OilSET-1000 Controle Unit en SET/DM3AL Sensor

Vergelijkbare documenten
INSTALLATIE EN BEDIENINGS HANDLEIDING

INSTALLATIE EN BEDIENINGS HANDLEIDING

Labko SET-1000 Hi Level

Labko SET-2000 Oil/Sludge

Gebruikershandleiding voor: OILSET-1000 Laagdikte alarm unit voor Olie- en Vetafscheiders

OMS-1 Alarmtoestel olieafscheider Installatie- en bedieningsinstructies

GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Installatie- en bedieningsinstructies

SET/TSH2- en SET/TSHS2

GA-2 Alarmtoestel vetafscheider met twee sensoren Installatie- en bedieningsinstructies

SET-2000 Hi Level/Oil

SET Installatie- en bedieningsinstructies. Niveauschakelaar voor één sensor

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L

Beknopte handleiding alarmeringssysteem voor olieafscheiders type WGA 01

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

De ET31F (die alleen de vloertemperatuur meet) kan in een andere ruimte geplaatst worden.

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL

Handleiding Explosieveilig timerrelais Type AR-023. II 3 D Ex tc IIIC T80ºC Dc

Gebruiksaanwijzing Schakelversterker N00..A N05..A / / 2014

STAKA. Handleiding elektrische bediening. Dakluiken Flachdachausstiege Roof access hatches Trappes de toit

PRS 9. Gebruiksaanwijzing Programmaschakelaar PRS 9

Henks Reparatie Werkplaats - Van IJsendijkstraat LC - Purmerend - Bedienings display

Handleiding ALFA(NET) 71 0/+100 C

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C

PAC-LBK-KIT. Installatie beschrijving Gebruikers beschrijving Technische beschrijving

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

Gebruiksaanwijzing Inductieve naderingsschakelaar NAMUR. Sachnr /01 08/04 NE****/ NF****/ NG****/ NI****/ NN****/ NT****/ NS****

Wind, Sun & Rain Sensor Instructions

FLEXESS PEBBLE PASLEZER

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

Technische Handleiding Versie 07/05. CompTrol Signal 1. Signaalkabel

Ins NL Eenheid geleverd in een behuizing met een voeding 12VDC/2A en controle van de spanning

GEBRUIKSAANWIJZING Thermometer PCE-IR 50

TECHNISCHE HANDLEIDING

Technische handleiding Versie 11/11. PLC-INTERFACE (slave)

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L

Installatiehandleiding

RADAR-NIVEAUMETER SPECIALE VEILIGHEIDSINSTRUCTIE

Instructies voor het bijwerken van de sensor Voor gasdetectiesensoren niveau 1

Met 2-kanaals toetselement: instelling van de kleurtemperatuur met rechter tuimelschakelaar

PROGRAMMEERBARE TEMPERATUUR DETECTOR TD-1_NL 07/11

...een product van BEKA

URN 2. Gebruiksaanwijzing Netvoedingsapparaat URN 2

Bedieningshandleiding. Vloerverwarmingsthermostaat

Gumax Terrasverwarmer

NRS 2-4. Gebruiksaanwijzing HN-schakelaar NRS 2-4

PACK TYXIA 541 et 546

Montage-, gebruiks- en onderhoudsaanwijzing voor. Jola-contactbeschermrelais KR 5/Ex I (M1) / II (1) GD [Ex ia Ma] I [Ex ia Ga] IIC [Ex ia Da] IIIC

AT1G rev Toegangscontrole Module AT1G Handleiding. thinks outside the box!

Toetselement onder lang indrukken: het licht wordt met minimale lichtsterkte ingeschakeld.

Handleiding AT1G Toegangscontrole Module. rev ver1

Algemeen... blz 2. Blokschema... blz 2. Beschrijving besturingseenheid type blz 2 en 3

Inductieve sensor BI2-EM12-Y1X-H1141

Product information Scheidingsversterkers en Beveiliging

Handleiding Electro - visapparaat

Air Trade Centre NV, Hoogstraat 180, 1930 Zaventem, België

Bestnr Toerentalregelaar voor ventilator

VALIO XP KLOKTHERMOSTAAT

Handleiding Digitale Thermostaat elektrische Handdoekradiatoren

Roll Up 28 WT. Ref A. EN Instructions NL Handleiding IT Manuale SV Bruksanvisning NO Bruksanvisning DA Brugsvejledning FI Käyttöohje

