Gebruikershandboek ND 930 ND 970. Digitale uitlezingen voor draaimachines 3/96

Vergelijkbare documenten
Gebruikershandboek. Digitale uitlezingen voor draaimachines 12/99

Gebruikershandboek. Digitale uitlezingen voor freesmachines 12/99

ND 530 HEIDENHAIN. Werken met de teller

Ref.punt kiezen in parameterlijst terugbladeren

ND 510 ND 550 SPEC FCT MOD

ND 520 ND 560 NDP 560

Gebruikershandboek. Digitale uitlezingen voor freesmachines 3/96

Gebruikershandboek ND 730 ND 770. Digitale uitlezingen voor draaimachines

Gebruikershandboek ND 710 ND 750. Digitale uitlezingen voor freesmachines

Gebruikershandboek. Digitale uitlezingen voor freesmachines 12/99

Ref.punt kiezen in parameterlijst terugbladeren

Referentiepunt kiezen in parameterlijst terug bladeren MIN ACTL MAX DIFF

Referentiepunt kiezen in parameterlijst terug bladeren MIN ACTL MAX DIFF

Gebruikershandboek POSITIP 855. Frezen. Juni 1997

Ref. punt kiezen in parameterlijst terugbladeren

Referentiepunt kiezen in parameterlijst terug bladeren

Bedieningshandboek 2/1996

Positie-aflezing. - LED of LCD-aflezing - met geïntegreerde microprocessor. Walda Impuls b.v. Delta MS Arnhem Tel Fax

Handboek ND 281 NDP 281. Tellers 3/96

Handboek ND 221B. Tellers

Handboek ND 231B. Tellers

Tastcycli itnc 530. NC-software xx xx xx xx. Bedieningshandboek

Handboek ND 281B. Tellers

Vertaling DRO handleiding D60 series

Keller SYMplus. Bediening freesmachine machine-inrichting. Module 5

13. Symbool-, Lijnstijlbibliotheek (Resource Editor)... 1

Bestnr Micro Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

EMS 2.0. ModuLine 1010H (2017/05) NL

Afbeelding 1: Schakelklok met alle segmenten

HANDLEIDING Voor Lacron Microcomputer-schakelklok Serie: MLU

Gebruiksaanwijzing TTA /+150 C (1) VDH doc Versie: V1.1 Datum:

Module 4. Keller SYMplus. Bediening draaimachine machineinrichting

Afbeelding 1: Schakelklok met alle segmenten

PALplus Draaien. NC Basisbegrippen. Module 8

Laserafstandsmeter - AX-DL100

Gebruiksaanwijzing Teller serie DC50 Versie 2.0 ISO 9001

ENA Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco

HANDLEIDING PROGRAMMAREGELAAR 40/16 SE

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Jaloeziebesturingsknop, Jaloeziebesturingsknop met sensordetectie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Afdekking Standaard met timerfunctie Art. nr. : ST.. Bedieningshandleiding

HANDLEIDING BUISMOTOREN SERIE 35 EN 45 R

Gebruiksaanwijzing POSITIP 880

Gebruiksaanwijzing TTA DEUR. Typenummer (meting per 0,1C)

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

Installatiehandleiding

Verkeersteller. Actime B.V. Heuveleindstraat NL Ravenstein

Gebruikers- en service-instructie

TNC 426. Bedieningshandboek HEIDENHAIN-klaartekstdialoog. NC-Software xx xx 11/96

GEBRUIKSAANWIJZING. voor hydraulisch weegsysteem model STH / R320 Pro. met uitleesinstrument R320 V1.60

InteGra Gebruikershandleiding 1

Beschrijving H. Bedieningsapparaat rolgeleider RT 4006

ABB i-bus KNX KNX-voeding met diagnosefunctie, 320 ma/640 ma, DIN-rail SV/S , 2CDG110145R0011, SV/S

TNC 310. NC-Software xx. Bedieningshandboek HEIDENHAINklaartekst-dialoog

GfS Day Alarm. Algemene omschrijving...p. 2. Montage handleiding en functies...p. 3. Instellingen van magneet contacten...p. 4

Afbeelding 1: Constructie apparaat

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

Uiteenzetting Wiskunde Grafische rekenmachine (ti 83) uitleg

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

Positie-aflezing. - LED of LCD-aflezing - met geïntegreerde microprocessor

Tips & Trucs ARCHICAD 034: Numeriek werken

6.1 In- en uitschakelen toestel

GEBRUIKSAANWIJZING EN. PROJECTION ALARM CLOCK INSTRUCTION MANUAL DE. PROJEKTIONSWECKER

TC 60/8. Handleiding

toets kiezen uit 3 verschillende menu s nl.: Met de R-toets kan elk gekozen menu worden verlaten en komt men terug in de bedrijfssituatie.

Gebruiks- en onderhoudsaanwijzing- NL

De TI-84 (TI-83) 1 Introductie

Met 2-kanaals toetselement: instelling van de kleurtemperatuur met rechter tuimelschakelaar

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

Afbeelding 1: Repeater

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

Gebruiksaanwijzing PCE-123

Gebruik van constructievlakken.

DIGITALE STROOMTANG - KEW SNAP MODEL 2017/2027RMS voor het meten van wisselstroom. Klauwen. Klauwopener. Bereikkeuzeschakelaar. Veiligheidsarmband

196/196 M Inhoudsopgave

URN 2. Gebruiksaanwijzing Netvoedingsapparaat URN 2

Installation Manual Mobile Dispencer Point ~ PayCon II

MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) TC-LS100 LS VERGRENDELINGEN. t f

4.- REGELEN VAN DE WEERSTAND TIJDENS HET ROEIEN (Mod. R-56, R-57)

TC 405/30 ovenbesturing. Handleiding

1. Gebruiksaanwijzing 2

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Lichtmanagement Taststuureenheid. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Funkmanagement Radiografische stuureenheid 1-10 V, voor DIN-rail. Art.-Nr.

INSTALLATIE. ekey TOCAnet. Biometrisch toegangssysteem netwerkversie

JFZINTERTOOLS INFO CNC BESTURING 1

M6131 Antwoorden 1 Pennenhouder

GEBRUIKERSHANDLEIDING T8530

KERN DBS-A01 Versie /2013 NL

Instat 6. De vriendelijke klokthermostaat

A = display B = 4-tal bedieningstoetsen A B. Functie toets. Instelmenu activeren; naar volgende stap in het submenu; waardeverandering bevestigen

CTR (CTR

Smoke Alarm FERION 4000 O

Montage- en gebruiksaanwijzing

APT-200. Tweeweg handzender. Firmware versie 1.00 apt-200_nl 03/19

KERN DLB_A01 Versie /2011 NL

PRODUCTMANUAL PROGRAMMEERTRANSPONDER Stand: Ontwerp 2012 v02 baseert op april 2007_V

Multi Level Software Sloten

GM-200 HYDROMETER INLEIDING PRODUCTEIGENSCHAPPEN

Montage- en gebruikershandleiding

MEUBELSLOTEN (LOCKERSLOTEN) DS300 / DS400 1/13. t f INHOUDSOPGAVE

1103/2 Sinthesi lezermodule Proximity

Transcriptie:

Gebruikershandboek ND 930 ND 970 Digitale uitlezingen voor draaimachines 3/96

Digitale uitlezing (ND 930 met twee assen) Aanwijzingsregel Ingave-regel R x Restwegweergave (verplaatsen naar nul) Incrementele maten (kettingmaten) ingeven (alleen bij restwegweergave en pgm.-ingave) Radius-/diameterweergave X-as kiezen Sz Enkele/gekoppelde weerg. kiezen (alleen ND 970) SPEC FCT Speciale functies (referentiepunten gereedschap, conusberekening, overmaat) REF HEIDENHAIN PGM Rx inch Rx SPEC FCT Sz PGM GOTO X o CL 7 8 9 4 5 6 1 2 3 0 HOLD POS. MOD ENT PGM GOTO X Programma-ingave Gereedschapscorrecties oproepen Parameters/programmastappen direct kiezen In pgm., parameterlijst doorbladeren/ functie kiezen Coördinatenassen kiezen Statusweergave: inch Toetsenbord (ND 930 zonder o en S ) Inch-weergave is actief 0 9 Getallen-ingave Alle assen nullen, functies bij programma-ingave Decimaalteken PGM REF Rx Restwegweergave is actief Programma-ingave is actief Referentiepunten zijn gepasseerd Radiusweergave is actief CL HOLD POS Voorteken/parameters veranderen Ingave verbreken/reset werkstand Actuele positie fixeren Gereedschapsnummer MOD Parameterlijst kiezen/niet herkiezen ENT Ingave overnemen

Dit handboek is bestemd voor de digitale uitlezingen ND vanaf onderstaande software-nummers: ND 930 voor twee assen 246 112 05 ND 970 voor drie assen 246 112 05 Het handboek op de juiste manier gebruiken! Dit handboek bestaat uit twee gedeelten: Deel I: Gebruikershandleiding: basis voor positie-opgaven ND-functies Deel II: Inbedrijfstelling en technische gegevens: aanbouw van de digitale uitlezing ND op de machine beschrijving van bedrijfsparameters schakelingangen, schakeluitgangen Deel I Gebruikershandleiding Basis 4 Aanzetten, referentiepunten passeren 10 Overschakelen tussen werkstanden 11 Radius- of diameterweergave kiezen 12 Enkele of gekoppelde weergave kiezen (alleen ND 970) 13 Referentiepunt vastleggen 14 Absoluut werkstukreferentiepunt vastleggen 14 Gereedschapsgegevens (gerelat. ref.punten) ingeven15 Alle assen nullen 16 Positie fixeren 17 Assen verplaatsen met restwegweergave 18 Draaien met overmaat 20 Conusberekening 22 Verspaningscyclus 26 Programma-ingave 28 Foutmeldingen 31 Totale levering 32 Deel I Gebruikershandleiding Deel II Inbedrijfstelling en technische gegevens vanaf blz. 33 3

Basis Basis Wanneer U reeds bekend bent met de begrippen coördinatensysteem, incrementele maat, absolute maat, nominale positie, actuele positie en restweg, dan kunt U dit hoofdstuk overslaan! +Y + verdeling +X Coördinatensysteem Voor het geometrisch beschrijven van een werkstuk, maakt men gebruik van een rechthoekig coördinatensysteem (= cartesisch coördinatensysteem 1) ). Het coördinatensysteem bestaat uit de drie coördinatenassen X, Y en, die loodrecht op elkaar staan en elkaar op één punt snijden. Dit punt is het nulpunt van het coördinatensysteem. X nulpunt of oorsprong Op de coördinatenassen bevindt zich een verdeling (eenheid van de verdeling is meestal mm), waarmee punten in de ruimte gerelateerd aan het nulpunt bepaald kunnen worden. Y Om posities op het werkstuk te bepalen, moet het coördinatensysteem denkbeeldig op het werkstuk gelegd worden. Bij de te draaien delen (rotatie-symmetrische werkstukken) valt de -as samen met de rotatie-as. De X-as loopt in de richting van de radius resp. de diameter. Bij de te draaien delen kan er afgezien worden van opgave voor de Y-as, daar steeds dezelfde waarden als bij de X-as beschreven zouden worden. X 4 1) naar de Franse wiskundige en filosoof René Descartes, latijns Renatus Cartesius; 1596 tot 1650

Dwars-, langs- en bovenslede Bij conventionele draaimachines wordt het gereedschap op een kruisslede bevestigd, die zich kan bewegen in de richting van de X-as (dwarsslede) en in de richting van de -as (langsslede). De bovenslede wordt bij de meeste draaimachines op de langsslede geplaatst. De bovenslede kan eveneens in de richting van de -as verplaatst worden en heeft als coördinatenaanduiding o. +X + O + O X 5Basis

Referentiepunt vastleggen Als basis voor de bewerking van een werkstuk wordt gebruik gemaakt van een produktietekening. Om de maatgegevens van de tekening naar verplaatsingen van de machine-assen X en om te kunnen zetten, wordt voor elke maat een referentiepunt op het werkstuk vereist, daar een positie in principe alleen gerelateerd aan een andere positie opgegeven kan worden. Basis De produktietekening geeft steeds één "absoluut referentiepunt" (=referentiepunt voor absolute maten) aan; additioneel kunnen "gerelateerde referentiepunten" opgegeven worden. 30 35 absoluut referentiepunt 10 5 Bij het werken met een digitale uitlezing betekent "referentiepunt vastleggen", dat het werkstuk en het gereedschap op een gedefinieerde positie bij elkaar gebracht worden en dat dan de asweergaven op de waarde gezet worden, die met deze positie overeenkomt. Daardoor verkrijgt U een vaste relatie tussen de daadwerkelijke aspositie en de weergegeven positiewaarde. gerelateerd X referentiepunt Bij de digitale uitlezingen ND kan één absoluut werkstukreferentiepunt en 99 gerelateerde referentiepunten (gereedschapsreferentiepunten) vastgelegd en beveiligd tegen stroomuitval opgeslagen worden. 6

Gereedschapsreferentiepunten (gereedschapscorrecties) De digitale uitlezing ND moet de absolute positie, onafhankelijk van de lengte en de vorm van het gereedschap, weergeven. Derhalve moeten de gereedschapsgegevens bepaald en ingegeven ("vastgelegd") worden. Daartoe "raakt" U het werkstuk met de snijkant van het gereedschap aan en geeft de bijbehorende afleeswaarde van de digitale uitlezing in. Bij de digitale uitlezing ND kunnen de gereedschapsgegevens voor maximaal 99 gereedschappen vastgelegd worden. Wanneer voor een nieuw werkstuk het absolute werkstukreferentiepunt vastgelegd is, dan relateren zich alle gereedschapsgegevens (= gerelateerde referentiepunten) aan het nieuwe werkstukreferentiepunt. Nominale positie, actuele positie en restweg De posities, waarnaar het gereedschap steeds verplaatst moet worden, heten nominale posities ( S ); de positie, waar zich het gereedschap op dat moment bevindt, wordt actuele positie ( I ) genoemd. De weg van de nominale positie naar de actuele positie is de restweg ( R ). Voorteken bij de restweg De nominale positie wordt bij het verplaatsen met restwegweergave het "gerelateerde referentiepunt" (afleeswaarde 0). De restweg heeft dus een negatief voorteken, wanneer er in positieve richting van de as verplaatst moet worden en een positief voorteken, wanneer er in negatieve richting van de as verplaatst moet worden. S T1 T2 T3 R I X 7Basis

