.D Volgende documenten moeten in het bezit van Eandis zijn voor de indienstname: Routinetestrapport VAN KEURINGSORGANISME van de TI, TP en vermogentransformator Stappen bij indienstname DNB: - DNB vult WAM-fiche in en plaatst deze in tellerkast - sticker in en kleeft deze in tellerkast - Nauwkeurigheidsattesten meettransformatoren worden in tellerkast geplaatst - Controle van meetmodule zoals voorgeschreven - Controle van ijkklemmenplaat - spanningen op en stromen open - Contactname met metering 8.8, H9 Kopie AREI keuringsverslag GELIJKVORMIGHEIDSONDERZOEK 2.6 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 4/23

2 CONTROLE TYPE GEBOUW Het lokaal ( 5.1 van C2/112) is van het type: Vrijstaand Aangrenzend Geïntegreerd in een gebouw Het lokaal is van het type: BB00 ga verder naar hoofdstuk 2.1 BB05 ga verder naar hoofdstuk 2.2 BB10 ga verder naar hoofdstuk 2.3 BB20 ga verder naar hoofdstuk 2.4 BB30 ga verder naar hoofdstuk 2.5 BB40 ga verder naar hoofdstuk 2.6 BB50 ga verder naar hoofdstuk 2.7 Relatie gebouw lokaal: Caabb BB00 BB05 BB10 BB20 BB30 BB50 BB40 AA10 (*) C1005 C1010 C1020 C1030 C1050 AA15 C1500 (*) C1505 C1510 C1520 C1530 C1550 AA20 C2000 C2005 C2010 C2020 C2030 Idem C2000 AA31 C3110 C3120 C3130 C3150 AA32 Idem C3110 Idem C3120 C3230 C3250 AA33 C3300 C3305 C3310 C3320 C3330 C3350 AA35 Idem C20xx Idem als C20xx Idem C20xx AA40 C4040 (*) wel toegelaten in geval van renovatie aangevuld met een risicoanalyse Aanbevolen combinatie Mogelijkse combinatie Verboden combinatie Niet van toepassing Toegelaten onder voorwaarden (zie*) Het lokaal voldoet aan de minimale basisvereisten uit de Europese norm EN1990, d.w.z. dat de wanden voldoende weerstand hebben tegen overdruk om een accidentele boog te weerstaan.(zie aanvullende voorschriften 5.C) Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 5/23

2.1 BB00 lokaal enkel nog bij sanering bestaande ruimte (zie C2/112-5.3) In geval van een nieuw lokaal worden enkel nog BB05 ruimtes toegelaten (zie aanvullende voorschriften 5.D) Ingeval van een bestaand lokaal: volgens de voorschriften van de fabrikant correct opgestelde apparatuur categorie AA15, AA20, 33 of 35 en AA10 op voorwaarde dat de risicoanalyse aantoont dat de risico s aanvaardbaar blijven ( 21.3.3, 7.1, aanvullende voorschriften 5.C). Evacuatieopening van min 0.6m² H7, 12.6.1 Bestaand gebouw voldoet aan minimale eisen voor hergebruik: minimum wanddiktes in combinatie met 0,6 m² ventilatieopening bij controle door de DNB zijn: * 8 cm gewapend beton ongeacht het volume * 14 cm metselwerk van betonblokken of snelbouwstenen 5.C Ga verder naar hoofdstuk 3 en vul het gekozen type materiaal in, overeenkomstig het gebouw. 2.2 BB05 lokaal (zie C2/112-5.4) Het schakelmateriaal dient van de categorie AA10, 15, 20, 33 of 35 te zijn, de installateur verzorgt de installatie volgens de voorschriften van de fabrikant ( 5.4, H7). De evacuatieopening van min 0,6m² is een opening rechtstreeks naar buiten, een opening naar een lokaal met groot volume (min 250 m³) gecombineerd met een permanente opening naar buiten van 2m² of een opening naar buiten via een drukvast kanaal met een diameter van 0,5 m² met een maximale lengte van 20 m (in de kolom opmerking de weerhouden oplossing aangeven). 5.4, H7, 12.6.1 Bruto volume van het HSlokaal 10m³ 15m³ 20m³ 30m³ - < 100m³ Overdruk ter hoogte van de schakelruimte 45 hpa 30 hpa 25 hpa 20 hpa Geprefabriceerd gebouw volgens C2/115 goedgekeurd of met attest architect of volgens onderstaande richtwaarde De structuur van het nieuw gebouw is minimum ontworpen en uitgevoerd volgens EN1990 sectie 2.2 (aanvullende voorschriften 5.D). De minimum wanddiktes in combinatie met 0,6 m² ventilatieopening bij controle door de DNB zijn: * 8 cm gewapend beton bij min. volume 20 m³ * 19 cm gewapend metselwerk bij min. volume 30 m³ 5.4 5.D Ga verder naar hoofdstuk 3 en vul het gekozen type materiaal in, overeenkomstig het gebouw. Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 6/23

