Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)



Vergelijkbare documenten
Eindexamen economie 1 vwo 2003-II

Correctievoorschrift VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Examen HAVO. Economie 1

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Maandag 19 mei uur

Examen HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen economie 1 vwo 2001-I

Examen VWO. economie 1

Examen HAVO - Compex. economie 1

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen economie 1 vwo 2005-I

Examen HAVO. economie 1,2. tijdvak 1 maandag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. economie 1. tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 vrijdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-II

Eindexamen havo economie oud programma I

Examen VWO. economie 1,2

Examen VWO. Economie 1,2 (nieuwe stijl)

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20

Examen VWO. Economische wetenschappen 1 en recht

Examen HAVO. economie 1

Eindexamen economie 1 havo 2002-I

Eindexamen economie havo I

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 maandag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Eindexamen economie 1 vwo 2004-II

Eindexamen economie 1 vwo 2005-I

Examen HAVO en VHBO. Economie

Examen HAVO. economie 1,2. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

economie 1 Compex Je geeft de antwoorden op deze vragen op papier, tenzij anders is aangegeven.

Examen VWO. economie. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur

Examen VWO. economie. tijdvak 1 woensdag 30 mei uur

Economie. Boekje Conjunctuur Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 26 mei uur

Examen VWO. economie 1,2

Examen VWO. economie 1. tijdvak 1 maandag 26 mei uur

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Examen HAVO. economie. tijdvak 1 dinsdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

MACRO-VRAAG EN MACRO-AANBOD

Eindexamen economie 1 vwo 2004-I

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Woensdag 25 mei totale examentijd 3 uur

Lever ook het kladpapier na afloop van het examen in bij de toezichthouder. Dit wordt vernietigd en niet meegenomen in de beoordeling.

Examen HAVO. Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economie (oude stijl)

Examen HAVO en VHBO. Economie

Examen VWO. economie. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur

Statistisch Bulletin. Jaargang

Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economische wetenschappen I en recht (oude stijl)

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-II

Examen VWO. tijdvak 1 donderdag 27 mei uur

6 Geaggregeerde vraag en geaggregeerd aanbod

Examen VWO. Economische wetenschappen I en recht

Extra opgaven module 2 vwo 5

Statistisch Bulletin. Jaargang

Correctievoorschrift VWO. economie 1 (nieuwe stijl)

Examen VWO. economie 1,2

Examen HAVO. economie. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Statistisch Bulletin. Jaargang

Statistisch Bulletin. Jaargang

Examen VWO. Wiskunde A1 (nieuwe stijl)

Eindexamen economie havo I

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Examencursus. economie. Voorbereidende opgaven VWO. Korte redeneervragen BBP. Schoenenwinkels. Participatie

Economie 1,2 (nieuwe stijl) en economische wetenschappen I en recht (oude stijl)

Examen HAVO. tijdvak 1 maandag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. economie. tijdvak 1 vrijdag 16 mei uur

Examen HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Eindexamen economie pilot havo I

Examen HAVO-Compex. economie 1

Eindexamen economie havo I

UIT theorie ASAD

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

Examen HAVO - Compex. economie 1 Compex

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Correctievoorschrift HAVO en VHBO. Economie

Examen VWO. wiskunde A1 Compex. Vragen 12 tot en met 17. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Deze examenopgave bestaat uit 9 pagina s, inclusief het voorblad. Dit examen bestaat uit 5 opgaven en omvat 20 vragen.

Eindexamen economie 1-2 vwo 2004-I

Examen HAVO. economie 1

Examen VWO. economie 1,2. tijdvak 1 vrijdag 25 mei uur. Bij dit examen hoort een uitwerkbijlage.

Examen VWO. wiskunde A1,2 Compex. Vragen 11 tot en met 17. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

Correctievoorschrift HAVO. Economie 1 (nieuwe stijl)

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

Eindexamen economie 1 vwo 2005-II

Vraag Antwoord Scores

Examen HAVO. economie 1. tijdvak 1 donderdag 22 mei uur

Statistisch Bulletin. Jaargang

Eindexamen economie havo I

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur

Vraag Antwoord Scores

CBS: Inflatie december naar laagste niveau in ruim 5 jaar

Transcriptie:

Economie 1 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.30-16.30 uur 20 03 Voor dit examen zijn maximaal 63 punten te behalen; het examen bestaat uit 33 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 300035 29 Begin

