kvt-online.nl het eindproduct deurkozijnen 28 Deurkozijnen 28.1 Algemeen De prestatie van een deurconstructies is afhankelijk van het samenspel van de verschillende componenten in een dergelijke constructie. Naast de uitvoering en detaillering van het kozijn en de deur(en), spelen type hang- en sluitwerk, dichtingen en de uitvoering van de laag reliëfdorpel een cruciale rol. Houten buitendeuren dienen te voldoen aan de eisen zoals opgenomen in de BRL 0803, hang- en sluitwerk aan de eisen zoals opgenomen in de BRL 3104 en laag reliëfdorpels aan de eisen zoals opgenomen in de BRL 0813. Aan deur-kozijnconstructies worden prestatie-eisen gesteld om in de praktijk probleemloos te kunnen functioneren. Het juist toepassen van hang- en sluitwerk is hierbij zeer belangrijk. 28.2 Afhangen en sluitbaar maken Het afhangen en sluitbaar maken van draaiende deuren is nauwkeurig werk. Aspecten als wind- en waterdichtheid, inbraakwerendheid, en gebruikerscomfort spelen hierbij een belangrijke rol. De keuze van de materialen dient men af te stemmen op het toepassingsgebied. Dit geldt met name voor corrosiegevoelige plaatsen, zoals de kuststreken. 28.3 Afhangen 28.3.1 Aantal en plaats scharnieren Deuren dienen ten minste te worden afgehangen aan 2 scharnieren. In verband met de vormstabiliteit van de deuren dient aan de hangzijde een extra voorziening te worden aangebracht, bijvoorbeeld een extra scharnier. Plaatsbepaling van de scharnieren overeenkomstig tekening 28.01. 1/10
De afstand, gemeten loodrecht op het vlak tussen de bevestigingspunten van het scharnier en het vlak van het zwaartepunt van de (glas)vulling van deur, mag niet groter zijn dan 20 mm. Als de voorschriften of richtlijnen van de leverancier strenger zijn, dienen deze te worden toegepast. Voor scharnieren kan ook paumelles gelezen worden. 28.3.2 Toelaatbare gewicht van deuren Door de fabrikanten/leveranciers van scharnieren wordt het maximaal toelaatbare gewicht van de deur opgegeven bij toepassing van de door hen geleverde scharnieren. Hierbij gaat men uit van de standaard deurafmeting van 930 mm breed x 2325 mm hoog, afgehangen aan twee scharnieren. Op bovengenoemd uitgangspunt zijn de onderstaande aanvullende voorwaarden van toepassing: - indien een derde scharnier wordt toegepast onder het eerste scharnier (plaatsbepaling zie tekening 28.01) mag het gewicht van de deur met 27 % vermeerderd worden; Voorbeeld: Is het maximaal toelaatbare gewicht bij 2 scharnieren 100 kg, dan is het maximaal toelaatbare gewicht bij toepassing van een derde scharnier 127 kg. - indien een deurdranger wordt toegepast dient het gewicht van de deur 37% zwaarder te worden ingeschaald; Voorbeeld: Weegt een deur 100 kg en moet er een deurdranger worden toegepast, dan dient men uit te gaan van een deurgewicht van 137 kg. - indien een deurdranger met rem/demping wordt toegepast dient het gewicht van de deur 100% zwaarder te worden ingeschaald; Voorbeeld: Weegt een deur 100 kg en moet een deurdranger met rem/demping worden toegepast, dan dient men uit te gaan van een deurgewicht van 200 kg. - indien een vloerstopper op minder dan 60% van de deurbreedte wordt toegepast dient het gewicht van de deur 100% zwaarder te worden ingeschaald; Voorbeeld: Weegt een deur 100 kg en moet een vloerstopper deurdranger met rem/demping worden toegepast, dan dient men uit te gaan van een deurgewicht van 200 kg. - indien de deur breder wordt dan 930 mm, dient per 10 mm extra deurbreedte het gewicht 1,5 % zwaarder te worden ingeschaald; Voorbeeld: Weegt een deur 100 kg en is deze deur 980 mm breed, dan dient men uit te gaan van een deurgewicht van 107,5 kg. 28.3.3 Positioneren scharnieren in de deur t.o.v. het kozijn Om er voor te zorgen dat het hangwerk in de deur en het kozijn op de juiste plaats wordt gepositioneerd, zijn afspraken gemaakt met betrekking tot de benamingen van bepaalde maten. Deze zijn weergegeven in 2/10