2.3 BB10 lokaal (zie C2/112 5.5) Het schakelmateriaal dient van de categorie AA10, 15, 20, 31, 32, 33 of 35 te zijn, de installateur verzorgt de installatie volgens de voorschriften van de fabrikant ( 5.5, H7). Alle deksels van de vloer dienen verankerd te zijn ( 5.5). Keuze gebouw: Geprefabriceerd gebouw volgens C2/115 goedgekeurd 5.5 Merk Type Het prefab gebouw komt voor op de lijst van Synergrid C2/115. Indien het gebouw niet voorkomt in de lijst, behoeft het een verklaring van de architect en dient het te voldoen aan volgende eisen: Expansievolume kabelkelder >3,8m³ 5.5, H7 Opening naar de kabelkelder over de volledige lengte van de FU s en een breedte gespecifieerd door de fabrikant. 5.5, H7 Opening achter transformator 0,14m² 5.5, H7 Evacuatieopening van min 0,6m². Indien lokaal zonder transfo: opening die naar 5.5, H7, buiten opent bij een overdruk vanaf 15hPa. 12.6.1 Lage ventilatie-opening (sluiting vanaf 10hPa) 12.6.1 Weerstand van de muren achter HS-materiaal 250hPa indien deze wanden worden blootgesteld aan een overdruk in het geval van een interne boog (zie fiche C3110) H7 Weerstand van de andere muren 50hPa H7 Weerstand van de kabelkelder 220hPa H7 Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten 12.4 Ga verder naar hoofdstuk 3 en vul het gekozen type materiaal in, overeenkomstig het gebouw. 2.4 BB20 lokaal (zie C2/112 5.6) Het schakelmateriaal dient van de categorie AA10, 15, 20, 31, 32, 33 of 35 te zijn, de installateur verzorgt de installatie volgens de voorschriften van de fabrikant ( 5.6, H7). Keuze gebouw: Geprefabriceerd gebouw volgens C2/115 goedgekeurd 5.6 Merk Type Het prefab gebouw komt voor op de lijst van Synergrid C2/115. Indien het gebouw niet voorkomt in de lijst, behoeft het een verklaring van de architect en dient het te voldoen aan volgende eisen: Expansievolume kabelkelder >5m³ 5.6, H7 Aanwezigheid van 2 onafhankelijke lokalen 5.6 Onvervormbare scheidingswand tussen de twee volumes met een opening van 150x80cm 5.6, H7 Evacuatieopening of hoge ventilatie-opening van min 0,6m² in transfo-compartiment 5.6, H7, (op een hoogte van 2m van de vloer) 12.6.1 Lage ventilatie-opening (sluiting vanaf 10hPa) indien nodig 12.6.1 Weerstand van de muren aan zijde van transformatorcompartiment 125hPa H7 Weerstand van de andere muren aan zijde schakelruimte 50hPa H7 Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten 12.4 Ga verder naar hoofdstuk 3 en vul het gekozen type materiaal in, overeenkomstig het gebouw. Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 7/23

2.5 BB30 lokaal (zie C2/112 5.7) Het schakelmateriaal dient van de categorie AA10, 15, 20, 31, 32, 33 of 35 te zijn, de installateur verzorgt de installatie volgens de voorschriften van de fabrikant ( 5.7, H7). Keuze van het lokaal: Lokaal met complementair expansievolume, principe BB10: Expansievolume kabelkelder >3,8m³ 5.7.1, H7 Bijkomend expansievolume min 250m³ (of 50m³ indien AA32) 5.7.1, H7 Permanente opening naar buiten toe in expansievolume min 2m² 5.7.1, H7 Opening achter transformator 0,14m² 5.7.1, H7 Opening naar de kabelkelder over de volledige lengte van de FU s 5.7.1, H7 Weerstand van de muren achter de FU s van 250 hpa indien deze wanden worden blootgesteld aan een overdruk in het geval van een interne boog H7 Weerstand van de andere muren 50hPa H7 Weerstand van de kabelkelder 220hPa H7 Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten 12.4 Verankering van alle deksels van de vloer 5.5 Lokaal met complementair expansievolume, principe BB20: Aanwezigheid van 2 onafhankelijke lokalen 5.6, 5.7.2 Vrije opening naar buffervolume min. 0,6m² op een hoogte van 2m van de vloer 5.7.2.2 Bijkomend expansievolume min 250m³ (of 50m³ indien AA32) 5.7.2, H7 Expansievolume transformatorcompartiment >5m³ 5.7.2, H7 Onvervormbare scheidingswand tussen de twee volumes met een opening van 150x80cm 5.6, H7 Weerstand van de muren aan zijde van transformatorcompartiment 125 hpa H7 Weerstand van de andere muren aan zijde schakelruimte 50hPa 7 Permanente opening naar buiten toe in expansievolume min 2m² 5.7.2, 7 Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten 12.4 Lokaal met evacuatiekanaal naar buiten toe, principe BB10: Expansievolume kabelkelder min 9m³ 5.7.3 Sectie evacuatiekanaal min 0,5m² op een hoogte van 2m van de vloer 5.7.3 Weerstand van het evacuatiekanaal tegen overdruk = 50hPA 5.7.3.2 Opening naar de kabelkelder over de volledige lengte van de FU s 5.7.3, H7 Uitgangszone kanaal ontoegankelijk voor personen 5.7.3 Weerstand van de muren achter de FU s van 250 hpa indien deze wanden worden blootgesteld aan een overdruk in het geval van een interne boog. H7 Weerstand van de andere muren 50hPa H7 Weerstand van de kabelkelder 220hPa H7 Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten 12.4 Verankering van alle deksels van de vloer 5.5 Lokaal met evacuatiekanaal naar buiten toe, principe BB20: Expansievolume transformatorcompartiment min 9m³ 5.7.4 Sectie evacuatiekanaal min 0,5m² op een hoogte van 2m van de vloer 5.7.4 Weerstand van het evacuatiekanaal tegen overdruk = 125hPA 5.7.4.2 Uitgangszone kanaal ontoegankelijk voor personen 5.7.4 Onvervormbare scheidingswand tussen de twee volumes met een opening van 150x80cm 5.6, H7 Weerstand van de muren aan zijde van transformatorcompartiment 125 hpa H7 Weerstand van de andere muren aan zijde schakelruimte 50hPa H7 Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten 12.4 Ga verder naar hoofdstuk 3 en vul het gekozen type materiaal in, overeenkomstig het gebouw. Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 8/23

2.6 BB40 lokaal (Zie C2/112-5.8) Het schakelmateriaal dient van de categorie AA40 te zijn, de installateur verzorgt de installatie volgens de voorschriften van de fabrikant ( 5.8). Testrapport door goedgekeurd labo of referentie lijst Synergrid 5.8 Ga verder naar hoofdstuk 3.7 2.7 BB50 lokaal (Zie C2/112-5.9) Het schakelmateriaal dient van de categorie AA10, 15, 20, 31, 32, 33 of 35 te zijn, de installateur verzorgt de installatie volgens de voorschriften van de fabrikant (H7). Het lokaal moet voldoen aan onderstaande voorwaarden: Volume lokaal min 100m³ 5.9 Hoogte van het lokaal min 60cm boven de FU s 5.9.2 Weerstand wand aan de achterzijde van de FU s 250hPa indien nodig H7 Weerstand andere muren en wanden 15hPa H7 Keuze evacuatieopening: Evacuatieopeningen 1m² H7 Buis met klep min 0,64m² H7 Hoogte evacuatieopening min 2m H7 Opening evacuatieopening 10hPa H7 Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten 12.4 60 cm vrije ruimte tussen de cellen en het plafond 12.2.1 Ga verder naar hoofdstuk 3 en vul het gekozen type materiaal in, overeenkomstig het gebouw. Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 9/23