Opgave 1 Van protectie naar vrijhandel De overheid in een opkomend industrieland wil de economische ontwikkeling stimuleren. Daartoe is een aantal jaren geleden een auto-industrie opgezet. Een dergelijke industrie heeft namelijk grote uitstralingseffecten naar andere bedrijfstakken. Alhoewel de Wereldhandelsorganisatie (WTO) sterk voorstander is van vrijhandel, kreeg dit land toch toestemming enige jaren lang importheffingen op auto s uit het buitenland te heffen. Andere vormen van protectie werden niet toegestaan omdat die in de ogen van de WTO niet marktconform* zijn. De WTO dringt er nu op aan ook de importheffingen af te schaffen. * Marktconform wil zeggen via het marktmechanisme. 1p 1 1p 2 2p 3 2p 4 Welk argument zal de WTO gebruiken om in dit geval protectie toe te staan? Verklaar het antwoord. Leg uit waarom importheffingen gezien kunnen worden als een marktconforme vorm van protectie. Beschrijf een manier van protectie die niet marktconform is. Leg uit waarom economen in het algemeen verwachten dat vrijhandel tot een grotere productie leidt dan protectie. Opgave 2 Het mes in de belasting Met ingang van 2001 is in Nederland het stelsel van de inkomstenbelasting herzien. Enkele veranderingen zijn in tabel 1 schematisch en vereenvoudigd weergegeven. De stelselherziening had gevolgen voor onder andere de netto inkomens, de inkomensverdeling, de werkgelegenheid en het aanbod van arbeid. tabel 1 stelsel inkomstenbelasting tot 2001 Een deel van het belastbaar inkomen is vrijgesteld van inkomstenbelasting. Dit belastingvrij bedrag bedraagt 4.000 per persoon. schijfbedragen belastingpercentage eerste 20.000 30% volgende 25.000 50% elke volgende 60% stelsel inkomstenbelasting vanaf 2001 Het belastingvrij bedrag is vervangen door een korting op de te betalen inkomstenbelasting (heffingskorting). De heffingskorting bedraagt 2.500 per persoon. schijfbedragen belastingpercentage eerste 25.000 30% volgende 20.000 45% elke volgende 55% 3p 5 2p 6 2p 7 2p 8 Janssen had zowel in 2000 als in 2001 een belastbaar inkomen van 52.000. Bereken of de stelselherziening voor Janssen financieel voordelig is. Heeft de vervanging van het belastingvrij bedrag door de heffingskorting een inkomensnivellerend of een inkomensdenivellerend effect? Verklaar het antwoord. Leg uit dat de verandering van de belastingpercentages kan leiden tot een vergroting van de werkgelegenheid. Leg uit dat de stelselherziening kan leiden tot zowel een vergroting als een verkleining van het aanbod van arbeid. 300035 29 2 Lees verder

Opgave 3 Productief Nederland Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) zijn Amerikanen de productiefste mensen ter wereld. De ILO heeft berekend dat Amerikanen in 2000 per persoon een toegevoegde waarde realiseerden van $ 49.905. In Nederland bedroeg volgens de ILO in 2000 de toegevoegde waarde per persoon slechts $ 41.453, dat is 19,6% hoger dan in 1985. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft berekend dat in Nederland in 2000 de toegevoegde waarde per arbeidsjaar $ 51.620 bedroeg, dat is 29,5% hoger dan in 1985. Dergelijke vergelijkingen zeggen echter weinig omdat Amerikanen gemiddeld genomen per jaar 345 uur meer werken dan Nederlanders. Kijken we naar de arbeidsproductiviteit per uur, dan is Nederland in 2000 wereldkampioen met een toegevoegde waarde van $ 32,20. Sommige economen stellen dat deze hoge arbeidsproductiviteit onder andere te verklaren valt uit het feit dat in Nederland relatief veel gebruik wordt gemaakt van arbeidsongeschiktheidsregelingen. 3p 9 Laat met een berekening zien dat de arbeidsproductiviteit per uur in Amerika in 2000 lager is dan in Nederland. Het aantal personen per arbeidsjaar (de p/a-ratio) bedroeg in 2000 in Nederland 1,25. In 1985 was de p/a-ratio aanzienlijk lager. 3p 10 Bereken de p/a-ratio in Nederland in 1985. 2p 11 Welke conclusie met betrekking tot de gemiddelde lengte van de werkweek kan uit de ontwikkeling van de p/a-ratio worden getrokken? Verklaar het antwoord. 2p 12 Geef voor de stelling van de economen een verklaring. 300035 29 3 Lees verder