35 0 Absolute werkstukposities Basis Elke positie op het werkstuk wordt d.m.v. absolute coördinaten duidelijk vastgelegd. 65 Voorbeeld: absolute coördinaten van positie 1 : X = 5 mm = 35 mm Wanneer er gewerkt wordt volgens een produktietekening met absolute coördinaten, dan verplaatst het gereedschap zich naar de coördinaten. 1 5 15 Gerelateerde werkstukposities X Een positie kan ook aan de voorafgegane nominale positie gerelateerd zijn. Het nulpunt voor de maatvoering ligt op de voorafgegane nominale positie. Men spreekt dan van gerelateerde coördinaten, resp. van een incrementele maat of kettingmaat. Incrementele maten worden d.m.v. een I gekenmerkt. Voorbeeld: gerelateerde coördinaat van positie 2 gerelateerd aan positie 1 IX = 10 mm I = 30 mm Wanneer er gewerkt wordt volgens een produktietekening met een incrementele maatvoering, dan wordt het gereedschap over een maatlengte verder verplaatst. 30 1 35 10 5 8 Voorteken bij incrementele maatvoering Een gerelateerde maatopgave heeft een positief voorteken, wanneer er in positieve richting van de as verplaatst wordt en een negatief voorteken, wanneer in negatieve richting van de as verplaatst wordt. 2 X

Lengtemeetsystemen De lengtemeetsystemen zetten de bewegingen van de machine-assen in elektrische signalen om. De digitale uitlezing ND verwerkt de signalen, stelt de actuele positie van de machine-assen vast en toont de positie als getalswaarde in de weergave. Bij een stroomonderbreking gaat de relatie tussen de positie van de machinesleden en de berekende actuele positie verloren. Met de referentiemerken van de lengtemeetsystemen en de referentiemerkenverwerking van de digitale uitlezing ND kan deze relatie na het aanzetten probleemloos worden hersteld. Referentiemerken Op de meetlinialen van de lengtemeetsystemen zijn één of meerdere referentiemerken aangebracht. De referentiemerken produceren bij het passeren een signaal, dat voor de digitale uitlezing ND deze positie op de meetliniaal als referentiepunt (referentiepunt meetliniaal = machinevast referentiepunt) kenmerkt. Bij het passeren van deze referentiepunten stelt de digitale uitlezing ND met referentiemerkenverwerking opnieuw de relaties tussen de positie van de assleden en de afleeswaarden die het laatst vastgelegd zijn, vast. Bij lengtemeetsystemen met afstandsgecodeerde referentiemerken behoeven de machine-assen slechts maximaal 20 mm te verplaatsen. werkstuk meetliniaal in lengtemeetsysteem referentiemerk lengtemeetsysteem afstandsgecodeerde referentiemerken 9Basis

Aanzetten, referentiepunten passeren Aanzetten, referentiepunten passeren 0 è 1 REF? ENT... CL ENT REF. PASSEREN ND aan achterkant v.h. apparaat aanzetten. In de statusweergave lichten REF/decimale punten op. Referentiepunt benaderen bevestigen. Referentiepunten van alle assen in willekeurige volgorde passeren. De asweergave loopt mee, vanaf het passeren van het referentiepunt. Wanneer de referentiepunten gepasseerd zijn, wordt voor alle referentiepunten de laatst vastgelegde relatie tussen de positie van de assleden en de afleeswaarden beveiligd tegen stroomuitval opgeslagen. Wanneer de referentiepunten niet gepasseerd worden (dialoog REF? met toets CL wissen), dan gaat deze relatie bij een stroomonderbreking of bij het wegvallen van de spanning verloren! Wanneer U gebruik gaat maken van de niet lineaire asfoutcorrectie, dan moeten de referentiepunten gepasseerd worden (zie "niet lineaire asfoutcorrectie")! 10

Overschakelen tussen werkstanden Tussen de werkstanden "restwegweergave", "speciale functies", "programma-ingave", "gereedschapsreferentiepunt vastleggen", "posities fixeren" en "ingave parameters" kan indien de daarvoor bestemde werkstandentoets wordt ingedrukt op elk moment overgeschakeld worden. Overschakelen tussen werkstanden 11

Radius- of diameterweergave kiezen Radius- of diameterweergave kiezen De digitale uitlezing ND kan posities in de dwarsas als diameter- of als radiuswaarden weergeven. De maatvoering van de te draaien delen is meestal in diameters. Bij de bewerking verplaatst echter het gereedschap in de dwarsas met radiuswaarden. Voorbeeld: radiusweergave positie X = 20 mm diameterweergave positie X = 40 mm Weergave overschakelen: Druk op de toets Rx Wanneer de digitale uitlezing ND de radius van de X-as toont, licht in de statusweergave R X. op. Wanneer voor diameterweergave is gekozen, wordt R X in de statusweergave gewist! 1 40 X 20 12

Enkele/gekoppelde weergave kiezen (alleen ND 970) Enkele weergave De digitale uitlezing ND 970 toont de posities van langs- en bovensleden separaat. De weergaven relateren zich aan de referentiepunten, die voor de assen o en vastgelegd zijn. Alleen de positieweergave van de as, waarvan de slede zich verplaatst, verandert. Gekoppelde weergave De digitale uitlezing ND 970 telt de positiewaarden van beide assleden met het juiste voorteken bij elkaar op. De gekoppelde weergave geeft de absolute positie van het gereedschap weer, gerelateerd aan het werkstuknulpunt. Voorbeeld: enkele weergave zie afbeelding: = +25.000 mm o = +15.000 mm gekoppelde weergave zie afb.: S = +40.000 mm De juiste gekoppelde weergave wordt alleen door de digitale uitlezing ND getoond, wanneer bij het vastleggen v.h. ref.punt voor de "som" inderdaad de positiewaarden van beide assleden met het juiste voorteken opgeteld en ingegeven worden! Weergave overschakelen: Druk op de toets Sz 0 40 0 +10 +25 0 Ð10 0 +15 Enkele/gekoppelde weergave kiezen (alleen ND 970) Wanneer de digitale uitlezing ND 970 gekoppeld weergeeft, wordt de o-weergave uitgeschakeld! 13

Referentiepunt vastleggen Referentiepunt vastleggen Als ref.punten, beveiligd tegen stroomuitval, opgeslagen moeten worden, dan moeten vooraf de ref.punten gepasseerd zijn! Bij het vastleggen v.h. ref.punt in de X-as is de waarde die ingegeven moet worden afhankelijk van het feit of er gekozen werd voor radiusweergave of diameterweergave! Bij de digitale uitlezingen ND 930/ND 970 kan één absoluut werkstukreferentiepunt en kunnen gereedschapsgegevens voor 99 gereedschappen (gerelateerde referentiepunten) ingegeven worden. Absoluut werkstuk-referentiepunt vastleggen Als het absolute werkstuk-ref.punt opnieuw vastgelegd wordt, relateren alle gereedschapsgegevens zich aan dit nieuwe werkstuk-ref.punt. =0 B.v. voorvlak werkstuk aanraken. As kiezen, b.v.. REF.PUNT = 0 ENT Positie van de gereedschapspunt ingeven, b.v. 0 mm, ingave bevestigen. 14 Evt. volgende assen op dezelfde wijze ingeven.

