-4SEP Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg AW Den Haag. Geachte heer Broekema,

Vergelijkbare documenten
' Zie de brief van deze organisaties van 2 november 1999 aan de Vaste Tweede Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Stichting S van de Arbeid

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

4. Toegankelijkheid. 4.1 Inleiding

Den Haag : 9 mei 2008 Ons kenmerk : S.A /K Uw Kenmerk : DB U Betreft : Inkoop ouderdomspensioen over achterliggende dienstjaren

Stichting van de Arbeid

3. Werknemers die niet deelnemen aan de pensioenregeling van de werkgever

AANBEVELING BRUTERING OVERHEVELINGS- TOESLAG EN ARBEIDSPENSIOENEN. 28 februari 2000, Publicatienr. 4/00

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer drs. M. Rutte Postbus LV Den Haag

AC/2149 Pens./1817. Geachte heer De Geus,

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

7 VERBOND VAN VERZEKERAARS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

StichtingSI van de Arbeid

va,n de Arbeid..*... Aanbeveling tot waardeoverdracht van oude pensioenaanspraken 8 juli 1994 Publikatiew. 4/94

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van het lid Koser Kaya

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer mr. A.J. de Geus Postbus LV DEN HAAG. Geachte heer De Geus,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport Witte vlekken op pensioengebied, quick scan 2001

StichtingSI van de Arbeid

Een nadere analyse van de ontwikkeling van de franchise in de periode

Ministerie van van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. mevrouw drs. J. Klijnsma Postbus LV DEN HAAG. Geachte mevrouw Klijnsma,

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

STiCHTING VAN DE ARBEID. Aan de leden van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RP~II~~CW~~~II~~\AIM Gfl 75Qd AW ccgraupnhacw Tdefmn Telefax

Stichting van de Arbeid

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, (J.F. Hoogervorst) Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2009Z02723/ Kamervragen van het lid Omtzigt

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

AV/PB/04/ Datum 3 mei 2004

Reactie Stichting van de Arbeid op het Groenboek Pensioenen van de Europese Commissie [EU/7 juli 2010; COM(2010)365 final; SEC(2010)830]

Datum 31 januari Betreft Nota van wijziging Wet verhoging pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en flexibilisering ingangsdatum AOW (33046)

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

<Vertrouwelijk> OPTA/AM/2009/ ET/TM/ <Vertrouwelijk>

A.1 Is het aantal werknemersvertegenwoordigers ten minste gelijk aan het aantal werkgeversvertegenwoordigers in het bestuur?

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mr. A.J. de Geus Postbus LV Den Haag. Geachte heer De Geus,

Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer mr. J.P.H. Donner, Postbus LV DEN HAAG. AC/3327A Pens.

Aan partijen betrokken bij de Stichting << Adressering>> << Straat>> <<Huisnummer>> <<toevoeging>> <<Postcode>> <<PLAATS>>

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Aan de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Notitie. 1. Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Stichting E3 van de Ar beid

De toeslagen die door het bestuur met ingang van 1 juli 2011 zijn vastgesteld, zien er als volgt uit:

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer mr. A.J. de Geus Postbus LV DEN HAAG. B/1155 AC/2185 Pens.

Betreft Advies standaardmodel vast-variabel pensioen

Aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer mr. J.P.H. Donner Postbus LV DEN HAAG. AC/2832 Pens./2126A

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Datum 9 april 2013 Betreft Reactie op zwartboek FNV en uitzending van Nieuwsuur over werken in de bijstand

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Kamervragen van de leden Ulenbelt en van Gesthuizen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

CT2IT4J4L VL&LOOÇ BO.N%JRE

5. Kostenbeheersing. 5.1 Inleiding

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

In het hierna volgende deel zullen aan de hand van de indeling van de afspraken in het convenant bij elk onderdeel conclusies worden getrokken.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Postbus LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon Telefax

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Convenant Gesubsidieerde Arbeid 2003

Advies W /III

Code Rechtstreeks verzekerde regelingen

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Deutsche Bank Nederland Stichting Pensioenfonds Deutsche Bank Nederland