figuur 1 Opgave 4 Wel of niet stimuleren? beroepsbevolking 9 kapitaalgoederenvoorraad 10 productiecapaciteit 11 bezettingsgraad 8 12 nationaal product 5 nationaal inkomen 1 4 effectieve vraag 3 6 investeringen bedrijven 2 overheidsbestedingen consumptie gezinnen 7 Tijdens een opgaande conjunctuur kan er sprake zijn van toenemende bedrijfsinvesteringen. Econoom A en econoom B verschillen van mening over het beleid dat de overheid in een dergelijke situatie zou moeten voeren. Zij maken bij het formuleren van hun opvattingen beiden gebruik van het pijlenschema in figuur 1. Econoom A stelt dat de overheid tijdens een opgaande conjunctuur de bedrijfsinvesteringen moet afremmen om zo de kans op overbesteding te verminderen. Econoom B stelt dat de overheid tijdens een opgaande conjunctuur de bedrijfsinvesteringen moet stimuleren omdat: juist een toename van de investeringen de kans op overbesteding in de toekomst vermindert; investeringen de kans op toekomstige loonstijgingen beperken. 2p 13 Welke twee pijlen brengen tot uitdrukking dat een opgaande conjunctuur leidt tot toenemende bedrijfsinvesteringen? Verklaar het antwoord. 2p 14 Is het uitgangspunt van de stelling van econoom A pijl 1 of pijl 8? Verklaar het antwoord. 2p 15 Geef op basis van figuur 1 een verklaring voor het eerste argument van econoom B. 2p 16 Doelt econoom B met zijn tweede argument op breedte-investeringen of op diepteinvesteringen? Verklaar het antwoord. 300035 29 4 Lees verder

Opgave 5 uit een krant (november 2001): FED en ECB op verschillend spoor De Amerikaanse centrale bank (FED) heeft in korte tijd de rente diverse keren verlaagd. De FED doet verwoede pogingen met haar rentebeleid een inzinking van de Amerikaanse economie te voorkomen. Ook in de Europese Unie (EU) is de groei van de economie sterk teruggevallen. De Europese Centrale Bank (ECB) is echter veel terughoudender geweest met renteverlagingen. Hieruit blijkt een verschil in doelstelling: de FED richt zich vooral op economische groei en de ECB op prijsstabiliteit. De rente-ontwikkeling heeft de koers van de euro ten opzichte van de dollar niet ongemoeid gelaten en langs die weg bijgedragen tot een beperking van de inflatie in de EU. figuur 2 figuur 3 7,0 % 6,5 6,0 5,5 5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 rente in de VS en de EU (maandgemiddelde) Legenda: EU VS $ 0,95 0,90 0,85 koers euro ten opzichte van de dollar (maandgemiddelde) okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt 2000 2001 maand okt nov dec jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt 2000 2001 maand 2p 17 2p 18 2p 19 2p 20 Leg uit hoe de FED met haar rentebeleid een inzinking van de Amerikaanse economie probeerde te voorkomen. Was in 2001 de inflatie in de EU - gezien de opstelling van de ECB - aan de hoge of aan de lage kant? Verklaar het antwoord. Geef op basis van figuur 2 een verklaring voor de in figuur 3 weergegeven koersontwikkeling van de euro in de eerste helft van 2001. Leg uit hoe deze koersontwikkeling de inflatie in de EU kon beperken. 300035 29 5 Lees verder

