p1735 Terneuzen, 10/12/17 Viering HA Thema: Maria s aanvaarding Liturgie Votum en groet LB 442 : 1,2 Op U, mijn Heiland blijf ik hopen Schuldbelijdenis (op pag. 674 GK) Psalm 134 : 1,2 Genadeverkondiging (op pag. 675 GK) Psalm 134 : 3 Gebed om verlichting door de Heilige Geest (op pag. 679 GK) Schriftlezing: Lucas 1,26-56 Opwekking 461 Mijn Jezus, mijn Redder Preek over Lucas 1,38a Maria s aanvaarding Gezang 47 : 1,2,3 GK Mijn ziel verheft Gods eer Dankzegging en voorbede Presentatie van catechesegroep C Collecte Sela Aan uw tafel ter inleiding Viering van het avondmaal we gebruiken formulier 3 LB 381 : 1,2 Genadig Heer, die al mijn zwakheid kent na het deel over het Verwachten LB 381 : 3 na het gebed 1 Samuël 2,1-2 en LB 381 : 4 na de eerste tafel 1 Samuël 2,6-8a en LB 381 : 5 na de tweede tafel Dankzegging (1) en (2) uit formulier 4 en LB 381 : 6 na de laatste tafel Zegen Gemeente van de Heer Jezus Christus, Eén van de dingen die we bij het avondmaal doen is dat we brood en wijn uit de hand van God aannemen, het aanvaarden. Je neemt het brood in handen. En hetzelfde doe je met de beker: die neem je in handen. Door Pieter Dinus Kuiper is daar prachtig woorden aan gegeven in het lied dat we vaak zingen rond de avondmaalsviering: en neem de beker, die Gij zelf mij boodt, hoe komt Gij met uw goedheid mij nabij; berg me in uw liefde, Heer, en zegen mij (LB 381 : 5). Als er ergens een moment is dat we leven van Gods genade, van zijn onverdiende goedheid dan is het wel bij het avondmaal, misschien wel het meest als je de hand uitsteekt naar het brood en de beker.
2 Maar hoe doe je dat dat leven van genade? Hoe doe je dat Gods goedheid aanvaarden? Wat kan er toch veel aan verzet in een mens verborgen zitten. Of anders aan boosheid of onbegrip. Boosheid over wat God jou aandoet. Of over wat mensen jou aandoen. Onbegrip over wat God jou te dragen geeft. Of over de last die mensen je bezorgen. Verlegenheid om God jou misschien tegenvalt. Of ander misschien wel omdat jij God tegenvalt. Of omdat je het zo weinig laat zien aan anderen: hoe goed God is. Hoe kom je tot aanvaarding? Dan is het heerlijk te letten op Maria. Maria een jonge vrouw. Wij zouden haar misschien nog een meisje noemen, want ze zal niet veel meer dan zo n jaar of 15 geweest zijn. Dat was in die tijd anders dan bij ons de huwbare leeftijd. Maria die in de stad Nazaret dat wonderlijke bezoek krijgt; Bezoek van Gods voornaamste hemelboodschapper Gabriël die haar begroet met die meer dan bekend geworden woorden Ave Maria. En let er dan eens op wat deze ontmoeting doet met Maria. Hoe zij komt tot aanvaarding. Dat gebeurt in vijf stappen die ik kort met u langs wil gaan. De eerste stap is de stap is die van de schrik. Ze schrok hevig Groot is haar verwarring. Zoals je dat kunt zijn als er iets gebeurt waar je geen rekening mee had gehouden. En bij Maria is het méér dan verwarring het is ook nog eens angst. Angst voor wat dit te betekenen kan hebben. Zoals ooit een Manoach (de vader van Simson) en zijn vrouw doodsbang waren toen ze te horen hadden gekregen van de komst van hun zoon die een begin zou maken met de bevrijding van Israël. Doodsbang waren ze: We hebben God gezien. Dat wordt onze dood (Richt. 13,22). Zo is ook de ontmoeting van Maria met de engel Gabriël er één om bang van te worden. Oog in oog met God is er geen schijn van kans dat je het levend redt. Tenzij Tenzij er sprake is van overgave aan God. Wij staan vandaag oog in oog met God. en neem de beker, die Gij zelf mij boodt. Geen mens kan voor God bestaan Geen mens. Tenzij Tenzij we ons geven aan God, ons gewonnen geven aan wat Hij ons te vertellen heeft.
