Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Uitvoering Onderwijs te Groningen. Publicatiedatum: 15 januari 2015. Rapportnummer: 2015/010



Vergelijkbare documenten
3. Verzoekers konden zich met het voorgaande niet verenigen en dienden bij brief van 11 april 2007 een klacht in.

Rapport. Rapport over een klacht over de IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/089

Rapport. Op het verkeerde been

Rapport. Rapport over een klacht over IND uit Utrecht. Datum: 10 maart Rapportnummer: 2011/090

Rapport. Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Zaanstad. Datum: 5 februari 2015 Rapportnummer: 2015/021

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: 26 januari 2015 Rapportnummer: 2015/015

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Rapport. Datum: 15 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/282

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/081

Rapport. Datum: 23 december 2005 Rapportnummer: 2005/397

Rapport. Een onderzoek naar de informatieverstrekking door DUO over de verandering van de Wet Inburgering met ingang van 1 januari 2013.

Rapport. Datum: 31 januari 2011 Rapportnummer: 2011/032

Rapport. Datum: 11 april 2000 Rapportnummer: 2000/148

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/241

Rapport. Datum: 30 september 2005 Rapportnummer: 2005/312

Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 maart 1998 Rapportnummer: 1998/087

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 26 september 2005 Rapportnummer: 2005/293

Een onderzoek naar een klacht over de gang van zaken rond de intrekking van een aanvraag.

Rapport. Datum: 13 oktober 2004 Rapportnummer: 2004/401

Rapport. Datum: 14 januari 2011 Rapportnummer: 2011/013

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Datum: 15 november Rapportnummer: 2010/327

Rapport. Datum: 1 februari 2007 Rapportnummer: 2007/021

Rapport. Rapport betreffende een klacht over Huurcommissie te Den Haag. Datum: 10 oktober Rapportnummer: 2012/164

Rapport naar aanleiding van een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Publicatiedatum 22 juli 2014 Rapportnummer 2014/077

Verzoeker klaagt erover dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) in strijd met:

Rapport. Datum: 6 april 2006 Rapportnummer: 2006/137

4. Op 13 januari 2008 wendde verzoeker zich tot de Nationale ombudsman omdat hij nog geen nieuw besluit van de PUR had ontvangen.

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de regionale politie-eenheid Den Haag. Datum: 2 maart 2015 Rapportnummer: 2015/047

Rapport. Datum: 22 augustus 2007 Rapportnummer: 2007/173

Rapport. Rapport over een klacht over het college van burgemeester en wethouders van Emmen. Datum: 12 december Rapportnummer: 2011/358

Rapport. Datum: 2 maart 2000 Rapportnummer: 2000/077

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/239

Rapport Datum: 2 juli 2012 Rapportnummer: 2012/112

Beoordeling. Bevindingen. h2>klacht

Rapport. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over de gemeente Schiermonnikoog deels gegrond.

Rapport. Datum: 3 mei 2007 Rapportnummer: 2007/084

hem niet heeft gehoord, ondanks zijn uitdrukkelijke verzoek daartoe;

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Nederlandse consulaat te Barcelona (Spanje). Bestuursorgaan: de minister van Buitenlandse Zaken.

Rapport. De behandeling van een bezwaarschrift. Oordeel. Op basis van het onderzoek vindt de Nationale ombudsman de klacht over

Rapport. Datum: 21 augustus 2006 Rapportnummer: 2006/291

Rapport. Rapport betreffende een klacht over het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (hierna: CBR) en de gemeente Leiderdorp (hierna: gemeente).

Rapport. Hoe is jouw Zweeds? Oordeel

Deskundigenoordeel Een onderzoek naar de manier waarop het UWV. (de klacht over) een deskundigenoordeel heeft afgehandeld.

Rapport. Rapport over een klacht over de gemeenschappelijke regeling Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland te Leiden. Datum: Rapportnummer: 2014/025

Verzoekster klaagt erover dat de Informatie Beheer Groep (IB-Groep):

Rapport. Rapport betreffende een klacht over een gedraging van het College voor zorgverzekeringen. Datum: 10 mei Rapportnummer: 2012/078

Rapport. Datum: 26 juni 2001 Rapportnummer: 2001/178

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de gemeente Emmen. Datum: 16 juli Rapportnummer: 2013/086

Rapport. 2014/106 de Nationale ombudsman 1/6

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Rapport inzake een klacht over een gedraging van de Dienst Wegverkeer (RDW) uit Zoetermeer. Datum: Rapportnummer: 2011/097

