Vrienden voor het leven of klanten voor maar even?



Vergelijkbare documenten
Toelichting kwaliteitslabel

Ontwikkelingen in het

Samenwerken, netwerken en clustering in de erfgoedsector

Dialoogmuseum Parkabdij. toekomstvisie op de geïntegreerde erfgoedwerking van CRKC. Adviesforum CRKC 22 september 2016 Interdiocesaan Centrum, Brussel

Cultureel erfgoed = roerend en immaterieel erfgoed = Cultuur => Gemeenschapsmaterie

Informatiemoment Grote lijnen van een nieuw CULTUREEL- ERFGOEDDECREET TOELICHTING KVS

Vrijdag 7 september Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Woensdag 6 april 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Erfgoeddag 11e editie Armoe troef

DECREET. houdende de erkenning en de subsidiëring van organisaties voor volkscultuur en de oprichting van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cultureel-erfgoedconvenant tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband van het Land van Waas

INTERGEMEENTELIJKE ONROERENDERFGOED- DIENSTEN (IOED S)

Gecoördineerde tekst:

Het museum: - beschikt over een kwaliteitslabel als museum - heeft tijdig een aanvraag ingediend voor Vlaamse indeling en subsidiëring

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Gezocht én gevonden: vrijwilligers met een hart voor religieus erfgoed Lothar Casteleyn, Coördinator Erfgoedbeleid

Eerst en vooral wil ik de Koninklijke Oudheidkundige Kring van het. Land van Waas bedanken voor de uitnodiging en de jarige proficiat

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Regionale infosessie Erfgoeddag 2016 Rituelen

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Regionale depotwerking in de PROVINCIE ANTWERPEN

[ew32] 4 SUG s. Serious Game vs. Urban Game vs. Serious Urban Game. Nieuwe tendensen binnen digitale participatie

Zorg voor kloostererfgoed. Wat doet het CRKC voor de kloosters?

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Maandag 17 mei 2010 Erfgoedconvenant Land van Rode

Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed in Vlaanderen

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cultureel-erfgoedconvenant tussen de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschapscommissie

Subsidiedossier Projectsubsidiereglement van 4 februari 2009 ter versterking van het lokaal cultureel erfgoedveld herziene versie juli 2010

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Centrum voor Religieuze Kunst en Cultuur vzw - Kerkenbeleidsplannen - Werking

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Erfgoedhalte Sport. A rc hiefbankv laand eren. een blik terug op een geslaagde wisselwerking tussen sport en erfgoed

college van burgemeester en schepenen Zitting van 11 maart 2016

Advies. Voorontwerp van decreet houdende wijziging van decretale bepalingen inzake wonen als gevolg van het bestuurlijk beleid

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

I. Toetsing van het voorliggend ontwerp van decreet aan het advies van de Raad voor de Kunsten van 3 maart 2004

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001

Instelling. Onderwerp. Datum

ERFGOED IN MIJN STRAAT

Onderzoek naar archieven en collecties in de beeldende kunsten

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Vlaamse Regering. Erfgoedconvenant tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband van het Land van Waas.

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Bediende in de logistieke sector: kansen voor vrouwen?

Reglement museumregistratie

vijf misverstanden om komaf mee te maken in een toekomstig cultureel-erfgoedbeleid

Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR. Persconferentie Museum aan de Stroom (MAS)

In de bres voor het Brabants trekpaard.

POP Eerste gekozen competentie: De markt analyseren en interpreteren Wat is mijn huidige niveau op deze competentie? Waarom?

betreffende het samenvoegen van de bevoegdheden Roerend Erfgoed en Onroerend Erfgoed

VR DOC.0432/1

Werkconferentie woensdagmiddag 24 april Erfgoednota Leiden Startdocument voor hoofdthema Stad van (internationale) kennis en collecties

houdende de ondersteuning van cultureelerfgoedwerking in Vlaanderen

Voorstelling project Het geheugen van de sport door Bregt Brosens, Sportimonium

STEL U KANDIDAAT ALS COMMISSIELID OF EXPERT CULTUREEL ERFGOED

Maandag 21 november Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR

Erfgoedhuis Kortenberg. samen werk samen sterk

uitnodiging Het aantal beschikbare plaatsen is beperkt. We vragen u om tijdig uw aanwezigheid te bevestigen.

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Dit advies wordt schriftelijk afgehandeld na een bespreking in de vergadering van de sectorraad Kunsten en Erfgoed van 6 juni 2008.

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Hoe ontwikkel ik. Lezing van Ineke Strouken op 19 maart in Nieuwegein. Geachte dames en heren, Volkscultuur

De gemeenteraad. Ontwerpbesluit

Krachtlijnen voor een nieuwe organisatie opvang en vrijetijd van kinderen. Ronde van Vlaanderen 2016

Vrijdag 18 november 2011 Toespraak van JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR Jubileum 25 jaar Fevlado-Diversus - Gent

zittingsjaar Handelingen Commissievergadering Commissie voor Woonbeleid, Stedelijk Beleid en Energie

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Actie ter ondersteuning van de federale beleidsnota drugs

Kaderconventie van de Raad van Europa over de bijdrage van cultureel erfgoed aan de samenleving, opgemaakt in Faro op 27 oktober 2005

erfgoed = alles wat we overerven van vorige generaties en wat we het bewaren waard vinden

AMATEURKUNSTEN EN ERFGOED

Productontwikkeling 2.0

SURPLUS. het clubbegeleidingsproject van de Vlaamse Liga Gehandicaptensport vzw. Blijf niet surplace maar kies voor SURPLUS

Inhoudstafel. Reglement. Artikel 1. Doel. Artikel 2. Definities (cfr. Cultureel-erfgoeddecreet, 6 juli 2012)

Ik was er zelf bij toen hier, in het Vlaams Parlement, precies 5 jaar. geleden, de Vlaamse Gebarentaal (VGT) unaniem en met veel

CULTUREEL- ERFGOEDDECREET VAN 6 JULI 2012

Het varend erfgoed decreet en de VIOE-inventaris. Maarten Van Dijck

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

vzw Kempens Landschap

DE VLAAMSE MINISTER VAN CULTUUR, JEUGD, SPORT, BRUSSELSE AANGELEGENHEDEN EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING,

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Mening van het digitaal Burgerpanel Oss over: Kunst en Cultuur. Gemeente Oss. December 2013

Infosessie Erfgoeddag 2017 Brugge. Maandag 19 september 2016

Overzicht vragen aanvraag Inventaris Vlaanderen

Verhaal van verandering

Het informatieplan: instrument voor een succesvolle omgang met je digitale. collecties en archieven. #informatieplan

WORKSHOP ONDERZOEKSMETHODEN

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

Cijferboek cultureel erfgoed algemeen rapportageverslag

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

ERFGOEDDECREET VAN 6 JULI 2012 SAMENWERKINGSVERBANDEN EN DE

Transcriptie:

Faculteit Toegepaste Economische Wetenschappen Academiejaar 2008-2009 Vrienden voor het leven of klanten voor maar even? Een analyse van vriendenkringen van Gentse erfgoedinstellingen en aanbevelingen voor een vriendenkring van het Stadsmuseum Gent (STAM) Marieke Vangheluwe UA-begeleidster: Rita De Graeve Instellingsbegeleidster: Christine De Weerdt Scriptie ingediend tot het behalen van de graad Master in het cultuurmanagement 1