Opgave 6 Handel via de veiling Asperges worden geoogst tussen half april en half juni. Het grootste deel van de oogst wordt via een veiling verhandeld. Verondersteld wordt dat op dit deel van de markt voor asperges sprake is van volledige mededinging. De collectieve vraag naar asperges op de veiling is: Qv = -100.000P + 750.000 Qv is de gevraagde hoeveelheid asperges in kilo s per week. P is de prijs van asperges in euro s per kilo. Het aanbod van asperges op de veiling is onafhankelijk van de prijs. In de eerste week van mei worden er op deze veiling 400.000 kilo asperges aangeboden. In de tweede week van mei is het aanbod zo groot dat de prijs 30% lager ligt dan in de week daarvoor. Die prijs ligt echter nog boven de minimumprijs van 2,10 per kilo die de veiling voor asperges hanteert. In de derde week van mei is het aanbod echter zo groot dat de veiling een deel van het aanbod moet vernietigen om de minimumprijs te kunnen realiseren. Zonder het vernietigen zou de prijs 2,- per kilo zijn gaan bedragen. De kosten van het vernietigen worden buiten beschouwing gelaten. 1p 21 3p 22 2p 23 1p 24 1p 25 Is een veiling een voorbeeld van een abstracte of van een concrete markt? Verklaar het antwoord. Bereken de omzet op deze veiling in de tweede week van mei. Levert het vernietigen van asperges in de derde week van mei de gezamenlijke aanbieders een hogere of een lagere totale omzet op? Verklaar het antwoord met een berekening. Een klein deel van de asperges wordt door de telers thuis rechtstreeks aan mensen verkocht. Op dat deel van de markt is er volgens sommigen geen volledige mededinging omdat er geen sprake is van homogeniteit en transparantie. Leg uit waarom er op dit deel van de markt geen sprake van homogeniteit hoeft te zijn. Leg uit waarom er op dit deel van de markt geen sprake van transparantie hoeft te zijn. 300035 29 6 Lees verder

Opgave 7 Stagflatie In 2001 groeide de Nederlandse economie aanzienlijk minder hard dan in 2000 en dreigde er zelfs een recessie. Desondanks steeg het prijsniveau in 2001 aanzienlijk sneller dan in 2000. De inflatie in Nederland lag daarmee hoger dan in de overige landen van de Europese Unie. Deze combinatie van stagnerende economische groei en oplopende inflatie wordt door economen aangeduid met de term stagflatie. De stagflatie werd weerspiegeld in de ontwikkeling van het volume van de consumptieve bestedingen. figuur 4 % verandering vergeleken met hetzelfde kwartaal een jaar eerder 8 7 7,8 7 6,5 6 5,3 5,3 5,5 5 4,7 4,3 4,4 4,7 4,6 4,5 4 3 2,4 2,8 2,9 2 1,9 1 0 2000-I 2000-II 2000-III 2000-IV Legenda: consumptieve bestedingen (lopende prijzen) 2001-I 2001-II prijspeil 2001-III 2001-IV jaar-kwartaal 2p 26 2p 27 Leg uit dat er bij stagflatie doorgaans geen sprake zal zijn van bestedingsinflatie. Leg uit dat oplopende inflatie oorzaak kan zijn van stagnerende groei in een open economie als de Nederlandse. 2p 28 Bereken de gemiddelde prijsstijging in 2001 ten opzichte van 2000. 2p 29 Beschrijf hoe uit figuur 4 blijkt dat het volume van de consumptieve bestedingen in 2001 minder groeide dan in 2000. Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. 300035 29 7 Lees verder

Opgave 8 Verfrissende belastingen In een land wordt de nodige alcoholhoudende drank genuttigd. In verband met de volksgezondheid wil de overheid dat gebruik terugdringen. Daartoe wordt de belasting op alcoholhoudende drank, die voorheen 2,00 per liter bedroeg, fors verhoogd. Tegelijkertijd wordt de belasting op frisdrank aanzienlijk verlaagd. De effecten van beide belastingmaatregelen op de markt van alcoholhoudende drank zijn in figuur 5 weergegeven. figuur 5 6,000 prijs 5,875 per liter ( ) 5,750 5,625 5,500 5,375 5,250 5,125 5,000 4,875 4,750 4,625 4,500 4,375 4,250 vraag na verlaging belasting op frisdrank markt van alcoholhoudende drank aanbod na verhoging belasting op alcohol aanbod voor belastingmaatregelen vraag voor belastingmaatregelen 0 0 15 15,5 16 16,5 17 17,5 18 liters (x 100 miljoen) 1p 30 2p 31 1p 32 2p 33 Met welk bedrag per liter is de belasting op alcoholhoudende drank verhoogd? Verklaar de verschuiving van de vraaglijn van alcoholhoudende drank. Welke prijs voor alcoholhoudende drank komt er na de belastingmaatregelen tot stand? Neemt de totale opbrengst van de belasting op alcoholhoudende drank toe of juist af? Verklaar het antwoord met een berekening. Einde 300035 29 8 Lees verder