Zaaknummer Ons Kenmerk Datum 00550460 ODH-2019-00056245 2 k MEI2019 omgevingsdienst HAAGLANDEN Bezoekadres Zuid-Hollandplein 1 2596 AW Den Haag Postadres Postbus 14060 2501 GB Den Haag T (070) 21 899 02 E vergunningen@odh.nl I www.odh.nl Beschikking Wet natuurbescherming (wijziging tenaamstelling) Soortenbescherming Onderwerp Op 24 april 2019 ontvingen wij het verzoek om wijziging van de tenaamstelling van de op 22 maart 2018 door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (met referentienummer ) verleende ontheffing als bedoeld in artikel 3.3, derde lid en artikel 3.8, derde lid van de Wet natuurbescherming. De gevraagde tenaamstelling luidt: Windpark Westerse Polder B.V. De ontheffing heeft betrekking op het overtreden van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 1 en 2 Wet natuurbescherming (verder: Wnb) voor de kleine mantelmeeuw, kievlt, koksmeeuw en zilvermeeuw, alsmede van het overtreden van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 1 en 4 Wnb voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Besluit Wij besluiten: 1. in te stemmen met het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de ontheffing van 22 maart 2018 (referentienummer ). De tenaamstelling van de ontheffing wordt gewijzigd in: Windpark Westerse Polder B.V. Woudenbergse Weg 19-C12 3707 HW Zeist Ondertekening Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, voor dezen. Ing. L. Hopnian Hoofd Toetsing & Vergunningverlening Milieu van de Omgevingsdienst Haaglanden
omgevingsdienst HAAGLANDEN Rechtsmiddelen Voor de mogelijkheid rechtsmiddelen aan te wenden tegen deze beschikking wijzen wij op de desbetreffende tekst in het begeleidende schrijven. Bijiage: 1. beslissing op bezwaar van 22 maart 2018 met kenmerk 2/3
omgevingsdienst HAAGLANDEN OVERWEGINGEN Aanleiding Op 22 maart 2018 is een ontheffing als bedoeld in artikel 3.3, derde lid en artikel 3.8, derde lid van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) verleend door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (referentienummer ). De ontheffing heeft betrekking op het overtreden van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 1 en 2 Wet natuurbescherming (verder: Wnb) voor de kleine mantelmeeuw, kievlt, koksmeeuw en zilvermeeuw, alsmede van het overtreden van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 1 en 4 Wnb voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Op 24 april 2019 ontvingen wij van Green Trust (de heer J. Cornelli) namens de betrokken partijen een verzoek om de tenaamstelling van de ontheffing te wijzigen. Verzocht wordt de tenaamstelling van de ontheffing te wijzigen in: Windpark Westerse Polder B.V. Woudenbergse Weg 19-C12 3707 HW Zeist In de brief van 14 mei 2019 wordt aangegeven dat nu het project bijna klaar is om gebouwd te worden de ontheffing op naam van de projectentiteit moet worden gezet om de financiering zeker te stellen. De brief is ondertekend door zowel Investment Engineering B.V. als Windpark Westerse Polder B.V. Gezien het bovenstaande en omdat ons geen omstandigheden bekend zijn die aanleiding zouden kunnen zijn om onze medewerking aan de wijziging tenaamstelling te weigeren, kunnen wij instemmen met het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling. De wijziging van de tenaamstelling heeft geen gevolgen voor de Inhoud van de eerder verstrekte ontheffing. Procedure Titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 5.1 van de Wnb zijn toegepast op deze beschikking. Overwegingen Er zijn ons geen omstandigheden bekend die aanleiding zouden kunnen zijn om onze medewerking aan de wijziging van de tenaamstelling te weigeren. Wij kunnen instemmen met het verzoek en zullen de vergunning op naam van Windpark Westerse Polder B.V. zetten. De voorwaarden die zijn opgenomen in het besluit van 22 maart 2018 met kenmerk blijven onverkort van toepassing. Conclusie De tenaamstelling van de ontheffing van 22 maart 2018 (met referentienummer ) wordt gewijzigd naar Windpark Westerse Polder B.V. 3/3