tekening 28.02. 28.3.4 Inkrozingen van de scharnieren Het vlak van de inkrozingen in de deur dient evenwijdig te zijn aan het vlak van de hangzijde van de deur. Hierbij wordt uitgegaan van een haakse omfrezing van de hangzijde van de deur. Indien de deur aan de hangzijde arms uitgevoerd wordt, moeten de inkrozingen aangepast worden om te kunnen voldoen aan de hangnaden zoals opgenomen in tabel 28.1. De maximale maattolerantie in de breedte en hoogte van de infrezing in het kozijn en deur bedragen 0 tot +0,5 mm t.o.v. van het te monteren scharnierblad. Bij de diepte van de inkrozing in de deur en het kozijn dient rekening gehouden te worden met het bleddikte van scharnier. Het scharnierbled mag maximaal 0,5 mm onder het oppervlak geplaats worden. 28.3.5 Bevestigingswijze van de scharnieren De scharnieren dienen onderling in één lijn te worden geplaatst en te worden bevestigd met schroeven. Voor de schroeven zie katern 37. De afstand van het hart van de bevestigingsmiddelen tot de rand van het hout dient ten minste 8 mm te zijn. De diameter en de lengte van de schroeven is zowel gerelateerd aan het aantal scharnieren als aan SKH publicatie 98-08 (Inbraakwerend geveltimmerwerk). 28.4 Sluitbaar maken 28.4.1 Keuze van het sluitwerk Bij de keuze van het sluitwerk moet rekening worden gehouden met het krimp- en zwelgedrag van deuren. De invloed hiervan is zeker bij dubbele deuren niet te verwaarlozen. 28.4.2 3/10
Positioneren sluitwerk Voor standaardsituaties wordt per draaiend deel ten minste één sluitpunt toegepast. Het exacte aantal sluitpunten wordt bepaald door het bepalen van de prestaties luchtdoorlatendheid, waterdichtheid en inbraakwerendheid. Voor inbraakwerendheid, zie SKH-publicatie 98-08. 28.4.3 Inkrozen sluitwerk Voor plaatsbepaling krukgat (tenzij anders overeengekomen) wordt verwezen naar tekening 28.03. De maximale toleranties, t.o.v. de maatvoeringstekeningen van het sluitwerk (slotkast(en)), voor de infrezingen in deuren bedragen in de breedte en diepte van de infrezing + 2,5 mm; voor de hoogte + 5 mm. De maximale maattolerantie in de breedte en hoogte van de infrezing voor de voorplaat van het sluitwerk in de deur bedragen 0 tot +0,5 mm t.o.v. van het te monteren sluitwerk. De maximale toleranties, t.o.v. de maatvoeringstekeningen van het sluitwerk, voor de infrezingen in kozijnen bedragen in de breedte, hoogte en diepte van de infrezing + 1 mm. 28.4.4 Arms maken sluitzijde Deuren moeten aan de sluitzijde worden arm geschaafd naar de aanslagzijde. De schaafhoek moet 3 ± 0,5 zijn vanaf een deurbreedte van 600 mm, voor smallere deuren is de schaafhoek 4,5 ± 0,5. 28.4.5 Positioneren sluitwerk in de deur t.o.v. het kozijn Om er voor te zorgen dat het sluit in de deur en het kozijn op de juiste plaats wordt gepositioneerd, zijn afspraken gemaakt met betrekking tot de benamingen van bepaalde maten. Deze zijn weergegeven in tekening 28.04. 28.4.6 Bevestigingswijze van sluitwerk 4/10
De diameter en de lengte van de schroeven voor het sluitwerk zijn zowel gerelateerd aan het sluitwerk als aan SKH publicatie 98-08 (Inbraakwerend geveltimmerwerk). 28.5 Hang- en sluitnaden Bij de keuze van vooral het sluitwerk moet rekening worden gehouden met het krimp- en zwelgedrag van de deur. De invloed hiervan is zeker bij dubbele deuren niet te verwaarlozen. De af fabriek meegekregen sluitnaden kunnen gedurende de bouw- en gebruiksfase beïnvloed worden door: - de keuze van de houtsoort (zie katern 31 en bijbehorende houtinformatiebladen); - het evenwichtsvochtgehalte van het hout (seizoensgebonden); - de totale "breedte" van de deur(stijl)(en); - het tijdsspanne tussen toelevering en het beglazen op de bouwplaats; - de afwerking (grondlak-, voorlak- of aflaksysteem) en de kleur van de deur; - de correcte wijze van beglazen; - oriëntatie van de gevel. 28.5.1 Uitgangspunten In tabel 28.1 zijn de hang- en sluitnaden voor deuren aangegeven. Dit zijn de hang- en sluitnaden op het moment van afhangen. Hang- en sluitnaden voor om verticale en/of horizontale as draaiende delen (ramen) zie katern 20.tabel 20.2. Type bewegend deel Naar binnendraaiende deuren Naar binnendraaiende deurstellen Naar buitendraaiende deuren Naar buitendraaiende deurstellen Hangnaad Sluitnaad Naad boven Naad onder 2 +/- 1 mm 3 +/- 1 mm 2 +/- 1 mm 3 +/- 1 mm 2 +/- 1 mm 4 +/- 1 mm 2 +/ 1 mm 3 +/- 1 mm 2 +/- 1 mm 3 +/- 1 mm 2 +/ 1 mm 6 +/- 1 mm 2 +/- 1 mm 4 +/- 1 mm 2 +/ 1 mm 6 +/- 1 mm Tabel 28.1 Richtlijn voor hang- en sluitnaden voor deuren. 5/10