Stichting van de Arbeid

Raad voor Cultuur. Telefax

Aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid De heer drs. M. Rutte Postbus LV Den Haag. Geachte heer Rutte,

Advies van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid inzake Werken aan Zekerheid

Advies- en Arbitragecommissie Rijksdienst

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

STICHTING VAN DE ARBEID

AANVULLENDE PENSIOENREGELING

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de voorzitter van de Raad voor de Jaarverslaggeving (RJ), de heer H. de Munnik RA Postbus AD Amsterdam (RJ271.3) Geachte heer De Munnik,

Kamervragen van de leden Omtzigt en Van Hijum (beiden CDA)

Werken na het bereiken. gerechtigde leeftijd. het bereiken. leeftijd. Deze brochure is een samenwerkingsproduct van:

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer mr. A.J. de Geus, Postbus LV DEN HAAG. Geachte heer De Geus

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein Waarborgen van platina, gouden en zilveren voorwerpen over de periode

Voorstel tot invoering van een nieuw instrument van de raad tijdens raadsvergaderingen.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Het advies van de Raad van State geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Onderwerp Ontwerp-selectielijst archiefbescheiden zorgdrager minister van BZK, beleidsterrein Nationale Ombudsman over de periode

Monitoring pensioenvoorlichting en inventarisatie van activiteiten gericht op verbetering van de kwaliteit van de pensioenvoorlichting

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Aan partijen betrokken bij de Stichting. Datum 23 april 2013 Betreft Jaarverslag 2012

Schriftelijk overleg over het initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van de Mededingingswet ter versterking van de positie van leveranciers uit het mkb

2 Bedrijfstakpensioenfondsen

Geachte heer Brenninkmeijer, d.d. 6 november 2007 bericht ik u als volgt. Nationale ombudsman rapport Op waarde geschat

S A M E N V A T T I N G

Aan de leden werkzaam bij Maersk Line. Geachte leden werkzaam bij Maersk Line,

Pensioenakkoord StAr en de gevolgen voor de aanvullende pensioenregelingen. Jan Neven VVP 14 september 2010

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Van Gent (GL) over bijzondere bijstand aan gedetineerden. (Ingezonden 26 maart 2003).

De heer A. Bosman Voorzitter Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 2 mei 2013 Betreft Kamervragen van het lid Omtzigt (CDA) over medezeggenschap bij PPI

Transcriptie:

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Stichting van de Arbeid Bezuidenhoutseweg 60 2594 AW Den Haag Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 Uw brief 17 juli 2001 Onderwerp Voorontwerpen wettelijke regeling pensioenplicht en indexatieplicht Ons kenmerk SV/V&P/01/48512 Datum -4SEP. 2001 Doorkiesnummer (070) 333 5567 Contactpersoon W. Vinken Geachte heer Broekema, Op 17 juli jongstleden heeft u namens de Stichting van de Arbeid een brief aan de leden Schimmel en Depla van de Tweede Kamer in afschrift aan ondergetekende gezonden. In deze brief reageert u op de voorontwerpen van de initiatiefwetsvoorstellen Wet minimumpensioen en Regeling koopkrachtbeschermingpensioenen. Ik heb de briefin goede orde ontvangen en heb me van de inhoud op de hoogte heb gesteld. Ik stel voor de briefte betrekken bij het overleg van 10 oktober aanstaande tussen de Stichting van de Arbeid en mij, over onder meer de kabinetsreactie op het SER-advies over de nieuwe Pensioenwet en het al dan niet geven van een vervolg op het Convenant inzake arbeidspensioenen. Hoogachtend, de Staatssecretaris van Sociale Zaken en WerkgelagÊHü ;id,