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland > Retouradres Postbus 40219 8004 DE Zwolle Investment Engineering B.V. P/a P/a Rechtsom Juristen Postbus 225 6500 AG NIJMEGEN Ardeling luridlsche Zaken Postbus 40219 8004 DE Zwolle mljn.rvo.nl Contactpersoon mr. R. van Uperen Jurist T 088 042 42 42 M 070 757 33 67 Betreft Herziene beslissing op bezwaarschrift Wet natuurbescherming Uw brief van Uw referentie KvK-nummer of BSN 30172102 Relatlenummer 207241369 Bijiagen 2 Geachte heer/mevrouw. Op 19 juni 2017 heeft de heer T. Brouwer van Rechtsom Juristen (hierna: gemachtigde) namens u een bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van 26 mei 2017. Dit besluit is genomen op grond van de Wet natuurbescherming (hierna; Wnb). Op 9 oktober 2017 heb ik een beslissing op uw bezwaarschrift genomen. De beslissing op bezwaar van 9 oktober 2017 heb ik, hangende beroep, ambtshalve opnieuw beoordeeld. In deze brief vindt u mijn nieuwe beslissing op uw bezwaar en waarom deze beslissing is genomen. In de bijiage vindt u de artikelen waarop de beslissing gebaseerd is. Beslissing Ik verklaar uw bezwaar gegrond. Dit betekent dat ik het besluit van 26 mei 2017 en de beslissing cp bezwaar van 9 oktober 2017 herroep in die zin dat u ontheffing wordt verleend van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 1 en 2, van de Wnb voor de kleine mantelmeeuw, kievlt, kokmeeuw en de zilvermeeuw, alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5. lid 1 en 4 van de Wnb voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Het proces tot nu toe Op 31 augustus 2016 heeft u een ontheffing aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in de artikelen 3.1 en 3.5 van de Wnb. De aanvraag heeft betrekking op de realisatie van het project 'Windpark Westerse polder'. Het project betreft het slopen van zeven windturbines met een ashoogte van 50 m en een rotordlameter van 41, gevolgd door de bouw van vijf windturbines met een ashoogte van 115-140 m en een rotordiameter van 110-130 m. De Pagina 1 van 10
werkzaamheden bestaan uit sloop en bouwerkzaamheden, gevolgd door de exploitatiefase van het park. Op 14 april 2017 is het voornemen aan u kenbaar gemaakt om uw aanvraag voor ontheffing voor wat betreft het exploiteren van de windturbines af te wijzen. Bij besluit van 26 mei 2017 is de ontheffing ten aanzien van de exploitatie van het windpark afgewezen. Tegen dit besluit heeft uw gemachtigde namens u bezwaar gemaakt. Afdeiing Juridische Zaicen Op 28 juni 2017 heeft uw gemachtigde een informeel telefonisch gesprek gehad met een medewerker van de afdeling Juridische Zaken. Tijdens dit gesprek lichtte uw gemachtigde de bezwaren toe en heeft hij aangegeven dat afgezien kon worden van een hoorzitting op het kantoor van onze dienst. Uw bezwaar U geeft aan het niet eens te zijn met het besluit van 26 mei 2017. Samengevat voert u het volgende aan. U bent van mening dat de ontheffing ten onrechte is afgewezen en u verwijst naar de door u ingebrachte zienswijze alsmede naar de reactie van Bureau Waardenburg. U bent van mening dat het geleverde onderzoek voldoende is. U verwijst naar windpark Nijmegen NOord waar voor enkele soorten geen ontheffing is verleend. De sterftekans van soorten uit de flywaypopulatie zou ultzonderlijk klein zijn omdat het aandeel exemplaren van deze soorten beperkt is, windpark Nijmegen Noord een relatief klein oppervlak van Nederland beslaat en vogels alleen onder bijzondere klimatologische omstandigheden binnen rotorbereik zouden vliegen. U bent dan ook van mening dat er geen reden is om voor soorten uit de flywaypopulatie ontheffing aan te vragen. Verder bent u van mening dat u voldoende onderbouwing geeft over de effecten van het windpark op broedvogels. Omdat het plangebied in een Intensief gebruikt plangebied ligt zou de akkervogelgemeenschap sterk verarmd zijn waardoor het aantal soorten klein zou zijn en de aantallen laag. U gaat er dan ook vanuit dat onder de broedvogels nauwelijks slachtoffers zullen vallen. Omdat er buiten het broedseizoen weinig voedsel in het plangebied aanwezig zou zijn gaat u ervan uit dat er onder de vier meest talrijke soorten (kleine mantelmeeuw, zilvermeeuw, kokmeeuw en kievlt) slachtoffers vallen maar dat er onder de overige soorten niet Ieder jaar een slachtoffer zal vallen. Tot slot geeft u ten aanzien van de vieermuissoorten aan dat u het niet gerechtvaardigd vindt indien aan de ontheffing het voorschrift wordt verbonden om de windturbines uit te rusten met een stilstandvoorzienlng. U bent van mening