EXECUTIVE SUMMARY Deze scriptie heeft als doel aanbevelingen te doen voor een eventuele vriendenkring van het Stadsmuseum Gent (STAM) dat in 2010 zijn deuren opent. Om tot deze aanbevelingen te komen, heb ik verschillende zaken onderzocht. Ik deed een onderzoek naar de bestaande vriendenkringen van erfgoedinstellingen in Gent via gestructureerde interviews. Daarin vroeg ik hen naar de erfgoedinstelling zelf, de vriendenkring, de raad van bestuur, de voordelen die vrienden kregen en de steun die de erfgoedinstelling ontving van de vriendenkring. Deze gecodeerde antwoorden legde ik naast elkaar. Daarnaast maakte ik een overzicht van wat er in de literatuur over de organisatie van vriendenkringen werd geschreven. Ik maakte daar ruwweg een onderscheid tussen het Amerikaanse systeem van vriendenkringen en het Europese systeem van vriendenkringen. Het Amerikaanse systeem behandelt de vrienden als klanten en is vooral uit op financiële steun, het Europese systeem verwacht minder financiële return, maar wel persoonlijke betrokkenheid en actieve inzet voor de vriendenkring en het museum. Verder heb ik ook een SWOT-analyse van het STAM geüpdatet om een goed zich te krijgen over de werking van het STAM op dit moment. Ook enkele externe factoren die naar mijn mening invloed kunnen hebben op een vriendenkring van het STAM nam ik onder de loep. Ten laatste zocht ik nog enkele specialisten ter zaken op om van hen een diepte-interview af te nemen. Daarin vroeg ik hun mening over de organisatie van vriendenkringen algemeen en specifiek voor het STAM. Rekening houdend met al deze factoren besloot ik dat er wel degelijk plaats is voor een vriendenkring van het STAM, maar dat er rekening moet gehouden worden met eventuele concurrentie met andere vriendenkringen. Naar mijn mening moet de belangrijkste functie van een vriendenkring voor het STAM het verbreden van het maatschappelijk draagvlak voor het museum zijn. De organisatie van deze vriendenkring kan volgens mij best aangepakt worden door de leden lid te laten worden van Gent Cultuurstad vzw en hen niet in een aparte vzw te verenigen. Er dienen werkgroepen opgericht te worden binnen de vriendenkring die activiteiten organiseren of uitvoeren in functie van de vriendenkring. Dit dient te gebeuren in overleg met personeel van het museum. Het integreren van de vriendenkring in de museumstructuur heeft volgens mij als voordeel dat de vrienden professioneler te werk kunnen gaan en dat, indien er meningsverschillen zijn tussen de vrienden en het museum, de vrienden minder snel een machtsblok kunnen vormen die het museum tegenwerken. Naar mijn mening kan een gewoon lidmaatschap 25 euro kosten en kunnen er ook duolidmaatschappen, en studentenkortingen aangeboden worden. Ik deed enkele voorstellen van voordelen die aan de vrienden kunnen aangeboden worden. Verder stel ik voor ook een lidmaatschap aan te bieden dat meer kost, maar geen extra voordelen oplevert en ook de mogelijkheid tot een bedrijfslidmaatschap moet ontwikkeld worden. 2

Vrijwilligers zijn in dit voorstel van een vriendenkring absoluut noodzakelijk om bij te springen omdat er slechts 1/5 VTE is ingepland in het personeelsplan om de vriendenwerking te coördineren. Deze vrijwilligers zou ik groeperen in werkgroepen die zich voor één bepaalde activiteit inzetten. Los van de vriendenkring kunnen er ook vrijwilligers zijn die zich inzetten voor de erfgoedcel. Deze mensen kunnen volgens mij na een bepaalde periode ook beloond worden met een gratis lidmaatschap van de vriendenkring. De vrienden zullen in deze manier van werken door het betalen van een lidmaatschap weinig geld opbrengen voor de vriendenkring, behalve via de bedrijfslidmaatschappen. Ik stel daarom voor de vrienden in te zetten om extra activiteiten te organiseren om zo geld in te zamelen of andere mensen aan te moedigen om giften te doen. Als allerlaatste punt maakte ik een zijspoor. Ik stel immers dat het wel mogelijk is om een Amerikaanse vorm van een vriendenkring op te zetten voor het STAM. Deze vrienden worden dan gezien als klanten en met dit systeem wordt er doorgaans meer geld geïnd via lidmaatschappen. Er moet dan echter wel aan enkele voorwaarden voldaan worden. Er moet meer personeel aangeworven, er moet inventiviteit aanwezig zijn om exclusieve voordelen aan de hoogste categorieën leden aan te bieden en er is ook een mentaliteitswijziging nodig. Ik deed in functie van een toekomstige vriendenkring van het STAM een voorstel dat naar mijn mening het meer realistische is, maar merkte ook op dat er in de toekomst andere mogelijkheden zijn. Daarvoor moet echter een grotere inspanning gebeuren en zal men ook een verandering in de mentaliteit moeten verwezenlijken. Het is aan het STAM om te kiezen voor dat wat zij best realiseerbaar zien. 3

Inhoudstafel EXECUTIVE SUMMARY...2 DANKWOORD...6 1.INLEIDING...7 2. PROBLEEMSTELLING...8 3. WERKWIJZE & METHODOLOGIE...9 3.1. Gestructureerde interviews...10 3.2. SWOT-analyse...12 3.3. Diepte-interviews...12 4. BEGRIP ERFGOED EN BESCHRIJVING VAN HET ERFGOEDVELD...14 4.1 Termen roerend, onroerend, immaterieel en cultureel erfgoed...14 4.2 Erfgoedbeleid...14 5. VRIENDENKRINGEN IN GENT: EEN ANALYSE...20 Inleiding...20 5.1. De erfgoedinstelling...21 5.2. De vriendenkring...22 5.3. Raad van bestuur...33 5.4. Voordelen en activiteiten voor de vriendenkring...38 5.5. Op welke manier steunt de vriendenkring de erfgoedinstelling?...45 Financiële steun...45 Personele steun...49 Andere steun...53 5.6. Relatie tussen erfgoedinstelling en vriendenkring...54 5.7. Contacten met andere verenigingen...57 5.8. Conclusies...58 6. THEORIE IN VERBAND MET VRIENDENKRINGEN...60 4

6.1. Is een vriendenkring de moeite waard?...60 6.2. Hoe zijn vriendenkringen georganiseerd?...60 6.3. Vrienden, donateurs en vrijwilligers...66 7. DE ORGANISATIE VAN EEN POTENTIËLE VRIENDENKRING VAN HET STAM AFHANKELIJK VAN INTERNE EN EXTERNE FACTOREN...73 7.1. Intern: STAM...73 7.2. Externe actoren binnen de invloedssfeer van een potentiële vriendenkring van het STAM...84 8. CONCRETE AANBEVELINGEN: HOE GAAT HET STAM BEST OM MET ZIJN VRIENDENKRING?...97 8.1. Is een vriendenkring de moeite waard?...97 8.2. Concurrentie met andere vriendenkringen...98 8.3. Belangrijkste Functie van de vriendenkring...99 8.4. Organisatie van een vriendenkring...100 8.5. Lidmaatschap definiëren...102 8.6. Welke leden?...106 8.6. Vrijwilligers...106 8.7. Donateurs...108 8.8. FVMB...109 8.9. Besluit...109 9. AANBEVELINGEN VOOR VERDER ONDERZOEK...110 10. BIBLIOGRAFIE...111 5

DANKWOORD Ik dank in de eerste plaats Christine De Weerdt, coördinator van het STAM, voor het aanbrengen van mijn scriptieonderwerp. Ook Rita De Graeve wil ik hier vermelden voor het aanvaarden van het promotorschap van deze scriptie. Ik wil hen beide uitgebreid bedanken voor de tijd die ze voor me namen, de richtlijnen en het deskundig advies. Verder wil ik ook alle mensen van het STAM bedanken voor de bemoedigende woorden en voor het feit dat zij er mee voor zorgden dat ik deze scriptie in een aangename omgeving kon uitwerken. Ook alle mensen die ik interviewde wil ik bedanken voor de medewerking en voor de tijd die ze voor mij wilden vrijmaken. Voorts zijn er nog heel wat mensen die mij hielpen bij het nalezen van deze scriptie en voor het verwerken van de lay-out. Ik wil hiervoor mijn dankwoord richten aan Niek, Sarah, tante Dorien, Leen en mama. Tot slot verdienen mijn vriend, Niek en mijn ouders een extra vermelding om mij te blijven steunen en bij te staan tijdens het schrijven van dit eindwerk. 6

