David rouwt om Absalom. Wie vroeg aan Joab om koning David te mogen berichten van de dood van Absalom? 2 Samuel 18:19 19 Toen zei Ahimaäz, de zoon van Zadok: Laat mij toch rennen en de koning de boodschap brengen dat de HEERE hem recht gedaan heeft en hem verlost heeft uit de hand van zijn vijanden.
Wat was het antwoord van Joab aan Ahimaäz? 2 Samuel 18:20 20 Maar Joab zei tegen hem: U mag op deze dag geen boodschapper zijn, maar op een andere dag mag u de boodschap brengen. Vandaag mag u de boodschap niet brengen, omdat de zoon van de koning dood is.
Wie kreeg van Joab de opdracht om koning David te informeren over het verloop van de strijd? 2 Samuel 18:21 21 Joab zei tegen de Cusjiet: Ga, zeg tegen de koning wat u gezien hebt. De Cusjiet boog zich voor Joab en rende weg.
Wie vroeg nogmaals aan Joab om koning David te berichten van de dood van Absalom? 2 Samuel 18:22-23 22 Maar Ahimaäz, de zoon van Zadok, zei opnieuw tegen Joab: Hoe het ook zij, laat mij de Cusjiet toch achterna rennen. Joab zei: Waarom zou ú dan toch gaan rennen, mijn zoon, terwijl u toch geen passende boodschap hebt? 23 Hoe het ook zij, zei hij, laat mij gaan rennen. Toen zei hij tegen hem: Rennen! En Ahimaäz rende weg langs de weg door de vlakte en haalde de Cusjiet in.
Waar bevond koning David zich toen de eerste boodschapper de stad naderde? 2 Samuel 18:24-25 24 David zat tussen de twee poortdeuren en de wachter ging het dak op van de poort bij de muur. Hij sloeg zijn ogen op, keek, en zie, er kwam een man aanrennen, alleen. 25 Toen riep de wachter en vertelde het aan de koning, en de koning zei: Als hij alleen is, heeft hij een boodschap te vertellen. En hij kwam gaandeweg dichterbij.
Wat zag de wachter nog meer en wat was de reactie van koning David? 2 Samuel 18:26 26 Toen zag de wachter een andere man aan komen rennen en de wachter riep naar de poortwachter en zei: Zie, er komt nog een man alleen aanrennen. Toen zei de koning: Dat is ook een boodschapper.
Wat voor boodschap verwachtte David? 2 Samuel 18:27 27 Verder zei de wachter: Ik zie aan het rennen van de eerste dat het de manier van rennen van Ahimaäz is, de zoon van Zadok. Toen zei de koning: Dat is een goed man en hij komt met een goede boodschap.
Welke boodschap bracht Ahimaäz? 2 Samuel 18:28 28 Ahimaäz riep de koning toe en zei: Vrede! Hij boog zich voor de koning met zijn gezicht ter aarde, en zei: Geloofd zij de HEERE, uw God, Die de mannen die hun hand tegen mijn heer de koning ophieven, aan u heeft overgeleverd.
Wat was voor David belangrijker en hoe ontweek Ahimaäz de vraag van David? 2 Samuel 18:29 29 Toen zei de koning: Is het goed met de jongen, met Absalom? Ahimaäz zei: Ik zag een grote menigte, toen Joab de dienaar van de koning, en mij, uw dienaar, wegstuurde, maar ik weet niet wat het was.
Wie kwam er daarna aanrennen en wat zei de tweede boodschapper tegen koning David? 2 Samuel 18:31 31 En zie, de Cusjiet kwam; en de Cusjiet zei: Aan mijn heer de koning wordt de boodschap gebracht dat de HEERE u vandaag recht heeft gedaan, en u verlost heeft uit de hand van allen die tegen u in opstand waren gekomen.
Welke gerichte vraag stelde koning David aan de tweede boodschapper? Toen zei de 32 koning tegen de Cusjiet: Is het goed met de jongen, met Absalom? 2 Samuel 19:32, eerste deel
Welk antwoord gaf deze boodschapper en hoe kwam deze boodschap bij koning David aan? 2 Samuel 18:32, tweede deel en 33 En de Cusjiet zei: Mogen de vijanden van mijn heer de koning en allen die tegen u in opstand komen om u kwaad te doen, worden als die jongen. 33 Toen sidderde de koning. Hij ging naar het bovenvertrek van de poort en huilde. Al gaande zei hij dit: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, was ík maar in jouw plaats gestorven, Absalom, mijn zoon, mijn zoon!
Welke profetie trof met de dood van Absalom voor de derde maal de diepste gevoelens van koning David? Zie 2 Samuel 12:5,6 "Hij moet het viervoudig vergoeden!" Dit vonnis had David onwetend over zichzelf uitgesproken, toen hij luisterde naar het verhaal van de profeet Nathan. Naar dit oordeel werd hij ook gestraft. Vier van zijn zonen moesten sterven en de dood van elk van hen zou het gevolg zijn van de zonde van hun vader.
Wie was boos op de koning en hoe werd dit verwijt verwoord? Zie 2 Samuel 19:1-8 Joab was verontwaardigd. God had alle reden gegeven om dankbaar en blij te zijn; de grootste opstand die Israël ooit gekend had, was de kop ingedrukt; en toch werd deze grote overwinning veranderd in een weeklagen over hem wiens misdaad het leven van duizenden dappere mannen had gekost. Nu dan, sta op, ga naar buiten en spreek tot het hart van uw knechten. David zag in dat zijn aanvoerder gelijk had, en ging naar beneden naar de poort, waar hij met lovende woorden zijn dappere krijgslieden begroette toen ze hem voorbijgingen.