SATD1 DIN RAIL VEILIGHEIDS EN ISOLATIETRANSFORMATOR. Montage & gebruiksvoorschriften

Gumax Terrasverwarmer

Detectech, Raveslootstraat 3, 7701XK. Dedemsvaart, Pagina:

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Installatie instructies

K-Steel deuropenermodule 1156/10 met numeriek toetsenbord

GEBRUIKSAANWIJZING Kabeldetector PCE-180 CBN

Bestnr Digitale temperatuurregelaar ENDA ET1311

Quick Guide Artel Mono Block schema 1

Rub-Block RB100DN met PT100 sensor

ACS-30-EU-MONI-RMM2-E

Wij danken u hartelijk voor de aankoop van uw LivingLight Color Player 2 en Color Player receiver.

Technische Handleiding Versie 08/06. CompTrol Signal 3. Signaalkabel

MICRO FOX DRIVE Gebruikers handleiding

Capacitieve sensor BC10-S30-Y1X/S90

Wij danken u hartelijk voor de aankoop van uw LivingLight Color Player 4 en/of Color Player 4 receiver.

Video Intercom Systeem

1600VA Medische Scheidingstransformator Handleiding

Gobius 4, Voor Vuilwater Tanks. Installatievoorschrift t.b.v G Voordat u begint: Beknopte Installatie:

STORINGSHANDLEIDING GASGESTOOKTE LUCHTVERWARMERS

1. Videoschakelaar. De videoschakelaar bestaat uit een centrale en schakelunit.

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.0 AGDR-300 TUIN STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR

Professional Supplies EIERKOOKAPPARAAT. Modelnr.: *

Tyro Pyxis/Auriga 2, 4, 6 of 8 voudige afstandsbediening Handleiding 868 MHz

Bedieningshandleiding. Analoge ingangsmodul 4-kanaals

Wij danken u hartelijk voor de aankoop van uw LivingLight Color Player Touch en/of Color Player Touch receiver.

GEBRUIKSAANWIJZING v. 1.1 AC-300 STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR

Contents Inhoud. Wind, Zon & Regen Sensor Instructies. Inhoud: Sensor Functies:

Elektrische kippengrills

Bedieningsmodule Type ABS CP

AGDR-300 TUIN STEKKERDOOS DIMMER/SCHAKELAAR. 2x 3x

ALCT 6/24-2 GEBRUIKSAANWIJZING

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Magic Box AL10 Series Introductie

ACS-30-EU-PCM2-x-32A

VOLT POT 1K R 220. OPEN FOR 60 Hz STAB. Spanningsregelaars R 220. Installatie en onderhoud

OFFICINE OROBICHE S.p.A. 1/5 GEBRUIKERSHANDLEIDING VOOR MAGNETISCHE sensoren voor serie 2000 instrumenten

Transcriptie:

Myllyhaantie 6 FI-33960 PIRKKALA FINLAND Tel: +358 29 006 260 Fax +358 29 006 1260 Internet: www.labkotec.fi 3.4.2019 Controle Unit en SET/DM3AL Sensor ALARM UNIT voor Olie-afscheiders INSTALLATIE EN BEDIENINGS HANDLEIDING Copyright 2013 Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voer

INHOUDSOPGAVE 1. ALGEMEEN. 3 2. INSTALLATIE 4 2.1 Controle Unit. 4 2.2 SET/DM3AL Sensor.. 5 2.3 Kabelverbinding. 5 3. BEDIENING EN INSTELLINGEN 6 3.1 Bediening. 6 3.2 Fabrieksinstellingen. 7 4. TROUBLE-SHOOTING 8 5. REPARATIE EN SERVICE 9 6. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN.. 9 7. TECHNISCHE INFORMATIE. 10 DECLARATION OF CONFORMITY. 11 DECLARATION OF CONFORMITY. 12 DECLARATION OF CONFORMITY. 13 SYMBOLEN Waarschuwing / Let op Schenk speciale aandacht aan installaties in explosiegevaarlijke omgevingen Apparaat is beschermd door dubbele of verbeterde isolatie 2(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

