1
2
3
4
5
6
7
8
Voorganger: God, hier zijn wij, mensen van heinde en verre, verlangend naar uw nabijheid en kracht. Daarom roepen wij: Allen 9
Voorganger: Wij, levend in een wereld getekend door vervreemding en hunkerend naar liefde. Daarom roepen wij: Allen 10
Voorganger: Wij, die zoveel last met ons meedragen en wachten op de levende die ons hoort en hoop geeft. Daarom roepen wij: Allen 11
Voorganger: Wij, die ons zo vaak beklemd voelen en het zicht op de juiste weg missen - dat wij gezocht en gevonden worden! Daarom roepen wij: Allen 12
Voorganger: Heer, door uw goedheid zal geen mensenkind verloren gaan. Uw vrede zal uw schepping bewaren. Daarom zingen wij U toe: 13
14
15
16
17
18
Habakuk 1: 1-5 1Profetie; visioen van de profeet Habakuk. 2Hoe lang nog, HEER, moet ik om hulp roepen en luistert u niet, moet ik Geweld! schreeuwen en brengt u geen redding? 3Waarom toont u mij dit onheil en ziet u zelf de ellende aan? Ik zie slechts verwoesting en geweld, opkomende twist en groeiende tweedracht. 19
4De wet wordt ondermijnd, het recht krijgt niet langer zijn loop, de wettelozen verdringen de rechtvaardigen, het recht wordt verdraaid. 5Kijk naar de volken, let goed op, jullie zullen verbaasd zijn en verbijsterd! Er gebeurt iets, nog tijdens jullie leven, iets zo uitzonderlijks dat je het niet zult geloven als het je wordt verteld. 20
21
'Tijd van de vragen om het goede' Tijd van vragen om het goede Tijd van dorst naar hem of haar T tijd van dwalen in de woede Tijd van huiver en gevaar 22
Trouwe God, her schep de tijden Tot bestaan voorbij de pijn M mens en aarde zonder lijden, Ongeschonden, zuiver zijn 23
Tijd van oorverdovend zwijgen, tijd van wachten in de nacht, tijd van krachten die bedreigen, tijd van weerstand ongedacht. Trouwe God, herschep de tijden tot bestaan voorbij de pijn, mens en aarde zonder lijden, ongeschonden, zuiver zijn. 24
25
Lucas 18: 1-8 1Hij vertelde hun een gelijkenis over de noodzaak om altijd te bidden en niet op te geven: 2 Er was eens een rechter in een stad die geen ontzag had voor God en zich niets aan de mensen gelegen liet liggen. 3Er woonde ook een weduwe in die stad, die steeds weer naar hem toe ging met het verzoek: Doe mij recht in het geschil met mijn tegenstander. 26
4Maar lange tijd wilde hij dat niet doen. Ten slotte zei hij bij zichzelf: Ook al heb ik geen ontzag voor God en laat ik mij niets aan de mensen gelegen liggen, 5toch zal ik die weduwe recht verschaffen omdat ze me last bezorgt. Anders blijft ze eindeloos bij me komen en vliegt ze me nog aan. 6Toen zei de Heer: Luister naar wat deze rechter zegt, al minacht hij ook het recht. 27
7Zal God dan niet zeker recht verschaffen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen? Of laat hij hen wachten? 8Ik zeg jullie dat hij hun spoedig recht zal verschaffen. Maar als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde? 28
29
Als niemand mij meer hoort of ziet Als niemand mij meer hoort of ziet In nood of doodsgevaar, dan weet ik: God vergeet mij niet Hij maakt zijn woorden waar. 30
2Hij is mijn waarheid en mijn recht. hij is de toeverlaat die doet wat Hij heeft toegezegd, die voor zijn mensen staat. 3Hij is mijn macht, Hij is mijn moed, mijn toekomst in de tijd, Hij is mijn God, Hij is voorgoed de grote zekerheid. 31
32
ik geloof dat God mijn Vader Ik ge - loof dat God mijn Vader, Bron van al het goede is, Die van hemel en van aarde Schepper, herder, hoeder is: Hij zal weiden, mede - lijden, Teder als een moeder is. 33
Ik geloof dat Jezus Heer is, die zachtmoedig binnenrijdt, aan wie alle dank en eer is: zaad, tot ondergang bereid opgestaan en opgevaren keert Hij weer in heerlijkheid. 34
Ik geloof: de Geest, de Trooster, en één kerk, de ware bruid, de vergeving van de zonden, paaslicht dat ons graf ontsluit, - eeuwig samen zing ik: Amen, roep ik God uw glorie uit! 35
36
37
38
39
40
41
42
43
44