Gereedschapsgegevens (gerel. ref.punten) ingeven SPEC FCT ENT Gereedschap kiezen. GEREEDSCHAPSNR = Gereedschapsnummer ingeven, b.v. 3, 3 ENT met ENT bevestigen. GER.-INST.? B.v. voorvlak werkstuk aanraken. Speciale functies kiezen. Evt. functie gereedschapsgegevens ingeven kiezen, met ENT bevestigen. SPEC FCT Werkstuk benaderen of aanraken. GER.-INST. = As kiezen, b.v. X, positie van de X 2 0 ENT gereedschapspunt ingeven, b.v. 20 mm, met ENT bevestigen. Evt. gereedschap wisselen, nieuw gereedschapsnr. kiezen en gegevens voor het volgende gereedschap ingeven. Speciale functies beëindigen. Referentiepunt vastleggen GER.-INST. = 0 ENT As kiezen, b.v., positie van de gereedschapspunt ingeven, b.v. 0 mm, met ENT bevestigen. Wanneer met gekoppelde weergave gewerkt wordt, leg dan de gereedschapsgegevens ook bij actieve gekoppelde weergave (alleen ND 970) vast! Met de toets CL kan binnen de speciale functies een niveau teruggesprongen worden! 15

Alle assen nullen Referentiepunt vastleggen Bij het "assen nullen" worden van de digitale uitlezing ND door een druk op de knop alle assen genuld. Daardoor wordt de laatste actuele positie een gerelateerd referentiepunt, dat niet opgeslagen wordt (kettingmaatpositionering). In de statusweergave wordt i.p.v. het gereedschapsnummer " " getoond. Vastgelegde gereedschapsreferentiepunten blijven behouden. Deze kunnen door ingave van het overeenkomstige gereedschapsnummer weer gekozen worden. Toepassingsvoorbeeld: trapsgewijs nadraaien Punt 1 benaderen. 3 20 15 2 1 X 3 5 7 Alle assen nullen. Punt 2 benaderen, eerst in, dan in X; in de weergave staan de waarden uit de tekening: b.v. X+7 en 15. Alle assen nullen. 16 Punt 3 benaderen, eerst in, dan in X; in de weergave staan de waarden uit de tekening: b.v. X+3 en 20.

Positie fixeren Als b.v. de diameter van een werkstuk na het benaderen gemeten moet worden, dan kan de actuele positie "gefixeerd" ("vastgehouden") worden, voor het gereedschap uit het materiaal gehaald wordt. Werkstuk b.v. in de X-as benaderen.? 1 X? Positie fixeren HOLD POS Functie voor het "fixeren" van de positie kiezen. 2 POS. X FIXEREN? b.v. X ENT As kiezen, waarvan positie "gefixeerd" moet worden, met ENT bevestigen. Gereedschap uit het materiaal halen; de weergave in de X-as blijft staan; werkstuk meten. POS. ETTEN X = b.v. 1 2 ENT Gemeten positie ingeven, b.v. 12 mm; met ENT bevestigen. In de weergave staat de actuele gereedschapspositie. HOLD POS Functie beëindigen. 17

Assen verplaatsen met restwegweergave Assen verplaatsen met restwegweergave Standaard staat in de weergave de actuele positie van het gereedschap. Vaak is het gunstiger, wanneer de restweg naar de nominale positie wordt weergegeven. Er kan dan gepositioneerd worden door te verplaatsen naar afleeswaarde nul. In de restwegweergave kunnen absolute of gerelateerde (incrementele) coördinaten ingegeven worden. Toepassingsvoorbeeld: astap nadraaien Functie restwegweergave kiezen, in de statusweergave licht op. NOM. WAARDE X = As kiezen, b.v. X, nominale coördinaat ingeven, X 1 5 ENT b.v. 15 mm (radius), met ENT bevestigen. X-as naar afleeswaarde nul verplaatsen. Gereedschap staat op positie 1. 2 20 3 0 1 5 X 15 NOM. WAARDE X = 2 0 As kiezen, b.v., nominale coördinaat ingeven, b.v. 20 mm, met ENT bevestigen. ENT 18

-as naar afleeswaarde nul verplaatsen. Gereedschap staat op positie 2. NOM. WAARDE X = As kiezen, b.v. X, als incrementele maat X 5 ENT kenmerken, nominale coördinaat ingeven, b.v. 5 mm (radius), met ENT bevestigen. X-as naar afleeswaarde nul verplaatsen, gereedschap staat op positie 3. Functie restwegweergave beëindigen, in de statusweergave verdwijnt. Wanneer overmaat AAN gekozen is (zie "draaien met overmaat"), dan verschijnt er bij het aanzetten van de restwegweergave in de aanwijzingsregel de melding OVERMAAT AAN (met CL opheffen)! Voor de juiste verrekening van de overmaat, moet de eerste nominale coördinaat absoluut ingegeven worden! De ingegeven overmaat wordt alleen in gekoppelde weergave juist verrekend! Assen verplaatsen met restwegweergave 19

Draaien met overmaat Draaien met overmaat De digitale uitlezing ND houdt automatisch rekening met overmaten in de restwegweergave, wanneer de functie "overmaat" geactiveerd werd. De grootte van de overmaat wordt separaat asspecifiek vastgelegd. Overmaat activeren SPEC FCT GER.-INST.? Speciale functies kiezen. X Functie overmaat kiezen. OVERMAAT? ENT Functie bevestigen. OVERMAAT UIT Overmaat aan- of uitzetten, in de aanwijzingsregel staat OVERMAAT AAN of OVERMAAT UIT. SPEC FCT Speciale functies beëindigen. 20 Let erop, dat de overmaat alleen bij bewegingen naar de contour toe juist verrekend wordt.