1. ALGEMEEN is een alarm apparaat voor het bewaken van de olielaagdikte in een afscheider. De unit wordt geleverd met Controle unit, SET/DM3AL sensor, en kabelverbinder, en installatiebenodigdheden Afbeelding 1. Olie afscheider alarm apparaat De SET/DM3AL sensor wordt in de lichte vloeistofopslagruimte geïnstalleerd en geeft een alarm zodra de olielaag de vooraf ingestelde dikte bereikt. De sensor is tijdens normale omstandigheden geheel ondergedompeld in water. De werking is gebaseerd op het meten van de elektrische geleidbaarheid van vloeistoffen water geleidt elektriciteit veel beter dan olie. Een olie-afscheider wordt aangemerkt als een potentieel explosiegevaarlijke omgeving (Ex). De SET/DM3AL sensor mag in een explosiegevaarlijke zone 0/1/2 worden gemonteerd, maar de controle unit moet in een veilige zone worden geïnstalleerd. Figuur 2 geeft een verklaring van de LED signaallampjes, druktoetsen en koppelingen van de Controle unit. Afbeelding 2. Controle unit kenmerken 3(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

2. INSTALLATIE 2.1 Controle unit De Controle unit kan op een achterwand worden bevestigd. De bevestigingsgaten bevinden zich in de achterzijde van de behuizing, achter de schroefgaten van het deksel. De klemmen voor de externe aansluitingen zijn geïsoleerd door tussenschotten. Deze schotten mogen niet verwijderd worden. De afdekplaat van de kabelklemmen moet na het bekabelen teruggeplaatst worden. Het deksel moet zodanig vastgezet worden, dat de hoekpunten raken aan de behuizing. Alleen dan werken de druktoetsen naar behoren en is de behuizing lekdicht. Lees voor het installeren eerst de veiligheid voorschriften in hoofdstuk 6! Afbeelding 3. Installatie van 4(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

2.2 SET/DM3AL sensor De juiste montage van de SET/DM3AL sensor wordt aangegeven in figuur 3 De sensor geeft alarm als olie de bovenste elektrode bereikt. Controleer in de installatievoorschriften van de afscheider de juiste ophanghoogte. 2.3 Kabelverbinding Afbeelding 4. Kabelverbinding Het verbinden van de sensorkabel in de kakelverbinding wordt eveneens aangegeven in figuur 3. Kabelafschermingen en mogelijke overbodige aders dienen in hetzelfde punt in het gegalvaniseerd contact aangesloten te worden. Let op : voor maximale kabellengte tussen sensor en zie hoofdstuk 7 (technische informatie). IP waardering van de kabelverbinding is IP68. Zorg dat deze goed waterdicht is afgesloten. Indien de kabel verlengd moet worden en er is sprake van een equipontentiale aarde, dient dit gedaan te worden met de kabelverbinder. De bekabeling tussen de controle unit en de kabelverbinder dient gedaan te worden met een shielded twisted pair instrument kabel. Afbeelding 5. Bij. kabel installatie Afbeelding 6. Installatie benodigdheden 5(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