3 Dat brengt ons bij de tweede stap in de aanvaarding van Maria. Ze luistert naar de boodschap die God voor haar heeft: ze zal een Zoon krijgen. Niet zomaar een zoon. Nee, dit is de beloofde Zoon, de Zoon van de Allerhoogste. Nog nauwelijks van de schrik bekomen bekruipt haar de verbazing. Verbazing: zij zwanger? Maar ze is nog nooit met een man naar bed geweest? Hoe zal dat dan gebeuren? zo luidt haar vraag (vs. 34). Een vraag. Prachtig dat er een vraag klinkt. Niet een uitroep: help, dat kan niet! Niet een oordeel: doe mij die schande niet aan. Een vraag. Een vraag die getuigt van verbazing. Opvallend dat haar verbazing kennelijk heel anders is dan de verbazing (misschien moet ik wel zeggen: het ongeloof) van Zacharias, de man van Maria s familielid Elisabeth. Als hij (Zacharias) te horen krijgt dat zijn vrouw op haar oude dag zwanger zal worden, dan reageert hij daarom met: hoe kan ik weten of dat waar is (Luc. 1,18). Dat is nauwelijks een vraag. Het is meer een uiting van gebrek aan vertrouwen. Het gevolg van die vraag is dat hij tot het moment van de geboorte van de beloofde zoon moet zwijgen. Bij Maria is dat anders. Haar vraag wordt niet bestraft maar beantwoord: de Heilige Geest zal over je komen (vs. 35). Het is een even indrukwekkend als verborgen antwoord over een even indrukwekkende als verborgen manier waarop alles zich voltrekt: door God zelf. Verbazingwekkend hoe God werkt. Verbazingwekkend hoe Maria aan haar verbazing woorden geeft. Vol verbazing leert ze de weg te aanvaarden die God haar wijst. Wat Maria dan doet dat is de derde stap in haar proces van aanvaarding is dat ze zich bereid verklaart om God te dienen. De Heer wil ik dienen (vs. 38). Wat zit er een kracht in die woorden De Heer dienen. Dat is doen wat de Heer van je vraagt. De Heer dienen. Dat is niet alleen bij Hem blijven als het leuk is. Dat is ook bij Hem blijven als het niet zo leuk is. En reken er op dat heel die zwangerschap die de engel aankondigt ook kanten heeft die helemaal niet leuk zijn. Mensen zullen er schande over spreken. En hoe moet ze dit aan Jozef uitleggen? En wat als ze straks van hem hoort dat hij van plan is om in stilte van haar te scheiden, zoals Matteüs ons vertelt (1,19)? En wat als ze straks vanwege haar kind op de vlucht moet naar Egypte vanwege kindermoordenaar Herodes (Mat. 1,13). Om nog maar te zwijgen van de pijn die haar door de ziel zal gaan als ze straks haar kind aan het kruis ziet hangen? De Heer wil ik dienen. Als je dat kan zeggen
4 Dan ga je ook op weg met God. Dat is wat Maria betreft de vierde stap. Haar is verteld dat ook Elisabeth zwanger is. Of Maria in opdracht van Gabriël (en dus in opdracht van God) die reis onderneemt weten we niet. Het staat er niet bij. Maar dat ze gaat dat getuigt van geloof. Niemand zal kunnen zeggen dat het kind dat komt verwekt is door een man, of dat nou Jozef is of iemand anders van wie gezegd zou kunnen worden dat Maria er vreemd mee is gegaan. Het kind dat komt is verwekt zonder toedoen van een man zoals er staat in onze belijdenis (art. 18 NGB). Niemand zal dat kunnen ontkennen, hoe vaak dat overigens (vooral later) ook is geprobeerd (cf. Berkhof). Om alle schijn daarvan te vermijden verblijft Maria in de tijd dat ze zwanger raakte in te heilige omgeving, bij Zacharias en Elisabet in huis. Hoe heilig dit is blijkt bij aankomst van Maria bij de zwangere Elisabet. Als die laatste de groet van Maria hoort, dan springt het kind op in haar schoot; ze werd vervuld van de heilige Geest (vs. 41). En dan klinkt ook dat is de vijfde en tevens laatste stap van aanvaarding dat bekende lied, het Magnificat, zoals het wel genoemd wordt naar de eerste woorden ervan: Mijn ziel prijst en looft de Heer. Het eindigt op dit moment en in deze levensfase van Maria met lof. De lof in de aanvaarding van wat God geeft. ** Heerlijk die God te kennen. De God die je aanvaarding leert. Aanvaarding in de weg van schrik. In de weg van verbazing en verwondering. In de weg van dienstbaarheid. In de weg van het gaan met God. In de weg van de lof op God. Misschien vraag je wel af waar je zelf zit op die weg van aanvaarding. Of misschien nog iets verder terug: hoe je zelf kunt komen tot aanvaarding. Aanvaarding van wat jou is overkomen. Aanvaarding van wat jou is aangedaan. Aanvaarding van dat waar jij boos over bent. Aanvaarding Misschien mag ik het van die vijf stappen die we ontdekt hebben in het proces van aanvaarding terugbrengen naar twee vragen die ik overigens ontleen aan het prachtige boekje Kerstboodschap van Tim Keller (pag. 92). Dat gaat over het aanvaarden van Christus. Over het overgeven van je leven aan Hem en het doen wat Hij van je verlangt. Dat gaat dus in de setting van vandaag over de manier waarop je op een eerlijke manier je hand mag uitstrekken naar het brood en nemen van de beker die Gij zelf mij boodt.
5 De ene vraag is of je bereid bent alles te doen wat de Bijbel duidelijk zegt dat je moet doen, of je dat nou fijn vindt of niet. Je neemt het brood straks aan. Brood dat leven is. Dat is fijn. Maar dat brood is ook gebroken voor jou. Als je het gebroken brood aanneemt, dan neem je ook het lijden aan. Laat die vraag maar eens doorklinken voorafgaand aan de viering van deze morgen, maar ook na afloop: of je bereid bent alles te doen wat de Bijbel van je vraagt, of je dat nou fijn vindt of niet. En de tweede vraag is of je bereid bent om God te vertrouwen in alles wat Hij op je weg brengt, of het nou begrijpt of niet. Er zijn dingen die je diep gelukkig kunnen maken. Dank God ervoor en aanvaard het uit zijn hand. Maar er zijn ook dingen die je boos, bezorgd, verdrietig, kwaad, gefrustreerd, teleurgesteld kunnen maken. Durf je die ook uit handen van God te aanvaarden? Vandaar die tweede vraag: of je bereid bent God te vertrouwen in alles wat Hij op je weg brengt, of je het nou begrijpt of niet. Als je deze twee vragen bevestigend kunt beantwoorden dan zeg je vanuit je hart: De Heer wil ik dienen. Dan mag je er verbaasd en verwonderd over zijn, dat de Heer jou, zwak en zondig mens, aan zijn tafel wil ontvangen. Dan zeg je ja tegen Hem. En je aanvaardt het brood en de beker met jouw hand uit zijn hand. En je zingt het met Maria uit: Mijn ziel verheft Gods eer. Amen.