1.INLEIDING Mijn studies Cultuurmanagement aan de Universiteit Antwerpen houden in dat ik tijdens het tweede semester van het academiejaar een praktijkproject doe in een culturele instelling. Dit kan worden gezien als een onderzoek naar een managementprobleem binnen de organisatie waarover uiteindelijk ook een scriptie moet worden ingediend. De jaren voorafgaand aan deze studie studeerde ik geschiedenis aan de Universiteit Gent. Mijn interesse in geschiedenis en erfgoed brachten mij tijdens deze studie al in contact met Tijdsbeeld-Pièce Montée, een bedrijf uit Sint-Amandsberg dat onder andere de research en het ontwerp doet van historische tentoonstellingen. Zij waren op dat moment bezig met de inhoudelijke uitwerking van het Stadsmuseum Gent (STAM) en ik kon voor de stage van het vak Publieksgeschiedenis van professor Bruno De Wever en professor Gita Deneckere terecht bij dit bedrijf. Ik hielp hen gedurende enkele weken met het zoeken naar verschillende soorten afbeeldingen van de stad Gent, groepsportretten van Gentenaars, krantenkoppen met belangrijke gebeurtenissen in Gent en filmaffiches van Gentse cinema s. Deze zoektocht bracht me langs verschillende Gentse archieven. Deze afbeeldingen zouden zowel worden gebruikt in de vaste tentoonstelling als ter illustratie van de multimediatoepassing met de stratenplannen van Gent. Dit STAM is het voornaamste project van de erfgoedcel van Gent die de naam Gent Cultuurstad draagt. Het lag, gezien deze eerdere fijne kennismaking, voor de hand deze organisatie te contacteren voor mijn praktijkproject. Christine De Weerdt, projectleidster van Gent Cultuurstad, had een interessant voorstel voor een onderzoek. Ze gaf aan dat er belangstelling was voor een onderzoek rond vriendenkringen van erfgoedinstellingen. De probleemstelling van dit onderzoek wordt verder uitgelegd in het volgende deel. 7

2. PROBLEEMSTELLING Zoals ik in de inleiding al aanhaalde, nam ik voor mijn praktijkproject contact op met Gent Cultuurstad. Christine De Weerdt deed een voorstel voor een onderzoek naar vriendenkringen van musea. De aanleidingen voor dit onderzoek waren tweeërlei. Enerzijds besprak de werkgroep publiekswerving musea, die uitgaat van Gent Cultuurstad, dit thema voor de Erfgoeddag, die in 2009 het onderwerp Uit Vriendschap!? meekreeg. Er bleken grote verschillen te bestaan tussen de vriendenverenigingen van de verschillende musea en erfgoedinstellingen. De meesten bleken ook te kampen met een aantal uitdagingen, voornamelijk op het gebied van verjonging en uitbreiding van de ledenaantallen. Anderzijds wilde het STAM bij zijn opening een nieuwe vriendenkring oprichten, maar vroeg men zich af hoe dit het best aan te pakken. Een deel van deze scriptie heeft dus tot doel een overzicht te geven van de bestaande vriendenkringen in Gent. De negen erfgoedinstellingen met een vriendenkring in Gent die ik moest onderzoeken zijn S.M.A.K., Stadsarchief, Dienst Stadsarcheologie, Museum Dr. Guislain, Huis van Alijn, MIAT, Wereld van Kina, Kunsthal Sint- Pietersabdij en het Museum voor Schone Kunsten. De kringen worden vergeleken op vlak van de aanpak van de organisatie, de voordelen die de vrienden krijgen en de steun die de erfgoedinstellingen van de vrienden ontvangen. Die beschrijving van het veld van vriendenkringen in Gent stelt de vriendenkringen in staat zichzelf te vergelijken met de hen omringende kringen. Een tweede doel van dit onderzoek is aanbevelingen doen voor het STAM over hoe zij hun vriendenkring best kunnen organiseren. Het opstarten van een vriendenkring vereist namelijk enige bezinning vooraleer eraan te beginnen. De bestaande vriendenkringen geven immers zelf enkele heikele punten aan die ik in de aanbevelingen voor de vriendenkring van het STAM zal proberen te voorkomen. Ook is er binnen de bestaande vriendenkringen een verschil te ontdekken tussen de aanpak binnen het Amerikaanse en het Europese systeem. Daarbij is het ook aangewezen zich af te vragen welke voor- en nadelen de systemen met zich meebrengen. De vraag die we bij dit onderzoek stellen zijn de volgende: Hoe zijn vriendenkringen in Gent samengesteld en hoe oefenen ze invloed uit op de erfgoedinstellingen? Ten tweede vraag ik me af: hoe kan de vriendenkring van het STAM best worden georganiseerd? Om dit onderzoek tot een goed einde te brengen, ging ik op verschillende manieren te werk. Ik deed gestructureerde interviews, nam diepte-interviews af en verdiepte me ook in literatuur over vriendenkringen, maar meer hierover in het volgende onderdeel over de werkwijze en methodologie. 8

3. WERKWIJZE & METHODOLOGIE Om een zicht te krijgen op de Gentse vriendenkringen van erfgoedinstellingen, nam ik negen vriendenkringen van erfgoedinstellingen onder de loep. Ik sprak daarvoor telkens een contactpersoon aan ofwel een personeelslid van de vriendenkring ofwel een lid van de raad van bestuur van de vriendenkring die ik een vragenlijst voorlegde. De resultaten van die gestructureerde interviews vergeleek ik met elkaar, om zo een goed overzicht te krijgen. Voor de aanbevelingen voor het STAM verdiepte ik me in de literatuur die over de organisatie van vriendenkringen te vinden is. Die is eerder schaars en moeilijk te vinden, het meest vond ik in de bibliotheek van de Boekmanstichting in Amsterdam. Uit die literatuur distilleerde ik de belangrijke punten over de voor- en nadelen van de verschillende organisatievormen van de vriendenkringen, de manier waarop men een vrijwilligerswerking kan organiseren en op welke manier er aan fondsenwerving kan gedaan worden in relatie met een vriendenkring. Daarnaast ging ik op zoek naar de situatie van het STAM, die ik vanuit verschillende perspectieven bekeek. Die hebben immers ook een invloed op de manier waarop dit museum een potentiële vriendenkring kan opzetten. Ik bracht de interne situatie van het STAM in kaart, door hun SWOT-analyse, die dateerde uit 2006, up te daten. Enkele externe factoren die ook een mogelijke invloed zouden kunnen hebben op een vriendenkring van het STAM, onderzocht ik via literatuur. Ik besprak aan de hand van het erfgoedbeleidsplan van de stad Gent welke typisch Gentse verschijnselen een invloed zouden kunnen hebben. Ik makte een kort overzicht van de tendensen op vlak van vriendenkringen en verenigingen, vrijwilligerswerk en fondsenwerving in Vlaanderen. Met deze zaken in het achterhoofd interviewde ik enkele mensen die de nodige kennis hebben over vriendenkringen, het erfgoedveld of het culturele veld in Gent. De diepte-interviews leverden heel wat - soms tegenstrijdige - meningen op over vriendenkringen algemeen en ook specifiek voor een potentiële vriendenkring van het STAM. Uit de theorie, de interne en externe factoren, de interviews en ook uit de vergelijking van de gestructureerde interviews van de vriendenkringen in Gent, distilleerde ik mijn concrete aanbevelingen voor een vriendenkring van het STAM. BEGRIPSBEPALING Voor we verdergaan met de scriptie wil ik enkele begrippen uitleggen. Voor de algemene noemer vrienden, gebruik ik de term vriendenkring en niet vriendenvereniging omdat deze laatste term kan wijzen op het juridisch statuut. Dit terwijl niet alle vriendenkringen ook werkelijk verenigingen zonder winstoogmerk zijn. De vriendenkring van Museum Dr. Guislain heeft bijvoorbeeld geen apart juridisch statuut. De algemene noemer is dus vriendenkring, indien ik het heb over een vereniging verwijs ik naar het statuut. 9