Overmaat ingeven SPEC FCT GER.-INST.? OVERMAAT? ENT Speciale functies kiezen. Functie overmaat kiezen. Functie bevestigen. Draaien met overmaat OVERMAAT AAN Functie overmaat-ingave kiezen. OVERMAAT X? X 1 ENT As kiezen, b.v. X, overmaat ingeven, b.v. 1 mm, met ENT bevestigen. SPEC FCT Speciale functies beëindigen. Wanneer overmaat AAN gekozen is, dan verschijnt er bij het aanzetten van de restwegweergave in de aanwijzingsregel een overeenkomstige melding! Met de toets CL kan binnen de speciale functies een niveau teruggesprongen worden! 21

Conusberekening Conusberekening Met de conusberekening kan de instelhoek voor de bovenslede berekend worden. Er staan twee mogelijkheden ter beschikking: berekening m.b.v. de conusverhouding: - verschil van de conusradiussen t.o.v. de lengte van de conus berekening m.b.v. twee diameters en de lengte: - startdiameter - einddiameter - lengte van de conus Berekening m.b.v. de conusverhouding 1:3 SPEC FCT Speciale functies kiezen. GER.-INST.? Conusberekening kiezen. CONUS BEREK.? ENT Functie bevestigen. 22

CONUSVERH.? 1 ENT 1. WAARDE = Functie bevestigen. Eerste waarde ingeven, b.v. 1, met "pijl naar beneden" bevestigen. Conusberekening 2. WAARDE = 3 Tweede waarde ingeven, b.v. 3, met "pijl naar beneden" bevestigen (lengte van de conus is driemaal groter dan het radiusverschil). HOEK = 18.435 Resultaat wordt in de aanwijzingsregel weergegeven. SPEC FCT Conusberekening verlaten. De ingegeven waarden kunnen achteraf bewerkt worden, wanneer de waarde die gecorrigeerd moet worden met de pijltoetsen gekozen wordt! Met de toets CL kan binnen de speciale functies een niveau teruggesprongen worden! 23

Berekening m.b.v. twee diameters en de lengte Conusberekening SPEC FCT GER.-INST.? CONUS BEREK.? Speciale functies kiezen. Conusberekening voor diameter- en lengte-ingave kiezen. 20 30 10 ENT Functie bevestigen. CONUSVERH.? Functie afmeting conus kiezen. CONUSAFMETING? Functie bevestigen. ENT 24

DIAM. RECHTS = 1 0 DIAM. LINKS = 2 0 Waarde ingeven, b.v. 10 mm, met "pijl naar beneden" bevestigen. Waarde ingeven, b.v. 20 mm, met "pijl naar beneden" bevestigen. Conusberekening LENGTE = 3 0 Waarde ingeven, b.v. 30 mm, met "pijl naar beneden" bevestigen. HOEK = 9.462 Resultaat wordt in de aanwijzingsregel weergegeven. SPEC FCT Conusberekening verlaten. De ingegeven waarden kunnen achteraf bewerkt worden, wanneer met de pijltoetsen de waarde die gecorrigeerd moet worden, gekozen wordt! Met de toets CL kan binnen de speciale functies een niveau teruggesprongen worden! 25

Verspaningscyclus Verspaningscyclus Met de verspaningscyclus wordt een astap met een willekeurig aantal verplaatsingen gedraaid. De cyclus wordt via de speciale functies gedefinieerd en afgewerkt. Cyclus definiëren en afwerken SPEC FCT Speciale functies kiezen. 50 30 10 0 GER.-INST.? Verspaningscyclus kiezen. X VERSPANEN? ENT Functie bevestigen. NOM. WAARDE X = 1 0 Nominale waarde X ingeven, b.v. 10 mm (diameter), met "pijl naar beneden" bevestigen. 26

NOM. WAARDE s= 3 0 START? ENT Nominale waarde s ingeven, b.v. 30 mm, met "pijl naar beneden" bevestigen. Door te bevestigen met ENT, wordt de verspaningscyclus gestart, met de toets "pijl naar beneden" kunnen de ingaven gecorrigeerd worden. Verspaningscyclus ASSEN VERPL. Als START met de toets "ENT" bevestigd is, kan de astap door te "verplaatsen naar nul" met een willekeurig aantal verplaatsingen, vervaardigd worden. SPEC FCT Verspaningscyclus beëindigen. De ND 970 schakelt bij actieve verspaningscyclus automatisch over op gekoppelde weergave! Met de toets CL kan binnen de speciale functies een niveau teruggesprongen worden! 27

Programma-ingave Programma-ingave Voor de vervaardiging van kleine series kan in de werkstand "programma-ingave" (toets PGM) de volgorde van de te benaderen posities maximaal 99 posities vastgelegd worden. Het "programma" blijft ook na een stroomonderbreking behouden. De digitale uitlezing ND schakelt over op gekoppelde weergave (alleen ND 970) en op restwegweergave, nadat PGM gekozen is. U kunt de ingegeven positie direct, door te positioneren naar afleeswaarde nul, benaderen. De programmaregels kunnen in absolute maten of in kettingmaten ingegeven worden. olang een regel niet volledig ingegeven is, knippert het symbool " " in de statusweergave. Wanneer programmaregels wijzigen, worden de afleeswaarden overeenkomstig geactualiseerd, direct nadat met ENT bevestigd is. 35 20 10 20 30 In een programma dat gereed is, kan vanuit een willekeurige positioneerregel gestart worden. Toepassingsvoorbeeld: astappen draaien PGM Programma-ingave kiezen. AS? 0 ENT As kiezen, b.v., nominale coördinaat ingeven, b.v. 15 mm, met ENT bevestigen. 28

AS? X 1 0 ENT Evt. -as naar afleeswaarde nul verplaatsen. Volgende stap kiezen As kiezen, b.v. X, nominale coördinaat ingeven, b.v. 10 mm (diameter), met ENT bevestigen. Programma-ingave Evt. X-as naar afleeswaarde nul verplaatsen. Alle volgende regels op dezelfde manier ingeven. Het volledige programma: 1 s = +0 2 X = +10 3 s = 20 4 X = +20 5 Is= 35 6 X = +30 29

Programma-ingave Programma wissen, regel wissen, lege regel tussenvoegen Programma-ingave is gekozen. REGEL WISSEN? ENT Functies voor het wissen/tussenvoegen kiezen. Met de pijltoets gewenste functie kiezen, b.v. "regel wissen". Gekozen functie met ENT uitvoeren. 30

Foutmeldingen Melding AMPL. X TE KLEIN INGAVEFOUT binnen ingave. FOUT REF. X FRQ. OVERSCHR. X te PARAM. GEWIST PGM GEWIST PGM TE GROOT Oorzaak en gevolg Meetsysteemsignaal is te klein, b.v. wanneer meetsysteem vervuild is. Ingegeven waarde ligt niet de grenzen voor de In P43 gedefinieerde afstand van de referentiemerken komt niet overeen met de daadwerkelijke afstand van de referentiemerken. Ingangsfrequentie voor meetsysteemingang te hoog, b.v. wanneer verplaatsingssnelheid groot is. Bedrijfsparameters controleren! Bij herhaald optreden: service waarschuwen! Programma werd gewist. Bij herhaald optreden: service waarschuwen! Er mogen maximaal 99 regels ingegeven worden. Melding Oorzaak en gevolg PRESET GEWIST Referentiepunten werden gewist. Bij herhaald optreden: service waarschuwen! TOETS O.FUNCTIE Toets is momenteel niet actief. OVERVERHITTING De digitale uitlezing ND raakte oververhit. Het kan zijn dat de omgevingstemperatuur te hoog is. Foutmelding wissen Wanneer de oorzaak van de fout is opgeheven: moet de toets CL ingedrukt worden. Foutmeldingen 31

