Brussel, 11 mei 2005 051105_advies_derde_waarborgbesluit Advies Ontwerp van besluit betreffende bepaalde procedurele aspecten van de waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen die hinder ondervinden als gevolg van openbare werken ( het Derde Waarborgbesluit )
Inhoud Inhoud... 2 1. Inleiding... 3 2. Krachtlijnen van het advies... 4 3. Advies... 4 3.1. Algemene bedenkingen... 4 3.2. Artikelsgewijze bespreking... 7 2
1. Inleiding De Raad werd op 6 april 2005 om advies gevraagd over het ontwerpbesluit van de Vlaamse regering betreffende bepaalde procedurele aspecten van de waarborgregeling voor kleine en middelgrote ondernemingen die hinder ondervinden als gevolg van openbare werken, kortweg het Derde Waarborgbesluit genoemd. Het betreft een normale adviesprocedure, hetgeen impliceert dat het advies binnen een termijn van een maand dient verleend te worden. Na een grondige evaluatie werd de waarborgregeling en het beheer ervan door het decreet van 6 februari 2004 op een nieuwe leest geschoeid. Het decretaal kader van de nieuwe waarborgregeling wordt nader uitgewerkt in de uitvoeringsbesluiten van 6 februari 2004 (het Eerste Waarborgbesluit) en 18 februari 2005 (het Tweede Waarborgbesluit). De thans voorliggende adviesvraag heeft betrekking op het Derde Waarborgbesluit dat specifieke uitvoeringsmaatregelen voorziet van het Waarborgdecreet ten aanzien van kleine en middelgrote ondernemingen die hinder ondervinden als gevolg van openbare werken. KMO s en in het bijzonder KMO-handelszaken kunnen immers als gevolg van openbare werken ernstige hinder ondervinden, hetgeen nefast kan zijn voor de financiële slagkracht en de bedrijfsvoering van deze ondernemingen. Aangezien de meeste financiële instellingen wegens gebrek aan voldoende zakelijke zekerheden weigerachtig staan tegenover kredietaanvragen van KMO s om het aldus aangetaste bedrijfskapitaal opnieuw te versterken, voorziet het Derde Waarborgbesluit een tegemoetkoming vanwege de overheid. Een KMO wordt verondersteld hinder te ondervinden van openbare werken als zij in haar laatste kwartaal een omzetverlies van minstens 30 % heeft geleden in vergelijking met het gemiddelde van de laatste vier kwartalen (of in geval van een starter : het aantal kwartalen waarin de KMO reeds actief is) ten gevolge van openbare werken in de nabijheid van haar exploitatiezetel en dat omzetverlies kan niet redelijkerwijs worden toegeschreven aan andere oorzaken dan de openbare werken. Het Derde Waarborgbesluit is grotendeels gebaseerd op de inhoud van het Tweede Waarborgbesluit, met dien verstande dat de regeling van het Derde Waarborgbesluit is toegespitst op KMO s met een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest die hinder ondervinden van openbare werken. Benevens de definiëring van de doelgroep hebben de opvallendste afwijkingen betrekking op : Het doel van het krediet. De waarborgregeling is enkel van toepassing op financieringsovereenkomsten die dienen ter financiering van het bedrijfskapitaal of ter financiering van lopende korte termijn schulden. 3
Minimale zekerheden verbonden aan het krediet. In tegenstelling tot het Tweede Waarborgbesluit kan een waarborghouder een blanco krediet verschaffen, d.w.z. dat er geen minimale of zakelijke zekerheden vanwege de KMO worden vereist. De premiebetaling door de waarborghouder. Er is geen premie verschuldigd door de waarborghouder voor de geregistreerde financieringsovereenkomst. Het te waarborgen bedrag. Het plafond van de te waarborgen verbintenis(sen) bedraagt 500.000. Hierop worden geen uitzonderingen meer voorzien. In het advies formuleert de Raad eerst een aantal algemene bedenkingen om vervolgens enkele artikelsgewijze bemerkingen te plaatsen bij het ontwerpbesluit. 