Ik gebruik ook het algemene begrip erfgoedinstelling, maar dit behelst verschillende soorten instellingen. Het grootste aantal zijn musea, maar ook het Stadsarchief en de Dienst Stadsarcheologie zijn hierbij gerekend. Zij hebben geen museale functie en kunnen dus ook niet als dusdanig beschreven worden. Het begrip erfgoedinstelling is dan ook gebruikt omdat al deze instellingen onder de brede noemer van erfgoed vallen. Zij zijn instellingen die erfgoed ontsluiten en/of bewaren. In wat volgt, ga ik dieper in op de verschillende onderzoeken. Ik sta stil bij de manier waarop ik de gestructureerde interviews, de herwerking van de SWOT-analyse en de diepte-interviews heb aangepakt. 3.1. GESTRUCTUREERDE INTERVIEWS De bedoeling van dit onderzoek is een zicht krijgen op de Gentse vriendenkringen van erfgoedinstellingen. Ik heb die op verschillende punten met elkaar vergeleken, mijn onderzoeksontwerp is dus comparatief. Ik zocht naar kwantitatieve gegevens, via gestructureerde interviews. De gestructureerde interviews verlopen via een gestandaardiseerd interviewplan, waarbij elke respondent dezelfde vragen krijgt op dezelfde manier en in dezelfde volgorde. Er worden daarbij gesloten vragen gesteld met vastgestelde antwoordcategorieën. Enkele keren gebruikte ik echter ook open vragen, omdat ik van bepaalde zaken vroeg naar de oorzaak of de verklaring ervan. De voordelen van deze manier van werken zijn dat de verschillen in de antwoorden de echte variatie (i.e. de onderlinge verschillen) weergeven, ze worden dus niet veroorzaakt door de manier van vragen stellen. Verder zijn de data gemakkelijk te verwerken door de gesloten en gecodeerde antwoordcategorieën en zijn de data correct, aangezien de interviewer de antwoorden niet moet interpreteren voor hij/zij ze registreert. Wat bij deze methode mogelijk wel problemen kan geven is in de betekenis van de vraagstelling. De kans bestaat dat niet elke respondent dezelfde betekenis geeft aan bepaalde concepten en dus op een andere manier antwoordt (Cursus onderzoeksmethodologie Liesbeth Adriaenssens, 2009). Bij het opstellen van mijn vragenlijst baseerde ik me op een onderzoek van Brugman en Vernoy (Brugman, H. & Vernoy, M., 1989: bijlage 1-19). Ik heb hun vragenlijst geactualiseerd en aangepast aan de Vlaamse/ Belgische realiteit. Ik heb waar nodig ook enkele vragen toegevoegd. De vragenlijst vindt u in de bijlage. Ik heb hier niet gekozen voor een zelfinvullijst, omdat de respons moeizamer zou zijn verlopen. Er zouden minder mensen op ingegaan zijn, omdat ze niet persoonlijk aangesproken worden. Het voordeel van het persoonlijk ontmoeten van de respondenten bij de gestructureerde interviews is dat de respondenten hun antwoorden kunnen nuanceren of dat er meer uitleg kan gegeven worden bij begrippen die niet duidelijk zijn. Verder kan je de mensen zo zien in hun omgeving waardoor er meer achtergrondinformatie wordt opgevangen. Het zou ook moeilijker geweest zijn om open vragen te stellen, schriftelijke antwoorden zijn nogal moeilijk te begrijpen voor de onderzoeker (Cursus onderzoeksmethodologie Liesbeth Adriaenssens, 2009). 10

Van elke vriendenkring heb ik telkens iemand persoonlijk opgezocht aan wie ik de vragenlijst voorlegde. Alle interviews gebeurden tussen 10 maart en 24 april en vonden plaats op verschillende locaties. Soms in het museum/ de erfgoedinstelling zelf en soms bij respondenten thuis. De personen die ik contacteerde waren telkens ofwel verbonden met de vriendenkring door hun functie in de erfgoedinstelling, ofwel doordat ze zelf lid zijn van de (raad van bestuur van de) vriendenkring. Ik koos ervoor de vriendenkringen van het S.M.A.K., Stadsarchief, Dienst Stadsarcheologie, Museum Dr. Guislain, Huis van Alijn, MIAT, Wereld van Kina, Kunsthal Sint-Pietersabdij en het Museum voor Schone Kunsten te bevragen. Geografisch heb ik me ten eerste beperkt tot de stad Gent omdat de opdracht uitgaat van Gent Cultuurstad en die zich dus vooral bezighoudt met wat zich in Gent afspeelt. Van alle erfgoedinstellingen, die zowel rond onroerend als immaterieel erfgoed werken, zijn dit degene die een vriendenkring hebben 1. Ik gaf de respondent telkens een kopie van de vragen en de antwoordcategorieën, zodat ze een juiste antwoordmogelijkheid konden kiezen. Sommige vragen konden niet meteen of niet door deze respondenten zelf beantwoord worden. Daarvoor werd ik doorverwezen naar iemand anders, die ik ofwel persoonlijk ofwel telefonisch heb bereikt. De antwoorden waarop ik niet meteen antwoord kreeg, werden soms achteraf via mail doorgestuurd. De verschillende ingevulde vragenlijsten per instelling zijn terug te vinden in bijlage. De data verzamelde ik deels via nominale metingen, waarbij het vooral om het benoemen van zaken gaat die verder geen betekenis hebben (bijvoorbeeld: wat is de naam van de vriendenkring). Onder deze nominale metingen vallen ook de vragen waarop de antwoordcategorieën een binaire schaal zijn (bijvoorbeeld ja-neevragen). Verder stelde ik vragen die via een ordinale schaal konden worden gemeten en waarop de antwoorden een natuurlijke ordening volgen. Een voorbeeld van zo n vraag is: hoeveel leden telt de vriendenkring? De antwoorden hierop kunnen zeer gemakkelijk in volgorde worden gezet. Ook stelde ik vragen waarop de mogelijke antwoorden via intervallen moesten worden ingevuld. Zo vroeg ik bijvoorbeeld naar de leeftijd van de bestuursleden en stelde als antwoordcategorieën de volgende: jonger dan 44, tussen 45 en 64 en ouder dan 65 (Polit, D.F. & Beck, C.T., 2006: 352-354). De data heb ik in hoofdstuk 5 met elkaar vergeleken door ze, waar gepast in een tabel of een grafiek te zetten. Soms overloop ik verschillende zaken ook in een doorlopende tekst. Daarbij geef ik een overzicht van de data en vergelijk ze door ze naast elkaar te stellen. In sommige gevallen ga ik op zoek naar de frequentieverdeling, 1 Alhoewel het Designmuseum Gent een aparte vzw heeft, heb ik hen er niet bij gerekend, aangezien zij geen vriendenwerking uitbouwden. Ook Architectuur als Buur, hoewel deze wel een vriendenwerking heeft, rekende ik er niet bij, omdat ik me wou beperken tot verenigingen gelinkt aan erfgoedinstellingen. 11