3 CONTROLE GEBOUW 3.1 Afmetingen van het lokaal Het lokaal bevindt zich niet in de kelderverdieping en zijn onderdelen moeten voldoen aan volgende afmetingen: Hoogte van het lokaal (>2,20m) 12.2.1 Hoogte bodem kabelkanaal-plafond (>2,80m) 12.2.1 Keuze: Breedte schakelgang: min 80cm (met toestemming en bevestiging van de DNB) 12.2.2 Ideale breedte schakelgang: diepte FU + 50cm 12.2.2 3.2 Hoogte kabelkanaal en eventuele sokkel in functie van de kabel en van HS-apparatuur HS modulair kabel 240mm² : 600mm (de kabelkelder heeft vanaf 1/7/2017800mm vrije ruimte) 12.2.4 HS modulair kabel 400mm² : 1000mm 12.2.4 HS modulair kabel 630mm² : 2000mm 12.2.4 HS RMU kabel 240mm² : 600mm 12.2.4 In geval van prefabcabines mag deze hoogte gereduceerd worden (volgens voorschriften C2/115). Deze hoogte moet aangeduid worden in de kolom met opmerkingen met vermelding van de sectie van de kabel. 3.3 Binneninrichting De wanden en tussenwanden moeten minimaal voldoen aan volgende eisen De eisen van de brandweer respecteren. 12.3.1 Branddetectie volledig gescheiden en duidelijk herkenbaar als branddetectie circuit. Gebruik van automatisch blussysteem is niet toegestaan. 12.B Droogte van het lokaal voor het monteren van het materiaal 12.3.2, 12.3.6 Beschermingsgraad IP23D 12.3.2 Zelfde thermische inertie en stabiliteit als die van traditionele wanden 12.3.2 De vloer is effen en antislip. Roosters en metalen vloeren zijn niet toegestaan in de cabine. Systeemvloeren zijn enkel in BB50 cabines toegestaan. 12.3.3 12.B Mechanische weerstand ondergrond (min 3000daN/m²) 12.3.3 Hoogte van de vloer ten opzichte van de openbare weg 0,1m ±0,01m 12.3.3 Binnen- en buitenmuren gecementeerd of opgevoegd 12.3.4 Binnenmuren geverfd in lichte kleur 12.3.4 Mechanische weerstand plafond en plat dak (>200 dan/m²) 12.3.5 Waterdichtheid van het dak 12.3.5 Afwezigheid van leidingen die niet toebehoren aan Eandis 12.2.4 Aanwezigheid afgedichte kabeldoorgang van de HS-luskabels. Keuze tussen 1) Standaard muurdoorvoerdichting met bajonetsluiting (aangeraden) 2) Ander type dichting gemaakt door de DNG (installateur aanwezig op moment van de aansluiting) Waterdichtheid blijft te allen tijde de verantwoordelijkheid van de DNG. 12.3.6 12.B Afdichting van alle kabeldoorgangen die nog niet gebruikt worden 12.3.6 Merk en type van de afgedichte HS-kabeldoorgang erkend door DNB 12.3.6 Meerdere DNG's hebben elk een transformator. Indien de transformatoren op afstand staan, moet iedere klant een algemene beveiliging en eigen meetcellen hebben en staat hun transformator elk in een eigen lokaal zoals voorgesteld op schema 2bis en 3bis (volgens C2/112 Bijlagen). 3.B Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 10/23

3.4 Deuren Deur met 4 scharnieren en met sluitingsmechanisme met 3 vergrendelingspunten (BB10, 20, 30) 12.4 Afmetingen deur (hoogte 2, breedte 0,95 m) 12.4 De toegangsdeur opent naar buiten toe 12.4 Blokkering in openstaande positie 12.4 Opening deur mogelijk zonder sleutel van binnenuit 12.4 Wettelijke vermeldingen aan buitendeur opgehangen 12.4 Afdichten van alle kabelkanalen H6, 12.2.4 3.5 Kabeldoorgang voor meetwagen Kabeldoorgang voor meetwagen 250 x 250mm of diameter 250mm, enkel openen vanuit cabine 12.5 3.6 Ventilatie Beschermingsgraad ventilatie openingen (IP23D) 12.6.1 Ventilatie minimaal 0,5m² of 0,6m² indien gecombineerd met overdrukfunctie 12.6.1 Adequate positie (condensatie op HS-materiaal) van de hoge en lage ventilatie - openingen 12.6.2 Indien geforceerde ventilatie: technisch dossier van deze installatie 12.6.3 3.7 Verlichting Afwezigheid van vensters 12.7.1 Ruimte voorzien voor 1 externe signaallamp aan buitenzijde van cabine richting openbare weg + waterdichte doorvoer. Deze wordt aangesloten op de kortsluitverklikkers. De DNG voorziet een waterdichte doorvoer om de kabel van de signaallamp te kunnen doorvoeren en voorziet een wachtbuis tot aan de cellen. Bij een geïntegreerde cabine in een gebouw dienen eventueel wachtbuizen door de DNG te worden voorzien. 3.8 Toegang 3.A Zone van min 1,25m breed voor toegang tot openbare weg 10 cm boven het maaiveld 12.8 De vloer van de toegangsweg is effen en antislip 12.3.3 Toegangsweg (3m breed & 3 m hoog) is geschikt voor een voertuig tot 7,5 ton tot aan de cabine. Het betreft geen ondergrondse cabine die bereikbaar is met een toegangsluik/ladder ter hoogte van het maaiveld. Er is een onderbouwde aanvraag met een reden van niet-economische aard om een lokaal in de kelderverdieping te vragen (in principe geweigerd). Dit lokaal grenst bovendien aan de straatzijde met een rechtstreekse buitendeur of is bereikbaar met de wagen van de schakelagent tot tegen de deur van de cabine. Er is een doorvoerluik voor de kabels van de meetwagen voorzien en de afstanden i.v.m. de buigstralen van de kabels (extra afstand) zijn gerespecteerd. 4.B 4.D 4.A 3.9 Olieopvangbak Conformiteit opvangbak voor olie 8.2 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 11/23

