Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG



Vergelijkbare documenten
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

!1! Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 27 februari 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over de miljoenen van Bruinsma op een Zwitserse bankrekening

Evaluatie Wet controle op rechtspersonen. Verslag van een schriftelijk overleg Vastgesteld

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 25 juni 2013 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over oplichting bij Marktplaats en wettelijke problemen rond de vervolging van internetoplichting

Datum 28 februari 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over vervolgingen en veroordelingen wegens majesteitsschennis

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

1. Waarom moest de overboeking van het geld via de rekening van het OM lopen?

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Hierbij bied ik u de antwoorden aan op de aanvullende vragen van d.d. 5 maart 2015 over berichtgeving inzake deal met Cees H.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ontnemingsbeslissing

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 24 april 2015 Onderwerp Antwoorden kamervragen over de rol van advocaten en accountants bij fraudeonderzoeken

Datum 2 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat het nieuwe tapbeleid van Justitie een aanval is op onze grondrechten

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 9 mei 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de knelpunten bij het afpakken van crimineel vermogen

Datum 19 april 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen hoge onkostenvergoeding die het OM bij een schikking betaalde aan een witwasverdachte

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 12 april 2012 Onderwerp Inspectie Openbare Orde en Veiligheid rapport "Follow the Money"

Datum 8 november 2012 Onderwerp Beantwoording kamervragen over de toegang van de VS tot data in de cloud

Datum 21 juni 2011 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over (transport)criminaliteit, en gestolen mobiele telefoons in het bijzonder

Datum 30 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen benodigdheden voor hennepteelt door de overheid aangeboden op een veiling

Datum 1 juli 2010 Betreft Vragen van het lid Bashir over onduidelijkheid rond ontwijking van btwafdracht

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Turfmarkt DP Den Haag Postbus 20301

Datum 7 november 2013 Onderwerp Beantwoording kamervragen over het artikel Onderzoek naar oudambtenaar

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:GHSHE:2014:1318

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 23 mei 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht dat de Haagse politie een rapport over discriminatie zou hebben gemanipuleerd

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 25 maart 2013 Onderwerp Beantwoording Kamervragen over drugssmokkel via de Antwerpse Haven

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:RBMNE:2014:1329

ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2015.

Datum 3 oktober 2014 Onderwerp Berichtgeving over verzamelen gegevens door Belastingdienst en uitwisselen met andere overheidsinstanties

Datum 18 juni 2014 Onderwerp Antwoorden kamervragen over de werving de rechtspostitie en de bevoegdheden van politievrijwilligers

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 4 oktober 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Beschermd door justitie, leven kapot

Datum 21 april 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de kwaliteit van dienstverlening door rechtsbijstandsverzekeraars

Datum 24 januari 2013 Onderwerp Antwoorden vragen van de leden Mei Li Vos en Hilkens over multi level marketing

Aan de Voorzitter van Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

34300 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2016

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 21 oktober 2013 Betreft Kamervragen. Geachte voorzitter,

Gerechtshof te s-gravenhage meervoudige kamer voor strafzaken ARREST

Datum 23 november 2012 Onderwerp Nadere informatie n.a.v. de berichtgeving over de secretaris-generaal van mijn ministerie

Datum 14 februari 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Onschuldig en toch voor het leven gestraft

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr d.d. 27 mei 2014 (mr. R.J. Paris en mevrouw mr. L.T.A. van Eck, secretaris)

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 13 oktober 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'Aantal vechtscheidingen groeit explosief'

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 18 juni 2015 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over deurwaarders ziedend zijn over het daltarief van het CJIB

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:CRVB:2009:BJ1071

Datum 10 januari 2014 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht "Politie en justitie tappen te veel af

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Datum 9 februari 2010 Onderwerp Kamervragen van het lid Gerkens (SP) inzake de praktijken van letselschadebureaus

ECLI:NL:RBNHO:2015:1805

ECLI:NL:HR:2013: Geding in cassatie. 2 Beoordeling van het eerste middel. 3 Beoordeling van het derde middel. Uitspraak.

Datum 4 juni 2018 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over dat particulieren steeds vaker een privédetective inhuren

Datum 24 oktober 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de uitlevering van verdachten aan Rwanda

Hierbij doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Van Hijum (CDA) over de goudclaim van Nederland op Zwitserland.