dat dit voorschrift niet uitvoerbaar is. Toeliciiting op deze beslissing Uw bezwaren heb ik zorgvuldig beoordeeld en het besluit opnieuw getoetst aan het wettelijk kader. De conclusie is dat uw bezwaren gegrond zijn. Hierna kunt u lezen waarom. Gesignaleerde soorten U wordt erop gewezen dat uit veldonderzoek in 2013 melding wordt gemaakt van de (mogelijke) aanwezigheid van andere beschermde soorten in of in de nabije omgeving van het plangebied. U heeft er echter voor gekozen om voor deze soorten geen ontheffing aan te vragen. Ik adviseer u nogmaals naar het project te Idjken. Indien u niet kunt uitsluiten dat voornoemde soorten niet in het plangebied Pagina 2 van 10
aanwezig zijn bestaat er een kans op voorzienbare slachtoffers ten gevolge van het project. Uit de jurisprudentle^ van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) blijkt dat ook incidentele slachtoffers vallen onder de reikwijdte van de betreffende verbodsbepalingen van de Wnb. Kleine mantelmeeuw, kievit, kokmeeuw en de zilvermeeuw Op grond van artikel 3.1, lid 1 en 2 van de Wnb is het verboden opzettelijk vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn te doden of te vangen; nesten, rustplaatsen en eieren te vernielen of te beschadigen, of nesten van vogels weg te nemen. Afdeling Juridische Zaicen Artikel 3.3, eerste lid Wnb bepaalt onder meer dat ontheffing kan worden ontleend van de (verboden) handelingen zoals genoemd onder artikel 3.1 Wnb. De ontheffing kan slechts worden verleend indien geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstlge staat van Instandhouding van de betrokken soort, geen andere bevredigende opiossing bestaat en met het oog op de belangen genoemd in het vierde lid onder b van voornoemd artikel. Voor de exploitatiefase van het windpark heeft u ontheffing aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 1 en 2 van de Wnb voor de kleine mantelmeeuw, kievit, kokmeeuw en de zilvermeeuw. Omdat er volgens u geen effecten op de gunstige staat van Instandhouding zijn, bent u van mening dat er geen mitigerende maatregelen nodig zijn om de sterfle van de kleine mantelmeeuw, kievit, kokmeeuw en de zilvermeeuw te beperken. Van de kleine mantelmeeuw, kokmeeuw en de zilvermeeuw verwacht u 3 tot 10 slachtoffers en 1 tot 2 slachtoffers bij de kievlt. Om te bepalen ofde gunstige staat van Instandhouding in het geding komt is de, door het Europese Hof van Justitie aangedragen en door het ORNIS-comite geformuleerde, 1% mortaliteitsnorm gehanteerd. De 1% mortaliteltsnorm gaat uit van 1% additionele sterfte als gevolg van het project, bovenop de natuurlijke sterfte. Als de 1% mortaliteitsnorm wordt overschreden, kan dit invloed hebben op de gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soort. Ten aanzien van de kleine mantelmeeuw, kievit, kokmeeuw en de zilvermeeuw komt uit de beoordeling dat de verwachte sterfte als gevolg van Windpark Westerse Polder de 1% mortaliteitsnorm niet overschrijdt. Een effect op de gunstlge staat van instandhouding van voormelde $oorten is dan ook niet te verwachten. Aanvraag ontheffing gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger Verder bent u van mening dat u ontheffing heeft aangevraagd voor de gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en de laatvlieger. ' ABRvS, 16 april 2014, 201301107/1/A3 (ECa:NL:RVS:2014:1284); ABRvS, 4 mei 2016, 201504506/1/R6 (ECU;NL;RVS2016:1228). Pagina 3 van 10
Hierover merk Ik het volgende op. Uit uw aanvraag alsmede uit uw aanvulling op de aanvraag Is gebleken dat u voor wat betreft vieermuissoorten ontheffing heeft aangevraagd voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Voor de laatvlieger is geen aanvraag tot ontheffing ingediend. Het besluit over de aanvraag tot ontheffing voor wat betreft vieermuissoorten heeft dan ook enkel betrekking op de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Nu u voor de laatvlieger geen aanvraag heeft ingediend maakt deze soort dan ook terecht geen onderdeel uit van het bestreden besluit. Deze bewaargrond laat ik dan ook verder buiten beschouwing. Afdeling Juridische Zaicen Gewone dwergvleermuis en ruige dwergvleermuis Op grond van artikel 3.5 Wnb, lid 1 en 4 is het onder andere verboden diersoorten, genoemd in bijiage IV, onderdeel a van de