3.10 Cabine met elektrisch geleidende wanden (metalen cabines) Opmerking: deze eisen zijn bijkomend aan deze uit 5.1 of 5.2 uit deze checklijst Niet betreedbare cabine enkel toegestaan als totaalconcept door Eandis gevalideerd is! Metalen cabines met een speciale isolerende coating worden enkel toegestaan als Werfcabines (zie aanvullende voorschriften 12.E) Keuze: Geval 1: metalen cabine zonder isolerende coating Aardingslus op 60cm diepte en op een afstand van 1m van de cabine 12.9, 14.2, 14.3.2.1 Aardingsstaven op 45 en op 2,5m afstand van elkaar 12.9, 14.2, 14.3.2.1 Niet-geleidende bodembedekking met een breedte van 1m rond de cabine (betegeld, gebetoneerd of geasfalteerd) 12.9 Isolerende omheining op een afstand van 1,25m rondom de cabine 12.9 Geen vreemd geleidend deel in de omheinde zone 12.9 Geval 2: metalen cabine met isolerende coating (uitsluitend werfcabines) Testrapport van de diëlektrische weerstand van de wanden. 12.9 3.11 Leidingen en kanalen Kromtestraal van 15 x diameter kabel is overal mogelijk (minimaal 60 cm) 12.2.4 Kabels in het gebouw worden ondersteund door kabelladders 12.2.4 Open kanalen worden afgedekt 12.2.4 4 HS FU s Voor alle types materiaal: Aanwezigheid specifieke schakelaccessoires C2/113 Aanwezigheid handleiding in de officiële taal van het gewest C2/113 Aanwezigheid didactische panel en (K, T, D met en zonder motor) C2/113 Conformiteit foutstroomindicators (volgens de voorschriften van de DNB) 3.2, 17.4.6 De FU heeft een uitsparing voor de FSI bevestiging (BxHxD=92x45x125mm) met een koker voor aansluiting van de TI's + wartel om met signaallamp naar buiten te gaan. Het plaatsingsvoorschrift van de fabrikant is gerespecteerd (bvb afstand tot de wand) Voltage Detection System Nieuwe installatie: wel LRM maar geen conversiekit HR naar LRM, geschikt voor spanningsbereik tussen 10 en 16kV Bestaande installatie: conversie HR naar LRM toegestaan via afregelbaar toestel. Af te regelen op correcte netspanning en cellen onderling moeten dezelfde uitgangsspanning afleveren. Binnen hetzelfde lokaal: alle VDS homogeen type (allemaal VDS HR of allemaal VDS LRM) Elk compartiment onder druk is uitgerust met een manometer (verplicht vanaf 1/7/2018) indien de dichtheidsproef op 40 C > levensduur 100 jaar EN dichtheidsproef op 80 C > levensduur 40 jaar. Indien de waarden van deze dichtheidsproeven lager zijn, worden ze vanaf heden niet meer aanvaard. Nergens zijn meerdere kabels per fase op eenzelfde FU aangesloten. 3.A H6 6.B 6.A 11.B.1 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 12/23

Het materiaal is van het type: AA10 ga verder naar hoofdstuk 4.1 AA15 ga verder naar hoofdstuk 4.2 AA20 ga verder naar hoofdstuk 4.3 AA31/32 ga verder naar hoofdstuk 4.4 AA33 ga verder naar hoofdstuk 4.5 AA35 ga verder naar hoofdstuk 4.6 AA40 ga verder naar hoofdstuk 4.7 4.1 AA10 Materiaal Ref C2/112 Aan te vullen Conformiteit C2/117 6.2.4 Merk FU Type FU Keuze buffervolume: Buffervolume van 0,7m³ aanwezig via gekeurde sokkel 6.3.2 Buffervolume van 0,7m³ via kabelkelder/kabelkanaal (alle deksels in de vloer moeten drukvast afgesloten worden) 6.3.2.2.1 Combinatie van beide 6.3.2.2.1 4.2 AA15 Materiaal Ref C2/112 Aan te vullen Conformiteit C2/117 6.2.4 Merk FU Type FU Keuze buffervolume: FU met geïntegreerde koelinrichting 6.3.3 FU zonder geïntegreerde koelinrichting. Kabelkelder/kabelkanaal als buffervolume 0,7m³ met koelinrichting (verankering van alle deksels in de vloer). 6.3.3 Plaatsing conform de voorschriften van de fabrikant: hoogte boven de cel, volume van het lokaal en ventilatieopening naar buiten. 4.3 AA20 Materiaal Ref C2/112 Aan te vullen Conformiteit C2/117 6.2.4 Merk FU Type FU 4.4 AA31/32 Materiaal Ref C2/112 Aan te vullen Conformiteit C2/117 6.2.4 Merk FU Type FU Aanwezigheid boogafleidingskit indien nodig 6.2.4 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 13/23

4.5 AA33 Materiaal Ref C2/112 Aan te vullen Conformiteit C2/117 6.2.4 Merk FU Type FU Afvoerkanaal > 2m extern circulatieniveau 6.3.7 4.6 AA35 Materiaal Ref C2/112 Aan te vullen Conformiteit C2/117 6.2.4 Merk FU Type FU 4.7 AA40 Materiaal Ref C2/112 Aan te vullen Conformiteit C2/117 6.2.4 Merk FU Type FU 5 AARDING VAN DE CABINE 5.1 In geval van globale aarding Alle aardingen zijn onderling verbonden op de hoofdaardingslat of scheider 14.2 Aardingslus onder de funderingen van het gebouw (+/- 20cm). 14.2 De DNG voorziet een afdichtingssysteem voor de aardgeleiders. Er wordt een doorvoerdichting 12.B per aardingsdraad voorzien & H14 Aardingsstaaf onder een hoek van 45 rond de cabine, dit gebeurt in elke hoek en minstens om de 2,50 m 14.2 Equipotentiale verbinding tussen de PEN-geleider en het sterpunt van de transfo 14.2 Alle equipotentiale verbindingen met de HS-massa s in geel/groene VOB 25mm² 14.2 Niet-geleidend sas voor de deur 14.2 5.2 In geval van niet-globale aarding Visuele controle van de bijkomende maatregelen: scheiding van 15m tussen de HSaarding en de LS-aarding 14.2 Aardingslus onder de funderingen van het gebouw (+/- 20cm) 14.2 Aardingsstaaf onder een hoek van 45 rond de cabine, dit gebeurt in elke hoek en minstens om de 2,50 m 14.2 Al de intern geleidende massa s zijn geaard 14.2 Geïsoleerde opstelling 14.2 Isolatie van de geleidende interne wanden (platen, isolerende bedekking, isolerend tapijt, ) 14.2 Alle equipotentiale verbindingen met de HS-massa s in geel/groene VOB 25mm² 14.2 Niet-geleidend sas voor de deur 14.2 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 14/23