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

U hebt een schadevergoeding toegewezen gekregen

Datum 13 mei 2019 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over hoe geheimhoudingsplicht seksueel misbruik in de RKK mogelijk in de hand werkt

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

Datum 11 februari 2015 Betreft Kamervraag van het lid Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk) over de vermeende Sharia-driehoek in de Schilderswijk in Den Haag

CLI:NL:RBMNE:2014:6501

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Datum Betreft beantwoording kamervragen vergoeding van schade ingeval van fraude bij internetbankieren

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 12 december 2003 Rapportnummer: 2003/465

Dispuut in de praktijk: leidt belastingfraude altijd tot (een vervolging voor) witwassen?

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Transcriptie:

1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj Onderwerp Antwoorden Kamervragen over de onduidelijkheden die zijn blijven bestaan na het debat over het sluiten van deals met criminelen Uw kenmerk 2014Z05138 In antwoord op uw brief van 20 maart 2014 deel ik u mee dat de schriftelijke vraag van het lid De Wit (SP) over de onduidelijkheden die zijn blijven bestaan na het debat over het sluiten van deals met criminelen (ingezonden 20 maart 2014), worden beantwoord zoals aangegeven in de bijlage bij deze brief. Bij beantwoording de datum en ons kenmerk vermelden. Wilt u slechts één zaak in uw brief behandelen. De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten Pagina 1 van 6

Vragen van het lid De Wit (SP) aan de Minister van Veiligheid en Justitie over de onduidelijkheden die zijn blijven bestaan na het debat over het sluiten van deals met criminelen (ingezonden 20 maart 2014, nr. 2014Z05138) Vraag 1: Herinnert u zich het debat over het sluiten van deals met criminelen op 13 maart 2014? Antwoord op vraag 1: Ja. Voor de goede orde vermeld ik dat ik in mijn brief van 13 maart 2014 toezegde later antwoord te geven op de door uw Kamer op 13 maart gestelde vragen, genummerd 8, 61, 74, 92 en 94 die zien op meer structurele en getalsmatige kwesties. Ik zal u deze antwoorden nog deze maand doen toekomen. Vraag 2: Wat is uw reactie op de uitspraken van advocaat Kuijpers over de omvang van het bedrag dat teruggestort is op de rekening van Cees H., namelijk dat het bedrag in eerste instantie 2 miljoen gulden was maar dat deze tegoeden op Luxemburgse bankrekeningen door rente op rente snel zijn gegroeid tot 5 à 6 miljoen gulden? 1 1) Zou het kunnen zijn dat justitie vergeten is dat die rekeningen rentedragend waren, zoals Kuijpers veronderstelt, of acht u dit uitgesloten? Kunt u uw antwoord toelichten? Antwoord op vraag 2: De opmerking van de heer Kuijpers dat het bedrag mogelijk is toegenomen door rente op rente, betreft een veronderstelling die ik niet kan bevestigen. Vraag 3: Kunt u nader toelichten waardoor de waarde van inbeslaggenomen goederen van 6 à 7 miljoen gulden daalde tot ongeveer 2 miljoen gulden? Welk deel van deze waardevermindering is veroorzaakt door de verkoop van een pand door een andere beslaglegger in België, zoals door u gesteld in het debat? Welke overige oor zijn er voor deze sterke waardedaling? Antwoord op vraag 3: Zoals ik in mijn brief van 13 maart 2014 aan uw Kamer heb toegelicht is Cees H. bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 17 februari 1995 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren voor overtreding van de Opiumwet. De vordering tot ontneming moest volgens de wet binnen twee jaar na de veroordeling in eerste aanleg aanhangig worden gemaakt en het OM heeft daarom tijdens een onderzoek ter terechtzitting in de strafzaak in 1994 een vordering van 500 miljoen gulden ingediend. Deze vordering bevatte een eerste, zeer grove schatting van het te ontnemen bedrag, die later diverse keren naar beneden is bijgesteld. Zo heeft het OM tijdens de schriftelijke conclusieronde in de ontnemingsprocedure bij conclusie van eis op 14 juni 1994 de vordering van 500 miljoen gulden bijgesteld tot fl. 307.970.000,-. Tijdens de terechtzitting in de ontnemingszaak van 29 november 1994 heeft de rechtbank Amsterdam het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst, met de bepaling dat de officier van justitie diende te bewijzen dat het onder Cees H. in 1 Talkshow Pauw en Witteman, 13 maart 2014. Pagina 2 van 6