28.5.2 Stelmogelijkheden hang- en sluitnaden Per deurblad moet er een stelmogelijkheid (ter correctie van hang- en sluitnaden), van minimaal 1 mm (m.u.v. Concept III en IV) aanwezig zijn. 28.6 Opslag van deur-kozijnconstructie De opslag moet zodanig zijn dat de functionele eigenschappen niet nadelig worden beïnvloed en het houtvochtgehalte op het gewenste houtvochtpercentage blijft. 28.7 Bouwfase Gedurende de bouwfase worden de deur-kozijnconstructies blootgesteld aan vochtbelastingen en moet rekening worden gehouden met het krimp- en zwelgedrag van de deuren. Dit heeft consequenties voor met name de sluitnaden. Tijdens het afhangen van de deuren dient de voorgeschreven maatvoering van de sluitnaden goed aangehouden te worden. 28.8 Gebruiksfase In de eerste periode van de gebruiksfase van nieuwbouwwoningen is er nog veel bouwvocht in de woning aanwezig. Hierdoor ontstaat er een binnenklimaat met een hoge luchtvochtigheid. Afhankelijk van de bouwmethode en het al dan niet goed ventileren van de woning, duurt het enige tijd voordat er een stabiel binnenklimaat ontstaat. Het houtvochtgehalte in de constructies zal zich aanpassen aan het vochtige binnenklimaat. Vooral het eerste jaar van de gebruiksfase heeft dit consequenties voor de sluitnaden. Na verloop van tijd zal het houtvochtgehalte in de constructie zich aanpassen aan de gebruikssituatie. 6/10
351 252 351 401 252 317 217 890 890 840 1948 2048 1748 840 1058 940 1158 1040 758 318 318 318 118 118 118 H=2015 H=2115 H=2199 H=2200 H=2299 H=2300 H=2399 Katern 28 Deurkozijnen Overzicht plaats scharnieren bij deuren BRL 0803 oktober 2015 28.01-1 KVT Kwaliteit van houten gevelelementen schaal 1:1,5 7/10
Sm.K Sm.D Ak A1 Ad Ak A1 Ad Sm.D Sm.K Sm.D.:1 mm stel mogelijkheid in deurblad. Bijvoorbeeld d.m.v. een stelplaatje achter deurdeel scharnier. Voorgeschreven bij concept I en II toepassing. Sm.K.: Optionele stelmogelijkheid in kozijn. Bijvoorbeeld d.m.v. een stelplaatje achter kozijndeel scharnier. Ak: Achterhout scharnier in kozijn: = Ad + A1 Ad: Achterhout scharnier in deur = Ak -A1 A1: Dikte primaire dichting in deur/kozijn. In de regel 6 mm Katern 28 Deurkozijnen Positioneren scharnieren in de deur t.o.v. het kozijn oktober 2015 28.02 KVT Kwaliteit van houten gevelelementen schaal 1:1,5 8/10
referentiepunt hart krukgat hoogte deur hart krukgat 1050 ± 1 mm hart krukgat 1050 (±1) mm gemeten vanaf onderkant deur hart krukgat (deurhoogte - 1050 mm) gemeten vanaf bovenkant deur (vanaf referentiepunt) links rechts links rechts 1 4 3 2 Katern 28 Deurkozijnen Plaats krukgat en draairichtingen scharnieren bij deuren BRL 0803 oktober 2015 28.03 KVT Kwaliteit van houten gevelelementen schaal 1:1,5 9/10
B1k B2d B1d 3 +/- 1 Zd A1 Zk X Zd Y Zk X Y A1 A2 B1d 3 +/- 1 B2k B1k Zd: Zk: X: Y: A1: A2: B1k: B2k: B1d: Hart slot in de deur Hart sluitkom in het kozijn, = Zd + A1 (+/- eventuele correctie opgaaf slotleverancier) Positie rug dagschoot tot aanslag kozijn Afstand aanslag dagschoot tot hart sluitkom (opgaaf slotleverancier) Dikte primaire dichting in deur/kozijn. (In de regel 6 mm) Dikte secundaire facultatieve dichting in deur/kozijn. In de regel gelijk aan A1. Primaire aanslag breedte kozijnsponning Secundaire aanslag breedte kozijnsponning Primaire profilering in de deur Katern 28 Deurkozijnen Positioneren sluitwerk in de deur t.o.v. het kozijn. Functionele slotfuncties oktober 2015 28.04 KVT Kwaliteit van houten gevelelementen schaal 1:1,5 10/10