3. WERKING EN INSTELLINGEN De alarmapparatuur is afgesteld door de fabrikant. Na het installeren moet de werking van de apparatuur altijd worden gecontroleerd. Testen van de werking 1. Dompel de sensor onder in water. Het apparaat moet nu in normale bedrijfsstand staan. 2. Trek de sensor omhoog in lucht. Er moet nu een OIL ALARM worden gegenereerd (Hoofdstuk 3.1 geeft een verdere beschrijving). 3. Dompel de sensor weer in water. Na een vertraging van 5 seconden moet het alarm zijn opgeheven. De sensor moet eventueel worden schoongemaakt vooraf aan het terugplaatsen in de afscheider. Hoofdstuk 3.1 geeft een meer gedetailleerde beschrijving van de werking. Als de werking niet overeenkomt met deze beschrijving, kunt u de fabrieksinstellingen (hoofdstuk 3.2) controleren of contact opnemen met de leverancier. 3.1 Werking Dit hoofdstuk beschrijft de werking van een, door de fabriek afgestelde,. Normale bedrijfsstand geen alarmen SET/DM3AL sensor is geheel ondergedompeld in water. LED signaallampje van de voeding brandt. De andere LED signaallampjes zijn uit. Relais 1 en 2 zijn gemaakt. Olie alarm SET/DM3AL sensor is ondergedompeld in olie. (De sensor geeft alarm als olie de bovenste elektrode bereikt). LED signaallampje van de voeding brandt. LED signaallampje OIL ALARM brandt. Na een vertraging van 5 seconden schakelt de Buzzer in. Na een vertraging van 5 seconden vallen de relais af. (Opm. SET/DM3AL in lucht geeft hetzelfde alarm). Na het opheffen van een alarm, zullen na een vaste vertragingstijd van 5 sec. het LED signaallampje OIL ALARM en de Buzzer uitschakelen. FAULT alarm Kabelbreuk sensor, kortsluiting of een kapotte sensor b.v. te hoge of te lage signaalstroom van sensor. LED signaallampje van de voeding brandt ( MAINS ) Na een vertraging van 5 sec. brandt LED signaallampje FAULT. Na een vertraging van 5 seconden schakelt de Buzzer in. Na een vertraging van 5 seconden vallen beide relais af. Alarm RESET Door het indrukken van de RESET toets: gaat Buzzer uit; wordt relais 1 gemaakt: blijft relais 2 afgevallen tot alarm of storing wordt opgeheven. TEST FUNCTIE De Test functie geeft een kunstmatig alarm, wat gebruikt wordt om de werking te testen van de en andere, op de relais van aangesloten, apparatuur. Opgelet! Overtuig u ervan voordat u de TEST toets indrukt, dat er door het veranderen van de positie van de relais elders geen gevaarlijke situatie kan ontstaan! Normale bedrijfsstand Door het indrukken van de TEST toets: 6(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

Gaan LED signaallampjes OIL ALARM en FAULT onmiddellijk branden; Schakelt Buzzer direct in; Vallen na 2 sec. ingedrukt houden de relais af; Na het loslaten van de TEST toets: Schakelen LED signaallampjes en Buzzer direct uit; Worden de relais onmiddellijk weer gemaakt. Bij OIL alarm Door het indrukken van de TEST toets: Gaat LED signaallampje FAULT onmiddellijk branden; LED signaallampje OIL ALARM blijft branden; Buzzer blijft aan. Als RESET al was ingedrukt, zal de Buzzer opnieuw inschakelen en Relais 1 na 2 sec. ingedrukt houden weer afvallen. De test heeft geen effect op Relais 2 omdat deze reeds in de alarmstand staat. Door het loslaten van de TEST toets: Schakelt het apparaat onmiddellijk terug naar de beginstand. Bij FAULT alarm Door het indrukken van de TEST toets: Het apparaat zal niet reageren op de test. 3.2 Fabrieksinstellingen Controleer, wanneer de niet werkt zoals in het bovenstaande hoofdstuk is beschreven, of de instellingen overeenkomen met figuur 4,. Wijzig eventueel de instellingen aan de hand van onderstaande instructies. De volgende werkzaamheden mogen alleen uitgevoerd worden door personen met voldoende opleiding en kennis van Ex-i apparatuur. Tijdens het aanpassen moet de voeding uitgeschakeld zijn. Afbeelding 7. Fabrieksinstellingen De instellingen worden veranderd met schakelaars MODE en DELAY en de potentiometer (SENSITIVITY) op de bovenste en de jumper op de onderste printplaat. Afbeelding 7 toont de schakelaars in de door de fabriek ingestelde positie. 7(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