beslag genomen vermogen met een waarde van 6 tot 7 miljoen gulden in direct verband staat met de strafbare feiten waarvoor Cees H. door het hof was veroordeeld. Het OM heeft er vanwege de problematische bewijslast gelet op artikel 36 e (oud) Wetboek van Strafrecht betreffende de relatie tussen het vermogen en de bewezen verklaarde feiten voor gekozen om een schikkingsonderhandeling aan te gaan. Het College van procureurs-generaal (het College) heeft vervolgens het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) ten behoeve van het uiteindelijke schikkingsvoorstel om advies gevraagd. Uit dit advies van 4 februari 2000 bleek dat in de hiervoor genoemde conclusie van eis was vermeld dat ter bewaring van het recht van verhaal voor een op te leggen ontnemingsmaatregel vermogensbestanddelen in beslag waren genomen tot een bedrag van circa fl 5.085.700,- en dat de waarde van dat beslag was gedaald tot circa 2 miljoen gulden. Na de totstandkoming van de ontnemingsschikking heeft het OM de bij de rechtbank aanhangige vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel ingetrokken. Als het gaat om de bedragen heb ik mij in mijn brief van 13 maart 2014 en in het debat op die dag gebaseerd op een ambtsbericht dat het College op 4 april 2002 heeft opgesteld ter beantwoording van de schriftelijke vragen van de leden Rietkerk en Van de Camp van 1 maart 2002, welke beantwoording uw Kamer op 16 april 2002 heeft ontvangen 2 en die was bijgevoegd bij mijn brief van 13 maart 2014, en op het advies van het BOOM dat ten grondslag heeft gelegen aan de besluitvorming van het College over het schikkingsvoorstel met Cees H. In aanvulling daarop geef ik gelet op deze bijzondere situatie ter nadere adstructie van de hiervoor genoemde bedragen weer wat hierover in het advies van het BOOM van 4 februari 2000 onder meer staat: Op 7 januari 1994 is aan H. een ontnemingsvordering betekend ten bedrage van fl. 500 miljoen gulden. Deze vordering is bij conclusie van eis op 14 juni 1994 verlaagd tot fl. 307.970.000,-. De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 29 november 1994. De rechtbank heeft toen als volgt geoordeeld: Een nader strafrechtelijk financieel onderzoek blijkt noodzakelijk, teneinde te onderzoeken welk voordeel H. daadwerkelijk in het tijdvak 1 oktober 1989 tot en met 26 april 1993 uit de bewezen verklaarde feiten heeft genoten (mede) aan de hand van de door justitie bij H. aangetroffen vermogensbestanddelen die tot dat voordeel zijn te herleiden, een en ander onder voeging van de bewijsmiddelen die op dat voordeel betrekking hebben. (...) Volgens de meernoemde conclusie van eis waren indertijd ter bewaring van het recht van verhaal voor een op te leggen ontnemingsmaatregel vermogensbestanddelen in beslag genomen tot een bedrag van circa fl. 5.085.700,--. Inmiddels is de waarde van het conservatoir beslag gedaald tot circa fl. 2 miljoen (banksaldi Luxemburg, contant geld en sieraden). De afname is het gevolg van verkoop in België van een pand door een andere beslaglegger. Naast deze letterlijke weergave van het advies van het BOOM ben ik voor zover op deze feiten betrekking hebbend bereid uw Kamer bij hoge uitzondering vertrouwelijke inzage te geven in het advies van het BOOM. Tot slot vermeld ik dat in het hiervoor genoemde ambtsbericht van het College van 4 april 2002, dat het College met het oog op de beantwoording van de hiervoor al genoemde schriftelijke vragen van de leden Rietkerk en Van de Camp heeft opgesteld, is medegedeeld dat de hoogte van de bij de betrokkene aangetroffen vermogensbestanddelen ten tijde van de schikking circa fl. 2 Tweede Kamer, vergaderjaar 2001-2002, Aanhangsel, nr. 1017 Pagina 3 van 6