StichtingBS van de Arbeid Bestuur B/953 AC/1282 Pens./ 1431 Aan: - mevrouw drs. A.J. Schimmel, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal; - de heer ir. G.C.F.M. Depla, lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag : 17 juli 2001 Ons kenmerk : S.A. 01.112.01 EB/JS Uw kenmerk : Betreft : Voorontwerpen wettelijke regeling pensioenplicht en indexatieplicht Geachte mevrouw Schimmel, geachte heer Depla, Bij de publicatie van de door u voorgestelde voorontwerpen van initiatiefwetten "Wet minimumpensioen" en "Regeling koopkrachtbescherming pensioenen", heeft u bij brief van 11 april 2001 belangstellenden opgeroepen commentaar te leveren op beide voorontwerpen. Op 12 april en op 2 juli jl. heeft de Stichting van de Arbeid met u beiden over uw voorstellen van gedachten gewisseld. In deze gesprekken zijn over en weer de nodige argumenten gewisseld. Met dit schriftelijke commentaar geeft de Stichting overeenkomstig haar toezegging haar oordeel over beide voorontwerpen in vooral beleidsmatige zin. Voorop gesteld zij dat de Stichting wat de doelstellingen van uw voorstellen betreft niet met u van mening verschilt. Ook de Stichting is van oordeel dat de witte vlekken op pensioengebied moeten worden geëlimineerd en dat bij iedere pensioenregeling een bestendig (voorwaardelijk) toeslagbeleid dient te worden gevoerd om ingegane pensioenen en slapersrechten 'op niveau' te houden. De Stichting verschilt evenwel met u van opvatting over de weg waarlangs deze doelstellingen moeten worden gerealiseerd. Het feit dat Nederland in vergelijking met andere EU-landen hoog scoort op pensioengebied qua deelname van werknemers en kwaliteit van de pensioenvoorziening, is mede het gevolg van de verantwoordelijkheidsverdeling die op dat terrein geldt, t.w. een overheid die primair verantwoordelijk is voor de basisverzekering (AOW) en die het tol stand komen van aanvullende regelingen waarvoor sociale partners de eerste verantwoordelijkheid dragen, stimuleert. Die verantwoordelijkheidsverdeling verdraagt zich niet met wetgeving die de inhoud van de arbeidsvoorwaarde pensioen vastlegt. Bezuidenhoutseweg 60, 2594 AW Den Haag, Telefoon 070-3499 577, Telefax 070-3499 796

De Stichting van de Arbeid is dan ook van oordeel dat het principieel en inhoudelijk onjuist zou zijn om met behulp van inhoudelijke wetgeving de hierboven genoemde doelstellingen te realiseren, hetgeen u met uw voorontwerpen van initiatiefwetgeving beoogt. De Stichting is niet alleen ten principale tegen inhoudelijke wetgeving waarmee wordt ingegrepen in het werkterrein van sociale partners waar hel gaat om hun verantwoordelijkheid voor de inhoud van de arbeidsvoorwaarde pensioen, maar zij is er (ook na de gesprekken die met u zijn gevoerd), in het geheel niet van overtuigd dat er gegronde redenen zijn om op het punt van de pensioenplicht en de indexering van ingegane pensioenen verder te gaan dan de door de SER geadviseerde procedurele wetgeving in combinatie met de recent geactualiseerde aanbevelingen van de Stichting. Wat het principiële punt betreft, acht de Stichting het ten enenmale onjuist dat de overheid op haar schreden van vóór 1982 terugkeert en zich wederom zou gaan bemoeien met de inhoud van arbeidsvoorwaarden. Daarvoor (en derhalve ook voor de arbeidsvoorwaarde pensioen), zijn, zoals gezegd, de sociale partners op decentraal niveau primair verantwoordelijk. De overheid is op het terrein van de pensioenvoorzieningen verantwoordelijk voor het handhaven en ontwikkelen van de waarborgfunctie via de PSW. Voorts is de overheid verantwoordelijk voor de fiscale behandeling van pensioenen en last but not least voor het wettelijke basispensioen: de AOW. In 1997 hebben kabinet en Stichting van de Arbeid een Pensioenconvenant afgesloten. De doelstellingen daarvan waren: kostenbeheersing, modernisering en vergroting van de toegankelijkheid. In het Regeerakkoord is vastgelegd dat het Pensioenconvenant zal worden gerespecteerd. Recent hebben de Stichting en het Kabinel de conclusie gelrokken dal de in het Convenant gemaakte afspraken goed zijn nagekomen en dat de doelstellingen van het Convenant zijn gerealiseerd. De Convenantpartijen hebben daarbij vastgesteld dat sociale partners in voldoende mate inhoud hebben gegeven aan de eigen verantwoordelijkheid en dat er geen reden is voor een inhoudelijk overheidsingrijpen op pensioengebied. De Stichting van de Arbeid zou het buitengewoon teleurstellend vinden als u beiden als vertegenwoordigers van de coalitiegenoten, aan de conclusies van het Kabinel zou voorbijgaan. Afgezien van deze principiële overwegingen, is de Stichting van oordeel dat er ook onvoldoende redenen zijn voor de door u beiden voorgestelde wetgeving. In de toelichting bij het voorontwerp Wet minimumpensioen slelt u dat de witte vlek 9% van de werknemers omvat. Hierbij dient evenwel het volgende te worden opgemerkt. De gegevens betreffende het aantal werknemers dat niet deelneemt aan een arbeidspensioenregeling wegens het ontbreken van een dergelijke regeling, daleren uit 1996. De SER-Pensioenkaart van 2000 vermeldt voornamelijk gegevens over het niet van toepassing zijn van pensioenregelingen op werknemers. In de Pensioenkaart wordt echter wel opgemerkt dat op basis van het onderzoeksmateriaal (1999) de indruk bestaat dat de totale omvang van de witle vlek sinds 1996 weinig is veranderd (ca. 9% van de werknemers), maar dat het hierbij in een substantieel deel van de gevallen gaat om uitsluitingen van directeuren/bestuurders van ondernemingen, personen die óf niet wensen deel te nemen aan een regeling dan wel een loon hebben onder het niveau van de franchise, of zich bevinden in de wachttijd na ommekomst waarvan wel aan de pensioenregeling zal worden deelgenomen; wat het laatste betreft in verreweg de meeste