2. Krachtlijnen van het advies De Raad vindt het positief dat er een waarborgregeling wordt voorzien voor KMO s die tengevolge van hinder door openbare werken geconfronteerd worden met een sterke omzetdaling. Gelet op het feit dat er zowel op federaal als op Vlaams niveau nog andere gelijkaardige steunmaatregelen in de pipeline zitten, wil de Raad waarschuwen voor administratieve overbelasting in hoofde van de KMO s. Wat de Vlaamse regelgevende initiatieven betreft, dringt de Raad daarom aan op coördinatie en afstemming inzake de definities, de bewijslast en de procedures en een duidelijke afbakening van de doelgroep. Naast een curatieve aanpak van de problematiek is er volgens de Raad in de eerste plaats nood aan een proactief beleid dat erop gericht is de duur van de openbare werken en bijgevolg van de hinder te beperken voor bedrijven en omwonenden. Aanknopingspunten hiervoor kunnen gevonden worden in de resolutie van het Vlaamse Parlement en in de knowhow die verzameld wordt in een op te richten Minder-Hinder Platform, waarin alle actoren die betrokken of deskundig zijn inzake werken op openbare domeinen, zitting hebben. De Raad onderstreept de urgentie om de voorgestelde regeling in te voeren en dringt bij de Vlaamse regering aan op een snelle operationalisering. 3. Advies 3.1. Algemene bedenkingen De Raad vindt het positief dat er maatregelen worden getroffen ten aanzien van KMO s die in de problemen komen tengevolge van openbare werken. Door de moeilijke bereikbaarheid van 4
de handelszaak omwille van openbare werken, dreigen de KMO s immers klanten te verliezen hetgeen een ernstige omzetdaling tot gevolg kan hebben met alle gevolgen vandien voor de financiële slagkracht en de continuïteit van de onderneming. De mogelijkheid die in het ontwerpbesluit wordt voorzien om een overbruggingskrediet aan te gaan dat voor 75 % door de Vlaamse overheid kan worden gedekt, betekent voor de getroffen KMO s een belangrijke reddingsboei. Niettemin wenst de Raad twee algemene bedenkingen te formuleren. Vooreerst wijst de Raad erop dat er momenteel drie regelingen voorliggen die voorzien in een tegemoetkoming voor KMO s die hinder ondervinden door openbare werken : Het wetsvoorstel De Decker betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen voor hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein : een inkomenscompensatievergoeding voor micro-ondernemingen die minder dan 10 werknemers tewerkstellen en die hun zaak gedurende minstens 14 dagen sluiten. De voornaamste activiteit van de onderneming bestaat in de rechtstreekse verkoop van producten of het verlenen van diensten aan verbruikers of kleine gebruikers, waarvoor persoonlijk en direct contact met de klanten is vereist dat in normale omstandigheden plaatsvindt in een gebouwde inrichting waarvan de toegang uitgeeft op het openbaar domein. Er wordt een minimumvergoeding bepaald vergelijkbaar aan het bedrag uitgekeerd aan werknemers die tijdelijk werkloos worden. Het Derde Waarborgbesluit : gewestwaarborg (maximum 75 % van het kredietbedrag) ter dekking van kredieten toegestaan door banken met het oog op de wedersamenstelling van het bedrijfskapitaal. Het voorstel van decreet van de heer Ludwig Caluwé houdende toekenning van een rentetoelage voor ondernemingen die lijden onder de verstoorde bereikbaarheid tengevolge van hinder door openbare werken : door het toekennen van een rentetoelage voor aangegane kredieten bij een erkende kredietinstelling wordt voor de ondernemers de terugbetaling van de lening verlicht. De hoogte van de rentetoelage wordt beperkt, enerzijds door 80 % van de totale rentekosten te financieren en anderzijds door de tegemoetkoming te begrenzen tot 4 % van het geleende bedrag. De Raad wijst erop dat elk van de voornoemde regelingen een specifieke doelgroep viseert en een specifieke procedure voorziet voor het aanvragen en bekomen van de voorziene tegemoetkoming. De Raad is van oordeel dat de inhoudelijke regeling van de steunmechanismen overzichtelijk moet blijven en dat de diverse procedures niet tot een administratieve overbelasting in hoofde van de KMO s mogen leiden. In het bijzonder wat de Vlaamse regelgevende initiatieven betreft, pleit de Raad daarom voor coördinatie tussen de betrokken initiatieven en 5