6 HULPVOEDINGEN Verlichting en contactdozen Aanwezigheid van 2 verlichtingstoestellen 12.7.1 Verlichting (> 120 Lux) 12.7.1 Lichtschakelaars in de onmiddellijke nabijheid van de inkomdeur 12.7.1 Schakelaars en verlichtingstoestellen klasse 2 12.7.1 Noodverlichting indien geen onmiddellijke toegang tot buiten 12.7.1 Aanwezigheid huishoudelijke contactdoos 16A (zowel AUX type A als type B), differentieel beveiligd 12.7.2 Aanwezigheid industriële contactdoos CEE 32A afgezekerd op 25A, differentieel beveiligd 12.7.2 12.D Afzonderlijke beveiligingen voor volgende toestellen, aangesloten stroomopwaarts van de algemene LS-beveiliging en na de meting: - Cabineverlichting - Stopcontact - Minimumspanningsspoel - RTU voor telemonitoring - CEE stopcontact 32A Kortsluitvaste bedrading stroomopwaarts v/d algemene LS-beveiliging Waarschuwingsbord bij de kringen vóór de algemene LS-beveiliging Kringen met stopcontacten en toestellen klasse 1 zijn differentieel beveiligd De LS-verdeelinrichting bevindt zich buiten de HS-cellen Voeding Hulpspanning via batterijen van 24/48V DC (aux type B). Dit is verplicht voor het relais met hulpvoeding. 16.2 Hulpspanning van de uitrusting zonder back-up van 230V AC 16.2 Aansluiting van de hulpvoedingen verwezenlijkt aan de aankomstklemmen van het toestel dat de veiligheidsonderbreking uitvoert 15.3 7 ELEKTRISCHE BEVEILIGINGEN 7.1 Beveiliging tegen overstromen 7.1.1 Algemene beveiliging Keuze algemene beveiliging in geval van: Eén enkele transformator 630kVA opgesteld in de schakelruimte bij een spanning van 10 kv en hoger ( 400 kva bij een spanning tussen 5 en 6,6 kv) Keuze: Algemene beveiliging met gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden 13.2.2 Algemene beveiliging met vermogensschakelaar 13.2.3 één enkele transformator opgesteld in een ander lokaal op meer dan 10m van de schakelruimte één enkele transformator > 630kVA bij een spanning van 10 kv en hoger (> 400 kva bij een spanning tussen 5 en 6,6 kv) aanwezigheid van meerdere transfo s aanwezigheid van een privé-net Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 15/23

Algemene beveiliging vermogensschakelaar Klanten met een afnamevermogen 2 MVA of 1 MVA opgesteld decentrale productievermogen gebruiken als algemene beveiliging verplicht één van onderstaande mogelijkheden: Autonoom relais Dual source (autonoom relais met mogelijkheid tot bijkomende voeding) De autonome & dual source relais voldoen aan instellingen meegegeven door de DNB (cfr. 13.B.1 aanvullende voorschriften). Bij afnamevermogens > 2 MVA of >1 MVA opgesteld decentrale productievermogen wordt verplicht gebruik gemaakt van een relais met hulpvoeding, zoals beschreven in 13.B.2 (aanv voorschriften) en 13.3.2 uit C2/112. Het relais voldoet aan 3 voorwaarden (A-B-C): A. Betrouwbare werking Basisprincipe failsafewerking = uitschakeling algemene beveiliging bij problemen met hulpvoeding. Bedrading is failsafe, zodat een uitschakeling volgt bij storing van de voeding van het relais. Hierop afwijken enkel mogelijk indien DNG aan alle volgende voorwaarden voldoet: Contact watchdog relais en contact bewaking hulpvoeding: komt in meldkamer bedrijf (24/24, 7/7) Opkomende melding: directe doorgave van DNG op meldingsadres DNB (functionele mailbox Alarmklantcabine@eandis.be). DNG herstelt beveiligingsrelais en hulpvoeding binnen eerstvolgende werkdag. Op DNB vraag wordt digitaal logboek van meldkamer ter beschikking gesteld. Minstens 1 systeem van batterij met autonomie van minstens 4u bij wegvallen van de netvoeding. B. Eigenschappen TI s Noodzakelijke kenmerken TI s: Verbruik minstens 5VA- nauwkeurigheidsklasse minstens 5P20. Kortsluiting 20kA (duur 1 sec) schakelt correct af. Verhouding TI :- 1A wikkeling secundair - Minstens 100/1 - Standaardkeuze uit: 100/1, 200/1, 400/1 of 800/1 De waarde wordt afgestemd op het contractueel vermogen C. Keuze type relais Beveiligingsrelais uit lijst C10/20 deel B en voldoet aan onderstaande voorwaarden: Enkel beveiligingen met 3 drempels (I>, I>>, I>>>) zijn toegestaan. Kortsluitingen met zeer hoge stroom (> 8 ka) dienen ogenblikkelijk (I>>>) af te schakelen. Voor lagere kortsluitingen kan een tijdsstaffeling voor I>> overwogen worden. Enkel de beveiligingen met een stoorschrijving (comtrade-file) zijn toegestaan. - Stoorschrijving ingesteld op pickup-beveiliging, dwz zodra een drempel aanloopt (start) wordt comtrade -file aangemaakt. - Op vraag stuurt DNG comtrade-files door op een meldingsadres van de DNB via een specifieke functionele mailbox Alarmklantcabine@eandis.be. 13.3.2 13.B 13.A 13.B.2 13.B.2 13.B.2 7.1.2 Individuele beveiliging van de transformator Keuze individuele beveiliging in geval van meerdere transfo s. Indien één enkele transformator vervult de algemene beveiliging de rol van individuele beveiliging: Transformator 630kVA bij een spanning van 10 kv en hoger ( 400 kva bij een spanning tussen 5 en 6,6 kv) Individuele beveiliging met gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden 13.3.3 Individuele beveiliging met vermogensschakelaar 13.3.3 Transformator > 630kVA bij een spanning van 10 kv en hoger (> 400 kva bij een spanning tussen 5 en 6,6 kv) Individuele beveiliging met vermogensschakelaar 13.3.3 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 16/23