Totale levering ND 930 voor 2 assen of ND 970 voor 3 assen Eurosteker Id.-nr. 257 811 01 Gebruikershandboek Accessoires wenkvoet voor montage op de onderkant van de behuizing Id.-nr. 281 619 01 32

Deel II Inbedrijfstelling en technische gegevens Aansluitingen aan de achterkant van het apparaat 34 Plaatsen en bevestigen 35 Aansluiting netspanning 35 Aansluiting van de meetsystemen 36 Bedrijfsparameters 37 Bedrijfsparameters ingeven/veranderen 37 Bedrijfsparameterlijst 38 Lengtemeetsystemen 40 Afleesstap bij lengtemeetsystemen kiezen 40 Afleesstap, signaalperiode en delingsfactor voor lengtemeetsystemen 40 Aansluitbare lengtemeetsystemen van HEIDENHAIN 41 Niet lineaire asfoutcorrectie 42 Ingaven in de correctiewaarde-tabel 42 Correctiewaarde-tabel kiezen, asfout ingeven 43 Wissen van een correctiewaarde-tabel 44 Technische gegevens 45 Afmetingen 46 Inbedrijfstelling en technische gegevens 33

Aansluitingen aan de achterkant van het apparaat Aansluitingen aan de achterkant van het apparaat naamplaat netspanningsschakelaar netspanningsingang ext. aardaansluiting X3 X2 X1 meetsysteemingangen X1 t/m X3 rubberen voetjes met M4-schroefdraad 34 De data-aansluitingen X1, X2, X3 voldoen aan de "Sichere Trennung vom Netz" volgens EN 50 178!

Plaatsen en bevestigen Voor het vastschroeven van de digitale uitlezing op een console, moet de M4-schroefdraad in de rubberen voetjes op de onderkant van het apparaat gebruikt worden. De digitale uitlezing kan ook op een zwenkvoet gemonteerd worden, die als accessoir geleverd kan worden. Aansluiting netspanning Aansluiting netspanning aan contact L en N, aarde aan contact bevestigen! Gevaar voor stroomschokken! Aarde aansluiten! De aarde mag niet onderbroken zijn! Voor openen van apparaat, netspanningssteker er uittrekken! Om storingen te vermijden wordt aanbevolen, de externe aardaansluiting op de achterkant van het apparaat met het centrale aardpunt van de machine te verbinden (min. doorsnede 6 mm 2 )! De dig. uitl. werkt binnen een spanningsbereik van 100 V~ t/m 240 V~ waardoor een keuzeschakelaar voor de netspanning niet vereist wordt. Gevaar voor interne onderdelen! Alleen originele zekeringen toepassen! Aan de binnenzijde van het apparaat bevinden zich 2 netspanningszekeringen en een zekering voor de schakeluitgangen. Typen: netspanning: F 2,5 A 250 V schakeluitgangen: F 1 A zwenkvoet console HEIDENHAIN VR0702 Aansluiting netspanning/plaatsen en bevestigen 35

Aansluiting van de meetsystemen 36 Aansluiting van de meetsystemen Alle lengtemeetsystemen van HEIDENHAIN met sinusvormige signalen (11 t/m 40 µa SS ) en afstandsgecodeerde of afzonderlijke referentiemerken kunnen aangesloten worden. Toekenning van meetsystemen m.b.t. de digitale uitlezing ND 930 Meetsysteemingang X1 voor X-as Meetsysteemingang X2 voor -as Toekenning van meetsystemen m.b.t. de digitale uitlezing ND 970 Meetsysteemingang X1 voor X-as Meetsysteemingang X2 voor o-as Meetsysteemingang X3 voor -as Meetsysteembewaking De uitlezingen beschikken over een meetsysteembewaking, die de amplitude en de frequentie van de signalen controleert. o nodig verschijnt er één van onderstaande foutmeldingen: AMPL.X TE KLEIN AMPL.X TE GROOT FRQ. OVERSCHR. X De bewaking wordt met parameter 45 geactiveerd. Indien lengtemeetsystemen met afstandgecodeerde referentiemerken toegepast worden, wordt gecontroleerd, of de in parameter P43 vastgelegde afstand met de daadwerkelijke afstand van de referentiemerken overeenkomt. o nodig verschijnt onderstaande foutmelding: FOUT: REF X X3 X2 X1 o X

Bedrijfsparameters Met bedrijfsparameters wordt vastgelegd, hoe de digitale uitlezing ND is ingesteld en hoe de meetsysteemsignalen verwerkt worden. Bedrijfsparameters die door de man achter de machine veranderd mogen worden, kunnen via de toets "MOD" en de dialoog "PARAMETERS" opgeroepen worden (zij worden in de parameterlijst aangeduid)). De volledige lijst met parameters kan alleen via de dialoog "SLEUTELGETAL" gekozen worden. Bedrijfsparameters worden door de letter P en een parameternummer gekenmerkt, b.v. P11. De parameteraanduiding wordt bij het kiezen van de parameter met de pijltoetsen in de ingave-regel weergegeven. In de aanwijzingsregel staat de instelling van de parameter. Enkele bedrijfsparameters worden asspecifiek ingegeven. Deze parameters worden bij de ND 970 met een index van één t/m drie gekenmerkt, bij de ND 930 met een index van één t/m twee. Voorbeeld: P12.1 maatfactor X-as P12.2 maatfactor o-as (alleen ND 970) P12.3 maatfactor -as De bedrijfsparameters P60 en P61 voor het vastleggen van de afschakelbereiken worden met een index van nul t/m zeven gekenmerkt. Wanneer de digitale uitlezing ND geleverd wordt, dan zijn de bedrijfsparameters vooraf ingesteld. De waarden van deze basisinstelling staan in de parameterlijst vet gedrukt. Bedrijfsparameters ingeven/veranderen Bedrijfsparameters oproepen Druk de toets "MOD" in Bevestig met de toets "ENT" om de gebruikerparameters te kiezen, of kies met de toets "pijl naar beneden" de dialoog voor het ingeven van het sleutelgetal 95148 om alle bedrijfsparameters te kunnen veranderen. In de bedrijfsparameterlijst bladeren Naar voren bladeren: druk de toets "pijl naar beneden" in. Terugbladeren: druk de toets "pijl naar boven" in. Bedrijfsparameters direct kiezen: druk de toets "GOTO" in, geef het parameternummer in en druk de toets "ENT" in. Parameterinstelling veranderen Druk de "min"-toets in of geef de overeenkomstige waarde in en bevestig met ENT. Ingaven corrigeren Druk de toets "CL" in: de waarde die het laatst actief was verschijnt in de ingave-regel en is weer werkzaam. Bedrijfsparameters verlaten Druk de toets "MOD" opnieuw in. Bedrijfsparameters 37