afstemming tussen de gehanteerde definities, de opgelegde bewijslast inzake hinder en de te volgen procedures en een duidelijke afbakening van de doelgroep. Een tweede algemene bedenking die de Raad wil ventileren, is dat er niet enkel curatief moet geageerd worden door het voorzien van een aantal steunmechanismen maar dat in de eerste plaats in een proactieve aanpak moet voorzien worden die erop gericht is de hinder en schade bij openbare werken zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken door de duur ervan te begrenzen. In verband hiermee verwijst de Raad naar de resolutie van het Vlaams Parlement van 2 april 2003 betreffende een code voor de beperking van de hinder bij openbare werken, waarin een aantal aanknopingspunten worden aangereikt voor concrete maatregelen terzake. In deze resolutie wordt ervoor gepleit om in dergelijke code ondermeer aandacht te besteden aan : a) b) de bereikbaarheid van de omwonenden, met speciale aandacht voor handelszaken en zelfstandige ondernemingen; c) het beperken van de hinder door de duur van de werkzaamheden tot een minimum te beperken, met incentives voor snellere uitvoering en boetes voor vertraagde uitvoering; d) e) de aanbestedingsprocedure, waarin de uitvoeringstermijn een belangrijk criterium moet zijn; f) een strikte voortgangsbewaking en een streng toezicht op de werkzaamheden, zowel voor de kwaliteit als voor de timing; g) een strikte coördinatie tussen verschillende opdrachtgevers op eenzelfde weg of in een beperkte regio; h) een tijdige en adequate communicatie naar de omwonenden en de gebruikers; i) overleg tussen aannemer(s) en omwonenden om creatieve oplossingen uit te werken voor specifieke (bereikbaarheids)problemen; j) de kwetsbare groep van handelszaken en zelfstandige ondernemingen.. De Raad is van mening dat deze aandachtspunten mede de grondslag kunnen vormen voor een proactief beleid bij openbare werken. Een complementaire input kan volgens de Raad uitgaan van een Minder-Hinder Platform, dat alle actoren verenigt die betrokken zijn of deskundig zijn inzake werken op openbare domeinen. In dit platform wordt de benodigde knowhow verzameld en wordt overleg gepleegd en communicatie gevoerd over best practices bijvoorbeeld inzake promotie-acties voor ondernemingen, de fasering, afstemming en coördinatie van de werken, maatregelen om de werf toegankelijk en proper te houden, het woonwerkverkeer, bestekken voor aannemers waarin efficiëntie en timing een belangrijk criterium vormen, de keuze van technieken enz. De Raad dringt er bij de Vlaamse overheid op aan om op basis van de resolutie van het Vlaams Parlement en de best practices van het Minder- Hinder Platform over te gaan tot de uitwerking van een reeks van ondersteunende maatregelen bij openbare werkzaamheden. 6
3.2. Artikelsgewijze bespreking Enkel de artikelen die volgens de Raad commentaar behoeven, worden hier vermeld. Artikel 1, 13 Artikel 1, 13 definieert het begrip hinder ondervinden als gevolg van openbare werken. Hiervoor dient de KMO in haar laatste kwartaal een omzetdaling geleden te hebben van minstens 30 % in vergelijking met het gemiddelde van de laatste vier kwartalen tengevolge van openbare werken. Het omzetverlies kan bovendien niet redelijkerwijs worden toegeschreven aan andere oorzaken dan die van de openbare werken. Hier stelt zich de vraag naar de bewijslast van het oorzakelijk verband tussen de openbare werken en het geleden omzetverlies. Zoals hierboven aangegeven, dringt de Raad aan op coördinatie en afstemming wat de definities, de bewijslast en de procedures van de Vlaamse regelgevende initiatieven betreft. Artikel 25, 3 Artikel 25 regelt het hoger beroep tegen een geheel of ten dele ongunstige beslissing over een afroep. Artikel 25, 3 bevat een onduidelijkheid wat de termijn betreft binnen dewelke de minister namens de Vlaamse regering bij het Waarborgbeheer NV een verzoek moet indienen om haar opmerkingen aangaande de grieven en argumenten van de waarborghouder over te maken. In artikel 25, 3 is er sprake van onverwijld. De Raad dringt erop aan deze vage omschrijving te verduidelijken omdat de verdere timing van de procedure afhankelijk is van de termijn binnen dewelke de minister zijn of haar verzoek via aangetekende brief aan het Waarborgbeheer zal richten. 7