7.1.3 Stroomsterkte van de smeltveiligheid in geval van een gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden: stroomsterkte van de smeltveiligheid (gegeven door DNB) zie 13.2.2.2 Beveiliging tfo 1 Beveiliging tfo 2 Beveiliging tfo 3 Waarde... 7.1.4 Instelling van het relais in geval van vermogensschakelaar (gegeven door DNB) Geef waarde Ref C2/112 op I>:. t>:. Algemene beveiliging 13.2.3.2 I>>:... t>>:.. Iₒ>: tₒ>: Aanwezig Consistentie tussen de keuze van TI en de Iₒ om de selectiviteit van het net te verzekeren. 13.2.3.2 De beveiliging van het indirect relais kan aardfouten ( 60A) als overstromen door overbelasting en kortsluiting detecteren en uitschakelen. Het betreft geen curve van inverse type. Standaard 13.B wordt constante tijdcurve 1 volgens C2/112 13.2.3.2 geopteerd. Testrapporten van het relais overhandigd aan de DNB Bijlage 5 Instellingspaneel van de verzegelbare vermogensschakelaar H13 Bij eventueel gebrek aan informatiestaat de instelparameter op: Kortsluiting fase (I>>): tijdsinstelling = ogenblikkelijk (dus niet blokkeren), drempel = 1000 A Aardfout instelling: tijdsinstelling = 0,05 seconden (50 msec), drempel = 80 A 13.B 7.1.5 Regeling van het contractueel aansluitvermogen aan de LS-zijde indien de algemene beveiliging gebeurt via een gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden LS-vermogensschakelaar H13 Testrapporten van het relais overhandigd aan de DNB Bijlage 5 Instellingspaneel van de verzegelbare LS-vermogensschakelaar. H15 Instellingen zijn zoals bezorgd door de DNB tijdens de aansluitstudie. De instelling is bepaald op een stroomniveau gebaseerd op het contractueel vermogen en het geïnstalleerd vermogen van 13.C de transformator en maakt gebruik van een tijdsinstelling die zo beperkt als technisch mogelijk is. 7.2 Minimumspanningsbeveiliging/ telegesignaleerde FSI 1 Als telegesignaliseerde FSI (zie 1.4.1 van de checklist) Minimumspanningsbeveiliging tfo1 Minimumspanningsbeveiliging tfo2 Minimumspanningsbeveiliging tfo3 Een minimumspanningsbeveiliging is verplicht vanaf 630 kva transformator vermogen (630 kva inbegrepen). kan ook voor kleinere geïnstalleerde vermogens en/of kleine netsecties worden opgelegd door de plaatselijke netbeheerder indien het net dit vereist Bijvoorbeeld bij kleinere netsecties (10.. 35 mm² Cu) en/of bij kleinere vermogens 13.4 13.D Waarde: Waarde: Waarde: 1 FSI = KSV: kortsluitverklikker Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 17/23

7.2.1 Automatische wederinschakeling Automatische wederinschakeling optioneel 13.4.3 8 Vermogentransformator 8.1 In olie gedompelde transformatoren Aanwezigheid kenplaat (die zelfs onder spanning kan afgelezen worden) 8.1 Beperkte verliezen: Ak-B0 (of A0-CK tot 1000kVA, A0-BK > 1000kVA) leesbaar op de kenplaat. Voor nieuwe transformatoren aangekocht vanaf 1/7/2015 geldt de ecodesign 8.2 richtlijn! Indien recuperatie transfo, routinetestrapport beschikbaar en bijgevoegd aan dossier 8.9 Aansluitklemmen zijn plugbare stekkers MS 8.2 Stapstandregelaar (wordt altijd gevraagd door de DNB) 0%, ±2,5%, ±5% 8.1 Primaire wikkeling in driehoek geschakeld met isolatiespanning van 17,5kV 8.1 Aansluitingen aan LS-zijde voorzien van een IPXX-B bescherming tegen rechtstreekse aanraking door middel van kunststof afdekkappen of krimpmoffen 11.5.4 Keuze: Aanwezigheid van een opvangbak voor olie 8.2 Waterdichte kabelkelder (incl opvangbak) 8.2 8.2 Droge transformator Aanwezigheid kenplaat (die zelfs onder spanning kan afgelezen worden) 8.1 Beperkte verliezen volgens 8.3 leesbaar op kenplaat. Voor nieuwe transformatoren aangekocht vanaf 1/7/2015 geldt de eco-design richtlijn! 8.3 Spanningsregelaar (indien gevraagd door de DNB) 0%, ±2,5%, ±5% 8.1 Primaire wikkeling in driehoek geschakeld met isolatiespanning van 17,5kV 8.1 Aanwezigheid van schermen tegen rechtstreekse aanraking 8.3 Keuze: Opgesteld in een lokaal dat niet aan het schakellokaal grenst 8.3 Opgesteld in een lokaal dat kan weerstaan aan een overdruk van 125hPa 8.3 Aanwezigheid van max t een beveiliging 8.3 Routinetestrapporten beschikbaar bij de DNB 8.8 8.3 Gerecupereerde transformator Enkel toegelaten voor in olie gedompelde transformatoren 8.9 Verliezen < CC' (dus minimum vanaf 1998) 8.9 Aanwezigheid kenplaat (die zelfs onder spanning kan afgelezen worden) 8.9 Aanwezigheid origineel testrapport 8.9 Certificaat van olieanalyse opgesteld conform de regionale normen 8.9 HS aansluitklemmen zijn minimaal IPXX-B afgeschermd volgens AREI art 44. Afscherming gebeurt via : * Tralie op een metalen frame bevestigd * polycarbonaat bescherming tegen vlamboog bevestigd op het traliewerk aan de TFO kant. Of de transfo wordt aanraakveilig gemaakt met hoekstekkers. Risico analyse voor droge transformator die rekening houdt met de hoge verliezen en grotere impact bij falen t.o.v. een olietransformator. 8.B 8.B Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 18/23