gevallen met terugwerkende kracht. Een substantieel deel van de totale omvang van de witte vlek kan derhalve worden beschouwd als zijnde niet-problematisch! De beperkte omvang van het resterende probleem rechtvaardigt naar de mening van de Stichting dan ook niet het zware instrument van vergaande inhoudelijke (initiatief-)wetgeving, te meer niet waar ook dié pensioenregelingen daardoor getroffen worden die een en ander wel adequaat hebben geregeld. De SER stelt in zijn advies over de nieuwe Pensioenwet dat periodieke monitoring van de omvang en samenstelling van de witte vlek wenselijk is. Bovendien bepleit de SER (in aanmerking nemende dat het laatste onderzoek betrekking had op de situatie in 1996) dat op korte termijn nieuw onderzoek plaatsvindt. De Stichting van de Arbeid heeft dit voorstel overgenomen en besloten is inmiddels om een gericht en snel onderzoek te initiëren. Gedurende de zomermaanden zal hiervoor het voorbereidende werk worden gedaan zodat in september nadere besluitvorming kan plaatsvinden. In genoemd SERadvies wordt verder voorgesteld om werkgevers zonder arbeidspensioenregeling te stimuleren een dergelijke regeling tot stand te brengen en wel door een bepaling in het BW op te nemen op grond waarvan in iedere individuele arbeidsovereenkomst een pensioenparagraaf wordt voorgeschreven. Hierdoor worden werkgever en werknemer gedwongen aan de arbeidsvoorwaarde pensioen aandacht te besteden en daarover afspraken te maken. Op haar beurt heeft de Stichting van de Arbeid in haar recente aanbeveling Moderne en betaalbare pensioenen voor alle werknemers l wederom een krachtige oproep gedaan richting ondernemingen die nog geen arbeidspensioenregelingen kennen, om daarin alsnog te gaan voorzien. Daar waar pensioenregelingen zijn getroffen, beveelt de Stichting aan deze zoveel mogelijk algemene werking te geven, in de zin dat bestaande toetredingsdrempels en uitsluitingsbepalingen worden verlaagd dan wel opgeheven. Overigens blijkt uit het SERrapport inzake de evaluatie van het Pensioenconvenant dat 97% van alle actieve deelnemers valt onder een pensioenregeling zonder wachttijd en 94% onder een pensioenregeling zonder enige uitsluitingsgrond. De sociale partners in de Stichting hebben ook zelf met elkaar afgesproken de vinger aan de pols te houden wat betreft de doorwerking van de aanbevelingen inzake de terugdringing van de witte vlek. Partijen zullen elkaar periodiek informeren over de voortgang en gezamenlijk bezien hoe eventuele knelpunten bij het wegnemen van uitsluitingen in pensioenregelingen kunnen worden weggenomen. De centrale organisaties van werkgevers en van werknemers zullen zich daartoe actief opstellen, ook in relatie tot de bij hen aangesloten organisaties. Deze afspraak sluit ook direct aan bij het SERadvies over de nieuwe Pensioenwet. De Stichting is van mening dat het voorstel uit het SER-advies in combinatie met de nieuwe aanbevelingen van de Stichting van de Arbeid voldoende kans moet krijgen om langs in beginsel vrijwillige weg de witte vlek op pensioengebied te elimineren. Stichting van de Arbeid, Moderne en betaalbare pensioenen voor alle werknemers: geactualiseerde agenda met aanbevelingen voor het decentrale pensioenoverleg voor de komende jaren, 17 mei 2001, publicatienr. 5/01.

