(A) juni gegeven met toepassing van artikel 6, 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

Vergelijkbare documenten
(A) april 2019

(B) november 2018

(B) september 2017

(A) april 2018

EINDBESLISSING (B) CDC-1464

ADVIES COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS

ADVIES (A) CDC-607

(B) juni Niet-vertrouwelijk

EINDBESLISSING (B) CDC-1272

(A) augustus Artikel 11 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

(A) november 2017

EINDBESLISSING (B) CDC-1273

(A) juli Artikel 23, 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

EINDBESLISSING (B) CDC-1251

EINDBESLISSING (B) CDC-1282

EINDBESLISSING (B) CDC-1478

(B) juli Niet-vertrouwelijk

ADVIES (A) CDC-1584

EINDBESLISSING (B) CDC-1231

Tekst met geïntegreerd erratum zoals goedgekeurd door het directiecomité van de CREG tijdens zijn vergadering van 26 april 2018

(A) december 2018

(B) juni Artikel 21bis, 4, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

(PRD)nummer Datum. te weten

ADVIES (A) CDC-86

(B) oktober 2018

Beslissing over het voorstel van Elia System Operator nv betreffende een wijziging van de regels die de energieoverdracht organiseren

MINISTERIE VAN ECONOMISCHE ZAKEN

(B) september 2018

EINDBESLISSING (B) CDC-1279

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BESLISSING (B) CDC-981

(PRD) juli te weten

BESLISSING (B) CDC-658E/37

ADVIES (A) CDC-1545

RICHTLIJNEN (R) CDC-1371

(B) november 2018

(B) juli Niet vertrouwelijk

BESLISSING (B) CDC-988

(PRD)656G/37 8 oktober te weten

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

(B)1221E/18 20 april Artikel 20bis, 4, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet vertrouwelijk

(Z) mei Opgesteld met toepassing van art.23, 2, 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt

Aanvraag van groenestroomcertificaten voor elektriciteit uit offshore windenergie

(B)1222E/20 27 oktober Artikel 20bis, 4, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

ADVIES (A) CDC-779

(B)1220E/18 20 april Artikel 20bis, 4, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet vertrouwelijk

(B) oktober 2017

ADVIES COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

VOORSTEL (C) CDC-1505

ONTWERPBESLISSING (B) CDC-1402

Vertegenwoordigd door mevrouw Marie-Pierre Fauconnier, Voorzitster, en de heer Laurent Jacquet, Directeur,

(A) september Artikel 13/1, 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

(B) oktober Artikel 19bis, 4, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt. Niet-vertrouwelijk

COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS

JAARVERSLAG 2015 COMMISSIE VOOR NUCLEAIRE VOORZIENINGEN

VOORSTEL (C) CDC-567

(PRD) maart over

VOORSTEL (C) CDC-1179

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (hierna "de Commissie");

BESLISSING (B) CDC-1409E/7

met betrekking tot (PRD) december 2018

(Z) januari 2018

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 7 oktober 2003

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

(B)1224G/10 26 januari 2017

BESLISSING (B) CDC-657G/12

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (hierna de Commissie );

Brussel, COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER ADVIES Nr 09 / 2007 van 21 maart 2007

BESLISSING (B) CDC-1219E/7

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

BESLISSING (B) CDC-1227E/5

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLISSING (B) CDC-628E/26

BESLISSING (B) CDC-1323E/7

EINDBESLISSING (B) CDC-1563

(PRD) oktober 2017

VERSLAG AAN DE KONING

VOORSTEL (C) CDC-1317

Betreft: adviesaanvraag betreffende een model van voorontwerp van Koninklijk Besluit waarbij

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

BESLISSING (B) CDC-1220E/12

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

A D V I E S Nr Zitting van donderdag 31 mei

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

(B)1225G/17 26 januari 2017

(B)1222G/18 20 april 2017

VR 2016 DOC.0943/1BIS

1. Hernieuwing van de machtiging van de Raad van Bestuur in het kader van het toegestaan kapitaal

Transcriptie:

(A)1648 29 juni 2017 Over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht gegeven met toepassing van artikel 6, 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt Niet-vertrouwelijk CREG Nijverheidsstraat 26-38, 1040 Brussel, België T +32 2 289 76 11 F + 32 2 289 76 09 info@creg.be www.creg.be

INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 1. INLEIDING... 3 2. ALGEMENE OPMERKING... 4 3. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING... 4 3.1. ARTIKEL 1... 4 3.2. ARTIKEL 2... 4 3.3. ARTIKEL 3... 5 4. CONCLUSIE... 8 BIJLAGE 1... 9 Niet-vertrouwelijk 2/9

1. INLEIDING Op 31 mei 2017 ontving de COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS (CREG) een brief van de Staatssecretaris voor Bestrijding van de sociale fraude, Privacy en Noordzee (hierna: de Staatssecretaris voor Noordzee), gedateerd op 30 mei 2017, met het verzoek hem overeenkomstig artikel 6, 2 van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (hierna: de Elektriciteitswet) advies te geven over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht (hierna: het ontwerp- KB). Het verzoek bevatte een toelichting bij de voorgenomen wijzigingen en als bijlage het ontwerp- KB. Artikel 6, 2 van de Elektriciteitswet bepaalt dat de Koning, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, na advies van de CREG, de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van de domeinconcessies bepaalt. Artikel 23, 2, laatste lid van diezelfde wet bepaalt dat dit advies binnen veertig kalenderdagen na ontvangst van het verzoek moet worden overhandigd. Naast de inleiding bestaat onderhavig advies uit drie delen. In een eerste deel worden algemene opmerkingen bij het ontwerp-kb geformuleerd. Het tweede deel bespreekt de ontworpen artikelen afzonderlijk. Het derde deel bevat de conclusie. Dit advies werd door het Directiecomité van de CREG tijdens zijn vergadering van 6 juli 2017 goedgekeurd. Het ontwerp-kb waarover het Directiecomité zijn advies verstrekt, is als bijlage toegevoegd. Niet-vertrouwelijk 3/9

2. ALGEMENE OPMERKING 1. In de aanhef van het ontwerp-kb wordt onder de vervulde vormvereisten verwezen naar het voorstel van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas. Het woord voorstel moet worden vervangen door advies, aangezien artikel 6, 2 Elektriciteitswet de CREG een adviesbevoegdheid verleent. Dat het om een materiële vergissing gaat in het ontwerp-kb, blijkt uit het feit dat de minister in zijn brief aan de CREG wel degelijk om een advies verzoekt. 3. ARTIKELSGEWIJZE BESPREKING 3.1. ARTIKEL 1 2. De ontworpen wijziging strekt ertoe om de controle op de samenstelling van de ontmantelingsreserve niet langer alleen bij de CREG te leggen, maar ook de afgevaardigde van de minister van Energie hiervoor bevoegd te maken. De CREG heeft geen bezwaar tegen deze bijkomende controlebevoegdheid voor de afgevaardigde van de minister van Energie. 3.2. ARTIKEL 2 3. Het ontworpen artikel 2 brengt twee wijzigingen aan in artikel 6 van het KB Domeinconcessies. De eerste wijziging strekt ertoe de bekendmaking van aanvragen van domeinconcessies te verruimen. Naast publicatie in het Belgisch Staatsblad en in drie nationale kranten, wordt voortaan ook een bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie voorgeschreven. De minister licht toe dat dit een Europeesrechtelijke vereiste is die voortvloeit uit het vrij verkeer van goederen en diensten, zoals toegepast door het Hof van Justitie in de zaak Parking Brixen. Inhoudelijk heeft de CREG geen opmerkingen bij deze wijziging. Grammaticaal zou het wellicht aangewezen zijn om de invoeging niet op het einde van de zin te plaatsen, maar onmiddellijk na de woorden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad. Op die manier kan er geen misverstand over bestaan dat ook de Europese publicatie bij uittreksel gebeurt. De tweede wijziging strekt ertoe het laatste lid van artikel 6 op te heffen, dat de kosten van bekendmaking ten laste van de CREG legt. De minister licht toe dat het niet langer logisch is dat de aanvragen op kosten van de CREG zouden worden gepubliceerd. Niet-vertrouwelijk 4/9