die numerieke data ordent van klein naar groot. Indien dat relevant was, ging ik op zoek naar het gemiddelde van bepaalde numerieke data (Polit, D.F. & Beck, C.T., 2006: 354-355). In deze analyse is het niet de bedoeling uitgebreide conclusies te trekken uit de data. Ik koos voor een korte afsluitende noot. Het doel zit namelijk vooral in het vergelijken van de kringen met elkaar. In hoofdstuk 8, waar ik aanbevelingen voor een potentiële vriendenkring formuleer, grijp ik waar gepast wel terug naar data die in deze analyse naar boven komen. 3.2. SWOT-ANALYSE Voor de interne analyse van het STAM was het nodig om de SWOT-analyse die zij in 2006 uitvoerden, up te daten. Het soort SWOT-analyse die zij toen ondernamen was een overzicht van de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen die zowel intern als extern op te merken waren op dat moment. Als samenvatting stelden ze vast wat de uitdagingen voor het STAM waren en op welke werkvelden die uitdagingen vooral moesten worden gevoerd. Om die SWOT te updaten ging ik in gesprek met Christine De Weerdt en Hendrik Defoort, de projectleiders van Gent Cultuurstad en STAM. Ik overliep telkens alle elementen en vroeg in welke mate deze nog steeds van toepassing waren in juni 2009. Ook vroeg ik of er ondertussen nieuwe sterktes, zwaktes, kansen of bedreigingen waren bijgekomen. Het gesprek dat ik met hen hierover had, kan men terugvinden op de bijgevoegde cd (STAM 1: 0-24 53 ). 3.3. DIEPTE-INTERVIEWS Voor de aanbevelingen die ik moet doen voor het STAM was het de bedoeling om mensen met kennis op vlak van erfgoed, het Gentse culturele leven en vriendenkringen te contacteren. Die mensen werden mij aangeraden door Christine De Weerdt en Rita De Graeve. Ten eerste contacteerde ik Johan Van de Wiele, departementshoofd cultuur van de stad Gent en ook Lieven Decaluwe, schepen van cultuur van de stad Gent. Verder nam ik contact op met het Agentschap Kunsten en erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap, waar ik Kristof Vanden Bulcke kon spreken. Een andere persoon was Jean Plasschaert, secretaris van de Federatie voor de Vrienden van de Musea van België (FVMB). Verder interviewde in professor doctor Katia Segers van de VUB, die zich specialiseert in sponsor- en fondsenwerving in de culturele sector. Natuurlijk moest ik ook Christine De Weerdt en Hendrik Defoort van het STAM vragen naar hun verwachtingen over een eventuele vriendenkring. Ik ging de respondenten steeds opzoeken in hun werkomgeving, behalve Jean Plasschaert, die bij mij thuis op bezoek kwam. Alle interviews vonden plaats tussen 2 juni en 22 juni. De bedoeling was een kwalitatieve onderzoeksstrategie op te zetten. Als onderzoeksmethode koos ik voor diepte-interviews. De vragenlijst was halfgestructureerd, aangezien ik concrete vragen opstelde, maar deze, afhankelijk van het verloop van het gesprek, aanpaste op het moment zelf of nog extra vragen stelde. Sommige 12

vragen waren open vragen waarop geen antwoordmogelijkheden worden gegeven. Soms waren het halfopen vragen, bijvoorbeeld de vraag waarbij ik de verschillende rollen die een vriendenkring kan spelen opsom en vraag aan de respondenten welke zij het belangrijkste vinden. Soms stelde ik ook vragen die maar twee antwoorden konden hebben. Toch werden deze vragen steeds open getrokken, aangezien ik daarna altijd vroeg waarom ze het een of het ander als antwoord kozen. Natuurlijk is er bij deze vragen ook altijd ruimte voor nuance, vaak antwoorden de respondenten niet duidelijk het een of het ander. Ik stelde niet telkens dezelfde vragen aan iedereen, aangezien ze de zaken vanuit hun positie vaak anders bekeken. Niet alle vragen werden letterlijk gesteld, aangezien sommige zaken in het gesprek al vanzelf naar voor gekomen waren en moesten dus niet opnieuw worden herhaald. De vragen voor de diepte-interviews zijn gebaseerd op literatuur over vriendenkringen en op de bevindingen tijdens mijn onderzoek naar de negen vriendenkringen. Bij Jean Plasschaert van FVMB stelde ik ook enkele vragen in verband met de werking van deze organisatie, om daar voor mijn beschrijving van deze organisatie (in hoofdstuk 7.2) een beter beeld van te krijgen. De vragenlijst die ik op voorhand opstelde kun je terugvinden in bijlage. Deze interviews moeten allemaal letterlijk getranscribeerd worden, maar ik heb ervoor gekozen dit slechts van één interview te doen, namelijk dat van Johan Van de Wiele. De andere interviews staan op de bijgevoegde cd en kunnen dus worden beluisterd. 13

4. BEGRIP ERFGOED EN BESCHRIJVING VAN HET ERFGOEDVELD De erfgoedsector in Vlaanderen is een breed veld dat vanuit verschillende hoeken kan en moet belicht worden. Dit is nodig om een volledig beeld te krijgen van de erfgoedsector. Algemeen kunnen we stellen dat het erfgoedveld heel veel verschillende spelers omvat. Het is dan ook van belang de erfgoedinstellingen waarvan ik de vriendenkringen heb onderzocht, in hun context te plaatsen. 4.1 TERMEN ROEREND, ONROEREND, IMMATERIEEL EN CULTUREEL ERFGOED Unesco omschrijft de term cultureel erfgoed als volgt: Het cultureel erfgoed neemt verschillende vormen aan, zowel tastbare (monumenten, landschappen, objecten enz.) als niet-tastbare (talen, knowhow, podiumkunsten, muziek enzovoort) en is van onschatbare waarde voor de culturele verscheidenheid. Het is een bron van waaruit creativiteit en welvaart ontspringen. Volkeren ontlenen een gevoel van identiteit en samenhorigheid aan hun erfgoed. De oorsprong van het erfgoed is divers en de ontwikkeling ervan is gekleurd door een veelheid aan invloeden (Agentschap Kunsten en Erfgoed, 2007: 2). Het woord erfgoed is een containerbegrip en kan dus veel zaken betekenen. Er zijn veel verschillende soorten erfgoed: het immaterieel erfgoed (talen, gebruiken, muziek enzovoort) en roerend erfgoed (archivalia, museumobjecten, enzovoort) wordt onder de noemer cultureel erfgoed geplaatst. Monumenten, landschappen en archeologie vormen samen het onroerend erfgoed (Agentschap Kunsten en Erfgoed, 2007: 2). 4.2 ERFGOEDBELEID Vooreerst moeten we opmerken dat erfgoed op vlak van beleid niet eenduidig wordt behandeld. Onroerend erfgoed is bodemgerelateerd en dus een bevoegdheid van het Vlaams Gewest. Immaterieel en roerend erfgoed is dan weer een gemeenschapskwestie. Deze twee zaken worden dus apart behandeld door het beleid. Het immaterieel en roerend erfgoed is een bevoegdheid van de minister van cultuur. Hij plaatste deze twee soorten erfgoed onder één noemer, het cultureel erfgoed. De nieuwe minister die hiervoor is bevoegd is Joke Schauvliege van CD&V. Het onroerend erfgoed leunt eerder aan bij het gebied ruimtelijke ordening en dit valt dan ook onder de bevoegde minister van ruimtelijke ordening. Deze bevoegdheid hoort toe aan Philippe Muyters van 14

NV-A. Dit erfgoedveld wordt ondersteund door verschillende steunpunten, namelijk Erfgoed Vlaanderen, Faro en VCM. OMGANG MET ERFGOED IN BELGIË EN VLAANDEREN IN HET VERLEDEN In 1931 werd door de Belgische overheid een wet uitgevaardigd ter bescherming van het onroerend cultureel patrimonium en het roerend cultureel patrimonium. Enkel de regeling rond het onroerend erfgoed werd uitgevoerd. Door de staatshervorming in de jaren zeventig werd de bevoegdheid van erfgoed overgeheveld naar de cultuurgemeenschappen. Zij bouwden een erfgoedbeleid uit met vooral aandacht voor de zorg voor monumenten en landschappen. In 1976 werd daarvoor het eerste decreet uitgevaardigd. Toen in 1980 ook de gewesten werden gecreëerd, werd de bevoegdheid voor ruimtelijke ordening aan de gewesten toegewezen, daartoe behoorde de erfgoedzorg (voor monumenten en landschappen) nog niet. Omdat het echter nogal moeilijk bleek monumenten in Brussel te beschermen (want niet taalgebonden) werd het beleid voor monumenten en landschappen in 1989 overgeheveld naar de gewesten. Men haalde hiervoor als argumentatie aan dat monumenten en landschappen meestal nauw aansluiten bij ruimtelijke ordening. Ook het archeologisch patrimonium werd overgeheveld gebruik makend van dezelfde argumentatie. Voor dit archeologisch patrimonium werd in 1993 een decreet ter bescherming opgesteld. Daarbij werd ook een lijst van de te beschermen archeologische monumenten en zones opgesteld (Agentschap Kunsten en erfgoed, 2007: 2-3). CULTUREEL ERFGOEDBELEID Op 23 mei 2008 bekrachtigde de Vlaamse Regering het Cultureel-Erfgoeddecreet (voluit: het decreet houdende de ontwikkeling, de organisatie en de subsidiëring van het Vlaams cultureel-erfgoedbeleid) en op 4 augustus 2008 werd dit in het Staatsblad gepubliceerd. In dit decreet werd bepaald hoe men het cultureel erfgoedveld in Vlaanderen ten eerste wil ondersteunen en subsidiëren en ten tweede hoe men in de toekomst cultureel erfgoed wil beschermen. Het cultureel erfgoeddecreet handelt enkel over roerend en immaterieel erfgoed, aangezien de Vlaamse Gemeenschap zich enkel met zaken als cultuur en taalgebonden zaken bezighoudt. Het Cultureel-Erfgoeddecreet is het resultaat van de integratie van enkele, reeds bestaande decreten (Decreet op Volkscultuur 1998, Archiefdecreet 2002 en het Erfgoeddecreet 2004). Het agentschap stelde enkele werkgroepen samen om de bestaande decreten te analyseren en om voorstellen te doen voor de integratie van de decreten. Verder heeft men ook bekeken hoe men het decreet beter kan toepassen op de internationale ontwikkelingen. Ook stelden de werkgroepen nieuwe instrumenten voor. Uiteindelijk maakte het agentschap een voorontwerp van decreet op. 15