Rapport. Rapport over een klacht over het College bescherming persoonsgegevens. Datum: 29 december Rapportnummer: 2011/368

Rapport. Datum: 30 juni 1999 Rapportnummer: 1999/295

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over het Ministerie van Veiligheid. en Justitie. Publicatiedatum: 23 september 2014

Rapport. Datum: 11 juli 2003 Rapportnummer: 2003/218

Rapport. Datum: 31 augustus 2005 Rapportnummer: 2005/255

Rapport. Datum: 27 december 2005 Rapportnummer: 2005/402

Rapport. Grenzeloos genieten van uw AOW?

Rapport. Rapport over een klacht over de Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht. Datum: 6 mei Rapportnummer: 2013/047

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en. Naturalisatiedienst. Publicatiedatum: 24 september 2014

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Wie betaalt de rekening? Een onderzoek naar het niet betalen van een aantal facturen door het. Ministerie van Economische Zaken

Rapport. Dat verdient geen compliment

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de William Schrikker Groep. Datum: 9 augustus Rapportnummer: 2011/241

Rapport. Datum: 27 september 2006 Rapportnummer: 2006/332

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Publicatiedatum: 15 oktober Rapportnummer: 2014 / /139 d e Natio nale o mb ud sman 1/6

Het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) zond verzoeker hiervoor op 4 november 2006 een beschikking met een sanctiebedrag van 40.

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. Datum: 17 juni Rapportnummer: 2011/186

Rapport. belang bij klachtbehandeling klacht over het college van burgemeester en wethouders van Boskoop. Datum: 7 juni Rapportnummer: 2012/096

RAPPORT 2005/320, NATIONALE OMBUDSMAN, 21 OKTOBER 2005

Beoordeling. h2>klacht

Rapport. Datum: 27 maart 2007 Rapportnummer: 2007/055

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Aanvraag bijzondere bijstand Sociale Dienst Amsterdam, regio Noord

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het Ministerie van Defensie uit Den Haag. Datum: 20 november Rapportnummer: 2011/341

Rapport. Rapport over een klacht over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te Utrecht. Datum: 7 maart Rapportnummer: 2012/035

Inburgeringsexamen gehaald, toch volle pond betaald

Rapport. Datum: 15 september 2005 Rapportnummer: 2005/266

Rapport. Datum: 13 juli 2006 Rapportnummer: 2006/242

Geen leidraad voor inzage dossier Gemeente Amsterdam Stadsdeel West Meldpunt Zorg en Overlast

Rapport. Rapport over een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Datum: Rapportnummer: 2013/058

Rapport. Datum: 28 juli 2000 Rapportnummer: 2000/257

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Hoofdstuk B12 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Rapport. Rapport over een klacht betreffende het CAK. Datum: 25 maart Rapportnummer: 2014/024

Zie onder bevindingen of volledige tekst voor de volledige tekst van het rapport.

De behandelingsduur van een nieuwe aanvraag om kinderopvangtoeslag 2014

Rapport. Datum: 24 februari 2005 Rapportnummer: 2005/049

Rapport. Weet u zeker dat u een herkeuring wilt?

Rapport. Datum: 18 september 2003 Rapportnummer: 2003/319

Rapport over een klacht over de Sociale Verzekeringsbank te Leiden. Publicatiedatum 12 augustus 2014 Rapportnummer 2014/087

Rapport. Datum: 8 augustus 2001 Rapportnummer: 2001/237

Rapport. Datum: 21 oktober 2005 Rapportnummer: 2005/320

Rapport. Rapport over een klacht betreffende de Belastingdienst/Noord. Datum: Rapportnummer: 2013/176

Rapport. Rapport betreffende een klacht over de Huurcommissie te Den Haag. Datum: 20 februari Rapportnummer: 2013/012

2. Verzoeker diende bij SenterNovem een subsidieaanvraag in voor de productie van energie door middel van fotovoltaïsche zonnepanelen.