3.3. ARTIKEL 3 4. Het ontworpen artikel 3 beoogt een complete vervanging van artikel 13 van het KB Domeinconcessies inzake de maximumduur van domeinconcessies, dat in de huidige redactie als volgt luidt: De domeinconcessie wordt verleend voor een bepaalde duur, die beperkt is tot ten hoogste twintig jaar. Zij kan verlengd worden zonder een totale duur van dertig jaar te overschrijden. 5. De ontworpen regeling heeft volgens de minister onder meer tot doel te verduidelijken dat de concessieduur wordt afgestemd op de exploitatiefase onverminderd de daaraan voorafgaande bouwfase van maximum drie jaar die eindigt bij de start van de exploitatie overeenkomstig artikel 14, 4 van dit besluit. Dit krijgt gestalte in de eerste drie leden, die de duur van de domeinconcessie expliciet koppelen aan de start van de exploitatiefase. Niet alleen de vergunningsfase, maar ook de bouwfase wordt hierdoor uitgesloten van de exploitatieduur van 20 c.q. 22 jaar. Dit is nieuw tegenover de huidige wetgeving, die geen bijzondere regeling treft voor de bouwfase en ze dus als onderdeel van de concessietermijn ziet. Schematisch weergegeven, is de huidige situatie: Vergunningsfase (duur: onbepaald) Bouw- en exploitatiefase (20/30 jaar, incl. max. 3 jaar bouw) In de ontworpen regelgeving zou dit worden: Vergunningsfase (duur: onbepaald) Bouwfase (max. 3 jaar) Exploitatiefase (20/30 of 22/30 jaar) De CREG merkt op dat de ontworpen wijziging de onbeschikbaarheid van het openbaar domein verder dreigt te verlengen. Behalve de begrenzing op drie jaar, wordt de concessiehouder er niet toe aangezet om de opbouw van het windpark vooruit te doen gaan. Door de bouwfase onderdeel te maken van de twintigjarige termijn, bevat de huidige regeling een dergelijke prikkel. De CREG pleit ervoor om deze regeling te behouden, te meer daar de verlengingsmogelijkheid tot 30 jaar de nodige flexibiliteit biedt Niet-vertrouwelijk 5/9