Bedrijfsparameters 38 Bedrijfsparameterlijst P1 Maatsysteem 1) Weergave in millimeters Weergave in inch P11 Functie maatfactor activeren 1) Maatfactor actief Maatfactor niet actief mm inch P12.1 t/m P12.3 Maatfactor vastleggen 1) MAATFACTOR AAN MAATFACTOR UIT Maatfactor asspecifiek ingeven: Waarde > 1: werkstuk wordt vergroot Waarde = 1: werkstuk wordt niet veranderd Waarde < 1: werkstuk wordt verkleind In te geven bereik: 0.111111 t/m 9.999999 Basisinstelling: 1 P30.1 t/m P30.3 Telrichting Positieve telrichting bij positieve verplaatsingsrichting Negatieve telrichting bij positieve verplaatsingsrichting 1) Gebruikerparameter TELR. X : POS TELR. X : NEG P31.1 t/m P31.3 Signaalperiode van het meetsysteem 2 µm / 4 µm / 10 µm / 20 µm / 40 µm 100 µm / 200 µm / 12800 µm P32.1 t/m P32.3 Delingsfactor van de meetsysteemsignalen 128 / 100 / 80 / 64 / 50 / 40 / 20 / 10 / 5 / 4 / 2 / 1 / 0.5 / 0.4 / 0.2 / 0.1 P40.1 t/m P40.3 Asfoutcorrectie vastleggen Asfoutcorrectie niet actief ASCORR. X UIT Lineaire asfoutcorrectie actief ASCORR. X LIN Niet lineaire asfoutcorrectie actief ASCORR. X F(a) (zie "niet lineaire asfoutcorrectie") P41.1 t/m P41.3 Lineaire asfoutcorrectie De lineaire asfoutcorrectie wordt via parameter 40.1 t/m 40.3 geactiveerd. In te geven bereik [µm]: 99999 t/m + 99999 Basisinstelling: 0 Vb.: weergegeven lengte L a = 620,000 mm daadwerkelijke lengte (vastgesteld b.v. met het vergelijkingsmeetsysteem VM 101 van HEIDENHAIN) L t = 619,876 mm verschil L = L t L a = 124 µm correctiefactor k: k = L/L a = 124 µm/0,62 m = 200 [µm/m]

P43.1 t/m P43.3 Referentiemerken Eén referentiemerk 0 Afstandgecodeerd met 500 SP 500 Afstandgecodeerd met 1000 SP 1000 Afstandsgecodeerd met 2000 SP 2000 Afstandsgecodeerd met 5000 SP 5000 (SP: signaalperiode) P44.1 t/m P44.3 Referentiemerkenverwerking Verwerking actief REF. X AAN Verwerking niet actief REF. X UIT P45.1 t/m P45.3 Meetsysteembewaking Amplitude- en frequentiebewaking actief ALARM X AAN P81.1 t/m P81.3 Meetsysteem Max. meetsysteemsignaal 16 µa SS MEETSYST. X 16 µa Max. meetsysteemsignaal 40 µa SS MEETSYST. X 40 µa P98 Dialoogtaal 1) Duits Engels Frans Italiaans Nederlands Spaans Deens weeds Tsjechisch Japans DIALOOGTAAL D DIALOOGTAAL GB DIALOOGTAAL F DIALOOGTAAL I DIALOOGTAAL NL DIALOOGTAAL E DIALOOGTAAL DK DIALOOGTAAL S DIALOOGTAAL C DIALOOGTAAL J Bedrijfsparameters Amplitude- en frequentiebewaking niet actief ALARM X UIT P48.1 t/m P48.3 Asweergave activeren Asweergave actief WEERG. AS X AAN Asweergave niet actief WEERG. AS X UIT 1) Gebruikerparameter 39

Lengtemeetsystemen Lengtemeetsystemen Afleesstap bij lengtemeetsystemen kiezen De afleesstap hangt af van de signaalperiode van het meetsysteem (P31) en de delingsfactor (P32). Beide parameters moeten voor elke as separaat ingegeven worden. Bij lengtemeting via spil en impulsgever wordt de signaalperiode middels onderstaande formule berekend: signaalperiode [µm] = spoed [mm] 1000 aantal strepen Afleesstap, signaalperiode en delingsfactor voor lengtemeetsystemen Afleesstap P31: Signaalperiode [µm] 2 4 10 20 40 100 200 12 800 [mm] [inch] P32: Delingsfactor 0.000 02 0.000 001 100 0.000 05 0.000 002 40 80 0.000 1 0.000 005 20 40 100 0.000 2 0.000 01 10 20 50 100 0.000 5 0.000 02 4 8 20 40 80 0.001 0.000 05 2 4 10 20 40 100 0.002 0.000 1 1 2 5 10 20 50 100 0.005 0.000 2 0.4 0.8 2 4 8 20 40 0.01 0.000 5 0.2 0.4 1 2 4 10 20 0.02 0.001 0.5 1 2 5 10 0.05 0.002 0.2 0.4 0.8 2 4 0.1 0.005 0.1 0.2 0.4 1 2 128 0.2 0.01 64 40

Aansluitbare lengtemeetsystemen van HEIDENHAIN Type Signaal- Ref.- Afleesstap Delingsperiode merken factor P31 P43 mm inch P32 LIP 40x 2 0 0.001 0.000 05 2 0.000 5 0.000 02 4 0.000 2 0.000 01 10 0.000 1 0.000 005 20 0.000 05 0.000 002 40 0.000 02 0.000 001 100 LIP 101 A 4 0 0.001 0.000 05 4 LIP 101 R 0.000 5 0.000 02 8 0.000 2 0.000 01 20 0.000 1 0.000 005 40 0.000 05 0.000 002 80 LIF 101 R 4 0 0.001 0.000 05 4 LIF 101 C 5000 0.000 5 0.000 02 8 LF 401 0 0.000 2 0.000 01 20 LF 401 C 5000 0.000 1 0.000 005 40 LID xxx 10 0 0.001 0.000 05 10 LID xxx C 2000 0.000 5 0.000 02 20 LS 103 10 0 0.000 2 0.000 01 50 LS 103 C of 0.000 1 0.000 005 100 LS 405 1000 LS 405 C ULS/10 Type Signaal- Ref.- Afleesstap Delingsperiode merken factor P31 P43 mm inch P32 LS 303 20 0 0.01 0.000 5 2 LS 303 C of 0.005 0.000 2 4 LS 603 1000 LS 603 C LS 106 20 0 0.01 0.000 5 2 LS 106 C of 0.005 0.000 2 4 LS 406 1000 0.002 0.000 1 10 LS 406 C 0.001 0.000 05 20 LS 706 0.000 5 0.000 02 40 LS 706 C ULS/20 LIDA 190 40 0 0.002 0.000 1 20 LB 101 0.001 0.000 05 40 0.000 5 0.000 02 80 LIDA 2xx 100 0 0.01 0.000 5 10 LB 3xx 0.005 0.000 2 20 LB 3xx C 1000 0.002 0.000 1 50 0.001 0.000 05 100 LIM 102 12 800 0 0.01 0.005 128 Lengtemeetsystemen 41