Transcriptie:

Rapport Rapport over een klacht over de Dienst Uitvoering Onderwijs te Groningen. Publicatiedatum: 15 januari 2015 Rapportnummer: 2015/010

Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) hem bij het verstrekken van studiefinanciering niet heeft geïnformeerd dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) hem zijn verblijfsvergunning zou kunnen afnemen als hij in Portugal zou gaan studeren. Bevindingen Algemeen In januari 1998 vluchtte verzoeker vanuit Angola naar Nederland en vroeg asiel aan. Hij was toen vijftien jaar oud. Vanaf januari 2001 was hij in bezit van een verblijfsvergunning. Om zijn kansen op werk in Nederland te vergroten, onderzocht verzoeker de mogelijkheden om te studeren. Op 27 januari 2012 verzocht hij DUO om studiefinanciering voor een studie in Portugal. Voor DUO vulde hij het formulier 'Studiefinanciering hoger onderwijs voor opleidingen in het buitenland' in. Op dit formulier stonden ook vragen over zijn verblijfsstatus in Nederland. Verzoeker stuurde DUO naast dit formulier een kopie van zijn verblijfsvergunning toe. Naar aanleiding van deze informatie besloot DUO dat verzoeker in aanmerking kwam voor studiefinanciering voor een studie in Portugal. Verzoeker vertrok daarop naar Portugal om een studie te volgen. Toen de IND ontdekte dat verzoeker zijn hoofdverblijf van Nederland naar Portugal had verplaatst, trok zij de verblijfsvergunning van verzoeker in. DUO zette vervolgens de studiefinanciering stop. Verzoeker maakte bezwaar bij de IND, maar de IND verklaarde dit niet-ontvankelijk omdat de beslissing de verblijfsvergunning in te trekken naar het laatst bekende adres in Nederland zou zijn gestuurd en in de Staatscourant was gepubliceerd. Uiteindelijk heeft verzoeker beroep ingesteld tegen de beslissing. Op 26 november 2013 diende de advocate van verzoeker een klacht in bij DUO. DUO verklaarde de klacht op 5 februari 2014 ongegrond. De advocate van verzoeker legde haar klacht daarop voor aan de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman opende onderzoek en informeerde naast DUO en verzoeker ook de IND over dit onderzoek. Visie verzoeker De advocate van verzoeker meende dat hij het slachtoffer is geworden van het handelen van DUO. Zijn verblijfsvergunning is ingetrokken en zijn studiefinanciering is beëindigd. Van een goed geïntegreerde jonge man met toekomstplannen die meer dan tien jaar in het bezit was van een verblijfsvergunning is hij nu verworden tot een illegaal zonder inkomen. De advocate gaf aan dat DUO het logisch vindt dat een vreemdeling met verblijfsvergunning die in het buitenland gaat studeren zijn verblijfsvergunning (en daarmee zijn studiefinanciering) kwijtraakt omdat het hoofdverblijf wordt verplaatst. Hoewel dit gevolg van het verplaatsen van het hoofdverblijf volgens de advocate wellicht bij een jurist van DUO en bij een immigratiespecialist bekend is, is dit volgens de advocate geen feit van algemene bekendheid bij jongeren met een verblijfsvergunning. Zij wonen al vele jaren in Nederland en voelen zich Nederlander en Europeaan. Volgens de advocate staan zij er niet bij stil dat hun verblijfsvergunning (anders dan door niet te verlengen of ernstige criminele antecedenten) kan worden ingetrokken. Op het moment dat zij bij DUO alle relevante informatie over hun verblijfsrecht op tafel leggen en er ook vragen worden gesteld over hun verblijfsstatus, gaan zij er van uit dat hun situatie juist wordt beoordeeld. Het is volgens de advocate ook merkwaardig dat DUO, terwijl het volgens de reactie van 5 februari 2014 logisch is dat een verblijfsvergunning wordt ingetrokken bij een studie in het buitenland, dit 'logische' gevolg niet vermeldt als de studiefinanciering wordt aangevraagd. de Nationale ombudsman 2/6