Habitatrichtlijn In hun natuuriijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen; voortplantingsof rustplaatsen te beschadigen of te vernielen. Artikel 3.8, eerste lid Wnb bepaalt onder meer, dat ontheffing kan worden ontleend van de (verboden) handelingen zoals genoemd onder artikel 3.5 Wnb. In het vijfde lid van artikel 3.8 Wnb is bepaald dat een ontheffing slechts wordt verieend indien er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, geen andere bevredigende opiossing bestaat en met het oog op de belangen genoemd in het vijfde lid onder b van voornoemd artikel. Voor de exploitatiefase van het windpark heeft u ontheffing aangevraagd van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5, lid 1 en 4 van de Wnb voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Omdat er volgens u geen effecten op de gunstige staat van instandhouding zijn, bent u van mening dat er geen mitigerende maatregelen nodig zijn. Om te bepalen of de gunstige staat van Instandhouding in het geding komt is de, door het Europese Hof van Justitie aangedragen en door het ORNIS-comite geformuleerde, 1% mortaliteitsnorm gehanteerd. De 1% mortaliteitsnorm gaat uit van 1% additionele sterfte als gevolg van het project, bovenop de natuuriijke sterfte. Als de 1% mortaliteitsnorm wordt overschreden, kan dit invloed hebben op de gunstige staat van instandhouding van de desbetreffende soort. Ten aanzien van de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis komt uit de beoordeling dat de verwachte sterfte als gevolg van Windpark Westerse Polder de 1% mortaliteitsnorm niet overschrijdt. Een effect op de gunstige staat van instandhouding van voormelde soorten is dan ook niet te verwachten. Daarnaast speelt het feit dat voor deze ontheffingsaanvraag enkel gekeken hoeft te worden naar het additionele vieermuisslachtofferaantal dat is te verwachten als gevolg van de nieuwe windturbines in Windpark Westerse Polder. Doordat voor deze aanvraag enkel het te verwachten additionele slachtofferaantal onder vieermuizen relevant Is en bij het gedane vieermuisonderzoek is uitgegaan van een totaal nieuwe situatie, is het te verwachten aantal vieermulsslachtoffers waarvoor ontheffing moet worden verieend in werkelljkheid lager dan is voorspeld op basis van het gedane vieermuisonderzoek. Pagina 4 van 10
In mijn standpunt, dat Ik bij aanvragen waarbij saldering kan worden toegepast, enkel uit kan gaan van het additionele slachtofferaantal en niet van een totaal nieuwe situatie, word ik bevestigd door de ABRvS. In haar uitspraak van 24 februari 2016^ geeft de ABRvS in rechtsoverweging 47.5 namelijk -kort gezegd- aan dat ik mij terecht op het standpunt heb gesteld dat: "bij het bepalen van het aantal slachtoffers kon worden uitgegaan van de bestaande situatie ten tijde van de aanvraag om ontheffing, waarin al een 150 kvverbinding aanwezig is en kon worden bezien wat het aantal extra draadslachtoffers als gevolg van de nieuwe verbinding zal zijn in vergelijking met die situatie. De staat van instandhouding van de kieviet en de meerkoet ten tijde van de aanvraag om ontheffing wordt mede bepaald door de gevolgen die de bestaande 150 kv-verblnding voor die vogelsoorten heeft. Bij het voorgaande neemt de Afdeling mede In aanmerking dat het vervallen van de bestaande 150 kv-verbinding onderdeel Is van het project voor een nieuwe hoogspannlngsverblnding en in het inpassingsplan is voorzien. De Flora- en faunawet staat niet in de weg aan het op voormelde wijze hanteren van het 1%- criterium". Afdeling Juridische Zaken Op grond van het voorgaande ben ik dan ook van oordeel dat de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar komt en dat er geen aanleiding is voor opieggen van monitoringsvoorschriften en/of een stilstandvoorzienlng, mits gewerkt wordt conform de opgelegde voorschriften. Andere bevredigende opiossing Rijk en provincies zorgen voor het ruimtelijk mogelijk maken van de doorgroel van windenergie op land tot minimaal 6.000 Megawatt in 2020. Andere locaties zijn onderzocht in het Milieu Effect Rapport (MER) en de locatie Is op basis van onder meer een plan MER in de Structuurvisie Wind op l^hd aangewezen. Het project is dan ook locatiegebonden. De keuze van de locatie is onder andere gebaseerd op veldonderzoek naar