Niet lineaire asfoutcorrectie 42 Niet lineaire asfoutcorrectie Wanneer U met niet lineaire asfoutcorrectie wilt werken, moet U: de functie niet lineaire asfoutcorrectie via bedrijfsparameter 40 activeren (zie "bedrijfsparameters") na het inschakelen van de digitale uitlezing ND de referentiepunten passeren! Door de constructie van de machine (b.v. doorbuiging, spilfout, enz.) kan een niet lineaire asfout optreden. o'n niet lineaire asfout wordt zoals gebruikelijk is, met een vergelijkingsmeetapparaat (b.v. VM101) vastgesteld. o kan b.v. voor de as X de spoedfout X = F(X) bepaald worden. De digitale uitlezing ND corrigeert dan automatisch de getoonde waarde verrekend met de fout, die bij de actuele positie behoort. Een as kan alleen afhankelijk van één foutveroorzakende as gecorrigeerd worden. Voor elke as kan een correctiewaardetabel met elk 64 correctiewaarden ingegeven worden. De correctiewaarde-tabel wordt via de toets "MOD" en de dialoog "SLEUTELGETAL" gekozen. Ingaven in de correctiewaarde-tabel As, die gecorrigeerd moet worden: X, of o (o alleen ND 970) As, die de fout veroorzaakt: X, of o (o alleen ND 970) Referentiepunt voor de as, die de fout veroorzaakt: hier moet het punt ingegeven worden, van waaruit de foutieve as gecorrigeerd moet worden. Het geeft de absolute afstand t.o.v. het referentiepunt aan. Tussen vermeting van de asfout en ingave van de asfout in de correctiewaarde-tabel mag het referentiepunt niet veranderd worden! Afstand tussen de correctiepunten: de afstand tussen de correctiepunten is het resultaat van de formule: afstand = 2 x [µm], waarbij de waarde van exponent x in de correctiewaarde-tabel ingegeven wordt. Minimaal in te geven waarde: 6 (= 0.064 mm) Maximaal in te geven waarde: 20 (= 1052.672 mm) Voorbeeld: 600 mm verplaatsing met 35 correctiepunten ==> 17.143 mm afstand dichtsbijzijnde macht van 2: 2 14 = 16.384 mm in te geven waarde in de tabel: 14 Correctiewaarde In te geven is de, voor de getoonde correctiepositie, gemeten correctiewaarde in mm. Het correctiepunt 0 heeft altijd de waarde 0 en kan niet veranderd worden.

Correctiewaarde-tabel kiezen, asfout ingeven MOD PARAMETERS? ENT SLEUTELGETAL= 1 0 5 2 9 6 ENT KORR. AS = X X Toets MOD indrukken. Dialoog voor ingave van het sleutelgetal kiezen. Sleutelgetal 105296 ingeven, met "ENT" bevestigen. De te corrigerende as kiezen, b.v. X (dwarsslede), ingave bevestigen. REF.PUNT X = 2 7 Actieve referentiepunt voor de asfout op de foutieve as ingeven, b.v. 27 mm, ingave bevestigen. PUNTAFSTAND X = Afstand tussen de correctiepunten op de 1 0 foutieve as ingeven, b.v. 2 10 µm (komt overeen met 1.024 mm), ingave bevestigen. 27.000 X = Correctiewaarde nr. 1 kiezen en de 0 bijbehorende correctiewaarde ingeven, b.v. 0.01 mm, ingave bevestigen. 0 1 Niet lineaire asfoutcorrectie X = FKT ( ) Foutveroorzakende as ingegeven, b.v. (langsslede), ingave bevestigen. 28.024 X = Alle volgende correctiepunten ingeven. Wanneer de toets "pijl naar beneden" bij het kiezen van het volgende correctiepunt ingedrukt blijft, dan wordt het nummer van het actuele correctiepunt in de ingaveregel getoond. Met de toets "GOTO" en het overeenkomstige nummer, kunnen correctiepunten direct worden gekozen. MOD Ingave beëindigen. 43

Niet lineaire asfoutcorrectie Wissen van een correctiewaarde-tabel MOD PARAMETERS? ENT Toets MOD indrukken. Dialoog voor ingave van het sleutelgetal kiezen. SLEUTELGETAL = Sleutelgetal 105296 ingeven, met "ENT" 1 0 5 2 bevestigen. 9 6 ENT KORR. AS = X Correctiewaarde-tabel kiezen, b.v. voor - as, tabel wissen. KORR. WISSEN? Met "ENT" bevestigen, of met "CL" ENT verbreken. MOD Ingave beëindigen. 44

Technische gegevens Uitvoering behuizing Werktemperatuur Opslagtemperatuur Gewicht Rel. luchtvochtigheid standaard model, gegoten behuizing afmetingen (B H D) 300 mm 200 mm 108 mm 0 t/m 45 C 30 t/m 70 C ca. 3 kg <75% gemiddeld <90% in zeldzame gevallen Voedings- 100 V t/m 240 V ( 15 % t/m +10 %) spanning 48 Hz t/m 62 Hz Vermogen 19 W bij ND 970 17 W bij ND 930 Beschermingsklasse IP 40 volgens EN 60 529 Lengtemeetsysteemingangen Ingangsfrequentie Afleesstap Gereedschapsreferentiepunten Functies voor meetsystemen met 7 t/m 16 µa SS resp. 16 t/m 40 µa SS delingsperiode 2, 4, 10, 20, 40, 100, 200 µm en 12.8 mm referentiemerkenverwerking voor afstandsgecodeerde en eenvoudige referentiemerken max. 100 khz bij 30 m kabellengte instelbaar (zie "lengtemeetsystemen") 99 (beveiligd tegen stroomuitval) restwegweergave radius-/diameterweergave enkele/gekoppelde weergave (alleen ND 970) programmageheugen voor 99 stappen posities fixeren absoluut referentiepunt vastleggen kegelberekening draaien met toeslag verspaningscyclus maatfactor Technische gegevens 45

Technische gegevens Afmetingen mm/inch 200 7.87" 300 11.81" X3 X2 X1 HEIDENHAIN 6.24" M4 x 6 M4 x.24" X 75 2.95" zwenkvoet 38 ± 0.5 1.5 ±.02" 20 108+2 4.25"+.08" 43.3 1.704" 92 3.622" M4 70±0.2 2.76"±.008" 4.5.18" 8.32" 92 3.622" 4.5.18" 56 2.205" 120 + 0.5 4.73 +.02" 46 20.79" 0 25.5±0.2 1"±.008" 234.5±0.2 9.23"±.008" 260±0.2 10.24"±.008" 30+0.5 1.18"+.02" 15.6" 210 ± 0.2 8.268 ±.008" 240 9.45"

DR. JOHANNES HEIDENHAIN GmbH Dr.-Johannes-Heidenhain-Straße 5 83301 Traunreut, Germany { +49/8669/31-0 +49/8669/5061 e-mail: info@heidenhain.de { Service + 49/8669/31-12 72 { TNC-Service +49/8669/31-14 46 +49/8669/98 99 e-mail: service@heidenhain.de http://www.heidenhain.de HEIDENHAIN NEDERLAND B.V. Post Box 107 Landjuweel 20 NL-3900 AC Veenendaal (0318) 540300 (0318) 517287 288 026-71. SW05. 2. 3/96. F&W. Printed in Germany. Veranderingen voorbehouden