om rekening te houden met alle mogelijke omstandigheden, zonder dat de concessiehouder het evenwel als een bij voorbaat verworven recht kan beschouwen. 6. Daarmee verband houdend stelt de CREG vast dat de ontworpen regeling groot belang toekent aan de start van de exploitatie bedoeld in artikel 14, 4. Waar dit in het huidig stelsel enkel gekoppeld is aan de verplichting om binnen de drie jaar operationeel te zijn, zou de start van de exploitatie in de ontworpen regeling ook de 20/22-jarige termijn doen lopen. Áls wordt vastgehouden aan dit idee waar de CREG niet voor pleit zou het sterk aangewezen zijn om de start van de exploitatie duidelijk te definiëren. Vanwege de doorgaans gefaseerde indienstneming van windmolenparken kan daar anders onduidelijkheid over bestaan (de start van de eerste/laatste windturbine van de eerste fase? van de eerste/laatste windturbine van de laatste fase?). De CREG vreest dat te soepele of te onduidelijke bepalingen aanleiding kunnen geven tot de verleiding om, om opportunistische redenen, de start van de exploitatie langer te laten aanslepen dan nodig. Indien men de start van de exploitatie de laatste windturbine bedoelt, dan heeft de domeinconcessiehouder er alle belang bij om deze te laten aanslepen en zodoende de duur van de domeinconcessie voor heel het park te verlengen. Daarom stelt de CREG voor om de domeinconcessie niet te laten afhangen van de start van de exploitatie, maar de huidige regeling te behouden waarbij de duur van de concessie aanvangt op het tijdstip van kennisgeving van de laatste bekomen vergunning of machtiging. 7. Een derde opmerking in verband met de eerste drie leden van het ontworpen artikel 3, houdt verband met de intentie van de staatssecretaris om uitvoering te geven aan de beslissingen van de ministerraad d.d. 9 juni 2016 en 30 juni 2016 dat de concessieduur voor Norther en Rentel alsook voor de toekomstige windmolenparken in de regel 22 jaar bedraagt in plaats van 20 jaar (toelichting in de brief van 30 mei 2017). Hiertoe voorziet het ontwerp-kb een verlenging van rechtswege in het derde lid van artikel 3. Vooreerst meent de CREG dat het niet nodig is deze materie in het KB Domeinconcessies te regelen. Zoals reeds aangegeven onder randnr. 5, biedt de huidige verlengingsmogelijkheid tot 30 jaar genoeg flexibiliteit om op dit vlak in te grijpen. Het volstaat om de aan Rentel en Norther verleende domeinconcessies met twee jaar te verlengen volgens de procedure van art. 18bis KB Domeinconcessies. Indien de verlengingsaanvraag rechtmatig is en verantwoord wordt op basis van een beslissing die genomen is in de ministerraad, ziet de CREG geen redenen waarom deze zou geweigerd worden. Als rechtshandeling met individuele draagwijdte, zal een dergelijke verlenging een evenwaardige of zelfs grotere rechtszekerheid aan de betrokken domeinconcessiehouders, zonder enige ingreep in het regelgevend kader te vereisen. De CREG stelt voorts vast dat de toekomstige windmolenparken klaarblijkelijk buiten de ontworpen regeling zijn gehouden, aangezien de verlenging tot 22 jaar beperkt is tot de domeinconcessies die een installatie tot voorwerp hebben waarvan de financial close plaatsvindt vanaf 1 mei 2016 [tot en met 31 december 2016] (zie ook randnr. 9). Als het de bedoeling blijft om ook deze parken een exploitatieduur van 22 jaar te geven, kan dit eveneens gebeuren via de hierboven aangehaalde verlengingsprocedure. Aangezien de groenestroomcertificaten voor 19 of 20 jaar worden uitgereikt, is het niet onlogisch om de duur van de uitbating hierop af te stemmen, voor zover de nodige incentives aanwezig zijn op het vlak van het tempo in de opbouw en indienstneming. C-Power en Belwind hebben op basis van deze argumentatie al een verlenging van hun domeinconcessies bekomen zodat hun concessie momenteel zelfs langer loopt dan 20 jaar na de start van de exploitatie omdat ook de duur van de ontmanteling in rekening werd gebracht. Niet-vertrouwelijk 6/9