2.000.000,- bedroegen. Dit is ook vermeld in de antwoorden aan uw Kamer, die uw Kamer op 16 april 2002 heeft ontvangen. Op mijn verzoek heeft het College mij gisteren de hierboven vermelde informatie bevestigd. Gelet op het voorgaande is de uitlating van de heer Doedens 3, de voormalig advocaat van Cees H., dat het OM ter uitvoering van deze ontnemingsschikking bijna 5 miljoen gulden heeft overgemaakt naar zijn advocatenkantoor, niet te plaatsen. Vraag 4: Bent u bereid over de precieze omvang van het bedrag, de exacte datum en de wijze waarop dit bedrag is overgemaakt nadere duidelijkheid te verschaffen? Zo nee, waarom niet? Vraag 6: Wat is de exacte gang van rondom het gebruik van de bankrekening van het Nederlandse OM bij het overboeken van tegoeden vanuit Luxemburg naar de drugscrimineel waarmee de schikking werd getroffen? Wie nam hiertoe het initiatief en met welke reden? Was het verzoek van de Luxemburgse autoriteiten om gebruik te maken van de bankrekening van het Nederlandse OM een dwingend verzoek of waren hiervoor alternatieven? Kunt u uw antwoord toelichten? Vraag 7: Als er wordt gekozen voor een bankrekeningnummer van het OM, waarom is dan niet slechts het schikkingsbedrag (750.000 gulden) maar een veel groter bedrag (2 miljoen gulden volgens u, 5 à 6 miljoen gulden volgens advocaat Kuijpers) overgemaakt naar het rekeningnummer van het OM? Waarom heeft het OM de crimineel ondersteund in het terugbrengen van zijn tegoeden vanuit Luxemburg naar Nederland? Welk belang had het OM hierbij? Antwoord op vragen 4, 6 en 7: In mijn brief van 13 maart 2014 en tijdens het debat met uw Kamer op die dag ben ik uitvoerig ingegaan op deze ontnemingsschikking. Om te komen tot deze ontnemingsschikking hebben tussen het OM en Cees H. en zijn raadsman onderhandelingen plaatsgevonden. Het uiteindelijke resultaat van deze onderhandelingen is neergelegd in de ontnemingsschikking zoals deze openbaar 4 is geworden. Zoals ook in mijn brief is aangegeven, doe ik geen mededelingen over de wijze waarop het OM in concrete tot overeenkomsten komt en de overwegingen van betrokkenen hierbij. Ik herhaal dat dit nadelig zou kunnen zijn voor de bereidheid tot het aangaan van overeenkomsten met het OM. Wat telt is het resultaat. Daarvoor draag ik, evenals mijn ambtsvoorgangers voor mij, verantwoordelijkheid. Als resultaat van de onderhandelingen is in de ontnemingsschikking onder andere het volgende bepaald: Het OM zegt H. toe, ter uitvoering van deze schikking de Luxemburgse autoriteiten te zullen verzoeken de conservatoire beslagen op genoemde bankrekeningen op te heffen en ter uitvoering van de overdracht van de saldi 3 De Volkskrant, 4 april 2014. 4 http://nieuwsuur.nl/documenten/ceeshbeter_1.pdf Pagina 4 van 6

op vorenbedoelde bankrekeningen deze saldi te doen overmaken op bankrekeningnummer... ten name van het OM te Amsterdam. Zoals ik in mijn brief van 13 maart 2014 en tijdens het debat van die dag heb aangegeven, is aan deze bepaling in de overeenkomst uitvoering gegeven. Het OM diende het bedrag dat uitsteeg boven het schikkingsbedrag van fl. 750.000,- over te maken op het Nederlandse bankrekeningnummer van een door de rechthebbende Cees H. aangewezen derde. Het belang hiervan voor het OM was de ontneming van het door Cees H. genoten wederrechtelijk verkregen voordeel van fl. 750.000,-. In verband met dit resterende bedrag heb ik in mijn brief van 13 maart 2014 aangegeven dat ten tijde van het sluiten van de ontnemingsschikking witwassen als zodanig niet strafbaar was gesteld en dat evenmin in rechte vaststaat dat het geld van misdrijf afkomstig was. Ten slotte kan ook niet worden vastgesteld of aannemelijk worden gemaakt dat er sprake was van zwart geld. Opheffing van het beslag heeft als rechtsgevolg dat het vermogen weer ter beschikking komt van de rechthebbende. Teruggave daarvan aan de rechthebbende was juridisch dan ook de enig juiste handelwijze. Tijdens het debat heb ik samen met de leden Segers, Van Toorenburg en Recourt een rekensom gemaakt toen zij mij vroegen hoeveel er is overgemaakt op de rekening van Cees H. en hoe dit zich verhoudt tot het ontnemingsbedrag. Circa 2 miljoen gulden lag onder beslag. Daarvan diende Cees H. fl. 750.000,- af te staan aan het OM. Er bleef in deze rekensom dus een bedrag over van circa 1,25 miljoen gulden. Bij deze rekensom heb ik mij gebaseerd op de bedragen zoals die zijn vermeld in het hiervoor genoemde advies van het BOOM aan het College, dat ten grondslag lag aan de besluitvorming door het College, en op de afspraken die door de betrokkenen hierover zijn neergelegd in de ontnemingsschikking. Over wat feitelijk is overgemaakt, heb ik met uw Kamer niet gesproken. In het debat heb ik aangegeven, dat ik voor het debat geen bankrekeningen ben nagegaan. Inmiddels heb ik over deze betaling navraag gedaan bij het College. Het College heeft mij hierover bericht dat rechtspersonen (en dus ook banken) hun gegevens zeven jaren dienen te bewaren, conform artikel 10, lid 3, boek 2 BW. Die termijn is reeds enkele jaren verstreken. Banken kunnen de gegevens langer bewaren. Navraag bij de banken waar het OM destijds bankierde heeft evenwel geen resultaat opgeleverd. Daarnaast zoekt het OM in de financiële administratie en bij de ICT diensten van het OM. Sinds de jaren 2000/2001 is men enkele malen overgestapt op een ander betalingssysteem. Dit bemoeilijkt het raadplegen van de systemen. Het College is nog in afwachting van de resultaten hiervan. Over de uitkomsten zal ik u informeren. Vraag 5: Op welke datum is precies goedkeuring gegeven door het College van procureurs-generaal aan de definitieve overeenkomst tussen het Openbaar Ministerie en de crimineel? Werden hier nog bepaalde voorwaarden aan verbonden? Antwoord op vraag 5: Het College is op 15 februari 2000 akkoord gegaan met de inhoud van de ontnemingsschikking. Deze is op 15 juni 2000 ondertekend door Cees H. en zijn raadsman. In de zomer van 2000 heeft het College van procureurs-generaal nogmaals met de ontnemingsschikking ingestemd, nadat deze nogmaals door het BOOM was bezien. De behandelend officieren van justitie, onder wie een lid van de Amsterdamse parketleiding, hebben de ontnemingsschikking blijkens hun aanbiedingsbrief op 17 augustus 2000 ondertekend. Hiermee is de ontnemingsschikking op 17 augustus 2000 definitief tot stand gekomen. De Pagina 5 van 6