4. TROUBLE-SHOOTING Schakelaar S2 wordt gebruikt om de afvalvertraging van de Controle unit in te stellen. Met de schakelaar in de onderste stand, schakelen de relais en is de buzzer in werking, 5 sec. nadat het niveau het alarmpeil heeft bereikt en er niet meer onder is gekomen. Met de schakelaar in de bovenste stand is deze vertraging 30 seconden. De afvalvertraging werkt zowel bij het afvallen als schakelen van de relais. De LED alarmsignaallampjes reageren zonder vertraging op de hoogte van de sensorstroom en het alarmniveau. Voor het FAULT alarm geldt een vaste afvalvertraging van 5 sec. Storing: Mogelijke oorzaak: Actie: LED signaallampje VOEDING brandt niet Voedingsspanning is te laag of de zekering is doorgebrand. Transformator of LED signaallampje MAINS is defect. 1. Controleer of de werkschakelaar UIT staat. 2. Controleer de zekering. 3. Meet de spanning tussen N en L1. Moet 230 VAC ± 10 % zijn. Storing: Mogelijke oorzaak: Actie: Geen alarm als sensor in olie of lucht is, of alarm schakelt niet uit Onjuiste instelling van SENSITIVITY in Controle unit (zie Afb. 7), of vervuilde sensor. 1. Reinig de sensor en houdt deze in lucht of ondergedompeld in olie. 2. Draai de SENSITIVITY potentiometer langzaam linksom totdat de sensor een alarm geeft. 3. Dompel de sensor onder in water en wacht tot het alarm afgaat. Als dit niet gebeurt, de potentiometer langzaam rechtsom draaien tot het alarm afgaat. 4. Houdt de sensor nu in lucht of olie. De sensor moet wederom alarm geven. Storing: Mogelijke oorzaak: Actie: LED signaallampje FAULT brandt Stroom in sensor circuit is te laag (kabelbreuk) of te hoog (kortsluiting). Ook kan de sensor defect zijn. 1. Controleer of de sensorkabel correct op de Controle unit is aangesloten. Zie ook bij de instructies van de sensor. 2. Meet de spanning tussen klemmen 10 en 11. Het voltage moet tussen 10,3 en 11,8 Volt liggen. 3. Als het voltage in orde is, moet de sensorstroom gemeten worden. Dit gaat als volgt: 3.1 Neem de [+] ader van de sensorklem los (klem 10). 3.2 Meet de kortsluitstroom tussen [+] en [-] pool. 3.3 Verbind een ma-meter als aangegeven in Afb. 8. Vergelijk de meetwaarden met Tabel 1. 3.4 Verbind de ader weer aan de Controle unit. Neem contact op met de leverancier, wanneer met bovenstaande aanwijzingen het probleem niet opgelost kan worden. LET OP! Als de sensor zich in een explosiegevaarlijke omgeving bevindt, moet een Exi goedgekeurde multimeter gebruikt worden. 8(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

Kortsluiting Sensor in lucht Sensor in olie SET/DM3AL, channel 1 Klem 10 [+] en 11 [-] 20 24 ma 9 11 ma 9 11 ma Afbeelding 8. Meten van sensorstroom Sensor in water Fabrieksinstelling van Alarmpunt 3 4 ma Ca. 6.5 ma Tabel 1. Sensorstroom 5. REPARATIE EN SERVICE De sensor moet altijd gereinigd en getest worden na het leegzuigen van de afscheider en bij het jaarlijkse onderhoud, maar tenminste 1 x per 6 maanden. De eenvoudigste manier om de werking te testen is door de sensor omhaag te trekken tot boven de vloeistof (in lucht) en daarna weer terug te hangen. Voor het schoonmaken kan een borstel en een niet agressief reinigingsmiddel gebruikt worden. De hoofdzekering (125 mat) mag vervangen worden door een andere 5 x 20 mm / 125 mat glaszekering volgens IEC/EN 60127-2/3. Overige reparaties of service werkzaamheden mogen alleen door personeel met een Exi training en met goedkeuring van de fabrikant uitgevoerd worden. 6. VEILIGHEISVOORSCHRIFTEN Neem in geval van twijfel contact op met uw leverancier. De Controle unit mag niet in een potentieel explosiegevaarlijke omgeving geplaatst worden. De sensor voor de unit mag wel in zone 0/1/2 explosiegevaarlijke ruimte geïnstalleerd worden. Hierbij moeten de relevante standaarden: IEC/EN 60079-25 en IEC/EN 60079-14 in acht genomen worden. Waarschuwing! Indien de bekabeling wordt gecontrolleerd d.m.v een megger test, moet de sensor afgekoppeld zijn. Wanneer elektrostatische ontladingen gevaar in de werkingsomgeving kunnen opleveren, moet het apparaat volgens de voorschriften voor explosiegevaarlijke omgevingen aan de equipotentiaal-aarde verbonden worden. Equipotentiaal-aarde wordt verkregen door alle geleidende onderdelen op hetzelfde punt, b.v. de lasdoos, te verbinden. De equipotentiaal-aarde moet aan aarde liggen. Om onderhouds- en servicewerk uit te kunnen voeren, moet in de voedingskabel een 2-polige hoofdschakelaar worden geïnstalleerd (250VAC / 1A), die zowel L1 als N onderbreekt. Op de schakelaar moet de unit geïdentificeerd worden. Service, inspectie en reparatie van Ex-apparatuur moet uitgevoerd worden overeenkomstig de standaarden: IEC/EN 60079-17 en IEC/EN 60079-19. 9(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