Vreemdelingen worden onder bepaalde omstandigheden gelijkgesteld aan Nederlanders bij het toekennen van studiefinanciering, maar bij een studie in het buitenland kan niet gesproken worden van gelijkstelling. Vreemdelingen met een verblijfsvergunning raken immers hun verblijfsrecht kwijt als zij hun hoofdverblijf verplaatsen en met het verblijfsrecht hun recht op studiefinanciering. De advocate achtte het onjuist dat DUO de toekomstige studenten hier niet op wijst. Vreemdelingen hebben hier geen gelijke rechten en de advocate achtte het onjuist hen daar niet op te wijzen. De advocate gaf aan dat de IND verantwoordelijk is voor het verstrekken en intrekken van een verblijfsvergunning. Voor een burger is de overheid echter één geheel. Op het moment dat DUO naar het verblijfsrecht vraagt en dit meeneemt in de beoordeling, mag de burger er naar de mening van de advocaat van uitgaan dat deze aspecten bij de beoordeling worden meegewogen. De advocate vond het niet eerlijk voor de burger dat eerst DUO op basis van alle relevante gegevens (inclusief verblijfsrecht) bepaalt dat de burger in het buitenland kan studeren met studiefinanciering; en dat vervolgens na de start van studie in het buitenland, de verblijfsvergunning wordt ingetrokken, de studiefinanciering wordt beëindigd en de burger zonder geld, zonder verblijfsrecht en zonder toekomst in een derde land achter blijft. De advocate achtte het ook onjuist dat de overheid door DUO laat uitdragen dat studeren in het buitenland met een verblijfsvergunning en studiefinanciering mogelijk is, om vervolgens, als de student met de studie in het buitenland is gestart, alles te beëindigen. De advocate wenste dat de overheid duidelijk met één mond spreekt en burgers goed voorlicht over relevante wet- en regelgeving. Juist nu een keuze (studeren in het buitenland om de kansen op de Nederlandse arbeidsmarkt te vergroten) zulke vergaande gevolgen heeft (gedwongen terugkeer naar Angola van een goed geïntegreerde jongere na een verblijf van meer dan tien jaar, en een grote studieschuld) is het volgens de advocate aan de Nederlandse overheid om hier zorgvuldig in te handelen. Volgens de advocate is de stelling van DUO dat de IND het onderzoek naar verzoeker had geïnitieerd, onjuist. De advocate had informatie ontvangen van de IND waaruit volgens haar bleek dat DUO de zaak had aangekaart bij de IND. De advocate kon deze opmerking van DUO dan ook niet plaatsen. De advocate verzocht de Nationale ombudsman dan ook om de klacht gegrond te verklaren en DUO te adviseren de handelwijze en voorlichting in de toekomst aan te passen. Verder verzocht de advocate de Nationale ombudsman om DUO te adviseren om contact op te nemen met de IND om een oplossing te zoeken voor de groep jongeren die door dit beleid zijn getroffen en hen niet de dupe te laten worden van verkeerde en onvolledige voorlichting. Visie DUO DUO meldde de advocate dat geen gebruik was gemaakt van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de herziening van het recht op studiefinanciering. DUO gaf aan dat het bij een aanvraag voor studiefinanciering in eerste instantie diende te bepalen of de aanvrager voor studiefinanciering in aanmerking komt. De hoofdregel is dat studenten met de Nederlandse nationaliteit in aanmerking kunnen komen. In sommige gevallen kunnen echter ook buitenlandse studenten in aanmerking komen voor studiefinanciering. Daarbij kunnen twee groepen worden onderscheiden. De eerste groep betreft studenten die aanspraak kunnen maken op Nederlandse studiefinanciering. De tweede groep betreft aanvragers die behoren tot een groep van personen die bij algemene maatregel van bestuur op het gebied van studiefinanciering worden gelijkgesteld met aanvragers die de Nederlandse nationaliteit bezitten. Dat is de groep die volgens DUO in deze zaak relevant is. Dit laatste betreft aanvragers die in Nederland rechtmatig verblijven omdat ze beschikken over één van de in het Besluit studiefinanciering 2000 specifiek omschreven categorieën verblijfstitels. de Nationale ombudsman 3/6