8. De laatste twee leden van het ontworpen artikel 3 voorzien in de mogelijkheid om de domeinconcessies te verlengen zonder overschrijding van de maximumduur van dertig jaar voorzien in art. 6, 1 Elektriciteitswet. Wat dit betreft ziet de CREG niet direct in waarom ervoor geopteerd is de regeling onder te brengen in twee licht verschillend geformuleerde leden, terwijl kennelijk hetzelfde resultaat wordt beoogd, of althans bereikt. 1 Het onderscheid tussen domeinconcessies die een installatie tot voorwerp hebben waarvan de financial close plaatsvindt vóór 1 mei 2016 dan wel vanaf 1 mei 2016 tot en met 31 december 2016, leidt met andere woorden niet tot een verschil in rechtsgevolg. Bovendien ziet de CREG niet onmiddellijk een verantwoording voor het beperken van de verlengingsmogelijkheid tot domeinconcessies met financial close vóór 31 december 2016. Uit het toelichtingsschrijven van de staatssecretaris voor Noordzee maakt de CREG integendeel op dat het zijn bedoeling was om de beslissing van de ministerraad te implementeren en ook voor toekomstige windmolenparken de concessieduur op 22 jaar te brengen. Zowel vanuit redactioneel oogpunt als ter wille van het gelijkheidsbeginsel, verdient het dan ook aanbeveling om de laatste twee leden samen te voegen en van toepassing te maken op alle domeinconcessies, ongeacht de datum van de financial close. De maximale looptijd wordt dan voor alle concessies op het wettelijk maximum van dertig jaar gebracht. 9. Meer algemeen meent de CREG dat het ontworpen artikel 13 onvoldoende rekening houdt met domeinconcessies die een installatie tot voorwerp hebben waarvan de financial close na 31 december 2016 plaatsvindt. Voor deze gevallen is niets voorzien en zou de wettelijke regeling (hernieuwbare duur van maximum dertig jaar) dus het enige aanknopingspunt zijn. Hoewel de betrokken domeinconcessies in de praktijk reeds zijn toegekend en hun duur is vastgelegd in rechtshandelingen met individuele draagwijdte, meent de CREG dat het ook voor deze domeinconcessies nuttig zou zijn om het vertrekpunt expliciet in de regelgeving te verankeren (start van de exploitatie, onverminderd de bouwfase). Zo niet zou er een onderscheid in behandeling kunnen ontstaan waarbij alleen voor de laatste windparken de bouwfase inbegrepen is in de exploitatietermijn. 10. Uit de bewoordingen van alle leden van artikel 3 leidt de CREG tenslotte af dat ze bedoeld zijn om onmiddellijke werking te hebben en dus om te worden toegepast op reeds toegekende domeinconcessies. In het derde lid wordt zelfs expliciet bepaald dat de concessieduur van rechtswege wordt verlengd tot 22 jaar. De betrokken domeinconcessies van Rentel nv en Norther nv, waarin een kortere termijn staat vermeld, worden dus impliciet gewijzigd bij hogere rechtsnorm. Ook voor de andere domeinconcessies kan dat het geval zijn, met name door het uitsluiten van de bouwfase uit de concessietermijn. Juridisch is het allicht mogelijk om via een algemene rechtsnorm de voorwaarden te wijzigen van rechtshandelingen met individuele draagwijdte, te meer daar de nieuwe regeling in het voordeel is van de personen tot wie de rechtshandelingen zijn gericht. Niettemin meent de CREG dat het, gelet op het belang van de materie, aanbeveling zou verdienen om elke twijfel over de eerbiedigende dan wel onmiddellijke werking van de nieuwe bepalingen weg te nemen door dit uitdrukkelijk aan te geven. 1 In het toelichtend schrijven d.d. 30 mei 2017 is sprake van een concessieduur van 22 jaar, verlengbaar tot 32 jaar. De CREG gaat ervan uit dat dit een materiële vergissing is, aangezien de 32 jaar niet werd ingevoerd in het ontwerp-kb, waarin integendeel uitdrukkelijk wordt gesteld dat de verlenging moet gebeuren zonder de maximumduur bepaald in artikel 6, 1, van de wet te overschrijden, i.e. dertig jaar. Niet-vertrouwelijk 7/9

4. CONCLUSIE 11. De CREG adviseert het ontwerp van koninklijk besluit niet in ongewijzigde vorm te behouden. De CREG maakt formele en inhoudelijke opmerkingen over de aanhef en de eerste drie artikelen van het ontwerp-kb. In het bijzonder meent de CREG dat de verlenging van de exploitatieduur tot 22 jaar ook gestalte kan krijgen door individuele verlengingen van de verleende domeinconcessies, zodat artikel 3 van het ontwerp-kb geheel achterwege kan worden gelaten. Als ervoor zou worden geopteerd om de normatieve benadering toch te behouden, adviseert de CREG om rekening te houden met de andere opmerkingen die ze over dit artikel heeft gemaakt. Voorts beschouwt de CREG de passage in het toelichtend schrijven d.d. 30 mei 2017 waar sprake is van een concessieduur van 22 jaar, verlengbaar tot 32 jaar als een materiële vergissing, aangezien de 32 jaar niet werd ingevoerd in het ontwerp-kb. Mocht het toch de bedoeling zijn om een termijn van 32 jaar mogelijk te maken, dan dient de wettelijke maximumduur bepaald in artikel 6, 1 van de Elektriciteitswet dienovereenkomstig te worden aangepast. Voor de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas: Koen LOCQUET Directeur Marie-Pierre FAUCONNIER Voorzitster van het Directiecomité Niet-vertrouwelijk 8/9

BIJLAGE 1 Ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht Niet-vertrouwelijk 9/9