Indien het door u voorgestelde voorontwerp Wet minimumpensioenregeling wordt gerealiseerd, zal dat er toe leiden dat slechts een zeer gering aantal werknemers daarvan zal profiteren. Daarvoor zal echter, zo moet worden gevreesd, een hoge prijs betaald worden. Een ingevulde wettelijke minimumarbeidspensioenregeling, naast het bestaande wettelijke basispensioen (de AOW) zal er namelijk enerzijds toe leiden dat delen van het bedrijfsleven de wettelijke norm zullen willen overnemen (spiegeling van de eigen regeling aan de wettelijke regeling). Anderzijds zal er op de politiek continu druk worden uitgeoefend om de thans voorgestelde sobere wettelijke minimumregeling te verbeteren. Dit zal er naar verwachting in de verdere toekomst toe leiden dat enerzijds werknemers zich tot de politiek gaan wenden voor de inhoudelijke verbetering van hun arbeidsvoorwaarde pensioen en anderzijds dat veel werkgevers arbeidspensioen niet langer zullen beschouwen als een arbeidsvoorwaarde, maar als een vorm van sociale zekerheid. Daarmee wordt in feite ook het onderhandelingsevenwicht op dit terrein verstoord. Een zelfde negatief oordeel heeft de Stichting over het voorontwerp Regeling koopkrachtbescherming pensioenen. Het ontbreken van een bestendig beleid gericht op periodieke aanpassing van ingegane pensioenen en slapersrechten, koml in feile bij de pensioenfondsen niet of nauwelijks voor (99,3% van het aantal actieve deelnemers aan regelingen die door fondsen worden uitgevoerd, neemt deel aan een regeling met enigerlei vorm van indexering of toeslagverlening op ingegane pensioenen). Uitzonderingen zullen er altijd zijn, bijvoorbeeld van heel oude pensioenregelingen als uitvloeisel van art. 72a AOW, met een heel lage franchise (veelal circa ƒ 10.000 lager) juist ter compensatie van het niet-indexeren, of beschikbare premieregelingen waarbij het wel of niet indexeren een kwestie van vestzak / broekzak is. Het met de beschikbaar gestelde premies plus rendement opgebouwde pensioenkapitaal wordt ten volle aangewend voor ofwel een nominaal pensioen dan wel een laag te indexeren pensioen. Bij de rechtstreeks verzekerde regelingen is het beeld wat minder gunstig, zij het beduidend minder ongunstig als door u wordt voorgesteld. De omstandigheid dat in regelingen een expliciete verwijzing naar indexering of toeslagverlening ontbreekt, behoeft namelijk niet te betekenen dat er geen toeslagverlening plaatsvindt Zo is uit recent onderzoek van het Verbond van Verzekeraars gebleken dat in de contracten die sinds 1997 tot stand zijn gekomen of vernieuwd, het steeds vaker voor komt dat een toeslagregeling tot de standaardclausules behoort. In zijn meergenoemd advies heeft de SER procedurele wetgeving terzake bepleit in die zin dat bij wet wordt voorgeschreven dat iedere pensioenregeling voorziet in een bepaling betreffende toeslagverlening. Tegelijkertijd heeft de Stichting van de Arbeid in haar eerdergenoemde aanbevelingen ten aanzien van die regelingen die nog geen bestendig toeslagverleningsbeleid kennen (met name ook de rechtstreeks verzekerde regelingen) aanbevolen om daarin met spoed alsnog te gaan voorzien. Aanbevolen is een voorwaardelijk, maar wel bestendig toeslagverleningsbeleid te gaan voeren. Verder is aanbevolen om bij de financiering rekening te houden met het beleid inzake toeslagverlening en dit beleid zo transparant mogelijk te maken. Een wettelijk indexeringsvoorschrift zoals beschreven in uw voorontwerp, zal er mogelijk toe leiden dat de resterende 'witte vlek' wat betreft de toeslagverlening sneller zal verdwijnen dan langs de weg die door de SER en de Stichting van de Arbeid wordt