9 Meting 9.1 Meting op LS Vermogen transformator 250kVA 2 en transformator in de cabine heeft slechts 1 uitgangsspanning Stroomtransformator direct op LS klemmen transfo gemonteerd volgens de tekening in C2/112, met een verzegeld zekeringskastje bereikbaar aan de buitenkant 10.2 10.B 10.2 10.B 9.2 Meting op HS Meting met 3 TI's en 3 TP's 10.3 Sectie TI kring 2.5mm² indien kabellengte <8m en 4mm² indien 8m 10.3 Sectie TP kring 2.5mm² 10.3 Kenmerken TI (5 VA; 20-25kA/1s; cl 0.2s; Fs5) ; TP is steeds 15 VA 10.3 9.B Aansluitschema van de HS-meting conform bijlage 4 Bijlage 4 Inspectierapport via erkend organisme 10.4.4 Voedingsspanning cabine verschillend van toekomstige uitbatingsspanning: vermogen en meettransformatoren op twee primaire spanningen + reserveonderdelen te voorzien door DNG. Indien er geen aardingsbollen op de HS meetcel voorzien zijn, worden ze geplaatst aan de secundaire kant van de transformator opdat deze steeds kans geaard worden. 9.A 8.A 9.3 Meterkast Indexen gemakkelijk leesbaar (op ooghoogte) 10.5 Buiten het genaakbaarheidsvolume 10.5 Bevestiging op een vrije wand (niet op FU) 10.5 Min hoogte onder de meterkast 120cm 10.5 Max hoogte tot de bovenkant van de meterkast 200cm 10.5 Min ruimte tussen plafond en bovenkant meterkast 40cm 10.5 Vrije ruimte van 60cm breed voor de bevestiging van de meetgroep en de ophanging van een tweede kast 10.5 Vrije ruimte voor de meetgroep 1m 10.5 Vrije ruimte van 30cm naast de meetgroep 10.5 Aansluitmodule wordt afgehaald bij de DNG en geplaatst door de klant. Tussenkader en meter wordt voorzien door de DNB. 10.C 2 Zie Technisch Reglement voor de Distributie van Elektriciteit in Vlaanderen van de VREG Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 19/23

10 Kabels 10.1 Kabels voor aansluiting op het distributienet 10.1.1 Tracé van de HS-kabels buiten de gebouwen Keuze kabeltracé: Tracé van de kabels later ontoegankelijk 11.2.4 Geen enkel gebouw opgetrokken boven het kabeltracé Volledig tracé HS-kabels < 25m Indien de cabine niet aan de rooilijn grenst, worden wachtbuizen en trekputten voorzien op het stuk tussen de rooilijn en de cabine. Oplossing 1 Trekputten min om de 25m of indien richtingsverandering >15 Trekput van min 1,5 x 0,8 x 1m (L xl x H) In geval van richtingsverandering >90 => trekput min 1,5 x 1,5 x 1m (LxlxH) Inlaatpositie van de kabel is zo laag mogelijk tegen de bodem van de trekput of kabelkelder en de kabel is niet via een lus aangesloten 11.B.2 11.B.2 Oplossing 2 Gebruik van kabelkokers met afneembare deksels Tracé van de kabels steeds toegankelijk voor de DNB 11.2.4 Indien de transformator zich in een ander gebouw bevindt (muren max 10m en kabellengte max 20m), moet de kabel mechanisch beschermd worden, d.w.z. voldoende bestand tegen een mogelijke aanrijding (bovengronds) of tegen graafschade d.m.v. een wachtbuis of een afgedekt betonnen kanaal (ondergronds) 8.A 10.1.2 Tracé van HS-kabels in de gebouwen Aanwezigheid kabellader voor bevestiging van de kabels 11.2.5 Bevestiging van de kabels om de meter 11.2.5 Nakoming van de buigstraal voor elke richtingsverandering van het kabeltracé De inlaat positie van de kabel is zo laag mogelijk tegen de bodem van de trekput of kabelkelder. 11.B2 Indien de kabels door andere lokalen lopen (andere brandbestendige compartimenten) mechanisch en conform de eisen van de brandweer afschermen 11.2.5 Kabeldragers gesignaleerd door reglementaire waarschuwingsborden 11.2.5 10.2 Kabels voor aansluiting op het intern distributienet van de DNG Kabels van het monopolaire type en conform NBN HD 620 11.3 De verbindingsmoffen buiten het gebouw en in de grond ingegraven 11.3 Kabelsectie 70 mm² EXCVB of 95 mm² EAXCVB 11.3 Kabeltracé externe kabels van het intern distributienet is verschillend van kabeltracé van het DNB-net behalve als de kabels zich in een kabelkanaal bevinden 11.3 Aanwezigheid van een kabelladder voor bevestiging van de kabels 11.3 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 20/23

10.3 Kabels voor de aansluiting aan de HS-transformator Kabels van het monopolaire type en conform NBN HD 620 11.4.1 De verbindingsmoffen buiten het gebouw en in de grond ingegraven 11.4.1 Indien gecombineerde lastscheidingsschakelaar: kabelsectie 25 mm² EXCVB of EXeCWB 11.4.2 Indien vermogensschakelaar: kabelsectie 70 mm² EXCVB of 95 mm² EAXCVB 11.4.2 Eindsluitingen aan de transfo-zijde aangepast aan een verbinding op doorvoerisolatoren volgens NBN EN 50180 11.4.3 Eindsluitingen FU-zijde: Aangepast aan een verbinding op doorvoerisolatoren volgens NBN EN 50181 voor een onder druk staande kuip. Voor een RMU = stekker 11.4.3 Eindsluitingen op bloot koper voor materiaal met luchtisolatie 11.4.3 10.4 LS-kabel tussen transformator en de algemene zichtbare scheiding op LS Keuze: Monopolaire kabels type H07 BN-4F 11.5.1 Kabels van een ander type met verantwoording in technisch dossier 11.5.1 Alle kabels zijn van dezelfde lengte (max 1% verschil) 11.5.1 Gebruik railkokerverbinding (busbars) indien vermogen: > 800 kva voor een spanning van 230V 11.5.1 > 1250 kva voor een spanning van 400V Kabels geplaatst op een verluchte kabelladder en in klaverblad opgesteld 11.5.2 Bevestiging van de kabels om de 25 cm met adequate kabelbinders 11.5.2 Aanwezigheid van IPXX-B bescherming tegen rechtstreekse aanraking 11.5.4 De zichtbare scheiding bevindt zich in hetzelfde lokaal als de olietransformator waarmee zij elektrisch verbonden is. De scheiding is geplaatst in het lokaal zelf of aan de andere kant van de H15 muur. 10.5 Kabels voor de hulpvoedingen Kabels van het type XVB indien binnen of EVAVB indien buiten 11.6.1 Kabels geplaatst op kabeldrager, kabellader of in koker buis 11.6.2 Kabelsectie volgens art. 117 en 118 van het AREI 11.6.3 11 Zichtbare scheiding LS bord Aanwezigheid van een lastscheidingsschakelaar met veiligheidsonderbreking volgens art. 235 van het AREI voor de hoofdkring 15.1 Aanwezigheid van een lastscheidingsschakelaar met veiligheidsonderbreking volgens art. 235 van het AREI voor de kring van de hulptoestellen 15.1 Installatie van de hoofdkring voorzien van een IPXX-B beschermingsgraad 15.2 Scheiding mechanisch vergrendelbaar 15.2 Scheiding geplaatst tegen een muur (niet boven een warmtebron) 15.2 Aanwezigheid van zelfklevers met de aanduiding van het draaiveld en het spanningsniveau 15.2 Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 21/23