volledige inhoud van de ontnemingsschikking is in de openbaarheid gekomen en was onderwerp van debat op 13 maart 2014. Vraag 8: Kunt u antwoord geven op de vraag waarom expliciet strikte geheimhouding werd afgesproken door het OM en de crimineel en dat de belastingdienst niet mocht worden geïnformeerd? Is bekend of afspraken over het niet informeren van de belastingdienst vaker werden gemaakt? Antwoord op vraag 8: Het College heeft de goedkeuring aan deze ontnemingsschikking verleend en hierover is mijn voorganger destijds door middel van het hiervoor al genoemde ambtsbericht van het College van 4 april 2002 geïnformeerd. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 4, 6 en 7 heb aangegeven, doe ik geen mededelingen over de wijze waarop het OM in concrete tot overeenkomsten komt en de overwegingen van betrokkenen hierbij. In mijn brief van 13 maart 2014 aan uw Kamer heb ik uiteengezet dat geen informatie valt te genereren over de vraag of in de jaren 1995 tot en met 2001 vaker ontnemingsschikkingen buiten of met medeweten van de belastingdienst zijn getroffen. De systemen van het OM zijn niet ingericht op het genereren van dergelijke informatie. Vraag 9: Kunt u uitsluiten of hierdoor, met medewerking van het Nederlandse OM, ten onrechte geen belasting is afgedragen en er aldus is bijgedragen aan belastingontduiking of belastingontwijking? Zo nee, bent u bereid hier nader onderzoek naar te laten verrichten om de vraag te beantwoorden of wetten en regels zijn overtreden? Zo nee, waarom niet? Antwoord op vraag 9: Over bedragen die ter ontneming worden voldaan, en dus ook over het bedrag van fl. 750.000,- van deze specifieke ontnemingsschikking, behoefde geen belasting te worden betaald. Er is dus geen sprake van belastingontduiking of belastingontwijking. Ik heb vastgesteld dat het OM heeft gehandeld binnen de toen geldende wet- en regelgeving. Voor het overige had het OM geen taak met betrekking tot belastingheffing over het resterende bedrag. De Staatssecretaris van Financiën heeft tijdens het debat van 13 maart 2014 opgemerkt dat van het resterende bedrag niet kan worden vastgesteld of er sprake was van zwart geld. Hij heeft daar toen aan toegevoegd dat niet is na te gaan of deze persoon een binnenlands belastingplichtige was en zo ja, of over het resterende bedrag ooit belasting is geheven. Pagina 6 van 6