bepleit. De kosten daarvan zullen echter naar verwachting veel hoger zijn dan die welke voortvloeien uit het aantal deelnemers en gepensioneerden dat direct van de wet zal profiteren. De PVK zal immers gelet op de door u voorgestelde wettelijke verplichtingen grotere financiële reserves verlangen dan thans benodigd zijn in het kader van een voorwaardelijk toeslagverleningsbeleid. Op dit punt is het concept-welsvoorstel naar de mening van de Stichting zelfs in strijd met het Convenant van december 1997 tussen kabinet en Stichting van de Arbeid. Immers, daarin is de wenselijkheid uitgesproken om automatismen in pensioenregelingen te beperken en ruimte te creëren voor discretionaire bestuursbeslissingen met het oog op verbeterde mogelijkheden tot kostenbeheersing. Die aanzienlijke extra kosten worden vooral veroorzaakt door de wijze waarop u de toeslagverplichting vorm geeft. Weliswaar formeel voorwaardelijk maar wel zodanig strak gereguleerd dat, indien in enig jaar de financiële middelen onvoldoende zijn om de verplichting na te komen, men wel gehouden is om, zodra de middelen dat weer toelaten, de gemiste verhoging(en) alsnog in te halen. Het doet daarbij uiterst merkwaardig aan dat de PVK welke er juist op moet toezien dat er te allen tijde voldoende middelen aanwezig zijn, wordl verzocht dispensatie van de toeslagverlening te verlenen in geval er onvoldoende middelen zijn. Wat de technische aspecten van de beide voorontwerpen betreft, verwijst de Stichting naar de vele kritische opmerkingen die door de pensioenkoepels OPF en VB, het Verbond van Verzekeraars en door de PVK zijn gemaakt. De Stichting trekt hieruit de conclusie dat het niet alleen ten principale onjuist is om bij wet de inhoud van de arbeidsvoorwaarde pensioen te beïnvloeden, maar ook dat het technisch een buitengewoon gecompliceerde en naar verwachting ook koslbare operatie zal worden. Gelei op het vorenstaande, doet de Stichting van de Arbeid een dringend beroep op u beiden af te zien van het verder doorzetten van uw plannen tot het indienen van deze initiatiefvoorstellen. Ten slotle wil de Stichting er nog op wijzen dat de sociale partners in het kader van de totstandkoming van de geactualiseerde pensioenaanbevelingen de afspraak hebben gemaakt om in geval van vergaande inhoudelijke wetgeving op het gebied van de arbeidspensioenen, zich in de Stichting over het voortzetten van de aanbevelingen nader te beraden. drs.\e.: secrfeta cc: de^sjaatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, drs. J.F. Hoogervorst