Keuze van de veiligheidsonderbreking voor de hoofdkring: Vermogensschakelaar (verplicht na LSS op HS) Lastscheidingsschakelaar (enkel na VS) Lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden (enkel na VS) 12 DNG rechtstreeks aangesloten op een TS 12.1 Elektrische karakteristieken van de FU I k transformatiestation 25kA 18.5 DNG met significante decentrale productie Rechtstreeks verbonden met dispersiecabine = I k 20kA en IAC 16kA 1s Rechtstreeks verbonden met transformatiestation of hieraan geassimileerd: I k 25kA en IAC 20kA 1s DNG zonder significante decentrale productie Rechtsreeks verbonden met transformatiestation via meerdere verbindingen: I k 20kA et IAC 16k 1s Rechtsreeks verbonden met transformatiestation via één enkele verbinding: I k 20kA et IAC 14kA 1s I k transformatiestation > 25kA : I k 25kA en IAC 25kA 18.4 LS-compartiment compatibel met de plaatsing van de selectieve beveiligingen van de kabel De beveiliging is geen directionele MAX I beveiliging (niet compatibel met het plaatsen van decentrale productie bij de klant) Beveiliging van de voedende kabels is volgens het document "Aansluiting op middenspanning van rechtstreekse klanten met differentiaal beveiligde kabels", terug te vinden op de Eandis website. De beveiliging van de vertrekken van de DNG is conform aan de waarden meegedeeld door de DNB. Het verslag van de instelling en de beproeving van de beveiligingen van de verschillende vertrekkend wordt opgestuurd naar de DNB bij keuring, herkeuring en elke wijziging. 18.A 18.A 18.A 13 Decentrale productie > 10 kva 13.1 Keuringsverslag Keuringsverslag van het ontkoppelrelais 19.3.2 Keuringsverslag van de decentrale productie-installatie 19.3.3 Gelijkvormigheidsonderzoek van de elektrische installatie waarop de decentrale productie-installatie wordt aangesloten 19.3.4 13.2 Spanningsmeting voor de NOB Keuze: Spanningsmeting op HS 19.4.1 Meting op TP voor de meting Meting op 2e set TP Spanningsmeting op LS 19.4.2 Meting in de hoofdcabine Meting ter hoogte van de decentrale productie Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 22/23

13.3 Back-up beveiliging Keuze: Aanwezigheid van een back-up beveiliging met batterij 19.7 Dossier ter verantwoording van de afwezigheid van back-up beveiliging. 19.7 De backup met een stroomopwaart gelegen vermogenschakelaar kan afwijken volgens het concept, de netconfiguratie en de modaliteiten van de decentrale productie, dit werd beoordeeld H19 in de aansluitstudie. 13.4 Ontkoppelrelais Relais geïntegreerd in de deur van de kast van de NOB 19.7 Vergrendelbare instellingen 19.7 Kast waarin de NOB zich bevindt, is verzegelbaar 19.7 Netontkoppelingsrelais NOB geplaatst in hoofdcabine 19.7 De uitvoering voor "RTU voor signalisatie en bediening" is volgens het document "Technische specificaties telecontrolekast" op de Eandis website. De netontkoppeling (NOB) kan gebruik maken van het spanningssignaal van de meettransformatoren onder de volgende strikte voorwaarden: Het maximale vermogen van de meettransformatoren wordt niet overschreden. Het betreft enkel de toestellen netontkoppelbeveiliging, richtingsgevoelige beveiliging en de facturatiemeter. Deze toestellen aangesloten op de meetkringen bevinden zich in het zelfde lokaal op beperkte afstand en maakt gebruik van dezelfde type en kleuraanduidingen als de facturatie meting. Alle spanningsmeetkringen worden apart beveiligd met smeltveiligheden per toestel. Het vermogen van de meetkringen overschrijdt niet de waarden opgegeven in C2/112, 9.3.3 + 9.4.4 16.A H19 14 Net-noodvoeding Noodvoeding vanuit een noodgenerator De omschakeling van net naar nood gebeurt steeds op LS 20.2 Voor de indienstneming wordt de werking van het net-nood omschakelsysteem, al dan niet uitgebreid met een afstandsbediening via een SCADA, getest door een afgevaardigde van de DNB. Het testen gebeurt in aanwezigheid van de installateur die 20.4 een testprocedure heeft opgesteld. Deze wordt op voorhand aan de DNB voorgelegd ter goedkeuring. De controle van de goede werking wordt jaarlijks uitgevoerd door de DNG. De DNB kan aanwezig zijn of zich laten vertegenwoordigen door een afgevaardigde om de goede werking na te gaan. 20.5 Aangepaste beveiligingen zijn voorzien om niet parallel met het distributienet te draaien en het distributienet accidenteel onder spanning te brengen (dus het bedrijf mag uitsluitend in eiland werken). Dit wordt standaard uitgevoerd via een mechanisch vergrendelde omschakelaar. Een mechanische omschakelaar wordt vrijgesteld van controle ter plaatse. Bij meerdere noodgeneratoren of noodvoedingen is een supervisiesysteem nodig dat de standen van deze schakelaars volgt en een digitaal logboek bijhoudt. Elektrisch vergrendelde omschakeling per uitzondering toegestaan mits voorwaarden: Wederzijdse vergrendeling op basis van de respectievelijke standen van beide schakelaars op basis van bedrading Stand van schakelaars is zichtbaar op een synoptisch schema op de cabine Dossier wordt voorgelegd aan DNB. 20.A 20.A 20.A Versie 3/11/2015 Checklist klantcabine 23/23