concentraties van vogelsoorten en vieermuizen en de afstand die wordt gehouden tot belangrijke gebieden, zoals Natura 2000-gebieden. Het gekozen voorkeursalternatief is gebleken het alternatief te zijn waarbij de minste slachtoffers te verwachten zijn. Hiermee Is het voldoende aangetoond dat geen andere bevredigende opiossing qua locatie voorhanden Is. Belang U heeft ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd op grond van de belangen genoemd in artikel 3.3, lid 4, sub b en in artikel 3.8, lid 5, sub b van de Wnb Volksgezondheid of de openbare veiligheid Volksgezondheid, openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten'. Daarnaast heeft u aangevraagd op grond van het belang 'ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden'. Aangezien dit belang niet genoemd wordt in artikel 3.3 lid 4 en artikel 3.8 lid 5 Wnb, kan dit belang niet ten grondslag liggen aan dit besluit. ' ABRVS, 24 februari 2016, zaaknummer: 201504697/1/R6 (ECU:NL:RVS:2016:465) Pagina 5 van 10
Openbare veiligheid Klimaatverandering bemvloedt het watersysteem. Dit leidt tot diverse, ^,., Afdeling Juridische Zaken bedreigingen voor de openbare veiligheid. De potentiele gevolgen zijn van invloed op veiligheid tegen overstromen en zoetwater-en " "* maart 2018 elektriciteitsvoorzienlng. Ten gevolge van klimaatverandering is sprake van onze referentie zeespiegelstijging. Enerzijds door een opwarming van de gemiddelde temperatuur van de oceanen en anderzijds door het afsmelten van grote Ijsmassa's. Aangezien bijna 60% van Nederiand gevoelig is voor overstromingen vanuit zee of rivieren, leidt klimaatverandering tot een verhoogd risico op overstroming. Volksgezondheid Klimaatverandering is van invloed op de volksgezondheid. Deze invloed Is overwegend negatief, met uitzondering van een afname van wintersterfte. Deze negatieve invloed is het gevolg van frequenter optreden van weersextremen en de toename van het risico op overstromingen. Ook treedt een toename en vestiging van nieuwe vectoren, virussen en bacterien en hiermee verbonden Infecties en ziekte- en sterftegevallen ten gevolge van de gewijzigde regionale klimatologische omstandigheden naar verwachting op. Verder zullen het aantal aliergledagen toenemen en verspreidt de eikenprocessierups zich over heel Nederiand. De effecten hiervan vormen een bedreiging voor de volksgezondheid. Dwingende redenen van groot openbaar belang, met Inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met Inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten Beide bovenstaande belangen zijn tevens dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten. Gelet op het voorgaande en de onverminderde actualiteit van de naar voren gebrachte omstandigheden ben ik van oordeel dat het belang 'de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en met Inbegrip van voor het milieu wezenlijke gunstige effecten' voldoende onderbouwd zijn om de negatieve effecten op de soorten, die als gevolg van de uitvoering van het project zullen optreden, te rechtvaardlgen. Duur ontheffing U heeft een ontheffing aangevraagd voor een looptijd van 50 jaar. Aan dit verzoek kom ik niet tegemoet en heb hiertoe als volgt overwogen. Bij het plaatsen van windturbines wordt uitgegaan van een economische levensduur van ongeveer 25 jaar. De verieende ontheffingen voor windmolens zien niet alleen op de bouw en aanleg, maar ook op de gebruiksfase. Gelet op het voorgaande verieen Ik u dan ook een ontheffing voor een periode van 25 jaar. Besluit Ik verieen u voor de periode van 1 april 2019 tot en met 31 maart 2044 ontheffing van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.1, lid 1 en 2 van de Wnb, voor de kleine mantelmeeuw, kievit, kokmeeuw en de zilvermeeuw Pagina 6 van 10