Dit decreet heeft voornamelijk betrekking op erfgoed in musea, archiefinstellingen, erfgoedbibliotheken, heemkundige kringen en andere verenigingen die zich bezighouden met roerend en immaterieel erfgoed en verder met archieven, kunst- en gebruiksvoorwerpen, en met verhalen, rituelen, processies, tradities, gebruiken enzovoort. Van belang in dit decreet is dat men de intentie heeft om een geïntegreerd en een integraal erfgoedbeleid te ontwikkelen. Met een geïntegreerd erfgoedbeleid wil men zeggen dat het beleid afgestemd moet zijn op andere beleidsdomeinen (zoals jeugdbeleid, seniorenbeleid, toeristisch beleid, onderwijsbeleid, maar ook op het onroerend erfgoedbeleid). Met de term integraal bedoelt men dat er aandacht is voor alle aspecten van de zorg voor erfgoed (behoud en beheer, de depots, inventarisatie) alsook voor de ontsluiting van het erfgoed (publiekswerking, onderzoek en educatie). Verder wil het beleid ook complementair zijn aan de andere bestuursniveaus (gemeenten, provincies, Vlaamse Gemeenschap, Federale overheid en de Europese Unie). Zoals hierboven reeds werd vermeld, is het beleid uitgebouwd op twee sporen, namelijk bescherming en ondersteuning. De bescherming wordt tot uitvoering gebracht via het Topstukkendecreet, waarin cultureel erfgoed van uitzonderlijk historisch, kunsthistorisch, artistiek of wetenschappelijk belang bijzondere aandacht krijgt. Ook het decreet tot bescherming van varend erfgoed hecht belang aan de bescherming van dit soort erfgoed. Het archeologisch erfgoed wordt echter via het Vlaams Gewest geregeld. De tweede pijler van het beleid is de ondersteuning van de zorg en de ontsluiting van cultureel erfgoed. De praktijken en de kennis die hiervoor nodig zijn wil men ontwikkelen en verspreiden. Door het nieuw Cultureel-Erfgoeddecreet zijn heel wat nieuwe zaken in het leven geroepen of veranderingen gebeurd. Een eerste punt is de nieuwe term die door Unesco werd gesteld, namelijk cultureelerfgoedgemeenschap. Dit is een groep organisaties of personen die een bijzondere waarde hechten aan specifieke aspecten van het cultureel erfgoed en die deze aspecten wensen door te geven aan de toekomstige generaties. Door rekening te houden met deze gemeenschappen, wordt erfgoed gedemocratiseerd. Verder werd er ook een ééngemaakt steunpunt gerealiseerd door het samenvoegen van VCV (Vlaams Centrum voor Volkscultuur) en CBV (Culturele Biografie Vlaanderen) tot Faro. Dit steunpunt is een organisatie die het beleid naar het veld toe vertaalt. Het heeft vier kerntaken, namelijk praktijkondersteuning, praktijkontwikkeling en praktijkbeeldvorming en communicatie. Hiermee wil men cultureel-erfgoedactoren, besturen en beheerders van cultureel erfgoed ondersteunen en algemeen de ontwikkeling van het cultureel erfgoed stimuleren. Een derde punt is een protocol dat uitgewerkt werd om de verantwoordelijkheden van de verschillende overheden (steden en gemeenten, provincies en de Vlaamse Gemeenschap) vast te leggen. Deze zijn nu immers niet op elkaar afgestemd. Een andere nieuwigheid in dit decreet is de toekenning van kwaliteitslabels aan sommige collectiebeherende cultureel-erfgoedinstellingen, zoals het al het geval was bij de musea. Om deze te verkrijgen moeten ze voldoen aan de vier basisfuncties: verzamelen, behoud en beheer, onderzoeken en een publieksgerichte werking. Deze erkenning wordt weliswaar losgekoppeld van subsidiëring. 16

Verder zijn er ook landelijke cultureel-erfgoedorganisaties in het leven geroepen. Zij zijn expertisecentra die zich op een bepaalde specialisatie (bijvoorbeeld digitalisering) of een bepaald thema (kerkelijk cultureel erfgoed) toespitsen en de actoren in het veld begeleiden. Een zesde punt is de oprichting van de Vlaamse erfgoedbibliotheek, waarbij er wordt gestreefd naar een eengemaakt beleid inzake bewaarbibliotheken. Deze bewaarbibliotheken zijn immers verspreid over verschillende soorten organisaties (universiteiten, musea, kloosters enzovoort) en het is de bedoeling om hen via een kwaliteitslabel aan te zetten tot het vervullen van de vier basisfuncties (zie eerder). Verder worden samenwerkingsverbanden tussen verschillende erfgoedorganisaties vastgelegd om zo de internationale uitstraling te vergroten. Er is al één zo n verband op poten gezet, namelijk de Vlaamse Kunstcollectie die de drie musea voor schone kunsten in Vlaanderen bundelt (Gent, Antwerpen en Brugge). Een achtse punt zien we in het oprichten van de regionale erfgoeddepots die aan bepaalde vereisten voldoen (bijvoorbeeld klimatisering). Daarvoor moeten alle zaken ook geïnventariseerd worden. Daarvoor werd een website opgestart (www.erfgoedsite.be) waarop informatie te vinden is over de verschillende Vlaamse collecties. Een volgende doelstelling van dit decreet is het verbreden van de erfgoedconvenants. Een erfgoedconvenant is een beleidsinstrument dat wordt afgesloten tussen een regio of stad en de Vlaamse Gemeenschap om de ontwikkeling van een lokaal cultureel-erfgoedbeleid te stimuleren. Zo is Gent Cultuurstad er ook één. De bedoeling van de verbreding is ten eerste meer regio s de mogelijkheid te geven hier op in te spelen en ten tweede de inhoud te verbreden tot het volledige lokale erfgoedbeleid. Het is de bedoeling dat er aan expertise uitwisseling gedaan wordt, dat het lokaal cultureel erfgoedbeleid wordt ondersteund en dat er een cultureel erfgoedforum wordt ontwikkeld. Zo n forum moet de integrale en geïntegreerde manier van werken garanderen en kan vanuit een museum vertrekken (zoals het STAM) maar dit hoeft geen vaste plaats te krijgen. Verder kunnen er nog cultureel erfgoedprojecten ondersteund worden. Dit kan niet worden gegeven aan instellingen die al structurele subsidies krijgen en is dus bedoeld voor tijdelijke projecten die van belang zijn. Daarbij is samenwerking één van de grote voorwaarden. Ten laatste werd er ook beslist over de normalisering van de DAC ers (derde arbeidscircuit). Hier gaan we niet verder op in (Agentschap Kunsten en Erfgoed, 2007). We kunnen stellen dat er vanuit de Vlaamse Gemeenschap onder minister Bert Anciaux de laatste jaren heel wat inspanningen zijn gedaan om een goed erfgoedbeleid uit te stippelen. Er zijn heel wat middelen vrijgemaakt en via het nieuwe erfgoeddecreet werden er nieuwe beleidsinstrumenten en samenwerkingsverbanden opgestart om de zorg voor het erfgoed te verzekeren. 17

