Getallen. /1 Vul in. /2 Zet het goede getal op de kaartjes. 3 Tel verder of tel terug. Tel verder of tel terug. Blok 3 Week 1



Vergelijkbare documenten
Transcriptie:

9 3 1 Getallen 8 4 1 /1 Vul in. Tel verder of tel terug. 215 216 217 329 330 4 437 438 502 503 1 510 511 /2 Zet et goede getal op de kaartjes. 0 100 200 300 400 500 600 30 3 Tel verder of tel terug. 10 20 30 40 240 250 260 380 390 400 430 440 450 560 570 580 2

5 73 6 4 Scrijf in cijfers. tweeonderd veertig 0 175 onderd vijfenzeventig drieonderd tactig 3 vijfonderd vijfenvijftig onderd vierenveertig tweeonderd zevenendertig vijfonderd elf drieonderd actentactig 2 5 Scrijf et dubbele op. 15 30 19 125 Het dubbele van een getal krijg je door et getal 2 te doen. 18 26 235 9 30 45 250 50 75 300 6 Scrijf steeds de elft op. De elft van een getal krijg je door te delen door 2. 100 50 50 300 200 80 350 400 60 500 600 150 550 3

7 Vul in. H T E H T E 8 H = onderdtal T = tiental E = eeneid 4 1 3 6 0 360 650 6 5 0 4 0 4 409 0 9 9 579 4 1 0 1 30 1 /8 Tel door of tel terug. 300 310 320 400 400 420 440 600 600 725 750 9 400 450 500 /9 Reken uit en vul in. Hidde telt tot 1000. Na elke 50 tellen zet ij een streepje. 3 Hoeveel streepjes eeft ij gezet als ij bij 1000 is? Hoeveel streepjes eeft ij gezet als ij bij 350 is? Hoeveel streepjes eeft ij gezet als ij bij 751 is? 4

2 Tafels en deeltafels /1 Vul in. Reken met stappen van 5. 10 15 20 25 270 275 280 /2 Reken uit. 7 5 = 35 470 475 480 4 5 = 410 415 420 5 5 = 7 50 = 6 5 = 4 50 = 2 5 = 5 50 = 3 5 = 6 50 = 2 50 = 3 50 = 3 Maak groepjes van 5 en scrijf de som op. 10 : 5 = 2 : 5 = : 5 = 5

2 4 Maak de deelsommen. 1 15 : 5 = 3 50 : 5 = 35 : 5 = 5 : 5 = 40 : 5 = 10 : 5 = 25 : 5 = 55 : 5 = 45 : 5 = 30 : 5 = 5 Reken uit. 20 : 5 = 60 : 5 = 0 28 : 4 = 7 30 : 3 = 20 : 2 = 22 : 2 = 40 : 4 = 33 : 3 = 44 : 4 = 36 : 4 = 24 : 2 = 26 : 2 = 36 : 3 = 39 : 3 = 8 6 Scrijf de tafel van 50 op. 1 50 = 50 2 = = = Reken slim. 1 5 = 5 10 5 = 50 = = = = = = 7 Maak de sommen af. 3 50 = 150 9 : = 3 4 = 32 5 = 200 : 3 = 30 3 = 27 7 = 210 32 : = 8 5 = 25 9 = 450 : 2 = 30 2 = 18 9 = 270 35 : = 7 5 = 45 6

7 6 /8 Vul in. : 6 4 3 2 : 6 4 3 2 5 12 2 3 4 24 6 36 9 60 11 96 12 /9 Kleur in. a Kleur groen: de getallen die in de tafel van 3 en ook in de tafel van 9 zitten. 3 63 15 12 24 72 6 21 54 6 27 18 45 36 90 9 30 81 b Kleur rood: de getallen die in de tafels van 3, 6 én 9 zitten. 3 42 72 36 6 48 21 63 18 9 24 54 81 12 27 60 90 30 7

3 Optellen en aftrekken /1 Tel op of trek af. 70 37 = 107 120 21 = 57 80 = 50 55 = 20 83 = 60 44 = 140 42 = 160 63 = 130 34 = 150 97 = 79 70 = 200 97 = 2 Reken met onderdtallen, tientallen en eeneden en vul in. H T E H T E 111 1 1 1 333 = 300 30 3 222 217 = 200 333 205 = 200 440 250 = 200 500 275 = 200 3 Scrijf op welk getal er ligt. 223 8

4 Scrijf in cijfers. 125 onderd vijfentwintig tweeonderd tweeëntwintig zesonderd negentig drieonderd drieëndertig vieronderd dertien vieronderd vierenvijftig drieonderd eenenveertig vijfonderd zevenenvijftig 5 Tel op. 400 30 = 430 500 70 = 300 40 = 200 60 = 420 30 = 530 60 = 310 80 = 254 40 = 410 37 = 530 66 = 310 83 = 250 45 = 9