alsmede van de verbodsbepalingen genoemd in artikel 3.5. lid 1 en 4 van de Wnb voor de gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis. Afdeling Juridische Zaken Aan deze ontheffing zijn de volgende voorschriften verbonden: Algemene voorschriften a. De ontheffing wordt voor de hierboven genoemde soorten en beschreven verboden handelingen verieend. b. Deze ontheffing geldt alleen voor de exploitatiefase van het windpark zoals In de aanvraag is aangegeven, voor zover in deze ontheffing zelf niet anders Is aangegeven. c. Het gebied waarvoor de ontheffing geldt, betreffende turbinelocatles gelegen In de Westerse polder in de gemeenste Comstrljen, een en ander zoals is weergegeven in figuur 1 van het bij de aanvraag gevoegde rapport 'Herstructuering windpark Westerse polder, ruimtelijke onderbouwing' van 12 mei 2016. d. De ontheffinghouder dient onverwijid contact op te nemen met het bevoegd gezag indien tijdens de exploitatie van het windpark andere beschermde soorten dan de genoemde worden aangetroffen of andere handelingen als bedoeld in voorschrift c noodzakelijk zijn. e. Deze ontheffing kan uitsluitend gebruikt worden door (medewerkers van) de ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers of in opdracht van de ontheffinghouder handelende (rechts-)personen. De ontheffinghouder of haar rechtsopvolgers blijven daarbij verantwoordelijk en aansprakelljk voor de juiste naleving van deze ontheffing. f. Tijdens de exploitatiefase dient een afschrift van deze ontheffing en de bijbehorende brief op de locatie van de werkzaamheden aanwezig te zijn en op verzoek te worden getoond aan de daartoe bevoegde toezichthouders of opsporingsambtenaren. g. De ontheffinghouder dient, zodra de datum waarop de exploitatie van het windpark bekend Is, het bijgevoegde meldingsformulier volledig in te vullen en naar het bevoegd gezag te zenden. Overige voorschriften h. De werkzaamheden en bovengenoemde voorschriften dienen te worden uitgevoerd onder begeleiding van een deskundige op het gebied van de soorten waarvoor ontheffing is verieend. i. U dient een ecologisch werkprotocol op te stellen met daarin bovengenoemde voorschriften. Alle betrokken partijen, met name de uitvoerenden op de bouw- of projectlocatie, dienen van het werkprotocol op de hoogte te worden gesteld. j. Indien blijkt dat de in de ontheffing gestelde termijn niet voldoende is om de werkzaamheden waarop de ontheffing betrekking heeft uit te voeren, dient u, minimaal vier maanden voor het verstrijken van deze termijn, een verzoek tot verienging van de ontheffing in te dienen. Dit voorkomt onnodige vertraging van het project. Pagina 7 van 10
Opmerking k. Op grond van artikel 5.4, lid 1 en lid 2, Wnb kan de verleende ontheftmg worden ingetrokken of gewijzigd. Proceslcostenvergoeding Uw gemachtigde heeft namens u verzocht om vergoeding van de kosten van bezwaar. In overeenstemming met artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) worden de kosten, die de belanghebbende In verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend vergoed op verzoek van de belanghebbende, voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Bij het vaststellen van het bedrag wordt rekening gehouden met samenhangende zaken (artikel 2, eerste lid, onder a van het Bpb en artikel 3 van het Bpb). Ik beschouw uw bezwaren gericht tegen de besluiten van 14 april 2017 en 26 mei 2017 als samenhangend en daarmee als een zaak. Dit betekent dat u voor deze zaken recht heeft op een bedrag van in totaal 495,- aan proceskosten. Deze kosten zijn reeds in de beslissing op bezwaar van 16 augustus 2017 (kenmerk 494-1023) aan u toegekend. Afdeling Juridische Zaken Pagina 8 van 10
Vragen Als u nog vragen hebt over deze beslissing, kunt u ons bellen op telefoonnummer 088 042 42 42 (lokaal tarief). Met vriendelijke groet. Afdeling Juridische Zaken De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, namens deze: mr. T.M. Jochems-Otte De senior jurist Juridische Zaken Rijksdienst voor Ondernemend Nederiand Beroepsmogelljkheid Gelet op het bepaalde in artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht heb ik ervan afgezien om een beroepsclausule op te nemen. Dit besluit zal worden meegenomen in de onderhavige beroepsprocedure. i.a.a. Rechtbank Midden-Nederiand Pagina 9 van 10
Bijiage: Regelgeving Art:ikel 7;3 van de Algemene wet bestuursrecht: Afdeling Juridische zaken Van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien Indien: a. het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk is, b. het bezwaar kennelijk ongegrond is, onze referentie c. de belanghebbenden heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, d. de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord, of e. aan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad. Pagina 10 van 10