Het is interessant in dit opzicht te kijken naar wat Patrick De Rynck schrijft over het cultureel erfgoedveld. Hij onderscheidt in zijn boek drie sectoren. De eerste omvat de musea, die de eerste geprofessionaliseerde sector is. De tweede sector behelst archieven en erfgoedbibliotheken. Zij zijn zich vooral beter bewust geworden van het belang van een goede publiekswerking. Ook nieuwe manieren van ontsluiting werden verkend. Een derde sector brengt men onder als volkscultuur, die vroeger bij het beleid van sociaal cultureel volwassenenwerk werd ondergebracht. De waarde van het immaterieel erfgoed wordt na jaren miskenning nu toch erkend, vooral onder impuls van het steunpunt Faro (De Rynck, P., 2009: 45). ONROEREND ERFGOEDBELEID Minister Dirk Van Mechelen was tot de Vlaamse verkiezingen van 2009 bevoegd voor onroerend erfgoed en ruimtelijke ordening. Het onroerend erfgoed omvat de volgende zaken: archeologisch, bouwkundig, landschappelijk en maritiem erfgoed en ook heraldiek behoort tot dit domein. In het beleidsplan voor 2004-2009 werden de volgende krachtlijnen van het onroerend erfgoedbeleid uitgelegd. Ten eerste haalde men het belang van integratie met andere beleidsdomeinen aan om het onroerend erfgoed op de kaart te zetten. Het beleid kan immers niet op zichzelf staan indien men de maatschappelijke doelstellingen wil behalen. Ten tweede wil men de beleidsinstrumenten die het erfgoed moeten beschermen evalueren. Men zal daarbij niet meer uitgaan van absoluut gestelde waarden, maar zal elk geval apart behandeld worden. Indien er bepaald erfgoed toch moet verdwijnen, zal men dit zoveel mogelijk proberen op te vangen door onderzoek en archivering. Een derde krachtlijn stelt het respect voor subsidiariteit. Hierbij zal men moeten beoordelen welke verantwoordelijkheden door de verschillende overheden zullen worden opgenomen. Ook internationaal moet de regelgeving van de Europese Unie en de verdragen van Unesco worden opgevolgd. Deze regels zijn echter niet altijd blindelings voor alle soorten erfgoed op te volgen, waardoor er soms een conflict kan ontstaan. Het is dus van belang om de regelgeving op internationaal niveau te volgen en te toesten aan hun mogelijke consequenties in Vlaanderen om zo eventuele moeilijkheden op voorhand te onderkennen. Een ander punt streeft naar een ontwikkelingsgerichte benadering van onroerend erfgoed in plaats van een behoudsgezinde houding, die vandaag in de erfgoedzorg nog doorweegt. Men moet beseffen dat erfgoedwaarden steeds relatief zijn en veranderen met de tijd. Er moet dynamisch en kwalitatief met erfgoed omgegaan worden. Verder wil men ook gedragen partnerschappen uitbouwen, wat wil zeggen dat men met deze partners het beleid op het terrein wil waarmaken via afspraken en financiële stimuli. De klemtoon zal hierbij gelegd worden op preventie en onderhoud van het bestaande patrimonium. Het beheer zal daarbij breder dan voorheen ingevuld worden en ook de financiële stimuli zullen hieraan worden aangepast. Nog een andere krachtlijn spitst zich toe op de vereenvoudiging en afstemming van de procedures en als laatste wil men door transparante en alternatieve financiële stimuli garanderen dat bepaalde monumenten die officieel beschermd zijn, ook werkelijk beschermd worden (Van Mechelen, D., 2004). 18

Minister Dirk Van Mechelen had voor het einde van zijn ambtstermijn graag een nieuw onroerend erfgoeddecreet goedgekeurd gekregen, maar dit lukte echter niet meer op tijd. POSITIONERING VAN STAM EN NEGEN ANDERE ERFGOEDINSTELLINGEN BINNEN DIT VELD. Op Vlaams niveau zien we dat onroerend en cultureel erfgoed op een aparte manier behandeld wordt. Toch zijn er tussen deze twee heel veel raakvlakken te vinden. Daarom werd er binnen het cultureel-erfgoeddecreet van 2008 gesteld dat er een protocol zou moeten worden uitgewerkt om het beleid van het onroerend en cultureel erfgoed op elkaar af te stemmen. Als we verder de lagere beleidsniveaus bekijken zien we dat deze twee soorten erfgoed veel minder van elkaar gescheiden zijn. Het erfgoedbeleid in de stad Gent omvat zowel het cultureel erfgoed als het roerend erfgoed. De verschillende spelers die ik in deze scriptie aanhaal moeten hierbinnen gesitueerd worden. Als eerste kunnen we Gent Cultuurstad bespreken, die als erfgoedcel de erfgoedconvenant die tussen de Vlaamse Gemeenschap en de stad Gent werd afgesloten moet verwezenlijken. Een belangrijk project van hen is het Stadsmuseum Gent (STAM) dat sinds het Cultureel-Erfgoeddecreet aan de erfgoedcel is gebonden als een erfgoedforum. Zes van de negen instellingen die ik onderzocht vallen onder de noemer museum. Dit zijn het S.M.A.K., Huis van Alijn, Museum Dr. Guislain, MIAT, De wereld van Kina en het Museum voor Schone Kunsten. De kunsthal Sint-Pietersabdij valt hier niet onder, dit is eigenlijk een ruimte waar tijdelijke tentoonstellingen plaatsvinden. Het verschil tussen een museum en deze kunsthal is dat de kunsthal de vier basisfuncties van een museum (verzamelen, bewaren, onderzoeken en tentoonstellen) niet uitvoert. De kunsthal houdt zich voornamelijk bezig met het tentoonstellen. Verder hebben we nog het stadsarchief van Gent, dat onder de noemer archieven en erfgoedbibliotheken valt. En verder nam ik ook de vriendenkring van de Dienst Stadsarcheologie onder de loep die zich bezighoudt met het archeologisch en dus onroerend erfgoed. 19

5. VRIENDENKRINGEN IN GENT: EEN ANALYSE INLEIDING Na het ondervragen van de negen instellingen/vriendenkringen, is het de bedoeling dat de gegevens naast elkaar gelegd worden. We nemen eerst de erfgoedinstelling zelf onder de loep, daarna bekijken we de vriendenkring. Ten derde lichten we even de raad van bestuur door, vervolgens zullen we bekijken wat de vrienden verkrijgen van voordelen en welke activiteiten ze kunnen doen. Als vijfde punt bekijken we in hoeverre de erfgoedinstelling hulp krijgt van de vrienden (op vlak van financieel, personeel en ander advies). Ten zesde bekijken we de relatie tussen de erfgoedinstelling en de vriendenkring. Daarna behandelen we de contacten met andere vriendenverenigingen. De gegevens die ik hier met elkaar vergelijk zijn een selectie van vragen uit de vragenlijst. Ik liet er enkele weg omdat ze achteraf minder interessant leken in deze context. Men kan de volledig ingevulde lijsten (met alle vragen) per vriendenkring wel terugvinden in bijlage. BENAMINGEN VAN ERFGOEDINSTELLINGEN EN BIJHORENDE VRIENDENKRINGEN De vergelijking van de data die uit de verschillende interviews kwamen, kan men in dit hoofdstuk terugvinden. Hieronder vindt u de namen van de erfgoedinstellingen en de bijhorende vriendenkringen. Officiële naam erfgoed-instelling Afkorting Officiële naam vriendenkring Afkorting 1 Stedelijk Museum voor Actuele Kunst S.M.A.K. Vereniging voor het Museum van Hedendaagse S.M.A.K. Kunst te Gent 2 Stadsarchief t Archief.Gent on Files GOF 3 Dienst Stadsarcheologie Gentse Vereniging voor Stadsarcheologie G.V.S.A. 4 Museum Dr. Guislain Vrienden van het Museum Dr. Guislain 5 Huis van Alijn Vrienden van het Huis van Alijn 6 Museum voor Industriële Archeologie en MIAT Vereniging voor Industriële Archeologie en VIAT Textiel Textiel 7 De wereld van Kina De Vrienden van het Schoolmuseum Michel Thiery 8 Kunsthal Sint-Pietersabdij SPA In Monte Blandinio 9 Museum voor Schone Kunsten MSK Vrienden van het Museum voor Schone Kunsten MSK Gent 20