6 Trek af. 560 40 = 520 567 40 = 166 20 = 350 10 = 353 10 = 266 30 = 470 30 = 471 30 = 377 40 = 470 20 = 7 Vul in: eraf en erbij. 475 20 = 488 50 = 10 10 50 50 100 100 590 600 610 600 600 695 700 705 695 700 705 695 700 705 /8 Reken uit en vul in. 42 33 14 57 53 67 72 242 95 341 180 558 147 673 110 24 /9 Reken uit. Moeder koopt 16 mandarijnen. Carmen eet de elft op. Eva eet er 2 op. Diana krijgt de rest. Hoeveel mandarijnen krijgt Diana? 10

4 Ontdek de som Op de fiets 1 a b Reken uit en vul in. Bart en Emma ebben ieder een nieuwe fiets met een kilometerteller. Kijk naar de kilometerstanden van Bart. Vul in oeveel kilometer ij iedere week eeft gefietst. Kijk naar de gefietste kilometers van Emma. Vul bij aar de kilometerstanden in. kilometerteller Bart kilometerstand kilometerteller Emma gefietste kilometers kilometerstand gefietste kilometers 0049 49 na week 1 80 na week 1 na week 2 na week 2 26 na week 3 na week 3 27 na week 4 na week 4 49 11

2 Reken uit en vul in. a Jurre gaat naar scool. Dat is 3 fietsen. Heen en terug is dat. Na 5 scooldagen eeft Jurre gefietst. b Jurre moet 4 fietsen naar et voetbalveld. Twee keer per week op en neer is. c In een week fietst Jurre in totaal. 3 Reken uit wat er op de kilometerteller staat. Kijk op et kaartje voor de route. Jamie en Ali zijn op fietsvakantie in Nederland geweest. De toct duurde 8 dagen. Ze zijn begonnen in Etten-Leur. Bij de start staat un kilometerteller op Vul de stand van de kilometerteller in. In Waalwijk: 8005 In Hilvarenbeek: In Oss: In Hilvarenbeek: In Vegel: In Den Bosc: In Etten-Leur: 12

/4 Reken uit. Een week later maken Rody en Jay dezelfde fietstoct. Als ze terug zijn, staat op un kilometerteller op 3439. Rody eeft in iedere plaats de stand van un kilometerteller op een papier gescreven. Wat staat er op et papier van Rody? in Etten-Leur in Waalwijk in Hilvarenbeek in Vegel in Oss in Den Bosc in Hilvarenbeek in Waalwijk in Etten-Leur 3439 /5 Reken uit. Jakob en Valentijn gaan allebei op de fiets uit Etten-Leur naar Oss. Valentijn fietst via Den Bosc. Jakob fietst via Vegel. Wie legt de meeste kilometers af? Hoeveel kilometer is dat? 13

5 Heralen /1 Vul in. 3 onderdtallen 5 tientallen 9 eeneden = 359 5 onderdtallen 7 eeneden = 5 tientallen 9 eeneden = 7 onderdtallen 6 tientallen = /2 Maak samen 400. 150 100 130 100 140 400 400 400 400 400 100 150 100 125 50 130 /3 Maak de deelsommen. 15 : 5 = 3 35 : 5 = 20 : 5 = 45 : 5 = 24 : 4 = 32 : 4 = 36 : 4 = 8 : 4 = 30 : 3 = 24 : 3 = 15 : 3 = 9 : 3 = /4 Kies de juiste maat. Kies uit: cl, dl, l. In een maatbeker kan precies 1 l water. De meeste emmers ebben een inoud van 10 Een pak met 5 pakjes drinken is samen 1 In 1 pakje zit 2 In een blikje drinken zit 33 Drie blikjes zijn samen bijna 1 In een fles wijn zit meestal 75 In 4 flessen zit 300 = 3 14

/5 Vul in. 9 2 Eerst de bovenste rij en dan de rest. 4 16 6 36 5 40 25 9 81 63 /6 Reken uit. Volg de pijlen. Vul et antwoord van de som bij de volgende som in. 90 65 155 89 : 6 10 = 89 45 98 : 3 5 = 145 23 68 : 4 4 = 75 92 77 : 3 5 = /7 Reken uit. Tijs en Merel ebben elk een vierkante tuin. Ze bouwen allebei een ek om un tuin. Hoeveel meter eeft Tijs meer nodig dan Merel? 8 meter Tijs eeft = meter nodig. Merel eeft = meter nodig. Tijs eeft dus meter meer nodig. 6 meter 15