Om te kunnen beoordelen of een aanvrager die niet de Nederlandse nationaliteit heeft (de 'vreemdeling' zoals dat in de wetgeving wordt aangeduid) aanspraak kan maken op studiefinanciering moet volgens DUO dus worden bepaald over welke verblijfstitel hij of zij beschikt. Daarbij maakt het dus niet uit of de aanvraag een opleiding in Nederland of daarbuiten betreft. Gelijkstelling met Nederlanders betekent ook, dat na vaststelling dat men aanspraak kan maken op studiefinanciering vervolgens ook alle rechten en plichten gelden die daaraan zijn verbonden. Dat houdt dus ook de mogelijkheid in om (tijdelijk of permanent) een studie buiten Nederland te volgen mét studiefinanciering. Zodra DUO vaststelt dat de aanvrager beschikt over één van de verblijfstitels die ertoe leiden dat men met Nederlanders gelijkgesteld moet worden, kan DUO de aanvraag niet op grond van het ontbreken van die verblijfstitel afwijzen. Vervolgens is volgens DUO de vraag aan de orde of de aanvrager een opleiding gaat volgen die op zich recht geeft op studiefinanciering. Als ook dat het geval is moet er ook daadwerkelijk studiefinanciering worden toegekend. Het is volgens DUO niet aan DUO om te bepalen of een aanvrager vervolgens door het gaan volgen van de opleiding de voorwaarden van de verblijfstitel schendt en daar al bij de toekenning van de studiefinanciering op te anticiperen. DUO meldde dat het niet zelf had besloten om de gegevens van alle jongeren aan wie studiefinanciering is toegekend voor een opleiding in het buitenland door te spelen aan de IND. Er is sprake van uitwisseling van informatie en kennis tussen verschillende overheidsinstanties. Zo maken ook meerdere instanties, zoals DUO en de IND, gebruik van bepaalde gegevensbestanden zoals bijvoorbeeld de gemeentelijke basisadministratie. De IND heeft volgens DUO formeel zélf een onderzoek geïnitieerd waarin de vraag aan de orde was of - onder andere - verzoeker zich aan de voorwaarden, verbonden aan zijn verblijfstitel heeft gehouden. Op grond van de Vreemdelingenwet is DUO verplicht aan een dergelijk onderzoek mee te werken. Volgens DUO heeft de IND vervolgens kennelijk vastgesteld dat verzoeker zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden omdat hij geen hoofdverblijf (meer) in Nederland heeft. Welke voorwaarden er voor hem gelden en golden is hem door de IND bekendgemaakt bij verlening en/of verlenging van de verblijfstitel. DUO gaf aan dat de IND met regelmaat verblijfsvergunningen intrekt van personen die daar niet meer voor in aanmerking komen. DUO wordt niet geïnformeerd over de reden van de intrekking. Bij het vervallen van het verblijfsrecht, vervalt ook het recht op sociale voorzieningen, waaronder de studiefinanciering. Volgens DUO was het bij het toekennen van de studiefinanciering van verzoeker niet bekend met een soortgelijke situatie als die van verzoeker. DUO gaf aan dat de IND de vreemdeling informeert over de voorwaarden waaronder hij zijn verblijfsvergunning krijgt. Net zoals DUO een studerende informeert over de voorwaarden waaronder studiefinanciering wordt toegekend. DUO meende dat verzoeker ook zonder dat DUO hem uitdrukkelijk had gewezen op de mogelijke consequenties voor zijn verblijfstitel van het gaan studeren in Portugal, had kunnen en moeten weten dat hij zijn hoofdverblijf in Nederland zou moeten houden. In een ideale situatie zou DUO iedere aanvrager moeten kunnen wijzen op alle gevolgen die een bepaalde keuze voor hem of haar zou kunnen hebben, ook in relatie tot andere instanties. Volgens DUO was dit geen reëel beeld van wat mogelijk is. DUO kan en mag niet bij voorbaat treden in een beslissingsbevoegdheid die bij een andere instantie is belegd. Voor DUO stond vast dat verzoeker op basis van zijn verblijfstitel geen aanspraak (meer) heeft op studiefinanciering. Los van het feit dat deze beslissing in de klachtenprocedure niet ter discussie kan staan, zag DUO ook geen andere mogelijkheden om verzoeker en de andere aanvragers die het betreft tegemoet te komen. Voor wat betreft de feitelijke beslissing om de verblijfstitel in te trekken diende de advocate zich tot de IND te wenden. DUO ging er vanuit dat dat inmiddels was gebeurd. de Nationale ombudsman 4/6