7. TECHNISCHE SPECIFICATIES Controle unit Afmetingen 175 x 125 x 75 mm (L x H x D) Behuizing Omgevings temperatuur Voeding Verbruik Sensoren Max. impedantie van de stroomkring tussen controle unit en sensor Relais uitgangen Elektrische veiligheid Isolatie niveau Sensor / Voeding EMC Ex-Classificatie Emissie Immuniteit Speciale condities (X) ATEX IECEx Elektrische parameters Karakteristiek van uitgangsvoltage is trapezevormig IP 65, materiaal policarbonaat -25 0 C...+50 0 C 230VAC ± 10 %, 50/60 Hz Zekering: 5 x 20 mm 125 mat (EN 60127-2/3) Unit is niet uitgerust met een hoofdschakelaar. 2 VA 1 Labkotec SET sensor (SET/DM3AL) 75 Twee potentiaalvrije uitgangen 250 V, 5 A, 100 VA Afvalvertraging 5 sec of 30 sec. Relais vallen af bij het alarmpunt, naar keuze bij stijging of daling van het niveau. IEC/EN 61010-1,Klasse II CAT II / III 375V (IEC/EN 60079-11) IEC/EN 61000-6-3 IEC/EN 61000-6-2 II (1) G [Ex ia] IIC (Ta = -25 C +50 C) VTT 04 ATEX 031X IECEx VTT 10.0003X U0 = 14,7 V P0 = 297 mw I0 = 55 ma R = 404 SET/DM3AL sensor Werkingsprincipe Signaal Voedingsspanning Materialen Meting van geleidbaarheid Analog 3 ma / 10 ma 8 V...16 V (DC) PVC (zwart), AISI 316, NBR, PA IP-Classificatie IP 68 Temperatuur Gebruiks 0 0 C...+60 0 C Zekerheid -30 0 C...+60 0 C Kabel EMC Ex-Classificatie Emissie Immuniteit Speciale condities (X) Oliebestendige afgeschermde kabel 2x 0.75 mm2, lengte 5 meter. Andere lengtes leverbaar tot maximaal 15 meter. Kabel uitsluitend verlengen met afgeschermde kabel, maximaal 75 Ohm weerstand over de gehele lengte. IEC/EN 61000-6-3 IEC/EN 61000-6-2 II 1 G Ex ia IIA T5 Ga (Ta -30 ºC +60 ºC) - het risico van elektrostatische lading moet in acht worden genomen! ATEX IECEx EESF 19 ATEX 004X IECEx EESF 19.0004X Elektrische parameters Ui = 16 V Ii = 80 ma Pi = 400 mw Ci = 3500 pf Li = 85 µh Productiejaar Raadpleeg het serienummer op het plaatje van de fabrikant xxx x xxxxx xx JJ x waarbij JJ het productiejaar is (10 is bijvoorbeeld 2010) Zie tabel 2. Productiejaar Raadpleeg het serienummer op het plaatje van de fabrikant xxx x xxxxx xx JJ x waarbij JJ het productiejaar is (10 is bijvoorbeeld 2010) Doordat het voltage van de sensor niet-lineair is, moet ook rekening worden gehouden met de wisselwerking tussen zowel capaciteit als inductantie. Onderstaande tabel geeft de aansluitwaarden voor explosiegroepen II B en II C. Voor groep II A kunnen de waarden van groep II B gebruikt worden Max. toegestane waarden Co en Lo samen Co Lo Co Lo II C 608 nf 10 mh 568 nf 458 nf 388 nf 328 nf 258 nf 0,15 mh 0,5 mh 1,0 mh 2,0 mh 5,0 mh II B 3,84 µf 30 mh 3,5 µf 3,1 µf 2,4 µf 1,9 µf 1,6 µf 0,15 mh 0,5 mh 1,0 mh 2,0 mh 5,0 mh L0/R0 = 116,5 µh/ (II C) en 466 µh/ (II B) Tabel 2. Elektrische parameters Afbeelding 9. Afmetingen SET/DM3AL sensor 10(13) Wij behouden ons het recht voor wijzigingen door te voere

DECLARATION OF CONFORMITY

DECLARATION OF CONFORMITY

DECLARATION OF CONFORMITY