5.1. DE ERFGOEDINSTELLING Een korte beschrijving en een historiek van de erfgoedinstelling zijn nodig om ze te situeren in het erfgoedlandschap. Deze korte overzichten zijn terug te vinden in bijlage. HET JURIDISCH STATUUT Als we het juridisch statuut van de erfgoedinstelling bekijken, zien we dat zes van de negen onderzochte erfgoedinstellingen een stadsdienst zijn. Drie instellingen hebben een vzw-statuut. Hiervan zijn twee instellingen een stedelijke vzw, een andere is een vzw die onafhankelijk is van de stad. Stadsdienst Stedelijke vzw Onafhankelijke vzw Stadsarchief Dienst stadsarcheologie MIAT Wereld van Kina Kunsthal Sint-Pietersabdij MSK S.M.A.K. Huis van Alijn Museum Dr. Guislain BEZOEKERSAANTALLEN Verder kunnen we de erfgoedinstellingen vergelijken door hun bezoekersaantallen naast elkaar te leggen. Enkel de Dienst Stadsarcheologie kan deze gegevens niet voorleggen, aangezien zij geen collectie of archief hebben dat permanent toegankelijk is voor het publiek. 21

VTE S IN DIENST We wilden ook graag weten hoeveel personeel in de verschillende erfgoedinstellingen tewerkgesteld is. Dit wordt uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE). De meeste cijfers zijn officieel, van Museum Dr. Guislain zijn ze een schatting. Van De Wereld van Kina kon in deze gegevens niet te pakken krijgen. 5.2. DE VRIENDENKRING JURIDISCH STATUUT Als eerste nemen we het juridisch statuut van de vriendenkringen onder de loep. Van de negen onderzochte vriendenkringen is er slechts één vriendenkring die geen apart juridisch statuut bezit (i.e. De Vrienden van Museum Dr. Guislain). Alle andere zijn een vereniging zonder winstoogmerk. De redenen waarom voor een vzw is geopteerd zijn uiteenlopend en soms ook meerduidig. Drie van de negen verenigingen geven aan dat het gewoon een zeer voor de hand liggende juridische vorm is, die goed gekend is. Verder wordt er door drie verenigingen ook aangehaald dat een vzw toelaat dat er sneller en makkelijker gewerkt kan worden. De vrienden van het S.M.A.K. geven aan dat de term zonder winstoogmerk belangrijk is voor hen. Zij geven namelijk edities uit en het feit dat zij geen winstoogmerk hebben wil ook duidelijk stellen dat ze geen intentie hebben om een kunsthandel te worden. De vrienden van het Huis van Alijn stellen dat deze vorm ook zeer transparant is naar de leden en de buitenwereld toe. In Monte Blandinio zegt dan weer dat het voor sommige projectsubsidies een vereiste is om een vzw te zijn, omdat de subsidies niet op de rekening van de stad kunnen worden gestort. VIAT, MSK en de Vrienden van Schoolmuseum Michel Thiery gaven aan geen idee te hebben waarom er voor deze rechtsvorm gekozen is. 22

WANNEER IS DE VRIENDENVERENIGING OPGERICHT? De meeste vriendenkringen zijn pas geruime tijd na de oprichting van de erfgoedinstelling opgericht. Enkel in het geval van het S.M.A.K. is dit niet zo. Een van de doelstellingen van de vereniging was namelijk de oprichting van een museum voor hedendaagse kunst. Opvallend is dat er in de laatste 15 jaar vier vriendenkringen bijgekomen zijn, wat kan wijzen op een vernieuwde aandacht en populariteit van de vriendenkringen van erfgoedinstellingen. Algemeen kan dit misschien verklaard worden door de hernieuwde populariteit van geschiedenis en erfgoed. MSK 2 1897 S.M.A.K. 1957 Schoolmuseum M. Thiery 1961 G.V.S.A. 1977 VIAT 1980 In Monte Blandinio 1995 Huis van Alijn 1998 Gent on Files 2000 Museum Dr. Guislain 2006 WAT IS HET DOEL VAN DE VERENIGING, ZOALS GESTELD IN DE STATUTEN? EN WAT ZIJN DE ACTIVITEITEN? Van alle vzw s kunnen we letterlijk de statuten overnemen, enkel bij het Museum Dr. Guislain is dit niet mogelijk aangezien zij een vriendenkring hebben die geen apart juridisch statuut heeft. Er zijn dus geen statuten voorhanden. Toch hebben de vrienden wel een doel voor ogen. We kunnen dit impliciet afleiden uit wat er op de folder van de vrienden staat. Het valt op dat de meeste verenigingen in hun statuten geen duidelijk onderscheid maken tussen het doel en de activiteiten. Dit is enkel in vier van de acht vzw s het geval (Gent on Files, Huis van Alijn, In Monte Blandinio en MSK). Misschien is het bij sommige verenigingen zo dat de activiteiten het doel zijn op zich. Dit lijkt zo bij de G.V.S.A en VIAT. VIAT stelt letterlijk dat hun doel is het organiseren en coördineren van activiteiten in verband met het MIAT. De statuten van G.V.S.A. geven iets gelijkaardigs aan: het doel is het organiseren van activiteiten in verband met archeologie. Zij stellen wel dat ze het doel en de werking van de Dienst Stadsarcheologie ondersteunen, maar er wordt niet vermeld welk doel dit dan precies is. De meeste vzw s geven aan dat zij de werking en uitstraling van de erfgoedinstelling waaraan zij zijn verbonden willen ondersteunen. Dit is het geval bij Gent on Files, G.V.S.A., Museum Dr. Guislain, Huis van Alijn, 2 Voor namen van erfgoedinstellingen en vriendenkringen, zie pagina 20. 23

Schoolmuseum Michel Thiery, Kunsthal Sint-Pietersabdij en MSK. Enkele anderen geven in hun statuten ook aan dat ze het publiek ook willen laten kennismaken met hun kernonderwerp, zonder daarbij te stellen dat dit moet gelinkt worden aan de erfgoedinstelling. Dit is het geval bij Schoolmuseum Michel Thiery en Museum Dr. Guislain. Bij vier van de acht vzw s wordt expliciet gesteld dat ze ook activiteiten ontplooien, bij anderen is dit impliciet aanwezig of zelfs afwezig. Twee vzw s geven aan dat de opsomming van activiteiten in functie van het doel, louter beschrijvend en niet beperkend is. Dit zijn het S.M.A.K. en Schoolmuseum Michel Thiery. Op deze manier wordt de bewegingsvrijheid vergroot, zodat men na verloop van tijd de activiteiten kan uitbreiden zonder dat men de statuten moet veranderen. Enkel de G.V.S.A. geeft aan subsidies, giften en legaten te mogen ontvangen onder de wettelijk bepaalde voorwaarden. Dit is opmerkelijk, aangezien VIAT en MSK hun voornaamste subsidies via de vzw van hun vriendenvereniging ontvangen. Enkele vriendenkringen stellen expliciet in hun statuten dat ze fondsen willen verzamelen (S.M.A.K., Huis van Alijn, Schoolmuseum Michel Thiery). Ook Museum Dr. Guislain geeft aan dat ze via hun vrienden een en ander willen financieren, hoewel ze dit tot nu toe nog niet gedaan hebben. Ook het MSK geeft impliciet aan dat ze fondsen wil werven, aangezien ze ook kunstwerken wil aankopen. Het doel van de Vrienden van het S.M.A.K. en de vrienden van het MSK zijn zeer gelijkaardig, aangezien beiden in hun statuten opnemen dat ze het museum willen ondersteunen onder andere door kunstwerken aan te kopen. Telkens wordt duidelijk vermeld dat deze kunstwerken ook meteen aan het museum worden geschonken. 24