DUO besefte heel goed dat de gang van zaken een enorme impact had op verzoeker en de andere aanvragers die het betrof. Dat liet volgens DUO echter onverlet dat verzoeker had kunnen weten dat het feit dat hij in de praktijk niet meer in Nederland zijn hoofdverblijf had, in zou kunnen houden dat hij het recht op verblijf als vreemdeling in Nederland zou verliezen. Als iemand een voltijdstudie in Portugal gaat doen, dan is het volgens DUO niet logisch om te veronderstellen dat je dan gelijktijdig hoofdzakelijk in Nederland zou gaan verblijven, en juist daarvoor was door de IND een titel afgegeven. Beoordeling De Nationale ombudsman beoordeelt de gedraging van DUO aan de hand van het behoorlijkheidsvereiste van goede informatieverstrekking. De overheid zorgt ervoor dat de burger de juiste informatie krijgt en dat deze informatie klopt en volledig en duidelijk is. Zij verstrekt niet alleen informatie als de burger erom vraagt, maar ook uit zichzelf. De overheid is verplicht de burger gevraagd en ongevraagd alle informatie te geven over handelingen en besluiten die de belangen van de burger kunnen raken. Zij is daarbij servicegericht en stelt zich actief op om de informatie die van belang is tijdig op eigen initiatief te geven. Wanneer een burger een belangrijke stap zet in zijn leven (life event), dan kan dat gevolgen hebben voor zijn of haar status bij verschillende overheidsinstellingen. Studeren in het buitenland valt daar onder, in het bijzonder voor een burger met verblijfsstatus. Overheidsinstellingen dienen in dergelijke gevallen niet alleen onderling informatie uit te wisselen over de status van burgers; zij dienen waar mogelijk ook burgers te informeren dat de wijziging in hun levenssituatie mogelijk gevolgen heeft voor hun status bij andere overheidsinstellingen. Als verzoeker had geweten dat zijn verblijfsvergunning in gevaar zou komen wanneer hij in het buitenland zou gaan studeren, had hij vermoedelijk geen studiefinanciering aangevraagd. In het geval van verzoeker wisselde DUO wel informatie uit met de IND, maar niet met verzoeker. DUO maakte de keuze om zich strikt aan de eigen procedures te houden en de mogelijke gevolgen van de toekenning van de studiefinanciering voor de verblijfsstatus buiten beschouwing te laten. DUO was ervan op de hoogte dat verzoeker in het bezit was van een verblijfsvergunning. Het had verzoeker dan ook actief kunnen adviseren om bij de IND te informeren of de studie in het buitenland gevolgen voor zijn verblijfsstatus zou hebben. Verzoeker stond uiteindelijk met lege handen. Hij kreeg ongevraagd te maken met een intrekking van zijn verblijfsvergunning toen hij studiefinanciering kreeg toegekend. Door de intrekking van de verblijfsvergunning had hij ook geen recht meer op studiefinanciering. DUO had met een kleine inspanning, door hem al bij zijn aanvraag te verwijzen naar de IND voor nadere informatie, grote problemen voor verzoeker kunnen voorkomen. Door dit na te laten, heeft DUO gehandeld in strijd met het vereiste van goede informatieverstrekking. Slotbeschouwing In een maatschappij die steeds complexer en onoverzichtelijker wordt, krijgt de burger te maken met een toenemend aantal overheidsinstellingen die betrokken zijn bij zijn of haar persoonlijke leven. Dit betekent dat een life event gevolgen kan hebben voor de positie en rechten van de burger bij meerdere overheidsinstellingen. Voor de burger is vaak niet te overzien welke gevolgen zijn of haar handelingen op dit gebied teweeg kunnen brengen. In het verleden hebben overheidsinstellingen plannen gemaakt om een 'portal' in te richten, waar zij rond een life event burgers informatie geven over de rol en voorwaarden van elk van de betrokken overheidsinstellingen. Een dergelijk 'portal' kan bijdragen aan een uniform en vertrouwenwekkend beleid naar burgers toe, niet alleen voor DUO en IND wat betreft het aanvragen van studiefinanciering voor een studieverblijf in het buitenland, maar ook voor andere de Nationale ombudsman 5/6

overheidsinstellingen. Conclusie De klacht over de onderzochte gedraging van de Dienst Uitvoering Onderwijs te Groningen, is gegrond wegens schending van het vereiste van goede informatieverstrekking. Aanbeveling De Nationale ombudsman beveelt DUO aan om in de toekomst burgers met een verblijfsvergunning die studiefinanciering in het buitenland aanvragen, op de eigen website en bij een aanvraag voor studiefinanciering te waarschuwen dat dit consequenties kan hebben voor de verblijfsstatus en te adviseren om eerst informatie in te winnen bij de IND. Daarnaast beveelt de Nationale ombudsman DUO aan om contact op te nemen met de IND om een oplossing te zoeken voor verzoeker en voor andere burgers die in soortgelijke omstandigheden hun verblijfsvergunning dreigen kwijt te raken. De Nationale ombudsman, mr. F.J.W.M. van Dooren, waarnemend ombudsman de Nationale ombudsman 6/6